← Terug naar "Uittreksel uit arrest nr. 40/2012 van 8 maart 2012 Rolnummer 5162 In zake : de prejudiciële
vragen over artikel 3 van de ordonnantie van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest van 27 april 1995 betreffende
de taxidiensten en de diensten voor he Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters
R. Henneuse en M. Bossuyt, en de rechter(...)"
Uittreksel uit arrest nr. 40/2012 van 8 maart 2012 Rolnummer 5162 In zake : de prejudiciële vragen over artikel 3 van de ordonnantie van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest van 27 april 1995 betreffende de taxidiensten en de diensten voor he Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters R. Henneuse en M. Bossuyt, en de rechter(...) | Uittreksel uit arrest nr. 40/2012 van 8 maart 2012 Rolnummer 5162 In zake : de prejudiciële vragen over artikel 3 van de ordonnantie van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest van 27 april 1995 betreffende de taxidiensten en de diensten voor he Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters R. Henneuse en M. Bossuyt, en de rechter(...) |
---|---|
GRONDWETTELIJK HOF | GRONDWETTELIJK HOF |
Uittreksel uit arrest nr. 40/2012 van 8 maart 2012 | Uittreksel uit arrest nr. 40/2012 van 8 maart 2012 |
Rolnummer 5162 | Rolnummer 5162 |
In zake : de prejudiciële vragen over artikel 3 van de ordonnantie van | In zake : de prejudiciële vragen over artikel 3 van de ordonnantie van |
het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest van 27 april 1995 betreffende de | het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest van 27 april 1995 betreffende de |
taxidiensten en de diensten voor het verhuren van voertuigen met | taxidiensten en de diensten voor het verhuren van voertuigen met |
chauffeur, gesteld door de Rechtbank van eerste aanleg te Brussel. | chauffeur, gesteld door de Rechtbank van eerste aanleg te Brussel. |
Het Grondwettelijk Hof, | Het Grondwettelijk Hof, |
samengesteld uit de voorzitters R. Henneuse en M. Bossuyt, en de | samengesteld uit de voorzitters R. Henneuse en M. Bossuyt, en de |
rechters L. Lavrysen, A. Alen, E. Derycke, J. Spreutels en P. Nihoul, | rechters L. Lavrysen, A. Alen, E. Derycke, J. Spreutels en P. Nihoul, |
bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van | bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van |
voorzitter R. Henneuse, | voorzitter R. Henneuse, |
wijst na beraad het volgende arrest : | wijst na beraad het volgende arrest : |
I. Onderwerp van de prejudiciële vragen en rechtspleging | I. Onderwerp van de prejudiciële vragen en rechtspleging |
Bij vonnis van 25 mei 2011 in zake de bvba « Taxis Fabbrimone » en | Bij vonnis van 25 mei 2011 in zake de bvba « Taxis Fabbrimone » en |
anderen tegen het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest, in aanwezigheid | anderen tegen het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest, in aanwezigheid |
van de nv « Blue Cabs », waarvan de expeditie ter griffie van het Hof | van de nv « Blue Cabs », waarvan de expeditie ter griffie van het Hof |
is ingekomen op 22 juni 2011, heeft de Rechtbank van eerste aanleg te | is ingekomen op 22 juni 2011, heeft de Rechtbank van eerste aanleg te |
Brussel de volgende prejudiciële vragen gesteld : | Brussel de volgende prejudiciële vragen gesteld : |
1. « Schendt artikel 3 van de ordonnantie van 27 april 1995 | 1. « Schendt artikel 3 van de ordonnantie van 27 april 1995 |
betreffende de taxidiensten en de diensten voor het verhuren van | betreffende de taxidiensten en de diensten voor het verhuren van |
voertuigen met chauffeur, in die zin geïnterpreteerd dat de taxi's van | voertuigen met chauffeur, in die zin geïnterpreteerd dat de taxi's van |
