← Terug naar "Uittreksel uit arrest nr. 84/2012 van 28 juni 2012 Rolnummer 5202 In zake : de prejudiciële
vraag over artikel 161ter, § 5, van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige
economische overheidsbedrijven, gesteld door d Het Grondwettelijk Hof, samengesteld
uit de voorzitters M. Bossuyt en R. Henneuse, en de rechter(...)"
| Uittreksel uit arrest nr. 84/2012 van 28 juni 2012 Rolnummer 5202 In zake : de prejudiciële vraag over artikel 161ter, § 5, van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven, gesteld door d Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters M. Bossuyt en R. Henneuse, en de rechter(...) | Uittreksel uit arrest nr. 84/2012 van 28 juni 2012 Rolnummer 5202 In zake : de prejudiciële vraag over artikel 161ter, § 5, van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven, gesteld door d Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters M. Bossuyt en R. Henneuse, en de rechter(...) |
|---|---|
| GRONDWETTELIJK HOF | GRONDWETTELIJK HOF |
| Uittreksel uit arrest nr. 84/2012 van 28 juni 2012 | Uittreksel uit arrest nr. 84/2012 van 28 juni 2012 |
| Rolnummer 5202 | Rolnummer 5202 |
| In zake : de prejudiciële vraag over artikel 161ter, § 5, van de wet | In zake : de prejudiciële vraag over artikel 161ter, § 5, van de wet |
| van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische | van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische |
| overheidsbedrijven, gesteld door de Raad van State. | overheidsbedrijven, gesteld door de Raad van State. |
| Het Grondwettelijk Hof, | Het Grondwettelijk Hof, |
| samengesteld uit de voorzitters M. Bossuyt en R. Henneuse, en de | samengesteld uit de voorzitters M. Bossuyt en R. Henneuse, en de |
| rechters A. Alen, J.-P. Snappe, E. Derycke, J. Spreutels en P. Nihoul, | rechters A. Alen, J.-P. Snappe, E. Derycke, J. Spreutels en P. Nihoul, |
| bijgestaan door de griffier F. Meersschaut, onder voorzitterschap van | bijgestaan door de griffier F. Meersschaut, onder voorzitterschap van |
| voorzitter M. Bossuyt, | voorzitter M. Bossuyt, |
| wijst na beraad het volgende arrest : | wijst na beraad het volgende arrest : |
| I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging | I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging |
| Bij arrest nr. 214.927 van 5 september 2011 in zake het Vrij Syndicaat | Bij arrest nr. 214.927 van 5 september 2011 in zake het Vrij Syndicaat |
| voor het Openbaar Ambt (VSOA) en Roland Vermeulen tegen de Belgische | voor het Openbaar Ambt (VSOA) en Roland Vermeulen tegen de Belgische |
| Staat, tussenkomende partij : de NMBS-Holding, waarvan de expeditie | Staat, tussenkomende partij : de NMBS-Holding, waarvan de expeditie |
| ter griffie van het Hof is ingekomen op 9 september 2011, heeft de | ter griffie van het Hof is ingekomen op 9 september 2011, heeft de |
| Raad van State de volgende prejudiciële vraag gesteld : | Raad van State de volgende prejudiciële vraag gesteld : |
| « Schendt artikel 161ter, § 5, van de wet van 21 maart 1991 | « Schendt artikel 161ter, § 5, van de wet van 21 maart 1991 |
| betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven, | betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven, |
| ingevoegd bij wet van 22 maart 2002 en gewijzigd bij wetten van 24 | ingevoegd bij wet van 22 maart 2002 en gewijzigd bij wetten van 24 |
| december 2002 en 9 juli 2004 en bij koninklijk besluit van 18 oktober | december 2002 en 9 juli 2004 en bij koninklijk besluit van 18 oktober |
