Etaamb.openjustice.be
Meertalige weergave van Arrest van --
← Terug naar "Uittreksel uit arrest nr. 38/2013 van 14 maart 2013 Rolnummer : 5380 In zake : de prejudiciële vraag over de artikelen 40bis, § 2, eerste lid, 2°, en 40ter van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het v Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters M. Bossuyt en R. Henneuse, en de rechter(...)"
Uittreksel uit arrest nr. 38/2013 van 14 maart 2013 Rolnummer : 5380 In zake : de prejudiciële vraag over de artikelen 40bis, § 2, eerste lid, 2°, en 40ter van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het v Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters M. Bossuyt en R. Henneuse, en de rechter(...) Uittreksel uit arrest nr. 38/2013 van 14 maart 2013 Rolnummer : 5380 In zake : de prejudiciële vraag over de artikelen 40bis, § 2, eerste lid, 2°, en 40ter van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het v Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters M. Bossuyt en R. Henneuse, en de rechter(...)
GRONDWETTELIJK HOF GRONDWETTELIJK HOF
Uittreksel uit arrest nr. 38/2013 van 14 maart 2013 Uittreksel uit arrest nr. 38/2013 van 14 maart 2013
Rolnummer : 5380 Rolnummer : 5380
In zake : de prejudiciële vraag over de artikelen 40bis, § 2, eerste In zake : de prejudiciële vraag over de artikelen 40bis, § 2, eerste
lid, 2°, en 40ter van de wet van 15 december 1980 betreffende de lid, 2°, en 40ter van de wet van 15 december 1980 betreffende de
toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de
verwijdering van vreemdelingen, zoals vervangen bij de artikelen 8 en verwijdering van vreemdelingen, zoals vervangen bij de artikelen 8 en
9 van de wet van 8 juli 2011, gesteld door de Raad voor 9 van de wet van 8 juli 2011, gesteld door de Raad voor
Vreemdelingenbetwistingen. Vreemdelingenbetwistingen.
Het Grondwettelijk Hof, Het Grondwettelijk Hof,
samengesteld uit de voorzitters M. Bossuyt en R. Henneuse, en de samengesteld uit de voorzitters M. Bossuyt en R. Henneuse, en de
rechters E. De Groot, L. Lavrysen, A. Alen, J.-P. Snappe, J.-P. rechters E. De Groot, L. Lavrysen, A. Alen, J.-P. Snappe, J.-P.
Moerman, E. Derycke, J. Spreutels, T. Merckx-Van Goey, P. Nihoul en F. Moerman, E. Derycke, J. Spreutels, T. Merckx-Van Goey, P. Nihoul en F.
Daoût, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder Daoût, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder
voorzitterschap van voorzitter M. Bossuyt, voorzitterschap van voorzitter M. Bossuyt,
wijst na beraad het volgende arrest : wijst na beraad het volgende arrest :
I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging
Bij arrest van 29 maart 2012 in zake Anjela Mkhoyan tegen de Belgische Bij arrest van 29 maart 2012 in zake Anjela Mkhoyan tegen de Belgische
Staat, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 12 Staat, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 12
april 2012, heeft de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen de volgende april 2012, heeft de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen de volgende
prejudiciële vraag gesteld : prejudiciële vraag gesteld :
« Schenden de artikelen 40bis, § 2, 2°, van de Vreemdelingenwet juncto « Schenden de artikelen 40bis, § 2, 2°, van de Vreemdelingenwet juncto
40ter van de Vreemdelingenwet de artikelen 10, 11 en 191 van de 40ter van de Vreemdelingenwet de artikelen 10, 11 en 191 van de
Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met artikel 8 EVRM, doordat Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met artikel 8 EVRM, doordat
zij voor vreemdelingen die een geregistreerd partnerschap hebben zij voor vreemdelingen die een geregistreerd partnerschap hebben
aangegaan met een Belgische onderdaan en met name een verklaring van aangegaan met een Belgische onderdaan en met name een verklaring van
wettelijke samenwoonst hebben afgelegd conform het gestelde in artikel wettelijke samenwoonst hebben afgelegd conform het gestelde in artikel
1476, § 1, van het B.W., een bijkomende bewijslast opleggen inzake het 1476, § 1, van het B.W., een bijkomende bewijslast opleggen inzake het
aantonen van een duurzame en stabiele relatie, die het aantonen van aantonen van een duurzame en stabiele relatie, die het aantonen van
een relationele duurtijd kan omvatten, teneinde beschouwd te worden een relationele duurtijd kan omvatten, teneinde beschouwd te worden
als een familielid van een Belgische onderdaan, daar waar dergelijke als een familielid van een Belgische onderdaan, daar waar dergelijke
bewijslast niet bestaat voor vreemdelingen die gehuwd zijn met bewijslast niet bestaat voor vreemdelingen die gehuwd zijn met
Belgische onderdanen ? ». Belgische onderdanen ? ».
