← Terug naar "Uittreksel uit arrest nr. 118/2012 van 10 oktober 2012 Rolnummer 5259 In zake : de
prejudiciële vragen betreffende artikel 205, § 3, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen
1992, de wet van 19 september 1996 « houdende instemming van Het Grondwettelijk Hof, samengesteld
uit de voorzitters M. Bossuyt en R. Henneuse, en de rechter(...)"
| Uittreksel uit arrest nr. 118/2012 van 10 oktober 2012 Rolnummer 5259 In zake : de prejudiciële vragen betreffende artikel 205, § 3, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, de wet van 19 september 1996 « houdende instemming van Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters M. Bossuyt en R. Henneuse, en de rechter(...) | Uittreksel uit arrest nr. 118/2012 van 10 oktober 2012 Rolnummer 5259 In zake : de prejudiciële vragen betreffende artikel 205, § 3, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, de wet van 19 september 1996 « houdende instemming van Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters M. Bossuyt en R. Henneuse, en de rechter(...) |
|---|---|
| GRONDWETTELIJK HOF | GRONDWETTELIJK HOF |
| Uittreksel uit arrest nr. 118/2012 van 10 oktober 2012 | Uittreksel uit arrest nr. 118/2012 van 10 oktober 2012 |
| Rolnummer 5259 | Rolnummer 5259 |
| In zake : de prejudiciële vragen betreffende artikel 205, § 3, van het | In zake : de prejudiciële vragen betreffende artikel 205, § 3, van het |
| Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, de wet van 19 september 1996 | Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, de wet van 19 september 1996 |
| « houdende instemming van de Aanvullende Overeenkomst ondertekend te | « houdende instemming van de Aanvullende Overeenkomst ondertekend te |
| Brussel op 20 april 1994 tot wijziging van de Overeenkomst en tot | Brussel op 20 april 1994 tot wijziging van de Overeenkomst en tot |
| opheffing van het Protocol tussen de Republiek Korea en het Koninkrijk | opheffing van het Protocol tussen de Republiek Korea en het Koninkrijk |
| België tot vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van | België tot vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van |
| het ontgaan van belasting inzake belastingen naar het inkomen, | het ontgaan van belasting inzake belastingen naar het inkomen, |
| ondertekend te Brussel op 29 augustus 1977 » en de wet van 19 | ondertekend te Brussel op 29 augustus 1977 » en de wet van 19 |
| september 1996 « houdende goedkeuring van de Overeenkomst tussen het | september 1996 « houdende goedkeuring van de Overeenkomst tussen het |
| Koninkrijk België en de Republiek Venezuela tot het vermijden van | Koninkrijk België en de Republiek Venezuela tot het vermijden van |
| dubbele belasting en tot het voorkomen van het ontgaan van belasting | dubbele belasting en tot het voorkomen van het ontgaan van belasting |
| inzake belastingen naar het inkomen, en Protocol, ondertekend te | inzake belastingen naar het inkomen, en Protocol, ondertekend te |
| Brussel op 22 april 1993 », gesteld door het Hof van Beroep te | Brussel op 22 april 1993 », gesteld door het Hof van Beroep te |
| Antwerpen. | Antwerpen. |
| Het Grondwettelijk Hof, | Het Grondwettelijk Hof, |
| samengesteld uit de voorzitters M. Bossuyt en R. Henneuse, en de | samengesteld uit de voorzitters M. Bossuyt en R. Henneuse, en de |
| rechters L. Lavrysen, J.-P. Moerman, E. Derycke, J. Spreutels en P. | rechters L. Lavrysen, J.-P. Moerman, E. Derycke, J. Spreutels en P. |
| Nihoul, bijgestaan door de griffier F. Meersschaut, onder | Nihoul, bijgestaan door de griffier F. Meersschaut, onder |
| voorzitterschap van voorzitter M. Bossuyt, | voorzitterschap van voorzitter M. Bossuyt, |
| wijst na beraad het volgende arrest : | wijst na beraad het volgende arrest : |
| I. Onderwerp van de prejudiciële vragen en rechtspleging | I. Onderwerp van de prejudiciële vragen en rechtspleging |
| Bij arrest van 22 november 2011 in zake de nv « Agfa-Gevaert » tegen | Bij arrest van 22 november 2011 in zake de nv « Agfa-Gevaert » tegen |
| (1) de Belgische Staat, FOD Financiën, Administratie der directe | (1) de Belgische Staat, FOD Financiën, Administratie der directe |
| belastingen, minister van Financiën, en (2) de Belgische Staat, FOD | belastingen, minister van Financiën, en (2) de Belgische Staat, FOD |
| Financiën, gewestelijk directeur van de directe belastingen Antwerpen | Financiën, gewestelijk directeur van de directe belastingen Antwerpen |
| 2, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 29 | 2, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 29 |
| november 2011, heeft het Hof van Beroep te Antwerpen de volgende | november 2011, heeft het Hof van Beroep te Antwerpen de volgende |
| prejudiciële vragen gesteld : | prejudiciële vragen gesteld : |
| « 1. Schendt het artikel 205, § 3 WIB92, ingevoerd door de wet van 21 | « 1. Schendt het artikel 205, § 3 WIB92, ingevoerd door de wet van 21 |
| december 2009 de artikelen 10 en 11 van de Grondwet in de mate dat de | december 2009 de artikelen 10 en 11 van de Grondwet in de mate dat de |
| in artikel 202, § 1, 1° en 3° van voornoemd wetboek bedoelde | in artikel 202, § 1, 1° en 3° van voornoemd wetboek bedoelde |
| inkomsten, tot 95 % van hun bedrag, verleend of toegekend door een in | inkomsten, tot 95 % van hun bedrag, verleend of toegekend door een in |
| paragraaf 2, derde lid bedoelde vennootschap, niet kunnen worden | paragraaf 2, derde lid bedoelde vennootschap, niet kunnen worden |
| afgetrokken bij gebreke aan voldoende winst indien deze | afgetrokken bij gebreke aan voldoende winst indien deze |
| dochtervennootschap niet gevestigd is in een lidstaat van de Europese | dochtervennootschap niet gevestigd is in een lidstaat van de Europese |
| Unie, terwijl deze overdracht van DBI-overschotten wel toegelaten is | Unie, terwijl deze overdracht van DBI-overschotten wel toegelaten is |
| indien de voornoemde inkomsten worden uitgekeerd door een | indien de voornoemde inkomsten worden uitgekeerd door een |
| dochtervennootschap gevestigd in een lidstaat van de Europese Unie ? | dochtervennootschap gevestigd in een lidstaat van de Europese Unie ? |
| 2. Schendt het artikel 205, § 3 WIB92, samen gelezen met de artikelen | 2. Schendt het artikel 205, § 3 WIB92, samen gelezen met de artikelen |
| 63 en 64 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie | 63 en 64 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie |
| de artikelen 10 en 11 van de Grondwet in de mate dat een Belgische | de artikelen 10 en 11 van de Grondwet in de mate dat een Belgische |
| moedervennootschap die dividenden ontvangt van een dochtervennootschap | moedervennootschap die dividenden ontvangt van een dochtervennootschap |
| gevestigd in Zuid-Korea en Venezuela, waarin zij een directe | gevestigd in Zuid-Korea en Venezuela, waarin zij een directe |
| investering aanhoudt, geen recht heeft om de DBI-overschotten | investering aanhoudt, geen recht heeft om de DBI-overschotten |
| afkomstig van deze dividenden over te dragen, terwijl de | afkomstig van deze dividenden over te dragen, terwijl de |
| overdraagbaarheid van DBI-overschotten wel toelaatbaar zou zijn | overdraagbaarheid van DBI-overschotten wel toelaatbaar zou zijn |
| wanneer diezelfde Belgische moedervennootschap dividenden ontvangt van | wanneer diezelfde Belgische moedervennootschap dividenden ontvangt van |
| een dochtervennootschap gevestigd in Zuid-Korea en Venezuela, waarin | een dochtervennootschap gevestigd in Zuid-Korea en Venezuela, waarin |
| zij een indirecte investering aanhoudt ? | zij een indirecte investering aanhoudt ? |
| 3. Schendt de wet van 19 september 1996 houdende goedkeuring van de | 3. Schendt de wet van 19 september 1996 houdende goedkeuring van de |
| Aanvullende Overeenkomst van 20 april 1994 tussen het Koninkrijk | Aanvullende Overeenkomst van 20 april 1994 tussen het Koninkrijk |
| België en de Republiek Korea tot het vermijden van dubbele belasting | België en de Republiek Korea tot het vermijden van dubbele belasting |
| en tot het voorkomen van het ontgaan van belastingen met betrekking | en tot het voorkomen van het ontgaan van belastingen met betrekking |
| tot belastingen naar het inkomen, daarin vervat het artikel 22, § 2, | tot belastingen naar het inkomen, daarin vervat het artikel 22, § 2, |
