← Terug naar "Uittreksel uit arrest nr. 121/2012 van 18 oktober 2012 Rolnummer 5286 In zake : de
prejudiciële vraag betreffende artikel 7.4.1 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening , gesteld door de Rechtbank van eerste aan(...) Het Grondwettelijk Hof, samengesteld
uit de voorzitters M. Bossuyt en R. Henneuse, en de rechter(...)"
Uittreksel uit arrest nr. 121/2012 van 18 oktober 2012 Rolnummer 5286 In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 7.4.1 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening , gesteld door de Rechtbank van eerste aan(...) Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters M. Bossuyt en R. Henneuse, en de rechter(...) | Uittreksel uit arrest nr. 121/2012 van 18 oktober 2012 Rolnummer 5286 In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 7.4.1 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening , gesteld door de Rechtbank van eerste aan(...) Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters M. Bossuyt en R. Henneuse, en de rechter(...) |
---|---|
GRONDWETTELIJK HOF | GRONDWETTELIJK HOF |
Uittreksel uit arrest nr. 121/2012 van 18 oktober 2012 | Uittreksel uit arrest nr. 121/2012 van 18 oktober 2012 |
Rolnummer 5286 | Rolnummer 5286 |
In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 7.4.1 van de | In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 7.4.1 van de |
Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening (coördinatie van 15 mei 2009), | Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening (coördinatie van 15 mei 2009), |
gesteld door de Rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen. | gesteld door de Rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen. |
Het Grondwettelijk Hof, | Het Grondwettelijk Hof, |
samengesteld uit de voorzitters M. Bossuyt en R. Henneuse, en de | samengesteld uit de voorzitters M. Bossuyt en R. Henneuse, en de |
rechters E. De Groot, L. Lavrysen, J.-P. Moerman, P. Nihoul en F. | rechters E. De Groot, L. Lavrysen, J.-P. Moerman, P. Nihoul en F. |
Daoût, bijgestaan door de griffier F. Meersschaut, onder | Daoût, bijgestaan door de griffier F. Meersschaut, onder |
voorzitterschap van voorzitter M. Bossuyt, | voorzitterschap van voorzitter M. Bossuyt, |
wijst na beraad het volgende arrest : | wijst na beraad het volgende arrest : |
I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging | I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging |
Bij vonnis van 19 december 2011 in zake (1) de nv « Federale | Bij vonnis van 19 december 2011 in zake (1) de nv « Federale |
Immobiliënvennootschap van het Bouwbedrijf » (F.I.V.B.) tegen de « | Immobiliënvennootschap van het Bouwbedrijf » (F.I.V.B.) tegen de « |
Vlaamse Vervoermaatschappij - De Lijn » en (2) de nv « Imolex » tegen | Vlaamse Vervoermaatschappij - De Lijn » en (2) de nv « Imolex » tegen |
de « Vlaamse Vervoermaatschappij - De Lijn », waarvan de expeditie ter | de « Vlaamse Vervoermaatschappij - De Lijn », waarvan de expeditie ter |
griffie van het Hof is ingekomen op 9 januari 2012, heeft de Rechtbank | griffie van het Hof is ingekomen op 9 januari 2012, heeft de Rechtbank |
van eerste aanleg te Antwerpen de volgende prejudiciële vraag gesteld | van eerste aanleg te Antwerpen de volgende prejudiciële vraag gesteld |
: | : |
« Schendt artikel 7.4.1 VCRO de grondwettelijke beginselen van | « Schendt artikel 7.4.1 VCRO de grondwettelijke beginselen van |
niet-discriminatie en gelijkheid in de zin van artikel 10 en 11 van de | niet-discriminatie en gelijkheid in de zin van artikel 10 en 11 van de |
Grondwet in zoverre aan een rechtsonderhorige de mogelijkheid wordt | Grondwet in zoverre aan een rechtsonderhorige de mogelijkheid wordt |
ontnomen om zich te beroepen op de grondwettelijk gewaarborgde | ontnomen om zich te beroepen op de grondwettelijk gewaarborgde |
exceptie van onwettigheid in de zin van artikel 159 van de Grondwet | exceptie van onwettigheid in de zin van artikel 159 van de Grondwet |
ten aanzien van gewestplanvoorschriften die reeds onwettig werden | ten aanzien van gewestplanvoorschriften die reeds onwettig werden |
bevonden door de bestuursafdeling van de Raad van State wegens | bevonden door de bestuursafdeling van de Raad van State wegens |