| 2004, artikel 23 van de Grondwet, doordat het de vertegenwoordiging | 2004, artikel 23 van de Grondwet, doordat het de vertegenwoordiging |
| van de vakorganisaties in het strategisch comité van de NMBS-Holding | van de vakorganisaties in het strategisch comité van de NMBS-Holding |
| laat afhangen van het feit of zij al dan niet zitting hebben in de | laat afhangen van het feit of zij al dan niet zitting hebben in de |
| Nationale Paritaire Commissie bij dit overheidsbedrijf, terwijl de | Nationale Paritaire Commissie bij dit overheidsbedrijf, terwijl de |
| voorwaarden om zitting te hebben in de laatstgenoemde commissie niet | voorwaarden om zitting te hebben in de laatstgenoemde commissie niet |
| door de wet, maar door reglementaire bepalingen uitgevaardigd door de | door de wet, maar door reglementaire bepalingen uitgevaardigd door de |
| organen van de NMBS-Holding zijn vastgesteld ? ». | organen van de NMBS-Holding zijn vastgesteld ? ». |
| (...) | (...) |
| III. In rechte | III. In rechte |
| (...) | (...) |
| Ten aanzien van de in het geding zijnde bepaling | Ten aanzien van de in het geding zijnde bepaling |
| B.1. Artikel 161ter, § 5, van de wet van 21 maart 1991 betreffende de | B.1. Artikel 161ter, § 5, van de wet van 21 maart 1991 betreffende de |
| hervorming van sommige economische overheidsbedrijven (hierna : wet | hervorming van sommige economische overheidsbedrijven (hierna : wet |
| van 21 maart 1991) bepaalt : | van 21 maart 1991) bepaalt : |
| « Het strategisch comité bestaat uit : | « Het strategisch comité bestaat uit : |
| 1° de tien leden van de raad van bestuur; | 1° de tien leden van de raad van bestuur; |
| 2° vier leden van het directiecomité, bij wie de gedelegeerd | 2° vier leden van het directiecomité, bij wie de gedelegeerd |
| bestuurder van de N.M.B.S. Holding niet is inbegrepen; | bestuurder van de N.M.B.S. Holding niet is inbegrepen; |
| 3° zes leden die de vakorganisaties vertegenwoordigen zetelend in de | 3° zes leden die de vakorganisaties vertegenwoordigen zetelend in de |
| Nationale Paritaire Commissie. | Nationale Paritaire Commissie. |
| De zetels worden aan deze vakorganisaties toegewezen overeenkomstig | De zetels worden aan deze vakorganisaties toegewezen overeenkomstig |
| hun respectieve vertegenwoordiging in de Nationale Paritaire Commissie | hun respectieve vertegenwoordiging in de Nationale Paritaire Commissie |
| opgericht bij de N.M.B.S. Holding. | opgericht bij de N.M.B.S. Holding. |
| Indien een vakorganisatie meer dan één vertegenwoordiger heeft, wordt | Indien een vakorganisatie meer dan één vertegenwoordiger heeft, wordt |
| elke taalrol vertegenwoordigd. | elke taalrol vertegenwoordigd. |
| Deze leden worden benoemd door de Koning bij een besluit vastgesteld | Deze leden worden benoemd door de Koning bij een besluit vastgesteld |
| na overleg in de Ministerraad, op voorstel van de representatieve | na overleg in de Ministerraad, op voorstel van de representatieve |
| vakorganisaties. | vakorganisaties. |
| De vertegenwoordigers van de vakorganisaties worden benoemd voor een | De vertegenwoordigers van de vakorganisaties worden benoemd voor een |
| hernieuwbare termijn van zes jaar. | hernieuwbare termijn van zes jaar. |
| Zij worden afgezet door de Koning, bij een besluit vastgesteld na | Zij worden afgezet door de Koning, bij een besluit vastgesteld na |
| overleg in de Ministerraad. | overleg in de Ministerraad. |
| Het strategisch comité telt evenveel Franstaligen als | Het strategisch comité telt evenveel Franstaligen als |