| (c), de artikelen 10 en 11 van de Grondwet in zoverre deze bepalingen | (c), de artikelen 10 en 11 van de Grondwet in zoverre deze bepalingen |
| leiden tot de niet-overdracht van DBI-overschotten afkomstig van | leiden tot de niet-overdracht van DBI-overschotten afkomstig van |
| dividenden van een vennootschap gevestigd in de Republiek Korea | dividenden van een vennootschap gevestigd in de Republiek Korea |
| conform artikel 205, § 2 WIB92 juncto 77 KB/WIB92, terwijl dergelijk | conform artikel 205, § 2 WIB92 juncto 77 KB/WIB92, terwijl dergelijk |
| overdracht van DBI-overschotten van dividenden afkomstig van een | overdracht van DBI-overschotten van dividenden afkomstig van een |
| Belgische dochtervennootschap wel toelaatbaar is ? | Belgische dochtervennootschap wel toelaatbaar is ? |
| 4. Schendt de wet van 19 september 1996 houdende goedkeuring van de | 4. Schendt de wet van 19 september 1996 houdende goedkeuring van de |
| Aanvullende Overeenkomst [lees : van de Overeenkomst] van 22 april | Aanvullende Overeenkomst [lees : van de Overeenkomst] van 22 april |
| 1993 tussen het Koninkrijk België en de Republiek Venezuela tot het | 1993 tussen het Koninkrijk België en de Republiek Venezuela tot het |
| vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van het ontgaan | vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van het ontgaan |
| van belastingen met betrekking tot belastingen naar het inkomen, | van belastingen met betrekking tot belastingen naar het inkomen, |
| daarin vervat het artikel 23, § 2, c), de artikelen 10 en 11 van de | daarin vervat het artikel 23, § 2, c), de artikelen 10 en 11 van de |
| Grondwet in zoverre deze bepalingen leiden tot de niet-overdracht van | Grondwet in zoverre deze bepalingen leiden tot de niet-overdracht van |
| DBI-overschotten afkomstig van dividenden van een vennootschap | DBI-overschotten afkomstig van dividenden van een vennootschap |
| gevestigd in de Republiek Venezuela conform artikel 205, § 2 WIB92 | gevestigd in de Republiek Venezuela conform artikel 205, § 2 WIB92 |
| juncto 77 KB/WIB92, terwijl dergelijk overdracht van DBI-overschotten | juncto 77 KB/WIB92, terwijl dergelijk overdracht van DBI-overschotten |
| van dividenden afkomstig van een Belgische dochtervennootschap wel | van dividenden afkomstig van een Belgische dochtervennootschap wel |
| toelaatbaar is ? ». | toelaatbaar is ? ». |
| (...) | (...) |
| III. In rechte | III. In rechte |
| (...) | (...) |
| B.1. Krachtens artikel 202 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen | B.1. Krachtens artikel 202 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen |
| 1992 (WIB 1992) kunnen de dividenden die een vennootschap ontvangt, in | 1992 (WIB 1992) kunnen de dividenden die een vennootschap ontvangt, in |
| beginsel als definitief belaste inkomsten (DBI) van de winst van het | beginsel als definitief belaste inkomsten (DBI) van de winst van het |
| belastbare tijdperk worden afgetrokken (DBI-aftrek). | belastbare tijdperk worden afgetrokken (DBI-aftrek). |
| Het zogenaamde DBI-stelsel, zoals het is geregeld bij de artikelen 202 | Het zogenaamde DBI-stelsel, zoals het is geregeld bij de artikelen 202 |
| tot 205 van het WIB 1992, is een corrigerend mechanisme dat ertoe | tot 205 van het WIB 1992, is een corrigerend mechanisme dat ertoe |
| strekt de economische dubbele belasting van de dividenden te | strekt de economische dubbele belasting van de dividenden te |
| voorkomen. | voorkomen. |
| B.2. De prejudiciële vragen hebben betrekking op bepalingen die de | B.2. De prejudiciële vragen hebben betrekking op bepalingen die de |
| overdraagbaarheid van het DBI-overschot beperken, dat zijn de DBI die | overdraagbaarheid van het DBI-overschot beperken, dat zijn de DBI die |
| bij gebrek aan voldoende winst tijdens het belastbare tijdperk niet | bij gebrek aan voldoende winst tijdens het belastbare tijdperk niet |
| voor aftrek in aanmerking komen. Het gaat meer bepaald om artikel 205, | voor aftrek in aanmerking komen. Het gaat meer bepaald om artikel 205, |
| § 3, van het WIB 1992 en om twee wetten houdende goedkeuring van een | § 3, van het WIB 1992 en om twee wetten houdende goedkeuring van een |
| bilateraal belastingverdrag. | bilateraal belastingverdrag. |
| B.3.1. Artikel 205, § 3, van het WIB 1992, zoals ingevoegd bij artikel | B.3.1. Artikel 205, § 3, van het WIB 1992, zoals ingevoegd bij artikel |
| 8 van de wet van 21 december 2009 en vóór de wijziging bij artikel 45, | 8 van de wet van 21 december 2009 en vóór de wijziging bij artikel 45, |
| 3°, van de wet van 14 april 2011, bepaalde : | 3°, van de wet van 14 april 2011, bepaalde : |
| « De in artikel 202, § 1, 1° en 3°, bedoelde inkomsten, tot 95 pct. | « De in artikel 202, § 1, 1° en 3°, bedoelde inkomsten, tot 95 pct. |
| van hun bedrag, verleend of toegekend door een in paragraaf 2, derde | van hun bedrag, verleend of toegekend door een in paragraaf 2, derde |
| lid, bedoelde dochteronderneming gevestigd in een lidstaat van de | lid, bedoelde dochteronderneming gevestigd in een lidstaat van de |
| Europese Unie, die niet kunnen worden afgetrokken, mogen naar volgende | Europese Unie, die niet kunnen worden afgetrokken, mogen naar volgende |
| belastbare tijdperken worden overgedragen ». | belastbare tijdperken worden overgedragen ». |
| Onder « dochteronderneming » wordt verstaan de dochteronderneming | Onder « dochteronderneming » wordt verstaan de dochteronderneming |
| zoals ze werd omschreven in de richtlijn 90/435/EEG van de Raad van 23 | zoals ze werd omschreven in de richtlijn 90/435/EEG van de Raad van 23 |
| juli 1990 betreffende de gemeenschappelijke fiscale regeling voor | juli 1990 betreffende de gemeenschappelijke fiscale regeling voor |
| moedermaatschappijen en dochterondernemingen uit verschillende | moedermaatschappijen en dochterondernemingen uit verschillende |
| lidstaten. Overeenkomstig artikel 3, lid 1, onder a, van die richtlijn | lidstaten. Overeenkomstig artikel 3, lid 1, onder a, van die richtlijn |
| werd de hoedanigheid van moedermaatschappij toegekend aan iedere | werd de hoedanigheid van moedermaatschappij toegekend aan iedere |
| vennootschap van een lidstaat die aan de voorwaarden van artikel 2 van | vennootschap van een lidstaat die aan de voorwaarden van artikel 2 van |
| deze richtlijn voldoet en die een deelneming van ten minste 20 pct. | deze richtlijn voldoet en die een deelneming van ten minste 20 pct. |
| bezit in het kapitaal van een vennootschap van een andere lidstaat die | bezit in het kapitaal van een vennootschap van een andere lidstaat die |
| aan dezelfde voorwaarden voldoet. Een dochteronderneming is, | aan dezelfde voorwaarden voldoet. Een dochteronderneming is, |
| overeenkomstig artikel 3, lid 1, onder b, van dezelfde richtlijn, de | overeenkomstig artikel 3, lid 1, onder b, van dezelfde richtlijn, de |
| vennootschap in het kapitaal waarvan de voormelde deelneming wordt | vennootschap in het kapitaal waarvan de voormelde deelneming wordt |
| gehouden. | gehouden. |
| B.3.2. Artikel 205, § 3, van het WIB 1992 doet een verschil in | B.3.2. Artikel 205, § 3, van het WIB 1992 doet een verschil in |
| behandeling ontstaan tussen een vennootschap die dividenden ontvangt | behandeling ontstaan tussen een vennootschap die dividenden ontvangt |
| van een in de Europese Unie gevestigde dochteronderneming en een | van een in de Europese Unie gevestigde dochteronderneming en een |
| vennootschap die dividenden ontvangt van een buiten de Europese Unie | vennootschap die dividenden ontvangt van een buiten de Europese Unie |
| gevestigde dochteronderneming. De eerstgenoemde vennootschap kan het | gevestigde dochteronderneming. De eerstgenoemde vennootschap kan het |
| DBI-overschot overdragen naar volgende belastbare tijdperken, terwijl | DBI-overschot overdragen naar volgende belastbare tijdperken, terwijl |
| de laatstgenoemde vennootschap dat niet kan. | de laatstgenoemde vennootschap dat niet kan. |
| Dat verschil in behandeling vormt het voorwerp van de eerste | Dat verschil in behandeling vormt het voorwerp van de eerste |
| prejudiciële vraag. | prejudiciële vraag. |
| B.3.3. Dezelfde bepaling doet, in samenhang gelezen met de artikelen | B.3.3. Dezelfde bepaling doet, in samenhang gelezen met de artikelen |