(...) (...)
III. In rechte III. In rechte
(...) (...)
B.1.1. Luidens artikel 40bis, § 4, van de wet van 15 december 1980 B.1.1. Luidens artikel 40bis, § 4, van de wet van 15 december 1980
betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging
en de verwijdering van vreemdelingen hebben de in paragraaf 2 van en de verwijdering van vreemdelingen hebben de in paragraaf 2 van
hetzelfde artikel bedoelde familieleden van een burger van de Unie hetzelfde artikel bedoelde familieleden van een burger van de Unie
onder bepaalde voorwaarden het recht om de in artikel 40, § 4, eerste onder bepaalde voorwaarden het recht om de in artikel 40, § 4, eerste
lid, 1°, 2° en 3°, van diezelfde wet bedoelde burger van de Unie te lid, 1°, 2° en 3°, van diezelfde wet bedoelde burger van de Unie te
begeleiden of zich bij hem te voegen voor een periode van meer dan begeleiden of zich bij hem te voegen voor een periode van meer dan
drie maanden. drie maanden.
B.1.2. Artikel 40bis, § 2, van de wet van 15 december 1980, zoals B.1.2. Artikel 40bis, § 2, van de wet van 15 december 1980, zoals
vervangen bij artikel 8 van de wet van 8 juli 2011 tot wijziging van vervangen bij artikel 8 van de wet van 8 juli 2011 tot wijziging van
de wet van 15 december 1980, bepaalt wie als familielid van een burger de wet van 15 december 1980, bepaalt wie als familielid van een burger
van de Unie wordt beschouwd. Die bepaling luidt : van de Unie wordt beschouwd. Die bepaling luidt :
« Als familielid van de burger van de Unie worden beschouwd : « Als familielid van de burger van de Unie worden beschouwd :
1° de echtgenoot of de vreemdeling waarmee een geregistreerd 1° de echtgenoot of de vreemdeling waarmee een geregistreerd
partnerschap werd gesloten dat beschouwd wordt als zijnde partnerschap werd gesloten dat beschouwd wordt als zijnde
gelijkwaardig met het huwelijk in België, die hem begeleidt of zich gelijkwaardig met het huwelijk in België, die hem begeleidt of zich
bij hem voegt; bij hem voegt;
2° de partner, die hem begeleidt of zich bij hem voegt, met wie de 2° de partner, die hem begeleidt of zich bij hem voegt, met wie de
burger van de Unie overeenkomstig een wet een geregistreerd burger van de Unie overeenkomstig een wet een geregistreerd
partnerschap heeft gesloten. partnerschap heeft gesloten.
De partners moeten aan de volgende voorwaarden voldoen : De partners moeten aan de volgende voorwaarden voldoen :
a) bewijzen een naar behoren geattesteerde duurzame en stabiele a) bewijzen een naar behoren geattesteerde duurzame en stabiele
partnerrelatie te onderhouden. partnerrelatie te onderhouden.