| Nederlandstaligen ». | Nederlandstaligen ». |
| Wat het strategisch comité betreft | Wat het strategisch comité betreft |
| B.2.1. Artikel 161ter, § 1, van de wet van 21 maart 1991, zoals | B.2.1. Artikel 161ter, § 1, van de wet van 21 maart 1991, zoals |
| ingevoegd bij de wet van 22 maart 2002, voorziet in de oprichting van | ingevoegd bij de wet van 22 maart 2002, voorziet in de oprichting van |
| verschillende comités door de raad van bestuur van de NMBS-Holding, | verschillende comités door de raad van bestuur van de NMBS-Holding, |
| waarvan het onder meer de samenstelling en de bevoegdheden bepaalt. | waarvan het onder meer de samenstelling en de bevoegdheden bepaalt. |
| Eén van die comités betreft het strategisch comité dat | Eén van die comités betreft het strategisch comité dat |
| adviesbevoegdheid heeft over bepaalde aangelegenheden ten aanzien van | adviesbevoegdheid heeft over bepaalde aangelegenheden ten aanzien van |
| de raad van bestuur. | de raad van bestuur. |
| De parlementaire voorbereiding van de wet van 22 maart 2002 vermeldt : | De parlementaire voorbereiding van de wet van 22 maart 2002 vermeldt : |
| « Wat betreft het strategisch comité stelt de Regering zich tot doel | « Wat betreft het strategisch comité stelt de Regering zich tot doel |
| de personeelsvertegenwoordigers van de onderneming te betrekken bij de | de personeelsvertegenwoordigers van de onderneming te betrekken bij de |
| uitwerking voor de N.M.B.S., de onderhandeling en de opvolging van de | uitwerking voor de N.M.B.S., de onderhandeling en de opvolging van de |
| uitvoering van het meerjarige investeringsplan en bij de | uitvoering van het meerjarige investeringsplan en bij de |
| onderhandeling en de opvolging van de uitvoering van het | onderhandeling en de opvolging van de uitvoering van het |
| beheerscontract. De oprichting van een strategisch comité, bestaande | beheerscontract. De oprichting van een strategisch comité, bestaande |
| uit de leden van de raad van bestuur en zes leden die de | uit de leden van de raad van bestuur en zes leden die de |
| vakorganisaties vertegenwoordigen die zijn aangesloten bij een | vakorganisaties vertegenwoordigen die zijn aangesloten bij een |
| organisatie die zetelt in de Nationale Arbeidsraad, beantwoordt aan | organisatie die zetelt in de Nationale Arbeidsraad, beantwoordt aan |
| deze doelstelling. | deze doelstelling. |
| Artikel 7, § 5 [lees : artikel 161ter, § 5] regelt de samenstelling | Artikel 7, § 5 [lees : artikel 161ter, § 5] regelt de samenstelling |
| van het strategisch comité. | van het strategisch comité. |
| De federale Regering is daarbij van oordeel dat zij de samenstelling | De federale Regering is daarbij van oordeel dat zij de samenstelling |
| van het strategisch comité binnen strikte grenzen moet houden en dat | van het strategisch comité binnen strikte grenzen moet houden en dat |
| slechts een beperkt aantal vakorganisaties toegang mag hebben [...] » | slechts een beperkt aantal vakorganisaties toegang mag hebben [...] » |
| (Parl. St., Kamer, 2000-2001, DOC 50-1422/001, pp. 9-10). | (Parl. St., Kamer, 2000-2001, DOC 50-1422/001, pp. 9-10). |
| B.2.2. Artikel 54 van de programmawet van 9 juli 2004 heeft de wijze | B.2.2. Artikel 54 van de programmawet van 9 juli 2004 heeft de wijze |
| waarop het strategisch comité van de NMBS-Holding wordt samengesteld, | waarop het strategisch comité van de NMBS-Holding wordt samengesteld, |