| 63 en 64 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, | 63 en 64 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, |
| tevens een verschil in behandeling ontstaan tussen een vennootschap | tevens een verschil in behandeling ontstaan tussen een vennootschap |
| die dividenden ontvangt van een (buiten de Europese Unie gevestigde) | die dividenden ontvangt van een (buiten de Europese Unie gevestigde) |
| vennootschap waarin zij een directe investering aanhoudt en een | vennootschap waarin zij een directe investering aanhoudt en een |
| vennootschap die dividenden ontvangt van een (buiten de Europese Unie | vennootschap die dividenden ontvangt van een (buiten de Europese Unie |
| gevestigde) vennootschap waarin zij een indirecte investering | gevestigde) vennootschap waarin zij een indirecte investering |
| aanhoudt. De eerstgenoemde vennootschap kan het DBI-overschot niet | aanhoudt. De eerstgenoemde vennootschap kan het DBI-overschot niet |
| overdragen naar volgende belastbare tijdperken, terwijl de | overdragen naar volgende belastbare tijdperken, terwijl de |
| laatstgenoemde vennootschap dat wel zou kunnen. | laatstgenoemde vennootschap dat wel zou kunnen. |
| Dat verschil in behandeling vormt het voorwerp van de tweede | Dat verschil in behandeling vormt het voorwerp van de tweede |
| prejudiciële vraag. | prejudiciële vraag. |
| B.3.4. Aangezien de eerste en de tweede vraag dezelfde bepaling | B.3.4. Aangezien de eerste en de tweede vraag dezelfde bepaling |
| betreffen, worden zij samen onderzocht. | betreffen, worden zij samen onderzocht. |
| B.4.1. De in het geding zijnde instemmingswetten zijn (1) de wet van | B.4.1. De in het geding zijnde instemmingswetten zijn (1) de wet van |
| 19 september 1996 houdende instemming van de Aanvullende Overeenkomst | 19 september 1996 houdende instemming van de Aanvullende Overeenkomst |
| ondertekend te Brussel op 20 april 1994 tot wijziging van de | ondertekend te Brussel op 20 april 1994 tot wijziging van de |
| Overeenkomst en tot opheffing van het Protocol tussen de Republiek | Overeenkomst en tot opheffing van het Protocol tussen de Republiek |
| Korea en het Koninkrijk België tot vermijden van dubbele belasting en | Korea en het Koninkrijk België tot vermijden van dubbele belasting en |
| tot het voorkomen van het ontgaan van belasting inzake belastingen | tot het voorkomen van het ontgaan van belasting inzake belastingen |
| naar het inkomen, ondertekend te Brussel op 29 augustus 1977, en (2) | naar het inkomen, ondertekend te Brussel op 29 augustus 1977, en (2) |
| de wet van 19 september 1996 houdende goedkeuring van de Overeenkomst | de wet van 19 september 1996 houdende goedkeuring van de Overeenkomst |
| tussen het Koninkrijk België en de Republiek Venezuela tot het | tussen het Koninkrijk België en de Republiek Venezuela tot het |
| vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van het ontgaan | vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van het ontgaan |
| van belasting inzake belastingen naar het inkomen, en Protocol, | van belasting inzake belastingen naar het inkomen, en Protocol, |
| ondertekend te Brussel op 22 april 1993. | ondertekend te Brussel op 22 april 1993. |
| B.4.2. Het Hof kan een instemmingswet niet op zinvolle wijze toetsen | B.4.2. Het Hof kan een instemmingswet niet op zinvolle wijze toetsen |
| zonder de inhoud van de relevante bepalingen van de goedgekeurde | zonder de inhoud van de relevante bepalingen van de goedgekeurde |
| verdragen in zijn onderzoek te betrekken. | verdragen in zijn onderzoek te betrekken. |
| Artikel 22, § 2, c), van het eerste verdrag bepaalt : | Artikel 22, § 2, c), van het eerste verdrag bepaalt : |
| « Indien een vennootschap die inwoner is van België aandelen of delen | « Indien een vennootschap die inwoner is van België aandelen of delen |
| in eigendom bezit van een vennootschap op aandelen die inwoner is van | in eigendom bezit van een vennootschap op aandelen die inwoner is van |
| Korea, worden de dividenden die haar door de laatstbedoelde | Korea, worden de dividenden die haar door de laatstbedoelde |
| vennootschap worden betaald, in België vrijgesteld van de | vennootschap worden betaald, in België vrijgesteld van de |
| vennootschapsbelasting op de voorwaarden en binnen de grenzen die in | vennootschapsbelasting op de voorwaarden en binnen de grenzen die in |
| de Belgische wetgeving zijn bepaald ». | de Belgische wetgeving zijn bepaald ». |
| Artikel 23, § 2, c), van het tweede verdrag bepaalt : | Artikel 23, § 2, c), van het tweede verdrag bepaalt : |
| « Dividenden verkregen door een vennootschap die inwoner is van België | « Dividenden verkregen door een vennootschap die inwoner is van België |
| van een vennootschap die inwoner is van Venezuela, en die in Venezuela | van een vennootschap die inwoner is van Venezuela, en die in Venezuela |
| ingevolge artikel 10, paragraaf 2, mogen worden belast, worden in | ingevolge artikel 10, paragraaf 2, mogen worden belast, worden in |
| België vrijgesteld van de vennootschapsbelasting op de voorwaarden en | België vrijgesteld van de vennootschapsbelasting op de voorwaarden en |
| binnen de grenzen die in de Belgische wetgeving zijn bepaald ». | binnen de grenzen die in de Belgische wetgeving zijn bepaald ». |
| B.4.3. Die bepalingen doen, doordat zij refereren aan de voorwaarden | B.4.3. Die bepalingen doen, doordat zij refereren aan de voorwaarden |
| die in de Belgische wetgeving zijn bepaald, een verschil in | die in de Belgische wetgeving zijn bepaald, een verschil in |
| behandeling ontstaan tussen een vennootschap die dividenden ontvangt | behandeling ontstaan tussen een vennootschap die dividenden ontvangt |
| van een in de Republiek Korea of Venezuela gevestigde | van een in de Republiek Korea of Venezuela gevestigde |
| dochteronderneming en een vennootschap die dividenden ontvangt van een | dochteronderneming en een vennootschap die dividenden ontvangt van een |
| in België gevestigde dochteronderneming. De eerstgenoemde vennootschap | in België gevestigde dochteronderneming. De eerstgenoemde vennootschap |
| kan het DBI-overschot niet overdragen naar volgende belastbare | kan het DBI-overschot niet overdragen naar volgende belastbare |
| tijdperken, terwijl de laatstgenoemde vennootschap dat wel kan. | tijdperken, terwijl de laatstgenoemde vennootschap dat wel kan. |
| Dat verschil in behandeling vormt het voorwerp van de derde en vierde | Dat verschil in behandeling vormt het voorwerp van de derde en vierde |
| prejudiciële vraag. Aangezien die vragen soortgelijke bepalingen | prejudiciële vraag. Aangezien die vragen soortgelijke bepalingen |
| betreffen, worden zij samen onderzocht. | betreffen, worden zij samen onderzocht. |
| Ten aanzien van de eerste en de tweede prejudiciële vraag | Ten aanzien van de eerste en de tweede prejudiciële vraag |
| B.5.1. Bij wet van 21 december 2009 werd aan artikel 205 van het WIB | B.5.1. Bij wet van 21 december 2009 werd aan artikel 205 van het WIB |
| 1992 een derde paragraaf toegevoegd om het DBI-stelsel in | 1992 een derde paragraaf toegevoegd om het DBI-stelsel in |
| overeenstemming te brengen met de richtlijn 90/435/EEG van de Raad van | overeenstemming te brengen met de richtlijn 90/435/EEG van de Raad van |
| 23 juli 1990 betreffende de gemeenschappelijke fiscale regeling voor | 23 juli 1990 betreffende de gemeenschappelijke fiscale regeling voor |
| moedermaatschappijen en dochterondernemingen uit verschillende | moedermaatschappijen en dochterondernemingen uit verschillende |
| lidstaten. | lidstaten. |
| Die richtlijn beoogde de hergroeperingen van vennootschappen uit | Die richtlijn beoogde de hergroeperingen van vennootschappen uit |
| verschillende lidstaten te bevorderen, inzonderheid door de fiscale | verschillende lidstaten te bevorderen, inzonderheid door de fiscale |
| nadelen op te heffen die groepen van vennootschappen uit verschillende | nadelen op te heffen die groepen van vennootschappen uit verschillende |
| lidstaten ondervinden ten opzichte van groepen van vennootschappen uit | lidstaten ondervinden ten opzichte van groepen van vennootschappen uit |
| dezelfde lidstaat. | dezelfde lidstaat. |
| B.5.2. Artikel 4 van de voormelde richtlijn bepaalde : | B.5.2. Artikel 4 van de voormelde richtlijn bepaalde : |