de exploitanten die over een vergunning beschikken die is afgegeven | de exploitanten die over een vergunning beschikken die is afgegeven |
krachtens de Vlaamse of Waalse regelgeving geen ritten mogen uitvoeren | krachtens de Vlaamse of Waalse regelgeving geen ritten mogen uitvoeren |
waarbij het punt van vertrek en het punt van aankomst gelegen zijn op | waarbij het punt van vertrek en het punt van aankomst gelegen zijn op |
het grondgebied van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest wanneer hun | het grondgebied van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest wanneer hun |
voertuig zich reeds daar bevindt, artikel 92bis, § 2, van de | voertuig zich reeds daar bevindt, artikel 92bis, § 2, van de |
bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, | bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, |
dat een samenwerkingsakkoord oplegt voor de regeling van de | dat een samenwerkingsakkoord oplegt voor de regeling van de |
aangelegenheden die betrekking hebben op taxidiensten die zich | aangelegenheden die betrekking hebben op taxidiensten die zich |
uitstrekken over meer dan één gewest ? »; | uitstrekken over meer dan één gewest ? »; |
2. « Schendt artikel 3 van de ordonnantie van 27 april 1995 | 2. « Schendt artikel 3 van de ordonnantie van 27 april 1995 |
betreffende de taxidiensten en de diensten voor het verhuren van | betreffende de taxidiensten en de diensten voor het verhuren van |
voertuigen met chauffeur, in die zin geïnterpreteerd dat het de taxi's | voertuigen met chauffeur, in die zin geïnterpreteerd dat het de taxi's |
van de exploitanten die behoorlijk gemachtigd zijn in het Vlaamse | van de exploitanten die behoorlijk gemachtigd zijn in het Vlaamse |
Gewest of in het Waalse Gewest, verhindert ritten uit te voeren | Gewest of in het Waalse Gewest, verhindert ritten uit te voeren |
waarbij het punt van vertrek en het punt van aankomst gelegen zijn op | waarbij het punt van vertrek en het punt van aankomst gelegen zijn op |
het grondgebied van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest wanneer hun | het grondgebied van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest wanneer hun |
voertuig zich reeds daar bevindt, artikel 6, § 1, VI, derde lid, van | voertuig zich reeds daar bevindt, artikel 6, § 1, VI, derde lid, van |
de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, | de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, |
dat de gewesten de verplichting oplegt in economische aangelegenheden | dat de gewesten de verplichting oplegt in economische aangelegenheden |
hun bevoegdheden uit te oefenen met inachtneming van de beginselen van | hun bevoegdheden uit te oefenen met inachtneming van de beginselen van |
het vrije verkeer van personen, goederen, diensten en kapitalen en van | het vrije verkeer van personen, goederen, diensten en kapitalen en van |
de vrijheid van handel en nijverheid, alsook met inachtneming van het | de vrijheid van handel en nijverheid, alsook met inachtneming van het |
algemeen normatief kader van de economische unie en de monetaire | algemeen normatief kader van de economische unie en de monetaire |
eenheid, zoals vastgesteld door of krachtens de wet? ». | eenheid, zoals vastgesteld door of krachtens de wet? ». |
(...) | (...) |
III. In rechte | III. In rechte |
(...) | (...) |
B.1.1. Artikel 3 van de ordonnantie van 27 april 1995 betreffende de | B.1.1. Artikel 3 van de ordonnantie van 27 april 1995 betreffende de |
taxidiensten en de diensten voor het verhuren van voertuigen met | taxidiensten en de diensten voor het verhuren van voertuigen met |
chauffeur bepaalt : | chauffeur bepaalt : |