Het duurzaam en stabiel karakter van deze relatie is aangetoond : Het duurzaam en stabiel karakter van deze relatie is aangetoond :
- indien de partners bewijzen gedurende minstens één jaar, voorafgaand - indien de partners bewijzen gedurende minstens één jaar, voorafgaand
aan de aanvraag, onafgebroken in België of een ander land te hebben aan de aanvraag, onafgebroken in België of een ander land te hebben
samengewoond; samengewoond;
- ofwel indien de partners bewijzen dat zij elkaar sedert ten minste - ofwel indien de partners bewijzen dat zij elkaar sedert ten minste
twee jaar, voorafgaand aan de aanvraag, kennen en het bewijs leveren twee jaar, voorafgaand aan de aanvraag, kennen en het bewijs leveren
dat zij regelmatig, telefonisch, via briefwisseling of elektronische dat zij regelmatig, telefonisch, via briefwisseling of elektronische
berichten met elkaar contact onderhielden en dat zij elkaar in de twee berichten met elkaar contact onderhielden en dat zij elkaar in de twee
jaar voorafgaand aan de aanvraag drie maal ontmoet hebben en dat deze jaar voorafgaand aan de aanvraag drie maal ontmoet hebben en dat deze
ontmoetingen in totaal 45 of meer dagen betreffen; ontmoetingen in totaal 45 of meer dagen betreffen;
- ofwel indien de partners een gemeenschappelijk kind hebben; - ofwel indien de partners een gemeenschappelijk kind hebben;
b) met elkaar komen samenleven; b) met elkaar komen samenleven;
c) beiden ouder zijn dan eenentwintig jaar; c) beiden ouder zijn dan eenentwintig jaar;
d) ongehuwd zijn en geen duurzame en stabiele partnerrelatie hebben d) ongehuwd zijn en geen duurzame en stabiele partnerrelatie hebben
met een andere persoon; met een andere persoon;
e) geen personen zijn bedoeld in artikelen 161 tot 163 van het e) geen personen zijn bedoeld in artikelen 161 tot 163 van het
Burgerlijk Wetboek; Burgerlijk Wetboek;
f) ten aanzien van geen van beiden een beslissing werd genomen op f) ten aanzien van geen van beiden een beslissing werd genomen op
grond van artikel 167 van het Burgerlijk Wetboek en dit voor zover de grond van artikel 167 van het Burgerlijk Wetboek en dit voor zover de
beslissing kracht van gewijsde heeft verkregen. beslissing kracht van gewijsde heeft verkregen.
3° de bloedverwanten in neergaande lijn alsmede die van de echtgenoot 3° de bloedverwanten in neergaande lijn alsmede die van de echtgenoot
of partner als bedoeld onder 1° of 2°, beneden de leeftijd van of partner als bedoeld onder 1° of 2°, beneden de leeftijd van
eenentwintig jaar of die te hunnen laste zijn, die hen begeleiden of eenentwintig jaar of die te hunnen laste zijn, die hen begeleiden of
zich bij hen voegen, voor zover de vreemdeling die vervoegd wordt, zich bij hen voegen, voor zover de vreemdeling die vervoegd wordt,
zijn echtgenoot of de bedoelde geregistreerde partner over het recht zijn echtgenoot of de bedoelde geregistreerde partner over het recht
van bewaring beschikt en, indien het recht van bewaring wordt gedeeld, van bewaring beschikt en, indien het recht van bewaring wordt gedeeld,
op voorwaarde dat de andere houder van het recht van bewaring zijn op voorwaarde dat de andere houder van het recht van bewaring zijn
toestemming heeft gegeven; toestemming heeft gegeven;
4° de bloedverwanten in opgaande lijn, alsmede die van de echtgenoot 4° de bloedverwanten in opgaande lijn, alsmede die van de echtgenoot
of partner als bedoeld onder 1° of 2°, die te hunnen laste zijn, die of partner als bedoeld onder 1° of 2°, die te hunnen laste zijn, die
hen begeleiden of zich bij hen voegen. hen begeleiden of zich bij hen voegen.
De Koning bepaalt, bij een besluit vastgesteld na overleg in de De Koning bepaalt, bij een besluit vastgesteld na overleg in de
Ministerraad, de gevallen waarbij een partnerschap dat geregistreerd Ministerraad, de gevallen waarbij een partnerschap dat geregistreerd
werd op basis van een vreemde wet, moet beschouwd worden als zijnde werd op basis van een vreemde wet, moet beschouwd worden als zijnde
gelijkwaardig met een huwelijk in België ». gelijkwaardig met een huwelijk in België ».