| « 1. Wanneer een moedermaatschappij als deelgerechtigde van haar | « 1. Wanneer een moedermaatschappij als deelgerechtigde van haar |
| dochteronderneming uitgekeerde winst ontvangt, anders dan bij de | dochteronderneming uitgekeerde winst ontvangt, anders dan bij de |
| liquidatie van de dochteronderneming, moet de lidstaat van de | liquidatie van de dochteronderneming, moet de lidstaat van de |
| moedermaatschappij : | moedermaatschappij : |
| - of wel zich onthouden van het belasten van deze winst; | - of wel zich onthouden van het belasten van deze winst; |
| - of wel de winst belasten, maar in dat geval de moedermaatschappij | - of wel de winst belasten, maar in dat geval de moedermaatschappij |
| toestaan dat gedeelte van de belasting van de dochteronderneming dat | toestaan dat gedeelte van de belasting van de dochteronderneming dat |
| op deze winst betrekking heeft van haar eigen belasting af te trekken | op deze winst betrekking heeft van haar eigen belasting af te trekken |
| en, in voorkomend geval, het bedrag dat, ingevolge de | en, in voorkomend geval, het bedrag dat, ingevolge de |
| uitzonderingsbepalingen van artikel 5, door de lidstaat waar de | uitzonderingsbepalingen van artikel 5, door de lidstaat waar de |
| dochteronderneming gevestigd is aan de bron is ingehouden, zulks | dochteronderneming gevestigd is aan de bron is ingehouden, zulks |
| binnen de grenzen van het bedrag van de overeenstemmende nationale | binnen de grenzen van het bedrag van de overeenstemmende nationale |
| belasting. | belasting. |
| 2. Iedere lidstaat blijft evenwel bevoegd om te bepalen dat lasten die | 2. Iedere lidstaat blijft evenwel bevoegd om te bepalen dat lasten die |
| betrekking hebben op de deelneming en waardeverminderingen die | betrekking hebben op de deelneming en waardeverminderingen die |
| voortvloeien uit de uitkering van de winst van de dochteronderneming, | voortvloeien uit de uitkering van de winst van de dochteronderneming, |
| niet aftrekbaar zijn van de belastbare winst van de | niet aftrekbaar zijn van de belastbare winst van de |
| moedermaatschappij. Indien in dit geval de kosten van beheer met | moedermaatschappij. Indien in dit geval de kosten van beheer met |
| betrekking tot de deelneming forfaitair worden vastgesteld, mag het | betrekking tot de deelneming forfaitair worden vastgesteld, mag het |
| forfaitaire bedrag niet meer dan 5 % bedragen van de door de | forfaitaire bedrag niet meer dan 5 % bedragen van de door de |
| dochteronderneming uitgekeerde winst. | dochteronderneming uitgekeerde winst. |
| [...] ». | [...] ». |
| B.5.3. De voormelde richtlijn is in het Belgisch recht omgezet bij wet | B.5.3. De voormelde richtlijn is in het Belgisch recht omgezet bij wet |
| van 23 oktober 1991, waarbij het bestaande DBI-stelsel werd gewijzigd | van 23 oktober 1991, waarbij het bestaande DBI-stelsel werd gewijzigd |
| en het bedrag van de ontvangen dividenden dat van de | en het bedrag van de ontvangen dividenden dat van de |
| belastinggrondslag van de moedervennootschap kan worden afgetrokken, | belastinggrondslag van de moedervennootschap kan worden afgetrokken, |
| is vastgesteld op 95 percent. | is vastgesteld op 95 percent. |
| Hoewel de voormelde richtlijn daar niet toe verplichtte, heeft de | Hoewel de voormelde richtlijn daar niet toe verplichtte, heeft de |
| wetgever de DBI-aftrek niet beperkt tot de dividenden ontvangen van | wetgever de DBI-aftrek niet beperkt tot de dividenden ontvangen van |
| een in de Europese Unie gevestigde dochteronderneming. Tijdens de | een in de Europese Unie gevestigde dochteronderneming. Tijdens de |
| parlementaire voorbereiding werd gepreciseerd dat « de maatregelen | parlementaire voorbereiding werd gepreciseerd dat « de maatregelen |
| inzake D.B.I. ter voorkoming van dubbele belastingen [...] zowel voor | inzake D.B.I. ter voorkoming van dubbele belastingen [...] zowel voor |
| binnenlandse als voor grensoverschrijdende - zowel in de E.E.G. als | binnenlandse als voor grensoverschrijdende - zowel in de E.E.G. als |
| daarbuiten - dividendenoverdrachten [gelden] » (Parl. St., Senaat, | daarbuiten - dividendenoverdrachten [gelden] » (Parl. St., Senaat, |
| 1991-1992, nr. 1454/2, p. 3). | 1991-1992, nr. 1454/2, p. 3). |
| De wetgever heeft, eveneens ongeacht de oorsprong van de dividenden, | De wetgever heeft, eveneens ongeacht de oorsprong van de dividenden, |
| de overdraagbaarheid van het DBI-overschot naar volgende belastbare | de overdraagbaarheid van het DBI-overschot naar volgende belastbare |
| tijdperken uitgesloten. Op die manier werden dividenden enkel | tijdperken uitgesloten. Op die manier werden dividenden enkel |
| vrijgesteld van belasting wanneer er andere belastbare winst aanwezig | vrijgesteld van belasting wanneer er andere belastbare winst aanwezig |
| is en werd de belastingvrijstelling van dividenden in werkelijkheid | is en werd de belastingvrijstelling van dividenden in werkelijkheid |
| afhankelijk gemaakt van een voorwaarde die niet in de richtlijn is | afhankelijk gemaakt van een voorwaarde die niet in de richtlijn is |
| voorzien. | voorzien. |
| B.5.4. In het arrest Cobelfret van 12 februari 2009 (C-138/07) heeft | B.5.4. In het arrest Cobelfret van 12 februari 2009 (C-138/07) heeft |
| het Hof van Justitie die laatstgenoemde voorwaarde afgewezen. Meer | het Hof van Justitie die laatstgenoemde voorwaarde afgewezen. Meer |
| bepaald heeft het Hof voor recht verklaard dat artikel 4, lid 1, | bepaald heeft het Hof voor recht verklaard dat artikel 4, lid 1, |
| eerste streepje, van richtlijn 90/435/EEG aldus moet worden uitgelegd | eerste streepje, van richtlijn 90/435/EEG aldus moet worden uitgelegd |
| « dat het zich verzet tegen een wettelijke regeling van een lidstaat | « dat het zich verzet tegen een wettelijke regeling van een lidstaat |
| [...], die bepaalt dat de door een moedermaatschappij ontvangen | [...], die bepaalt dat de door een moedermaatschappij ontvangen |
| dividenden in de belastbare basis van deze vennootschap worden | dividenden in de belastbare basis van deze vennootschap worden |
| opgenomen en daarna ten belope van 95 % daarvan worden afgetrokken | opgenomen en daarna ten belope van 95 % daarvan worden afgetrokken |
| voor zover er voor het betrokken belastbare tijdperk na aftrek van de | voor zover er voor het betrokken belastbare tijdperk na aftrek van de |
| andere vrijgestelde winsten een positief winstsaldo overblijft ». | andere vrijgestelde winsten een positief winstsaldo overblijft ». |
| Om aan dat arrest tegemoet te komen, heeft artikel 8 van de wet van 21 | Om aan dat arrest tegemoet te komen, heeft artikel 8 van de wet van 21 |
| december 2009 de in het geding zijnde bepaling ingevoerd, die toestaat | december 2009 de in het geding zijnde bepaling ingevoerd, die toestaat |
| dat het DBI-overschot naar de volgende belastbare tijdperken wordt | dat het DBI-overschot naar de volgende belastbare tijdperken wordt |
| overgedragen indien de betrokken dividenden afkomstig zijn van een in | overgedragen indien de betrokken dividenden afkomstig zijn van een in |
| de Europese Unie gevestigde dochteronderneming. | de Europese Unie gevestigde dochteronderneming. |
| Bij artikel 45, 3°, van de wet van 14 april 2011 heeft de wetgever het | Bij artikel 45, 3°, van de wet van 14 april 2011 heeft de wetgever het |
| toepassingsgebied van de in het geding zijnde bepaling uitgebreid tot | toepassingsgebied van de in het geding zijnde bepaling uitgebreid tot |
| de dividenden afkomstig van een in de Europese Economische Ruimte | de dividenden afkomstig van een in de Europese Economische Ruimte |
| gevestigde dochteronderneming. Die wetswijziging is evenwel niet van | gevestigde dochteronderneming. Die wetswijziging is evenwel niet van |
| belang voor het antwoord op de prejudiciële vragen. | belang voor het antwoord op de prejudiciële vragen. |
| B.5.5. Het Hof van Justitie heeft de gevolgen van het arrest Cobelfret | B.5.5. Het Hof van Justitie heeft de gevolgen van het arrest Cobelfret |
| niet beperkt in de tijd. In dat verband zij eraan herinnerd dat de | niet beperkt in de tijd. In dat verband zij eraan herinnerd dat de |
| uitlegging die het Hof van Justitie krachtens de bij artikel 267 van | uitlegging die het Hof van Justitie krachtens de bij artikel 267 van |