| gewijzigd. De vertegenwoordiging van de vakorganisaties in het | gewijzigd. De vertegenwoordiging van de vakorganisaties in het |
| strategisch comité wordt gebaseerd op hun vertegenwoordiging in de | strategisch comité wordt gebaseerd op hun vertegenwoordiging in de |
| Nationale Paritaire Commissie bij de NMBS-Holding en niet langer op | Nationale Paritaire Commissie bij de NMBS-Holding en niet langer op |
| hun aansluiting bij een interprofessionele organisatie die zitting | hun aansluiting bij een interprofessionele organisatie die zitting |
| heeft in de Nationale Arbeidsraad en hun respectieve | heeft in de Nationale Arbeidsraad en hun respectieve |
| vertegenwoordiging in de NMBS. Een overgangsregel bepaalt dat elk van | vertegenwoordiging in de NMBS. Een overgangsregel bepaalt dat elk van |
| de drie vakorganisaties die zijn aangesloten bij een | de drie vakorganisaties die zijn aangesloten bij een |
| interprofessionele organisatie die in de Nationale Arbeidsraad zitting | interprofessionele organisatie die in de Nationale Arbeidsraad zitting |
| heeft, tot de telling van 2008, recht heeft op minstens één | heeft, tot de telling van 2008, recht heeft op minstens één |
| vertegenwoordiger in het strategisch comité. | vertegenwoordiger in het strategisch comité. |
| De parlementaire voorbereiding vermeldt : | De parlementaire voorbereiding vermeldt : |
| « De voorgestelde wijziging sterkt ertoe de samenstelling van het | « De voorgestelde wijziging sterkt ertoe de samenstelling van het |
| strategisch comité te bepalen op basis van de samenstelling van de | strategisch comité te bepalen op basis van de samenstelling van de |
| Nationale Paritaire Commissie bedoeld in artikel 13 van voornoemde wet | Nationale Paritaire Commissie bedoeld in artikel 13 van voornoemde wet |
| van 23 juli 1926 eerder dan op de samenstelling van de Nationale | van 23 juli 1926 eerder dan op de samenstelling van de Nationale |
| Arbeidsraad. Er wordt echter een overgangssysteem georganiseerd met | Arbeidsraad. Er wordt echter een overgangssysteem georganiseerd met |
| behoud van de huidige samenstelling van het strategisch comité tot de | behoud van de huidige samenstelling van het strategisch comité tot de |
| telling in 2008. Er wordt een telsysteem uitgewerkt dat objectief is | telling in 2008. Er wordt een telsysteem uitgewerkt dat objectief is |
| en voor alle vakbonden dezelfde criteria hanteert. De telling moet op | en voor alle vakbonden dezelfde criteria hanteert. De telling moet op |
| een onbetwistbaar niet-discriminerende, transparante en correcte wijze | een onbetwistbaar niet-discriminerende, transparante en correcte wijze |
| verlopen » (Parl. St., Kamer, 2003-2004, DOC 51-1138/001 en | verlopen » (Parl. St., Kamer, 2003-2004, DOC 51-1138/001 en |
| 51-1139/001, p. 37). | 51-1139/001, p. 37). |
| De in het geding zijnde bepaling laat aldus de vertegenwoordiging van | De in het geding zijnde bepaling laat aldus de vertegenwoordiging van |
| de vakorganisaties in het strategisch comité afhangen van het feit of | de vakorganisaties in het strategisch comité afhangen van het feit of |
| zij al dan niet in de Nationale Paritaire Commissie zitting hebben. | zij al dan niet in de Nationale Paritaire Commissie zitting hebben. |
| Wat de Nationale Paritaire Commissie betreft | Wat de Nationale Paritaire Commissie betreft |
| B.3.1. Krachtens artikel 30, § 1, van de wet van 21 maart 1991 wordt | B.3.1. Krachtens artikel 30, § 1, van de wet van 21 maart 1991 wordt |