B.1.3. Artikel 40ter van de wet van 15 december 1980, zoals vervangen B.1.3. Artikel 40ter van de wet van 15 december 1980, zoals vervangen
bij artikel 9 van de wet van 8 juli 2011, bepaalt dat het voorgaande bij artikel 9 van de wet van 8 juli 2011, bepaalt dat het voorgaande
ook geldt voor familieleden van een Belg. Die bepaling luidt : ook geldt voor familieleden van een Belg. Die bepaling luidt :
« De bepalingen van dit hoofdstuk zijn van toepassing op de « De bepalingen van dit hoofdstuk zijn van toepassing op de
familieleden van een Belg, voor zover het betreft : familieleden van een Belg, voor zover het betreft :
- de familieleden vermeld in artikel 40bis, § 2, eerste lid, 1° tot - de familieleden vermeld in artikel 40bis, § 2, eerste lid, 1° tot
3°, die de Belg begeleiden of zich bij hem voegen; 3°, die de Belg begeleiden of zich bij hem voegen;
- de familieleden vermeld in artikel 40bis, § 2, eerste lid, 4° die de - de familieleden vermeld in artikel 40bis, § 2, eerste lid, 4° die de
ouders zijn van een minderjarige Belg, die hun identiteit aantonen met ouders zijn van een minderjarige Belg, die hun identiteit aantonen met
een identiteitsdocument. en die de Belg begeleiden of zich bij hem een identiteitsdocument. en die de Belg begeleiden of zich bij hem
voegen. voegen.
Voor wat betreft de in artikel 40bis, § 2, eerste lid, 1° tot 3° Voor wat betreft de in artikel 40bis, § 2, eerste lid, 1° tot 3°
bedoelde familieleden moet de Belgische onderdaan aantonen : bedoelde familieleden moet de Belgische onderdaan aantonen :
- dat hij over stabiele, toereikende en regelmatige bestaansmiddelen - dat hij over stabiele, toereikende en regelmatige bestaansmiddelen
beschikt. Aan die voorwaarde wordt geacht voldaan te zijn indien de beschikt. Aan die voorwaarde wordt geacht voldaan te zijn indien de
bestaansmiddelen ten minste gelijk zijn aan honderd twintig procent bestaansmiddelen ten minste gelijk zijn aan honderd twintig procent
van het bedrag bedoeld in artikel 14, § 1, 3° van de wet van 26 mei van het bedrag bedoeld in artikel 14, § 1, 3° van de wet van 26 mei
2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratie. Bij het 2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratie. Bij het
beoordelen van deze bestaansmiddelen : beoordelen van deze bestaansmiddelen :
1° wordt rekening gehouden met hun aard en regelmatigheid; 1° wordt rekening gehouden met hun aard en regelmatigheid;
2° worden de middelen verkregen uit de aanvullende bijstandsstelsels, 2° worden de middelen verkregen uit de aanvullende bijstandsstelsels,
met name het leefloon en de aanvullende gezinsbijslagen, alsook de met name het leefloon en de aanvullende gezinsbijslagen, alsook de
financiële maatschappelijke dienstverlening en de gezinsbijslagen niet financiële maatschappelijke dienstverlening en de gezinsbijslagen niet
in aanmerking genomen; in aanmerking genomen;
3° worden de wachtuitkering en de overbruggingsuitkering niet in 3° worden de wachtuitkering en de overbruggingsuitkering niet in
aanmerking genomen en wordt de werkloosheidsuitkering enkel in aanmerking genomen en wordt de werkloosheidsuitkering enkel in
aanmerking genomen voor zover de betrokken echtgenoot of partner kan aanmerking genomen voor zover de betrokken echtgenoot of partner kan
bewijzen dat hij actief werk zoekt; bewijzen dat hij actief werk zoekt;
- dat hij over behoorlijke huisvesting beschikt die toelaat het - dat hij over behoorlijke huisvesting beschikt die toelaat het
familielid of de familieleden, die gevraagd heeft of hebben om zich familielid of de familieleden, die gevraagd heeft of hebben om zich
bij hem te komen voegen, te herbergen en die voldoet aan de bij hem te komen voegen, te herbergen en die voldoet aan de
voorwaarden die gesteld worden aan een onroerend goed dat wordt voorwaarden die gesteld worden aan een onroerend goed dat wordt
verhuurd als hoofdverblijfplaats zoals bepaald in het artikel 2 van verhuurd als hoofdverblijfplaats zoals bepaald in het artikel 2 van
Boek III, Titel VIII, Hoofdstuk II, Afdeling 2 van het Burgerlijk Boek III, Titel VIII, Hoofdstuk II, Afdeling 2 van het Burgerlijk
Wetboek en over een ziektekostenverzekering beschikt die de risico's Wetboek en over een ziektekostenverzekering beschikt die de risico's
in België voor hem en zijn familieleden dekt. De Koning bepaalt, bij in België voor hem en zijn familieleden dekt. De Koning bepaalt, bij
een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de wijze waarop een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de wijze waarop
de vreemdeling bewijst dat het onroerend goed voldoet aan de gestelde de vreemdeling bewijst dat het onroerend goed voldoet aan de gestelde
voorwaarden. voorwaarden.