| het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie aan dat Hof | het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie aan dat Hof |
| verleende bevoegdheid geeft aan een voorschrift van Unierecht, de | verleende bevoegdheid geeft aan een voorschrift van Unierecht, de |
| betekenis en de strekking van dat voorschrift zoals het sedert het | betekenis en de strekking van dat voorschrift zoals het sedert het |
| tijdstip van de inwerkingtreding ervan moet of had moeten worden | tijdstip van de inwerkingtreding ervan moet of had moeten worden |
| verstaan en toegepast, verklaart en preciseert. | verstaan en toegepast, verklaart en preciseert. |
| Hieruit volgt dat het aldus uitgelegde voorschrift door de rechter ook | Hieruit volgt dat het aldus uitgelegde voorschrift door de rechter ook |
| kan en moet worden toegepast op rechtsbetrekkingen die zijn ontstaan | kan en moet worden toegepast op rechtsbetrekkingen die zijn ontstaan |
| en tot stand gekomen vóór het arrest waarbij op het verzoek om | en tot stand gekomen vóór het arrest waarbij op het verzoek om |
| uitlegging is beslist, indien voor het overige is voldaan aan de | uitlegging is beslist, indien voor het overige is voldaan aan de |
| voorwaarden waaronder een geschil over de toepassing van dat | voorwaarden waaronder een geschil over de toepassing van dat |
| voorschrift voor de bevoegde rechter kan worden gebracht (HvJ, grote | voorschrift voor de bevoegde rechter kan worden gebracht (HvJ, grote |
| kamer, 6 maart 2007, Meilicke, C-292/04, punt 34). | kamer, 6 maart 2007, Meilicke, C-292/04, punt 34). |
| B.5.6. In een beschikking van 4 juni 2009 (C-439/07 en C-499/07) heeft | B.5.6. In een beschikking van 4 juni 2009 (C-439/07 en C-499/07) heeft |
| het Hof van Justitie gepreciseerd dat, indien volgens de nationale | het Hof van Justitie gepreciseerd dat, indien volgens de nationale |
| regeling van een lidstaat dividenden afkomstig van een in een derde | regeling van een lidstaat dividenden afkomstig van een in een derde |
| land gevestigde vennootschap minder gunstig worden behandeld dan | land gevestigde vennootschap minder gunstig worden behandeld dan |
| dividenden afkomstig van een vennootschap met zetel in deze lidstaat, | dividenden afkomstig van een vennootschap met zetel in deze lidstaat, |
| de nationale rechter, in het licht van het voorwerp van de nationale | de nationale rechter, in het licht van het voorwerp van de nationale |
| regeling en rekening houdend met de feiten van de bij hem aanhangige | regeling en rekening houdend met de feiten van de bij hem aanhangige |
| zaak, moet onderzoeken of artikel 56 EG (thans artikel 63 van het | zaak, moet onderzoeken of artikel 56 EG (thans artikel 63 van het |
| Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie) van toepassing is | Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie) van toepassing is |
| en, in voorkomend geval, of het zich verzet tegen dit verschil in | en, in voorkomend geval, of het zich verzet tegen dit verschil in |
| behandeling. | behandeling. |
| De voormelde beschikking steunt op de volgende redengeving : | De voormelde beschikking steunt op de volgende redengeving : |
| « 65 Artikel 56, lid 1, EG heeft het kapitaalverkeer tussen de | « 65 Artikel 56, lid 1, EG heeft het kapitaalverkeer tussen de |
| lidstaten onderling en tussen de lidstaten en derde landen | lidstaten onderling en tussen de lidstaten en derde landen |
| geliberaliseerd. Daartoe bepaalt het dat in het kader van het | geliberaliseerd. Daartoe bepaalt het dat in het kader van het |
| hoofdstuk van het EG-verdrag ' Kapitaal en betalingsverkeer ' alle | hoofdstuk van het EG-verdrag ' Kapitaal en betalingsverkeer ' alle |
| beperkingen van het kapitaalverkeer tussen de lidstaten onderling en | beperkingen van het kapitaalverkeer tussen de lidstaten onderling en |
| tussen de lidstaten en derde landen verboden zijn (arrest van 14 | tussen de lidstaten en derde landen verboden zijn (arrest van 14 |
| december 1995, Sanz de Lera e.a., C-163/94, C-165/94 en C-250/94, | december 1995, Sanz de Lera e.a., C-163/94, C-165/94 en C-250/94, |
| Jurispr. blz. I-4821, punt 19; arresten Van Hilten-Van der Heijden, | Jurispr. blz. I-4821, punt 19; arresten Van Hilten-Van der Heijden, |
| reeds aangehaald, punt 37, en A, reeds aangehaald, punt 20, en | reeds aangehaald, punt 37, en A, reeds aangehaald, punt 20, en |
| beschikking Test Claimants in the CFC and Dividend Group Litigation, | beschikking Test Claimants in the CFC and Dividend Group Litigation, |
| reeds aangehaald, punt 90). | reeds aangehaald, punt 90). |
| 66 Bovendien heeft het Hof reeds geoordeeld dat, wat het | 66 Bovendien heeft het Hof reeds geoordeeld dat, wat het |
| kapitaalverkeer tussen de lidstaten en derde landen betreft, artikel | kapitaalverkeer tussen de lidstaten en derde landen betreft, artikel |
| 56, lid 1, EG junctis de artikelen 57 EG en 58 EG, voor de nationale | 56, lid 1, EG junctis de artikelen 57 EG en 58 EG, voor de nationale |
| rechter kan worden ingeroepen en tot gevolg kan hebben dat de daarmee | rechter kan worden ingeroepen en tot gevolg kan hebben dat de daarmee |
| strijdige nationale bepalingen buiten toepassing worden gelaten, | strijdige nationale bepalingen buiten toepassing worden gelaten, |
| ongeacht om welke categorie van kapitaalverkeer het gaat (arrest A, | ongeacht om welke categorie van kapitaalverkeer het gaat (arrest A, |
| reeds aangehaald, punt 27, en beschikking Test Claimants in the CFC | reeds aangehaald, punt 27, en beschikking Test Claimants in the CFC |
| and Dividend Group Litigation, reeds aangehaald, punt 91). | and Dividend Group Litigation, reeds aangehaald, punt 91). |
| 67 Indien volgens de nationale regeling dividenden afkomstig van een | 67 Indien volgens de nationale regeling dividenden afkomstig van een |
| in een derde land gevestigde vennootschap minder gunstig worden | in een derde land gevestigde vennootschap minder gunstig worden |
| behandeld dan dividenden afkomstig van een vennootschap met zetel in | behandeld dan dividenden afkomstig van een vennootschap met zetel in |
| België, is het de taak van de nationale rechter om vooraf te | België, is het de taak van de nationale rechter om vooraf te |
| onderzoeken of artikel 56 EG van toepassing is. | onderzoeken of artikel 56 EG van toepassing is. |
| 68 In dit verband zij eraan herinnerd dat met betrekking tot de vraag | 68 In dit verband zij eraan herinnerd dat met betrekking tot de vraag |
| of een nationale wettelijke regeling onder de ene of de andere | of een nationale wettelijke regeling onder de ene of de andere |
| vrijheid van verkeer valt, uit ondertussen vaste rechtspraak blijkt | vrijheid van verkeer valt, uit ondertussen vaste rechtspraak blijkt |
| dat rekening dient te worden gehouden met het voorwerp van de | dat rekening dient te worden gehouden met het voorwerp van de |
| wettelijke regeling in kwestie (zie arrest van 24 mei 2007, Holböck, | wettelijke regeling in kwestie (zie arrest van 24 mei 2007, Holböck, |
| C-157/05, Jurispr. blz. I-4051, punt 22 en aldaar aangehaalde | C-157/05, Jurispr. blz. I-4051, punt 22 en aldaar aangehaalde |
| rechtspraak). | rechtspraak). |
| 69 Het Hof heeft eveneens geoordeeld dat een nationale wettelijke | 69 Het Hof heeft eveneens geoordeeld dat een nationale wettelijke |
| regeling waarvan de toepassing niet afhankelijk is van de omvang van | regeling waarvan de toepassing niet afhankelijk is van de omvang van |
| de deelneming die de ontvangende vennootschap in de uitkerende | de deelneming die de ontvangende vennootschap in de uitkerende |
| vennootschap heeft, zowel onder artikel 43 EG betreffende de vrijheid | vennootschap heeft, zowel onder artikel 43 EG betreffende de vrijheid |
| van vestiging als onder artikel 56 EG betreffende het vrije verkeer | van vestiging als onder artikel 56 EG betreffende het vrije verkeer |
| van kapitaal kan vallen (zie in die zin arrest Test Claimants in the | van kapitaal kan vallen (zie in die zin arrest Test Claimants in the |
| FII Group Litigation, reeds aangehaald, punt 36, en arrest van 26 juni | FII Group Litigation, reeds aangehaald, punt 36, en arrest van 26 juni |
| 2008, Burda, C-284/06, Jurispr. blz. I-4571, punt 71). | 2008, Burda, C-284/06, Jurispr. blz. I-4571, punt 71). |