ontstentenis van voorafgaand advies van de afdeling wetgeving van de | ontstentenis van voorafgaand advies van de afdeling wetgeving van de |
Raad van State met betrekking tot stedenbouwkundige voorschriften die | Raad van State met betrekking tot stedenbouwkundige voorschriften die |
niet gekend zijn in het inrichtingsbesluit van 28 december 1972 | niet gekend zijn in het inrichtingsbesluit van 28 december 1972 |
houdende bepaling van de reglementaire voorschriften van toepassing op | houdende bepaling van de reglementaire voorschriften van toepassing op |
de gewestplannen ? ». | de gewestplannen ? ». |
(...) | (...) |
III. In rechte | III. In rechte |
(...) | (...) |
B.1. Artikel 7.4.1 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening (hierna : | B.1. Artikel 7.4.1 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening (hierna : |
VCRO) bepaalt : | VCRO) bepaalt : |
« § 1. De besluiten van de Vlaamse Regering houdende definitieve | « § 1. De besluiten van de Vlaamse Regering houdende definitieve |
vaststelling van gewestplanwijzigingen worden geldig verklaard met | vaststelling van gewestplanwijzigingen worden geldig verklaard met |
ingang van de datum van inwerkingtreding ervan. De geldigverklaring is | ingang van de datum van inwerkingtreding ervan. De geldigverklaring is |
beperkt tot de schending van de verplichting om het advies van de | beperkt tot de schending van de verplichting om het advies van de |
afdeling Wetgeving van de Raad van State in te winnen, dan wel de | afdeling Wetgeving van de Raad van State in te winnen, dan wel de |
schending van de verplichting om de spoedbehandeling van de | schending van de verplichting om de spoedbehandeling van de |
adviesaanvraag bij de afdeling Wetgeving van de Raad van State met | adviesaanvraag bij de afdeling Wetgeving van de Raad van State met |
bijzondere redenen te omkleden. | bijzondere redenen te omkleden. |
De geldigverklaring geldt tot het tijdstip van de inwerkingtreding van | De geldigverklaring geldt tot het tijdstip van de inwerkingtreding van |
een ruimtelijk uitvoeringsplan dat, voor het gebied waarop het | een ruimtelijk uitvoeringsplan dat, voor het gebied waarop het |
betrekking heeft, het gewestplan vervangt. | betrekking heeft, het gewestplan vervangt. |
§ 2. De Vlaamse Regering is ertoe gemachtigd de besluiten houdende | § 2. De Vlaamse Regering is ertoe gemachtigd de besluiten houdende |
definitieve vaststelling van gewestplanwijzigingen die volgens een | definitieve vaststelling van gewestplanwijzigingen die volgens een |
vernietigingsarrest van de Raad van State aangetast zijn door een | vernietigingsarrest van de Raad van State aangetast zijn door een |
schending, vermeld in § 1, eerste lid, voor de toekomst ongewijzigd | schending, vermeld in § 1, eerste lid, voor de toekomst ongewijzigd |
vast te stellen voor de percelen waarop het arrest betrekking heeft ». | vast te stellen voor de percelen waarop het arrest betrekking heeft ». |
B.2. De verwijzende rechter vraagt het Hof of artikel 7.4.1 van de | B.2. De verwijzende rechter vraagt het Hof of artikel 7.4.1 van de |
VCRO bestaanbaar is met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet in | VCRO bestaanbaar is met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet in |
zoverre aan een rechtsonderhorige de mogelijkheid wordt ontnomen zich | zoverre aan een rechtsonderhorige de mogelijkheid wordt ontnomen zich |
te beroepen op artikel 159 van de Grondwet ten aanzien van | te beroepen op artikel 159 van de Grondwet ten aanzien van |
stedenbouwkundige gewestplanvoorschriften die niet voorkomen in het | stedenbouwkundige gewestplanvoorschriften die niet voorkomen in het |
koninklijk besluit van 28 december 1972 tot inrichting van de | koninklijk besluit van 28 december 1972 tot inrichting van de |
gewestplannen en die reeds onwettig werden bevonden door de afdeling | gewestplannen en die reeds onwettig werden bevonden door de afdeling |
bestuursrechtspraak van de Raad van State wegens ontstentenis van een | bestuursrechtspraak van de Raad van State wegens ontstentenis van een |
voorafgaand advies van de afdeling wetgeving van de Raad van State. | voorafgaand advies van de afdeling wetgeving van de Raad van State. |
Wat de ontvankelijkheid van de prejudiciële vraag betreft | Wat de ontvankelijkheid van de prejudiciële vraag betreft |