« Niemand mag, zonder vergunning van de Regering, een taxidienst | « Niemand mag, zonder vergunning van de Regering, een taxidienst |
exploiteren door middel van één of meer voertuigen vanop de openbare | exploiteren door middel van één of meer voertuigen vanop de openbare |
weg of op elke andere niet voor het openbaar verkeer opengestelde | weg of op elke andere niet voor het openbaar verkeer opengestelde |
plaats die zich op het grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk | plaats die zich op het grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk |
Gewest bevindt. | Gewest bevindt. |
De vergunning voor het exploiteren omvat de toelating voor het | De vergunning voor het exploiteren omvat de toelating voor het |
stationeren op eender welke op de openbare weg gelegen standplaats die | stationeren op eender welke op de openbare weg gelegen standplaats die |
voor de taxi's voorbehouden is, aan de voorwaarden die door de | voor de taxi's voorbehouden is, aan de voorwaarden die door de |
Regering vastgelegd worden ». | Regering vastgelegd worden ». |
B.1.2. Uit de motivering van het verwijzingsvonnis vloeit voort dat | B.1.2. Uit de motivering van het verwijzingsvonnis vloeit voort dat |
het tweede lid van die bepaling niet in het geding is. | het tweede lid van die bepaling niet in het geding is. |
B.2.1. De Waalse Regering betwist de bevoegdheid van het Hof door te | B.2.1. De Waalse Regering betwist de bevoegdheid van het Hof door te |
doen gelden dat het niet bevoegd is om bepalingen van reglementaire | doen gelden dat het niet bevoegd is om bepalingen van reglementaire |
aard te toetsen. Het in de prejudiciële vragen vermelde verbod zou | aard te toetsen. Het in de prejudiciële vragen vermelde verbod zou |
immers niet voortvloeien uit de in het geding zijnde bepaling, maar | immers niet voortvloeien uit de in het geding zijnde bepaling, maar |
uit reglementaire bepalingen die door de Waalse Regering en door de | uit reglementaire bepalingen die door de Waalse Regering en door de |
Vlaamse Regering zijn aangenomen en die aan de taxichauffeurs die | Vlaamse Regering zijn aangenomen en die aan de taxichauffeurs die |
vallen onder een taxi-exploitant die ertoe is gemachtigd op het | vallen onder een taxi-exploitant die ertoe is gemachtigd op het |
grondgebied van het Waalse Gewest of op dat van het Vlaamse Gewest een | grondgebied van het Waalse Gewest of op dat van het Vlaamse Gewest een |
taxidienst te exploiteren, de verplichting opleggen om « leeg » terug | taxidienst te exploiteren, de verplichting opleggen om « leeg » terug |
te keren naar het grondgebied van dat Gewest na een rit op het | te keren naar het grondgebied van dat Gewest na een rit op het |
grondgebied van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest te hebben | grondgebied van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest te hebben |
uitgevoerd. | uitgevoerd. |
In haar memorie van antwoord betwist zij bovendien de ontvankelijkheid | In haar memorie van antwoord betwist zij bovendien de ontvankelijkheid |
van de prejudiciële vragen door te doen gelden dat daarin aan de in | van de prejudiciële vragen door te doen gelden dat daarin aan de in |
het geding zijnde bepaling een interpretatie wordt gegeven die is | het geding zijnde bepaling een interpretatie wordt gegeven die is |
gebaseerd op de redactie die zij had in het ontwerp van decreet, en | gebaseerd op de redactie die zij had in het ontwerp van decreet, en |
die kennelijk onjuist is, daar het ontwerp later werd gewijzigd. | die kennelijk onjuist is, daar het ontwerp later werd gewijzigd. |
B.2.2. De door de Waalse Regering opgeworpen bezwaren hebben beide | B.2.2. De door de Waalse Regering opgeworpen bezwaren hebben beide |