| 70 Voor zover het echter gaat om deelnemingen die de houder ervan een | 70 Voor zover het echter gaat om deelnemingen die de houder ervan een |
| zodanige invloed op de besluiten van de betrokken vennootschappen | zodanige invloed op de besluiten van de betrokken vennootschappen |
| verlenen dat hij de activiteiten ervan kan bepalen, zijn de | verlenen dat hij de activiteiten ervan kan bepalen, zijn de |
| verdragsbepalingen betreffende de vrijheid van vestiging van | verdragsbepalingen betreffende de vrijheid van vestiging van |
| toepassing (arrest Test Claimants in the FII Group Litigation, reeds | toepassing (arrest Test Claimants in the FII Group Litigation, reeds |
| aangehaald, punt 81). | aangehaald, punt 81). |
| 71 Het is dus in het licht van het voorwerp van de nationale regeling | 71 Het is dus in het licht van het voorwerp van de nationale regeling |
| en rekening houdend met de feiten van de bij hem aanhangige zaak dat | en rekening houdend met de feiten van de bij hem aanhangige zaak dat |
| de verwijzende rechter moet uitmaken of artikel 56 EG kan worden | de verwijzende rechter moet uitmaken of artikel 56 EG kan worden |
| ingeroepen. In voorkomend geval moet hij onderzoeken of dit artikel | ingeroepen. In voorkomend geval moet hij onderzoeken of dit artikel |
| zich verzet tegen een verschil in behandeling tussen dividenden die | zich verzet tegen een verschil in behandeling tussen dividenden die |
| afkomstig zijn van een in een derde land gevestigde | afkomstig zijn van een in een derde land gevestigde |
| dochteronderneming, en dividenden die afkomstig zijn van een | dochteronderneming, en dividenden die afkomstig zijn van een |
| dochteronderneming met zetel in België. | dochteronderneming met zetel in België. |
| 72 Uit de rechtspraak van het Hof volgt dat de mate waarin de | 72 Uit de rechtspraak van het Hof volgt dat de mate waarin de |
| lidstaten bevoegd zijn om bepaalde beperkende maatregelen op het | lidstaten bevoegd zijn om bepaalde beperkende maatregelen op het |
| kapitaalverkeer toe te passen, niet kan worden bepaald zonder rekening | kapitaalverkeer toe te passen, niet kan worden bepaald zonder rekening |
| te houden met de omstandigheid dat het kapitaalverkeer naar of uit | te houden met de omstandigheid dat het kapitaalverkeer naar of uit |
| derde landen in een andere juridische context plaatsvindt dan het | derde landen in een andere juridische context plaatsvindt dan het |
| kapitaalverkeer binnen de Europese Gemeenschap. Wegens de mate van | kapitaalverkeer binnen de Europese Gemeenschap. Wegens de mate van |
| juridische integratie van de lidstaten van de Gemeenschap, met name | juridische integratie van de lidstaten van de Gemeenschap, met name |
| het bestaan van communautaire wetgeving die strekt tot samenwerking | het bestaan van communautaire wetgeving die strekt tot samenwerking |
| tussen nationale belastingdiensten, zoals richtlijn 77/799/EEG van de | tussen nationale belastingdiensten, zoals richtlijn 77/799/EEG van de |
| Raad van 19 december 1977 betreffende de wederzijdse bijstand van de | Raad van 19 december 1977 betreffende de wederzijdse bijstand van de |
| bevoegde autoriteiten van de lidstaten op het gebied van de directe | bevoegde autoriteiten van de lidstaten op het gebied van de directe |
| belastingen (PB L 336, blz. 15), is de belastingheffing door een | belastingen (PB L 336, blz. 15), is de belastingheffing door een |
| lidstaat op economische activiteiten met grensoverschrijdende aspecten | lidstaat op economische activiteiten met grensoverschrijdende aspecten |
| binnen de Gemeenschap dus niet altijd vergelijkbaar met die op | binnen de Gemeenschap dus niet altijd vergelijkbaar met die op |
| economische activiteiten die zich afspelen tussen lidstaten en derde | economische activiteiten die zich afspelen tussen lidstaten en derde |
| landen (arrest Test Claimants in the FII Group Litigation, reeds | landen (arrest Test Claimants in the FII Group Litigation, reeds |
| aangehaald, punt 170, en beschikking Test Claimants in the CFC and | aangehaald, punt 170, en beschikking Test Claimants in the CFC and |
| Dividend Group Litigation, reeds aangehaald, punt 92). | Dividend Group Litigation, reeds aangehaald, punt 92). |
| 73 Bovendien kan evenmin worden uitgesloten dat een lidstaat in staat | 73 Bovendien kan evenmin worden uitgesloten dat een lidstaat in staat |
| is aan te tonen dat een beperking van het kapitaalverkeer naar of uit | is aan te tonen dat een beperking van het kapitaalverkeer naar of uit |
| derde landen om een bepaalde reden gerechtvaardigd is, in | derde landen om een bepaalde reden gerechtvaardigd is, in |
| omstandigheden waarin die reden geen geldige rechtvaardiging zou | omstandigheden waarin die reden geen geldige rechtvaardiging zou |
| opleveren voor een beperking van het kapitaalverkeer tussen lidstaten | opleveren voor een beperking van het kapitaalverkeer tussen lidstaten |
| (arrest A, reeds aangehaald, punten 36 en 37, en beschikking Test | (arrest A, reeds aangehaald, punten 36 en 37, en beschikking Test |
| Claimants in the CFC and Dividend Group Litigation, reeds aangehaald, | Claimants in the CFC and Dividend Group Litigation, reeds aangehaald, |
| punt 93) ». | punt 93) ». |
| B.6.1. Het staat aan de verwijzende rechter om uit te maken of artikel | B.6.1. Het staat aan de verwijzende rechter om uit te maken of artikel |
| 63 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie kan | 63 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie kan |
| worden aangevoerd. Alhoewel prejudiciële vragen enkel kunnen worden | worden aangevoerd. Alhoewel prejudiciële vragen enkel kunnen worden |
| gesteld naar aanleiding van concrete geschillen, betreffen zij immers | gesteld naar aanleiding van concrete geschillen, betreffen zij immers |
| abstracte rechtsvragen die als dusdanig door het Hof moeten worden | abstracte rechtsvragen die als dusdanig door het Hof moeten worden |
| beantwoord, en zulks los van de materiële omstandigheden van het | beantwoord, en zulks los van de materiële omstandigheden van het |
| geschil waarin de prejudiciële vraag werd opgeworpen. Het Hof moet | geschil waarin de prejudiciële vraag werd opgeworpen. Het Hof moet |
| zich derhalve uitspreken over een algemene norm en niet over het | zich derhalve uitspreken over een algemene norm en niet over het |
| bijzondere geval dat aanhangig is bij de verwijzende rechter die de | bijzondere geval dat aanhangig is bij de verwijzende rechter die de |
| prejudiciële vraag formuleert. | prejudiciële vraag formuleert. |
| B.6.2. Het komt de wetgever toe de grondslag van de belasting vast te | B.6.2. Het komt de wetgever toe de grondslag van de belasting vast te |
| stellen. Hij beschikt ter zake over een ruime beoordelingsmarge. | stellen. Hij beschikt ter zake over een ruime beoordelingsmarge. |
| Fiscale maatregelen maken immers een wezenlijk onderdeel uit van het | Fiscale maatregelen maken immers een wezenlijk onderdeel uit van het |
| sociaaleconomische beleid. Zij zorgen niet alleen voor een | sociaaleconomische beleid. Zij zorgen niet alleen voor een |
| substantieel deel van de inkomsten die de verwezenlijking van dat | substantieel deel van de inkomsten die de verwezenlijking van dat |
| beleid mogelijk moeten maken; zij laten de wetgever ook toe om sturend | beleid mogelijk moeten maken; zij laten de wetgever ook toe om sturend |
| en corrigerend op te treden en op die manier het sociale en | en corrigerend op te treden en op die manier het sociale en |
| economische beleid vorm te geven. | economische beleid vorm te geven. |
| De maatschappelijke keuzen die bij het inzamelen en het inzetten van | De maatschappelijke keuzen die bij het inzamelen en het inzetten van |
| middelen moeten worden gemaakt, behoren derhalve tot de | middelen moeten worden gemaakt, behoren derhalve tot de |
| beoordelingsvrijheid van de wetgever. Het Hof vermag een dergelijke | beoordelingsvrijheid van de wetgever. Het Hof vermag een dergelijke |
| beleidskeuze, alsook de motieven die daaraan ten grondslag liggen, | beleidskeuze, alsook de motieven die daaraan ten grondslag liggen, |
| slechts af te keuren indien zij op een manifeste vergissing zouden | slechts af te keuren indien zij op een manifeste vergissing zouden |
| berusten of indien zij kennelijk onredelijk zouden zijn. | berusten of indien zij kennelijk onredelijk zouden zijn. |