| in elk autonoom overheidsbedrijf een paritair comité opgericht. Dat | in elk autonoom overheidsbedrijf een paritair comité opgericht. Dat |
| artikel is niet van toepassing op de NMBS-Holding. De aan het in | artikel is niet van toepassing op de NMBS-Holding. De aan het in |
| voormelde paragraaf 1 bedoelde paritair comité opgedragen bevoegdheden | voormelde paragraaf 1 bedoelde paritair comité opgedragen bevoegdheden |
| worden bij de NMBS-Holding uitgeoefend door de Nationale Paritaire | worden bij de NMBS-Holding uitgeoefend door de Nationale Paritaire |
| Commissie, bedoeld in artikel 13 van de wet van 23 juli 1926 « | Commissie, bedoeld in artikel 13 van de wet van 23 juli 1926 « |
| betreffende N.M.B.S. Holding en haar verbonden vennootschappen » | betreffende N.M.B.S. Holding en haar verbonden vennootschappen » |
| (artikel 30, § 6, van de wet van 21 maart 1991). | (artikel 30, § 6, van de wet van 21 maart 1991). |
| Bij artikel 1 van de wet van 21 april 1965 werd het vijfde lid van | Bij artikel 1 van de wet van 21 april 1965 werd het vijfde lid van |
| artikel 13 van de wet van 23 juli 1926 als volgt vervangen : | artikel 13 van de wet van 23 juli 1926 als volgt vervangen : |
| « Het statuut van het personeel voorziet in het bestaan van een | « Het statuut van het personeel voorziet in het bestaan van een |
| Nationale Paritaire Commissie, voorgezeten door de Minister tot wiens | Nationale Paritaire Commissie, voorgezeten door de Minister tot wiens |
| bevoegdheid de spoorwegen behoren of door zijn gemachtigde, en | bevoegdheid de spoorwegen behoren of door zijn gemachtigde, en |
| bestaande uit twintig leden. Tien leden worden benoemd door de raad | bestaande uit twintig leden. Tien leden worden benoemd door de raad |
| van beheer. De overige tien leden worden, volgens de nadere regelen | van beheer. De overige tien leden worden, volgens de nadere regelen |
| welke het statuut vaststelt, benoemd door de organisaties die onder de | welke het statuut vaststelt, benoemd door de organisaties die onder de |
| in het statuut vastgestelde voorwaarden geacht worden, de meest | in het statuut vastgestelde voorwaarden geacht worden, de meest |
| representatieve voor het gezamenlijke personeel te zijn, zowel op het | representatieve voor het gezamenlijke personeel te zijn, zowel op het |
| interne vlak van de Maatschappij als op het nationale en | interne vlak van de Maatschappij als op het nationale en |
| interprofessionele vlak ». | interprofessionele vlak ». |
| De memorie van toelichting vermeldt : | De memorie van toelichting vermeldt : |
| « Het gezagslichaam dat bevoegd is om de statuten van het personeel op | « Het gezagslichaam dat bevoegd is om de statuten van het personeel op |
| te maken, te weten de beheerraad handelend met de toestemming van de | te maken, te weten de beheerraad handelend met de toestemming van de |
| Nationale Paritaire Commissie, uitgedrukt, zoals voorgeschreven, bij | Nationale Paritaire Commissie, uitgedrukt, zoals voorgeschreven, bij |
| meerderheid van twee derden der stemmen, is het best in staat om [...] | meerderheid van twee derden der stemmen, is het best in staat om [...] |
| de voorwaarden te bepalen waaraan de personeelsorganisaties moeten | de voorwaarden te bepalen waaraan de personeelsorganisaties moeten |
| voldoen om als de meest representatieve te kunnen worden beschouwd met | voldoen om als de meest representatieve te kunnen worden beschouwd met |