B.3.1. De Vlaamse Regering en de verwerende partij voor de verwijzende | B.3.1. De Vlaamse Regering en de verwerende partij voor de verwijzende |
rechter menen dat de prejudiciële vraag geen antwoord behoeft, daar | rechter menen dat de prejudiciële vraag geen antwoord behoeft, daar |
het antwoord niet dienstig is voor de oplossing van het onderliggende | het antwoord niet dienstig is voor de oplossing van het onderliggende |
bodemgeschil. | bodemgeschil. |
B.3.2. Het staat in beginsel aan de verwijzende rechter om na te gaan | B.3.2. Het staat in beginsel aan de verwijzende rechter om na te gaan |
of het nuttig is aan het Hof een prejudiciële vraag te stellen over | of het nuttig is aan het Hof een prejudiciële vraag te stellen over |
een bepaling die hij van toepassing acht op het geschil. Slechts | een bepaling die hij van toepassing acht op het geschil. Slechts |
wanneer dit klaarblijkelijk niet het geval is, kan het Hof de vraag | wanneer dit klaarblijkelijk niet het geval is, kan het Hof de vraag |
onontvankelijk verklaren. | onontvankelijk verklaren. |
B.3.3. Allereerst dient te worden vastgesteld dat de onteigende | B.3.3. Allereerst dient te worden vastgesteld dat de onteigende |
gronden van de eisende partijen zijn gelegen in een gebied opgenomen | gronden van de eisende partijen zijn gelegen in een gebied opgenomen |
in het gewestplan Antwerpen, zoals vastgesteld door het koninklijk | in het gewestplan Antwerpen, zoals vastgesteld door het koninklijk |
besluit van 3 oktober 1979 (Belgisch Staatsblad, 25 oktober 1979). | besluit van 3 oktober 1979 (Belgisch Staatsblad, 25 oktober 1979). |
Artikel 7.4.1 van de VCRO heeft evenwel enkel betrekking op besluiten | Artikel 7.4.1 van de VCRO heeft evenwel enkel betrekking op besluiten |
van de Vlaamse Regering houdende definitieve vaststelling van | van de Vlaamse Regering houdende definitieve vaststelling van |
gewestplanwijzigingen en niet op koninklijke besluiten houdende de | gewestplanwijzigingen en niet op koninklijke besluiten houdende de |
vaststelling van de gewestplannen zelf. Vervolgens blijkt uit de | vaststelling van de gewestplannen zelf. Vervolgens blijkt uit de |
aanhef van het desbetreffende koninklijk besluit dat het wel degelijk | aanhef van het desbetreffende koninklijk besluit dat het wel degelijk |
werd voorgelegd aan de afdeling wetgeving van de Raad van State, | werd voorgelegd aan de afdeling wetgeving van de Raad van State, |
terwijl de « geldigverklaring » vervat in de in het geding zijnde | terwijl de « geldigverklaring » vervat in de in het geding zijnde |
bepaling betrekking heeft op de miskenning van « de verplichting om | bepaling betrekking heeft op de miskenning van « de verplichting om |
het advies van de afdeling Wetgeving van de Raad van State in te | het advies van de afdeling Wetgeving van de Raad van State in te |
winnen, dan wel de schending van de verplichting om de | winnen, dan wel de schending van de verplichting om de |
spoedbehandeling van de adviesaanvraag bij de afdeling Wetgeving van | spoedbehandeling van de adviesaanvraag bij de afdeling Wetgeving van |
de Raad van State met bijzondere redenen te omkleden ». | de Raad van State met bijzondere redenen te omkleden ». |
Daaruit volgt dat de in het geding zijnde bepaling niet van toepassing | Daaruit volgt dat de in het geding zijnde bepaling niet van toepassing |
is op het bodemgeschil. | is op het bodemgeschil. |
B.4. De prejudiciële vraag behoeft geen antwoord. | B.4. De prejudiciële vraag behoeft geen antwoord. |
Om die redenen, | Om die redenen, |
het Hof | het Hof |
zegt voor recht : | zegt voor recht : |
De prejudiciële vraag behoeft geen antwoord. | De prejudiciële vraag behoeft geen antwoord. |
Aldus uitgesproken in het Nederlands en het Frans, overeenkomstig | Aldus uitgesproken in het Nederlands en het Frans, overeenkomstig |
artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het | artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het |
Grondwettelijk Hof, op de openbare terechtzitting van 18 oktober 2012. | Grondwettelijk Hof, op de openbare terechtzitting van 18 oktober 2012. |
De griffier, | De griffier, |
F. Meersschaut | F. Meersschaut |
De voorzitter, | De voorzitter, |
M. Bossuyt | M. Bossuyt |