| B.6.3. De artikelen 10 en 11 van de Grondwet waarborgen het beginsel | B.6.3. De artikelen 10 en 11 van de Grondwet waarborgen het beginsel |
| van gelijkheid en niet-discriminatie. Artikel 172 van de Grondwet is | van gelijkheid en niet-discriminatie. Artikel 172 van de Grondwet is |
| een bijzondere toepassing van dat beginsel in fiscale aangelegenheden. | een bijzondere toepassing van dat beginsel in fiscale aangelegenheden. |
| Die bepalingen omvatten geen algemeen verbod op dubbele belasting. | Die bepalingen omvatten geen algemeen verbod op dubbele belasting. |
| Zoals reeds vastgesteld in het arrest nr. 116/2006 van 5 juli 2006, | Zoals reeds vastgesteld in het arrest nr. 116/2006 van 5 juli 2006, |
| heeft de wetgever nooit vooropgesteld dat het DBI-stelsel op | heeft de wetgever nooit vooropgesteld dat het DBI-stelsel op |
| onvoorwaardelijke wijze van toepassing moest zijn in alle gevallen | onvoorwaardelijke wijze van toepassing moest zijn in alle gevallen |
| waar dividenden worden uitgekeerd. | waar dividenden worden uitgekeerd. |
| Wanneer de wetgever evenwel in een mechanisme voorziet dat de | Wanneer de wetgever evenwel in een mechanisme voorziet dat de |
| economische dubbele belasting van de dividenden beoogt te voorkomen, | economische dubbele belasting van de dividenden beoogt te voorkomen, |
| dan dient hij daarbij het beginsel van gelijkheid en | dan dient hij daarbij het beginsel van gelijkheid en |
| niet-discriminatie in acht te nemen. | niet-discriminatie in acht te nemen. |
| B.6.4. De prejudiciële vragen hebben geen betrekking op de DBI-aftrek | B.6.4. De prejudiciële vragen hebben geen betrekking op de DBI-aftrek |
| als zodanig, die immers geen verschil in behandeling op grond van de | als zodanig, die immers geen verschil in behandeling op grond van de |
| oorsprong van de ontvangen dividenden inhoudt, maar op de | oorsprong van de ontvangen dividenden inhoudt, maar op de |
| overdraagbaarheid van het DBI-overschot naar volgende belastbare | overdraagbaarheid van het DBI-overschot naar volgende belastbare |
| tijdperken. | tijdperken. |
| De lidstaten van de Europese Unie vormen een specifieke rechtsorde. | De lidstaten van de Europese Unie vormen een specifieke rechtsorde. |
| Die vorm van juridische integratie kan verantwoorden dat de belasting | Die vorm van juridische integratie kan verantwoorden dat de belasting |
| door een lidstaat op economische activiteiten met grensoverschrijdende | door een lidstaat op economische activiteiten met grensoverschrijdende |
| aspecten binnen de Unie niet stelselmatig op dezelfde wijze wordt | aspecten binnen de Unie niet stelselmatig op dezelfde wijze wordt |
| geheven als op economische activiteiten die zich afspelen tussen | geheven als op economische activiteiten die zich afspelen tussen |
| lidstaten en derde landen. | lidstaten en derde landen. |
| Hoewel het, vanuit het oogpunt van een coherente regelgeving, | Hoewel het, vanuit het oogpunt van een coherente regelgeving, |
| wenselijk kan worden geacht dat de overdraagbaarheid van het | wenselijk kan worden geacht dat de overdraagbaarheid van het |
| DBI-overschot mogelijk wordt gemaakt voor alle dividenden die als DBI | DBI-overschot mogelijk wordt gemaakt voor alle dividenden die als DBI |
| van de winst van het belastbare tijdperk worden afgetrokken, vermag de | van de winst van het belastbare tijdperk worden afgetrokken, vermag de |
| wetgever met de budgettaire gevolgen van een dergelijke afstemming | wetgever met de budgettaire gevolgen van een dergelijke afstemming |
| rekening te houden. | rekening te houden. |
| Anders dan de appellante voor de verwijzende rechter beweert, wordt | Anders dan de appellante voor de verwijzende rechter beweert, wordt |
| aan de verantwoording van het in het geding zijnde verschil in | aan de verantwoording van het in het geding zijnde verschil in |
| behandeling geen afbreuk gedaan door het ontbreken, in de | behandeling geen afbreuk gedaan door het ontbreken, in de |
| parlementaire voorbereiding, van enige verwijzing naar de budgettaire | parlementaire voorbereiding, van enige verwijzing naar de budgettaire |
| doelstelling van de maatregel. Het Hof zou immers niet tot de | doelstelling van de maatregel. Het Hof zou immers niet tot de |
| schending van het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie kunnen | schending van het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie kunnen |
| besluiten om de enkele reden dat uit de parlementaire voorbereiding | besluiten om de enkele reden dat uit de parlementaire voorbereiding |
| niet de objectieve en redelijke verantwoording van een verschil in | niet de objectieve en redelijke verantwoording van een verschil in |
| behandeling blijkt. De vaststelling dat een dergelijke verantwoording | behandeling blijkt. De vaststelling dat een dergelijke verantwoording |
| niet in de parlementaire voorbereiding is vermeld, sluit niet uit dat | niet in de parlementaire voorbereiding is vermeld, sluit niet uit dat |
| aan een maatregel een doelstelling van algemeen belang ten grondslag | aan een maatregel een doelstelling van algemeen belang ten grondslag |
| ligt die het eruit voortvloeiende verschil in behandeling in | ligt die het eruit voortvloeiende verschil in behandeling in |
| redelijkheid kan verantwoorden. | redelijkheid kan verantwoorden. |
| B.7. Door het in het geding zijnde verschil in behandeling in te | B.7. Door het in het geding zijnde verschil in behandeling in te |
| voeren, heeft de wetgever geen manifest onjuiste of onredelijke | voeren, heeft de wetgever geen manifest onjuiste of onredelijke |
| beleidskeuze gemaakt. | beleidskeuze gemaakt. |
| Het zal aan de verwijzende rechter staan te oordelen of, rekening | Het zal aan de verwijzende rechter staan te oordelen of, rekening |
| houdend met de feiten van de bij hem aanhangige zaak, de in het geding | houdend met de feiten van de bij hem aanhangige zaak, de in het geding |
| zijnde deelnemingen van de nv « Agfa-Gevaert » haar een zodanige | zijnde deelnemingen van de nv « Agfa-Gevaert » haar een zodanige |
| invloed op de besluiten van de betrokken buitenlandse vennootschappen | invloed op de besluiten van de betrokken buitenlandse vennootschappen |
| verlenen, dat de bepalingen betreffende de vrijheid van vestiging van | verlenen, dat de bepalingen betreffende de vrijheid van vestiging van |
| toepassing zijn, dan wel of artikel 63 van het Verdrag betreffende de | toepassing zijn, dan wel of artikel 63 van het Verdrag betreffende de |
| werking van de Europese Unie in verband met het vrij verkeer van | werking van de Europese Unie in verband met het vrij verkeer van |
| kapitaal van toepassing is en, in voorkomend geval, of het zich verzet | kapitaal van toepassing is en, in voorkomend geval, of het zich verzet |
| tegen dit verschil in behandeling (zie de rechtspraak van het Hof van | tegen dit verschil in behandeling (zie de rechtspraak van het Hof van |
| Justitie aangehaald in B.5.6). | Justitie aangehaald in B.5.6). |
| De eerste prejudiciële vraag dient ontkennend te worden beantwoord. | De eerste prejudiciële vraag dient ontkennend te worden beantwoord. |
| B.8. Artikel 64, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de | B.8. Artikel 64, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de |
| Europese Unie bepaalt : | Europese Unie bepaalt : |
| « Het bepaalde in artikel 63 doet geen afbreuk aan de toepassing op | « Het bepaalde in artikel 63 doet geen afbreuk aan de toepassing op |
| derde landen van beperkingen die op 31 december 1993 bestaan uit | derde landen van beperkingen die op 31 december 1993 bestaan uit |
| hoofde van het nationale recht of het recht van de Unie inzake het | hoofde van het nationale recht of het recht van de Unie inzake het |
| kapitaalverkeer naar of uit derde landen in verband met directe | kapitaalverkeer naar of uit derde landen in verband met directe |
| investeringen - met inbegrip van investeringen in onroerende goederen | investeringen - met inbegrip van investeringen in onroerende goederen |
| -, vestiging, het verrichten van financiële diensten of de toelating | -, vestiging, het verrichten van financiële diensten of de toelating |