| het oog op de aanwijzing van de vertegenwoordigers van het personeel | het oog op de aanwijzing van de vertegenwoordigers van het personeel |
| in de Nationale Paritaire Commissie » (Parl. St., Kamer, 1964-1965, | in de Nationale Paritaire Commissie » (Parl. St., Kamer, 1964-1965, |
| 1028, nr. 1, p. 2). | 1028, nr. 1, p. 2). |
| Bij artikel 7 van het koninklijk besluit van 30 september 1992 | Bij artikel 7 van het koninklijk besluit van 30 september 1992 |
| houdende goedkeuring van het eerste beheerscontract van de Nationale | houdende goedkeuring van het eerste beheerscontract van de Nationale |
| Maatschappij der Belgische Spoorwegen en tot vaststelling van | Maatschappij der Belgische Spoorwegen en tot vaststelling van |
| maatregelen met betrekking tot deze Maatschappij worden, in artikel 13 | maatregelen met betrekking tot deze Maatschappij worden, in artikel 13 |
| van de wet van 23 juli 1926, « de leden 1 tot 5 [...] opgeheven ». | van de wet van 23 juli 1926, « de leden 1 tot 5 [...] opgeheven ». |
| B.3.2. Volgens het Vrij Syndicaat voor het Openbaar Ambt zou er ten | B.3.2. Volgens het Vrij Syndicaat voor het Openbaar Ambt zou er ten |
| gevolge van de opheffing van het vijfde lid van artikel 13 geen | gevolge van de opheffing van het vijfde lid van artikel 13 geen |
| wettelijke regeling meer bestaan inzake de samenstelling van de | wettelijke regeling meer bestaan inzake de samenstelling van de |
| Nationale Paritaire Commissie. | Nationale Paritaire Commissie. |
| De NMBS-Holding daarentegen is van oordeel dat die opheffing op een | De NMBS-Holding daarentegen is van oordeel dat die opheffing op een |
| vergissing zou berusten en dat het koninklijk besluit als onwettig zou | vergissing zou berusten en dat het koninklijk besluit als onwettig zou |
| moeten worden beschouwd, in zoverre het het vijfde lid van artikel 13 | moeten worden beschouwd, in zoverre het het vijfde lid van artikel 13 |
| opheft, vermits de Koning daarmee de bevoegdheden die in artikel 2, § | opheft, vermits de Koning daarmee de bevoegdheden die in artikel 2, § |
| 1, van de wet van 21 maart 1991 werden bepaald, te buiten zou zijn | 1, van de wet van 21 maart 1991 werden bepaald, te buiten zou zijn |
| gegaan, zodat het met toepassing van artikel 159 van de Grondwet | gegaan, zodat het met toepassing van artikel 159 van de Grondwet |
| buiten toepassing zou moeten worden gelaten. | buiten toepassing zou moeten worden gelaten. |
| De Ministerraad is van oordeel dat, ondanks zijn opheffing, het vijfde | De Ministerraad is van oordeel dat, ondanks zijn opheffing, het vijfde |
| lid van artikel 13 zou moeten worden geacht nog steeds uitwerking te | lid van artikel 13 zou moeten worden geacht nog steeds uitwerking te |
| hebben, in zoverre het de samenstelling van de Nationale Paritaire | hebben, in zoverre het de samenstelling van de Nationale Paritaire |
| Commissie regelt. | Commissie regelt. |
| Ten aanzien van de prejudiciële vraag | Ten aanzien van de prejudiciële vraag |
| B.4.1. Het Hof wordt ondervraagd over de bestaanbaarheid met artikel | B.4.1. Het Hof wordt ondervraagd over de bestaanbaarheid met artikel |
| 23 van de Grondwet van artikel 161ter, § 5, van de wet van 21 maart | 23 van de Grondwet van artikel 161ter, § 5, van de wet van 21 maart |
| 1991, doordat de in het geding zijnde bepaling de vertegenwoordiging | 1991, doordat de in het geding zijnde bepaling de vertegenwoordiging |
| van de vakorganisaties in het strategisch comité van de NMBS-Holding | van de vakorganisaties in het strategisch comité van de NMBS-Holding |