Voor wat betreft de in artikel 40bis, § 2, eerste lid, 1° bedoelde Voor wat betreft de in artikel 40bis, § 2, eerste lid, 1° bedoelde
personen, dienen beide echtgenoten of partners ouder te zijn dan personen, dienen beide echtgenoten of partners ouder te zijn dan
eenentwintig jaar. eenentwintig jaar.
Onder de voorwaarden vermeld in artikel 42ter en artikel 42quater kan Onder de voorwaarden vermeld in artikel 42ter en artikel 42quater kan
voor het familielid van een Belg eveneens een einde worden gesteld aan voor het familielid van een Belg eveneens een einde worden gesteld aan
het verblijf wanneer niet meer is voldaan aan de in het tweede lid het verblijf wanneer niet meer is voldaan aan de in het tweede lid
vastgestelde voorwaarden ». vastgestelde voorwaarden ».
B.2. Het verwijzende rechtscollege vraagt of artikel 40bis, § 2, B.2. Het verwijzende rechtscollege vraagt of artikel 40bis, § 2,
eerste lid, 2°, van de wet van 15 december 1980, in samenhang gelezen eerste lid, 2°, van de wet van 15 december 1980, in samenhang gelezen
met artikel 40ter van diezelfde wet, bestaanbaar is met de artikelen met artikel 40ter van diezelfde wet, bestaanbaar is met de artikelen
10, 11 en 191 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met 10, 11 en 191 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met
artikel 8 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, in artikel 8 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, in
zoverre de partner met wie de burger van de Unie overeenkomstig een zoverre de partner met wie de burger van de Unie overeenkomstig een
wet een geregistreerd partnerschap heeft gesloten enkel als familielid wet een geregistreerd partnerschap heeft gesloten enkel als familielid
van de burger van de Unie wordt beschouwd wanneer de partners voldoen van de burger van de Unie wordt beschouwd wanneer de partners voldoen
aan de in die bepaling gestelde voorwaarden, terwijl die voorwaarden aan de in die bepaling gestelde voorwaarden, terwijl die voorwaarden
niet gelden voor de echtgenoot van een burger van de Unie. niet gelden voor de echtgenoot van een burger van de Unie.