| van waardepapieren tot de kapitaalmarkten. Voor beperkingen uit hoofde | van waardepapieren tot de kapitaalmarkten. Voor beperkingen uit hoofde |
| van nationaal recht in Bulgarije, Estland en Hongarije geldt als datum | van nationaal recht in Bulgarije, Estland en Hongarije geldt als datum |
| 31 december 1999 ». | 31 december 1999 ». |
| Doordat zij refereert aan het verschil in behandeling van dividenden | Doordat zij refereert aan het verschil in behandeling van dividenden |
| in verband met directe investeringen en dividenden in verband met | in verband met directe investeringen en dividenden in verband met |
| indirecte investeringen, houdt de tweede prejudiciële vraag | indirecte investeringen, houdt de tweede prejudiciële vraag |
| rechtstreeks verband met die verdragsbepaling. De directe investering | rechtstreeks verband met die verdragsbepaling. De directe investering |
| wordt gekenmerkt door de mogelijkheid om daadwerkelijk deel te hebben | wordt gekenmerkt door de mogelijkheid om daadwerkelijk deel te hebben |
| in het bestuur van of de controle over een vennootschap (HvJ, 13 mei | in het bestuur van of de controle over een vennootschap (HvJ, 13 mei |
| 2003, C-98/01, Commissie t. Verenigd Koninkrijk, punt 40; HvJ, 13 mei | 2003, C-98/01, Commissie t. Verenigd Koninkrijk, punt 40; HvJ, 13 mei |
| 2003, C-463/00, Commissie t. Spanje, punt 53; HvJ, 4 juni 2002, | 2003, C-463/00, Commissie t. Spanje, punt 53; HvJ, 4 juni 2002, |
| C-503/99, Commissie t. België, punt 38; HvJ, 4 juni 2002, C-367/98, | C-503/99, Commissie t. België, punt 38; HvJ, 4 juni 2002, C-367/98, |
| Commissie t. Portugal, punt 38). | Commissie t. Portugal, punt 38). |
| Zelfs indien de artikelen 63 en 64 van het Verdrag betreffende de | Zelfs indien de artikelen 63 en 64 van het Verdrag betreffende de |
| werking van de Europese Unie van toepassing zouden zijn (B.7), vloeit | werking van de Europese Unie van toepassing zouden zijn (B.7), vloeit |
| het in het geding zijnde verschil in behandeling niet voort uit | het in het geding zijnde verschil in behandeling niet voort uit |
| artikel 205, § 3, van het WIB 1992, maar uit artikel 64, lid 1, van | artikel 205, § 3, van het WIB 1992, maar uit artikel 64, lid 1, van |
| het voormelde Verdrag. Het Hof is niet bevoegd om zich over dat | het voormelde Verdrag. Het Hof is niet bevoegd om zich over dat |
| verschil in behandeling uit te spreken. | verschil in behandeling uit te spreken. |
| Ten aanzien van de derde en de vierde prejudiciële vraag | Ten aanzien van de derde en de vierde prejudiciële vraag |
| B.9. Met de derde en de vierde prejudiciële vraag, die dezelfde | B.9. Met de derde en de vierde prejudiciële vraag, die dezelfde |
| draagwijdte hebben maar respectievelijk het bilateraal | draagwijdte hebben maar respectievelijk het bilateraal |
| belastingverdrag met de Republiek Korea en met Venezuela betreffen, | belastingverdrag met de Republiek Korea en met Venezuela betreffen, |
| wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of de | wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of de |
| instemmingswetten met die verdragen de artikelen 10 en 11 van de | instemmingswetten met die verdragen de artikelen 10 en 11 van de |
| Grondwet schenden doordat zij het verschil in behandeling dat in de | Grondwet schenden doordat zij het verschil in behandeling dat in de |
| eerste prejudiciële vraag aan de orde is, niet hebben opgeheven in | eerste prejudiciële vraag aan de orde is, niet hebben opgeheven in |
| zoverre het dividenden betreft die afkomstig zijn van in die landen | zoverre het dividenden betreft die afkomstig zijn van in die landen |
| gevestigde dochterondernemingen. | gevestigde dochterondernemingen. |
| Aangezien het verschil in behandeling tussen een vennootschap die | Aangezien het verschil in behandeling tussen een vennootschap die |
| dividenden ontvangt van een in de Europese Unie gevestigde | dividenden ontvangt van een in de Europese Unie gevestigde |
| dochteronderneming en een vennootschap die dividenden ontvangt van een | dochteronderneming en een vennootschap die dividenden ontvangt van een |
| buiten de Europese Unie gevestigde dochteronderneming verantwoord is | buiten de Europese Unie gevestigde dochteronderneming verantwoord is |
| bevonden (B.7), behoort het eveneens tot de beoordelingsvrijheid van | bevonden (B.7), behoort het eveneens tot de beoordelingsvrijheid van |
| de wetgever om in te stemmen met een bilateraal belastingverdrag | de wetgever om in te stemmen met een bilateraal belastingverdrag |
| waarin dat verschil in behandeling wordt behouden of wordt opgeheven. | waarin dat verschil in behandeling wordt behouden of wordt opgeheven. |
| Het gelijkheidsbeginsel vereist voor het overige niet dat, in elk van | Het gelijkheidsbeginsel vereist voor het overige niet dat, in elk van |
| de overeenkomsten die de Belgische Staat met andere landen sluit ter | de overeenkomsten die de Belgische Staat met andere landen sluit ter |
| voorkoming van dubbele belasting, hij ernaar streeft geval per geval | voorkoming van dubbele belasting, hij ernaar streeft geval per geval |
| aan de belastingplichtigen het stelsel te waarborgen dat voor hen op | aan de belastingplichtigen het stelsel te waarborgen dat voor hen op |
| elk ogenblik het meest gunstige zou zijn, noch dat de Belgische Staat | elk ogenblik het meest gunstige zou zijn, noch dat de Belgische Staat |
| met andere verdragsluitende partijen slechts overeenkomsten zou kunnen | met andere verdragsluitende partijen slechts overeenkomsten zou kunnen |
| sluiten op voorwaarde dat die overeenkomsten dezelfde aangelegenheden | sluiten op voorwaarde dat die overeenkomsten dezelfde aangelegenheden |
| op analoge wijze zouden regelen. | op analoge wijze zouden regelen. |
| De derde en de vierde prejudiciële vraag dienen ontkennend te worden | De derde en de vierde prejudiciële vraag dienen ontkennend te worden |
| beantwoord. | beantwoord. |
| Om die redenen, | Om die redenen, |
| het Hof | het Hof |
| zegt voor recht : | zegt voor recht : |
| Artikel 205, § 3, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, de | Artikel 205, § 3, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, de |
| wet van 19 september 1996 « houdende instemming van de Aanvullende | wet van 19 september 1996 « houdende instemming van de Aanvullende |
| Overeenkomst ondertekend te Brussel op 20 april 1994 tot wijziging van | Overeenkomst ondertekend te Brussel op 20 april 1994 tot wijziging van |
| de overeenkomst en tot opheffing van het Protocol tussen de Republiek | de overeenkomst en tot opheffing van het Protocol tussen de Republiek |
| Korea en het Koninkrijk België tot vermijden van dubbele belasting en | Korea en het Koninkrijk België tot vermijden van dubbele belasting en |
| tot het voorkomen van het ontgaan van belasting inzake belastingen | tot het voorkomen van het ontgaan van belasting inzake belastingen |
| naar het inkomen, ondertekend te Brussel op 29 augustus 1977 » en de | naar het inkomen, ondertekend te Brussel op 29 augustus 1977 » en de |
| wet van 19 september 1996 « houdende goedkeuring van de Overeenkomst | wet van 19 september 1996 « houdende goedkeuring van de Overeenkomst |
| tussen het Koninkrijk België en de Republiek Venezuela tot het | tussen het Koninkrijk België en de Republiek Venezuela tot het |
| vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van het ontgaan | vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van het ontgaan |
| van belasting inzake belastingen naar het inkomen, en Protocol, | van belasting inzake belastingen naar het inkomen, en Protocol, |
| ondertekend te Brussel op 22 april 1993 » schenden de artikelen 10 en | ondertekend te Brussel op 22 april 1993 » schenden de artikelen 10 en |
| 11 van de Grondwet niet. | 11 van de Grondwet niet. |
| Aldus uitgesproken in het Nederlands en het Frans, overeenkomstig | Aldus uitgesproken in het Nederlands en het Frans, overeenkomstig |
| artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het | artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het |
| Grondwettelijk Hof, op de openbare terechtzitting van 10 oktober 2012. | Grondwettelijk Hof, op de openbare terechtzitting van 10 oktober 2012. |
| De griffier, | De griffier, |
| F. Meersschaut | F. Meersschaut |
| De voorzitter, | De voorzitter, |
| M. Bossuyt | M. Bossuyt |