betrekking op de interpretatie, door de verwijzende rechter, van de | betrekking op de interpretatie, door de verwijzende rechter, van de |
wetsbepaling die hij aan de toetsing van het Hof voorlegt. | wetsbepaling die hij aan de toetsing van het Hof voorlegt. |
Het staat niet aan de partijen om een dergelijke interpretatie te | Het staat niet aan de partijen om een dergelijke interpretatie te |
betwisten en het Hof is in de regel ertoe gehouden ze in aanmerking te | betwisten en het Hof is in de regel ertoe gehouden ze in aanmerking te |
nemen. | nemen. |
De excepties zijn niet gegrond. | De excepties zijn niet gegrond. |
B.2.3. In haar memorie van antwoord betwist de Brusselse | B.2.3. In haar memorie van antwoord betwist de Brusselse |
Hoofdstedelijke Regering de ontvankelijkheid van de memorie van de | Hoofdstedelijke Regering de ontvankelijkheid van de memorie van de |
eisende partijen voor de verwijzende rechter in zoverre zij is | eisende partijen voor de verwijzende rechter in zoverre zij is |
ingediend door twee van hen, van wie het optreden door de verwijzende | ingediend door twee van hen, van wie het optreden door de verwijzende |
rechter zou zijn verworpen. | rechter zou zijn verworpen. |
B.2.4. Artikel 87, § 1, van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op | B.2.4. Artikel 87, § 1, van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op |
het Grondwettelijk Hof bepaalt : | het Grondwettelijk Hof bepaalt : |
« Wanneer het Grondwettelijk Hof, bij wijze van prejudiciële | « Wanneer het Grondwettelijk Hof, bij wijze van prejudiciële |
beslissing, uitspraak doet op vragen als bedoeld in artikel 26, kan | beslissing, uitspraak doet op vragen als bedoeld in artikel 26, kan |
ieder die van een belang doet blijken in de zaak voor de rechter die | ieder die van een belang doet blijken in de zaak voor de rechter die |
de verwijzing gelast, een memorie aan het Hof richten binnen dertig | de verwijzing gelast, een memorie aan het Hof richten binnen dertig |
dagen na de bekendmaking voorgeschreven in artikel 74. Hij wordt | dagen na de bekendmaking voorgeschreven in artikel 74. Hij wordt |
daardoor geacht partij in het geding te zijn ». | daardoor geacht partij in het geding te zijn ». |
De omstandigheid dat het optreden van de betrokkenen voor de | De omstandigheid dat het optreden van de betrokkenen voor de |
verwijzende rechter niet zou zijn toegelaten, is niet van dien aard | verwijzende rechter niet zou zijn toegelaten, is niet van dien aard |
dat het hun verbiedt een memorie bij het Hof in te dienen, aangezien | dat het hun verbiedt een memorie bij het Hof in te dienen, aangezien |
die mogelijkheid enkel afhankelijk wordt gesteld van de voorwaarde met | die mogelijkheid enkel afhankelijk wordt gesteld van de voorwaarde met |
betrekking tot hun belang. Te dezen kan hun belang worden afgeleid uit | betrekking tot hun belang. Te dezen kan hun belang worden afgeleid uit |
het feit dat de situatie waarin zij zich bevinden, analoog is aan die | het feit dat de situatie waarin zij zich bevinden, analoog is aan die |
van de eisende partijen voor de verwijzende rechter. | van de eisende partijen voor de verwijzende rechter. |
Ten aanzien van de eerste prejudiciële vraag | Ten aanzien van de eerste prejudiciële vraag |
B.3.1. De verwijzende rechter vraagt het Hof of de in het geding | B.3.1. De verwijzende rechter vraagt het Hof of de in het geding |
zijnde bepaling artikel 92bis, § 2, van de bijzondere wet van 8 | zijnde bepaling artikel 92bis, § 2, van de bijzondere wet van 8 |
augustus 1980 tot hervorming der instellingen schendt indien zij in | augustus 1980 tot hervorming der instellingen schendt indien zij in |