B.3.1. Het Hof wordt ondervraagd over het verschil in behandeling B.3.1. Het Hof wordt ondervraagd over het verschil in behandeling
tussen, enerzijds, een vreemdeling die met een Belg een verklaring van tussen, enerzijds, een vreemdeling die met een Belg een verklaring van
wettelijke samenwoning aflegt en, anderzijds, een vreemdeling die met wettelijke samenwoning aflegt en, anderzijds, een vreemdeling die met
een Belg huwt : terwijl de personen van de eerste categorie, op grond een Belg huwt : terwijl de personen van de eerste categorie, op grond
van artikel 40bis, § 2, eerste lid, 2°, van de wet van 15 december van artikel 40bis, § 2, eerste lid, 2°, van de wet van 15 december
1980, in samenhang gelezen met artikel 40ter van diezelfde wet, enkel 1980, in samenhang gelezen met artikel 40ter van diezelfde wet, enkel
als familielid van de betrokkene worden beschouwd voor zover zij als familielid van de betrokkene worden beschouwd voor zover zij
bewijzen een naar behoren geattesteerde duurzame en stabiele bewijzen een naar behoren geattesteerde duurzame en stabiele
partnerrelatie te onderhouden, dienen de personen van de tweede partnerrelatie te onderhouden, dienen de personen van de tweede
categorie niet aan die voorwaarde te voldoen en worden ze door het categorie niet aan die voorwaarde te voldoen en worden ze door het
huwelijk als familielid van de betrokkene beschouwd. huwelijk als familielid van de betrokkene beschouwd.
B.3.2. De prejudiciële vraag betreft bijgevolg enkel de in artikel B.3.2. De prejudiciële vraag betreft bijgevolg enkel de in artikel
40bis, § 2, eerste lid, 2°, tweede lid, a), van de wet van 15 december 40bis, § 2, eerste lid, 2°, tweede lid, a), van de wet van 15 december
1980 bepaalde voorwaarde en niet de in diezelfde bepaling, litterae b) 1980 bepaalde voorwaarde en niet de in diezelfde bepaling, litterae b)
tot f) bepaalde voorwaarden. tot f) bepaalde voorwaarden.
B.4.1. Op het ogenblik van de verwijzingsbeslissing hadden de B.4.1. Op het ogenblik van de verwijzingsbeslissing hadden de
verzoekende partij voor het verwijzende rechtscollege en haar verzoekende partij voor het verwijzende rechtscollege en haar
Belgische partner een verklaring van wettelijke samenwoning afgelegd Belgische partner een verklaring van wettelijke samenwoning afgelegd
overeenkomstig artikel 1476, § 1, van het Burgerlijk Wetboek. overeenkomstig artikel 1476, § 1, van het Burgerlijk Wetboek.
B.4.2. Bij brief van 17 januari 2013 heeft de Ministerraad het Hof B.4.2. Bij brief van 17 januari 2013 heeft de Ministerraad het Hof
ervan in kennis gesteld dat de verzoekende partij voor het verwijzende ervan in kennis gesteld dat de verzoekende partij voor het verwijzende
rechtscollege op 27 juli 2012 is gehuwd met haar Belgische partner. rechtscollege op 27 juli 2012 is gehuwd met haar Belgische partner.
Hieruit vloeit voort dat de in artikel 40bis, § 2, eerste lid, 2°, Hieruit vloeit voort dat de in artikel 40bis, § 2, eerste lid, 2°,
tweede lid, a), van de wet van 15 december 1980 bepaalde voorwaarde tweede lid, a), van de wet van 15 december 1980 bepaalde voorwaarde
niet langer op haar van toepassing is. niet langer op haar van toepassing is.
B.4.3. Gelet op dat nieuwe element dient de zaak naar het verwijzende B.4.3. Gelet op dat nieuwe element dient de zaak naar het verwijzende
rechtscollege te worden teruggezonden, teneinde na te gaan of de rechtscollege te worden teruggezonden, teneinde na te gaan of de
prejudiciële vraag, gelet op hetgeen is vermeld in B.4.2, nog een prejudiciële vraag, gelet op hetgeen is vermeld in B.4.2, nog een
antwoord behoeft. antwoord behoeft.
Om die redenen, Om die redenen,
het Hof het Hof
zendt de zaak terug naar het verwijzende rechtscollege. zendt de zaak terug naar het verwijzende rechtscollege.
Aldus uitgesproken in het Nederlands en het Frans, overeenkomstig Aldus uitgesproken in het Nederlands en het Frans, overeenkomstig
artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het
Grondwettelijk Hof, op de openbare terechtzitting van 14 maart 2013. Grondwettelijk Hof, op de openbare terechtzitting van 14 maart 2013.
De griffier, De griffier,
P.-Y. Dutilleux P.-Y. Dutilleux
De voorzitter, De voorzitter,
M. Bossuyt M. Bossuyt
^