| laat afhangen van het feit of zij al dan niet zitting hebben in de | laat afhangen van het feit of zij al dan niet zitting hebben in de |
| Nationale Paritaire Commissie bij die Holding, terwijl de voorwaarden | Nationale Paritaire Commissie bij die Holding, terwijl de voorwaarden |
| om zitting te hebben in die Commissie niet door de wet, maar door | om zitting te hebben in die Commissie niet door de wet, maar door |
| reglementaire bepalingen uitgevaardigd door de organen van de | reglementaire bepalingen uitgevaardigd door de organen van de |
| NMBS-Holding zouden zijn vastgesteld. | NMBS-Holding zouden zijn vastgesteld. |
| B.4.2. Het staat niet aan het Hof uitspraak te doen over de vraag of | B.4.2. Het staat niet aan het Hof uitspraak te doen over de vraag of |
| artikel 13, vijfde lid, van de wet van 23 juli 1926 al dan niet wettig | artikel 13, vijfde lid, van de wet van 23 juli 1926 al dan niet wettig |
| door het voormelde koninklijk besluit van 30 september 1992 zou zijn | door het voormelde koninklijk besluit van 30 september 1992 zou zijn |
| opgeheven. | opgeheven. |
| B.5.1. Artikel 23 van de Grondwet bepaalt : | B.5.1. Artikel 23 van de Grondwet bepaalt : |
| « Ieder heeft het recht een menswaardig leven te leiden. | « Ieder heeft het recht een menswaardig leven te leiden. |
| Daartoe waarborgen de wet, het decreet of de in artikel 134 bedoelde | Daartoe waarborgen de wet, het decreet of de in artikel 134 bedoelde |
| regel, houdend met de overeenkomstige plichten, de economische, | regel, houdend met de overeenkomstige plichten, de economische, |
| sociale en culturele rechten, waarvan ze de voorwaarden voor de | sociale en culturele rechten, waarvan ze de voorwaarden voor de |
| uitoefening bepalen. | uitoefening bepalen. |
| Die rechten omvatten inzonderheid : | Die rechten omvatten inzonderheid : |
| 1° het recht op arbeid en op de vrije keuze van beroepsarbeid in het | 1° het recht op arbeid en op de vrije keuze van beroepsarbeid in het |
| raam van een algemeen werkgelegenheidsbeleid dat onder meer gericht is | raam van een algemeen werkgelegenheidsbeleid dat onder meer gericht is |
| op het waarborgen van een zo hoog en stabiel mogelijk | op het waarborgen van een zo hoog en stabiel mogelijk |
| werkgelegenheidspeil, het recht op billijke arbeidsvoorwaarden en een | werkgelegenheidspeil, het recht op billijke arbeidsvoorwaarden en een |
| billijke beloning, alsmede het recht op informatie, overleg en | billijke beloning, alsmede het recht op informatie, overleg en |
| collectief onderhandelen; | collectief onderhandelen; |
| [...] ». | [...] ». |
| B.5.2. Die grondwetsbepaling verbiedt de bevoegde wetgever niet aan de | B.5.2. Die grondwetsbepaling verbiedt de bevoegde wetgever niet aan de |
| Regering machtigingen te verlenen, voor zover die machtigingen | Regering machtigingen te verlenen, voor zover die machtigingen |
| betrekking hebben op het aannemen van maatregelen waarvan het | betrekking hebben op het aannemen van maatregelen waarvan het |
| onderwerp door de bevoegde wetgever is aangegeven (arrest nr. 135/2010 | onderwerp door de bevoegde wetgever is aangegeven (arrest nr. 135/2010 |
| van 9 december 2010, B.15, en arrest nr. 151/2010 van 22 december | van 9 december 2010, B.15, en arrest nr. 151/2010 van 22 december |
| 2010, B.4). | 2010, B.4). |
| B.6. In het eerste lid, 3°, van artikel 161ter, § 5, wordt bepaald dat | B.6. In het eerste lid, 3°, van artikel 161ter, § 5, wordt bepaald dat |