die zin wordt geïnterpreteerd dat zij aan de taxi-exploitanten die | die zin wordt geïnterpreteerd dat zij aan de taxi-exploitanten die |
over een vergunning beschikken die krachtens de regelgeving van het | over een vergunning beschikken die krachtens de regelgeving van het |
Vlaamse of het Waalse Gewest is afgegeven, niet de mogelijkheid biedt | Vlaamse of het Waalse Gewest is afgegeven, niet de mogelijkheid biedt |
om ritten uit te voeren waarvan het vertrekpunt en het aankomstpunt op | om ritten uit te voeren waarvan het vertrekpunt en het aankomstpunt op |
het grondgebied van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest zijn gelegen | het grondgebied van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest zijn gelegen |
wanneer het voertuig zich reeds daar bevindt, terwijl nochtans geen | wanneer het voertuig zich reeds daar bevindt, terwijl nochtans geen |
enkel voorafgaand samenwerkingsakkoord tussen de gewesten werd | enkel voorafgaand samenwerkingsakkoord tussen de gewesten werd |
gesloten. | gesloten. |
B.3.2. De Brusselse Hoofdstedelijke Regering voert aan dat de | B.3.2. De Brusselse Hoofdstedelijke Regering voert aan dat de |
prejudiciële vraag, rekening houdend met het voorwerp van het aan de | prejudiciële vraag, rekening houdend met het voorwerp van het aan de |
verwijzende rechter voorgelegde geschil, moet worden geherformuleerd | verwijzende rechter voorgelegde geschil, moet worden geherformuleerd |
om aan te geven dat het niet erom gaat ritten uit te voeren op het | om aan te geven dat het niet erom gaat ritten uit te voeren op het |
grondgebied van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest, maar wel om er | grondgebied van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest, maar wel om er |
de facto een taxidienst te exploiteren zonder daartoe te zijn | de facto een taxidienst te exploiteren zonder daartoe te zijn |
gemachtigd door de Brusselse Hoofdstedelijke Regering. | gemachtigd door de Brusselse Hoofdstedelijke Regering. |
B.3.3. Het staat niet aan de partijen om de prejudiciële vragen te | B.3.3. Het staat niet aan de partijen om de prejudiciële vragen te |
herformuleren die de rechter aan het Hof stelt. Bovendien blijkt, | herformuleren die de rechter aan het Hof stelt. Bovendien blijkt, |
enerzijds, uit de bewoordingen van de vraag dat de verwijzende | enerzijds, uit de bewoordingen van de vraag dat de verwijzende |
rechter, door te verwijzen naar artikel 92bis, § 2, de « taxidiensten | rechter, door te verwijzen naar artikel 92bis, § 2, de « taxidiensten |
» beoogt waarnaar die bepaling verwijst en, anderzijds, uit de | » beoogt waarnaar die bepaling verwijst en, anderzijds, uit de |
motivering van het verwijzingsvonnis dat het geschil betrekking heeft | motivering van het verwijzingsvonnis dat het geschil betrekking heeft |
op de ontstentenis van een door de Brusselse Hoofdstedelijke Regering | op de ontstentenis van een door de Brusselse Hoofdstedelijke Regering |
afgegeven exploitatievergunning. | afgegeven exploitatievergunning. |
B.4. De bijzondere wet van 8 augustus 1988 heeft in de bijzondere wet | B.4. De bijzondere wet van 8 augustus 1988 heeft in de bijzondere wet |
van 8 augustus 1980 een artikel 92bis ingevoegd, waarvan paragraaf 2 | van 8 augustus 1980 een artikel 92bis ingevoegd, waarvan paragraaf 2 |
bepaalt dat de gewesten « in ieder geval samenwerkingsakkoorden | bepaalt dat de gewesten « in ieder geval samenwerkingsakkoorden |
[sluiten] voor de regeling van de aangelegenheden die betrekking | [sluiten] voor de regeling van de aangelegenheden die betrekking |
hebben : [...] c) op de diensten voor gemeenschappelijk stads- en | hebben : [...] c) op de diensten voor gemeenschappelijk stads- en |