| het strategisch comité, van werknemerszijde, bestaat uit zes leden die | het strategisch comité, van werknemerszijde, bestaat uit zes leden die |
| de vakorganisaties vertegenwoordigen die zitting hebben in de | de vakorganisaties vertegenwoordigen die zitting hebben in de |
| Nationale Paritaire Commissie. In het tweede lid wordt nader bepaald | Nationale Paritaire Commissie. In het tweede lid wordt nader bepaald |
| dat de zetels voor de vakorganisaties worden toegewezen overeenkomstig | dat de zetels voor de vakorganisaties worden toegewezen overeenkomstig |
| hun vertegenwoordiging in de Nationale Paritaire Commissie. | hun vertegenwoordiging in de Nationale Paritaire Commissie. |
| Weliswaar heeft de wetgever de concrete samenstelling van het | Weliswaar heeft de wetgever de concrete samenstelling van het |
| strategisch comité niet rechtstreeks bepaald, toch heeft hij, door een | strategisch comité niet rechtstreeks bepaald, toch heeft hij, door een |
| verband te leggen met de samenstelling van een ander paritair orgaan | verband te leggen met de samenstelling van een ander paritair orgaan |
| en door erin te voorzien dat de vertegenwoordiging binnen de Nationale | en door erin te voorzien dat de vertegenwoordiging binnen de Nationale |
| Paritaire Commissie bepalend is voor de samenstelling van het | Paritaire Commissie bepalend is voor de samenstelling van het |
| strategisch comité, zelf het onderwerp aangegeven wat de wettelijke | strategisch comité, zelf het onderwerp aangegeven wat de wettelijke |
| basis inzake de samenstelling van het strategisch comité bij de | basis inzake de samenstelling van het strategisch comité bij de |
| NMBS-Holding betreft. | NMBS-Holding betreft. |
| Artikel 23 van de Grondwet vereist niet dat de wetgever zelf de | Artikel 23 van de Grondwet vereist niet dat de wetgever zelf de |
| voorwaarden zou bepalen op grond waarvan vakorganisaties als de meest | voorwaarden zou bepalen op grond waarvan vakorganisaties als de meest |
| representatieve voor het personeel van de NMBS-Holding dienen te | representatieve voor het personeel van de NMBS-Holding dienen te |
| worden beschouwd. | worden beschouwd. |
| Daaruit volgt dat de in het geding zijnde bepaling niet onbestaanbaar | Daaruit volgt dat de in het geding zijnde bepaling niet onbestaanbaar |
| is met artikel 23 van de Grondwet. | is met artikel 23 van de Grondwet. |
| B.7. De prejudiciële vraag dient ontkennend te worden beantwoord. | B.7. De prejudiciële vraag dient ontkennend te worden beantwoord. |
| Om die redenen, | Om die redenen, |
| het Hof | het Hof |
| zegt voor recht : | zegt voor recht : |
| Artikel 161ter, § 5, van de wet van 21 maart 1991 betreffende de | Artikel 161ter, § 5, van de wet van 21 maart 1991 betreffende de |
| hervorming van sommige economische overheidsbedrijven schendt artikel | hervorming van sommige economische overheidsbedrijven schendt artikel |
| 23 van de Grondwet niet. | 23 van de Grondwet niet. |
| Aldus uitgesproken in het Nederlands en het Frans, overeenkomstig | Aldus uitgesproken in het Nederlands en het Frans, overeenkomstig |
| artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het | artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het |
| Grondwettelijk Hof, op de openbare terechtzitting van 28 juni 2012. | Grondwettelijk Hof, op de openbare terechtzitting van 28 juni 2012. |
| De griffier, | De griffier, |
| F. Meersschaut | F. Meersschaut |
| De voorzitter, | De voorzitter, |
| M. Bossuyt | M. Bossuyt |