streekvervoer en taxidiensten die zich uitstrekken over meer dan één | streekvervoer en taxidiensten die zich uitstrekken over meer dan één |
Gewest ». | Gewest ». |
B.5. Aangezien de ontstentenis van samenwerking in een aangelegenheid | B.5. Aangezien de ontstentenis van samenwerking in een aangelegenheid |
waarvoor de bijzondere wetgever in een verplichte samenwerking | waarvoor de bijzondere wetgever in een verplichte samenwerking |
voorziet, niet verenigbaar is met het evenredigheidsbeginsel dat eigen | voorziet, niet verenigbaar is met het evenredigheidsbeginsel dat eigen |
is aan elke bevoegdheidsuitoefening, vermag het Hof de naleving na te | is aan elke bevoegdheidsuitoefening, vermag het Hof de naleving na te |
gaan van de in artikel 92bis van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 | gaan van de in artikel 92bis van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 |
neergelegde verplichting om samenwerkingsakkoorden te sluiten. | neergelegde verplichting om samenwerkingsakkoorden te sluiten. |
B.6.1. De door artikel 92bis, § 2, c), verplichte samenwerking werd in | B.6.1. De door artikel 92bis, § 2, c), verplichte samenwerking werd in |
de parlementaire voorbereiding van de bijzondere wet van 8 augustus | de parlementaire voorbereiding van de bijzondere wet van 8 augustus |
1988 verantwoord als volgt : | 1988 verantwoord als volgt : |
« Het ontwerp schept het wettelijk kader dat de nationale overheid, de | « Het ontwerp schept het wettelijk kader dat de nationale overheid, de |
Gemeenschappen en de Gewesten toelaat samen te werken, met inbegrip | Gemeenschappen en de Gewesten toelaat samen te werken, met inbegrip |
van het eventueel samen behouden, het oprichten en het beheren van | van het eventueel samen behouden, het oprichten en het beheren van |
diensten en instellingen. | diensten en instellingen. |
Gelet op de aard van de aangelegenheden dringt een samenwerking zich | Gelet op de aard van de aangelegenheden dringt een samenwerking zich |
in ieder geval op inzake grensoverschrijdende wegen, waterwegen, | in ieder geval op inzake grensoverschrijdende wegen, waterwegen, |
bossen, stads- en streekvervoer en gemeenschappelijke normen » (Parl. | bossen, stads- en streekvervoer en gemeenschappelijke normen » (Parl. |
St., Kamer, B.Z. 1988, nr. 516/1, p. 30). | St., Kamer, B.Z. 1988, nr. 516/1, p. 30). |
B.6.2. De afdeling wetgeving van de Raad van State oordeelde in haar | B.6.2. De afdeling wetgeving van de Raad van State oordeelde in haar |
advies over het voorontwerp van ordonnantie « tot wijziging en | advies over het voorontwerp van ordonnantie « tot wijziging en |
aanvulling van de wet van 27 december 1974 betreffende de taxidiensten | aanvulling van de wet van 27 december 1974 betreffende de taxidiensten |
» : | » : |
« In zoverre de ontworpen ordonnantie zich ertoe bepaalt het bezoldigd | « In zoverre de ontworpen ordonnantie zich ertoe bepaalt het bezoldigd |
vervoer van personen per taxi te regelen, vertrekkende van een | vervoer van personen per taxi te regelen, vertrekkende van een |
bepaalde standplaats op de openbare weg of van eender welke andere | bepaalde standplaats op de openbare weg of van eender welke andere |
plaats die niet voor het openbaar verkeer is opengesteld, welke | plaats die niet voor het openbaar verkeer is opengesteld, welke |
plaatsen gelegen zijn op het grondgebied van het Brusselse | plaatsen gelegen zijn op het grondgebied van het Brusselse |
Hoofdstedelijk Gewest, regelt de tekst duidelijk niet de ' | Hoofdstedelijk Gewest, regelt de tekst duidelijk niet de ' |
taxidiensten die zich uitstrekken over meer dan één Gewest ' » (advies | taxidiensten die zich uitstrekken over meer dan één Gewest ' » (advies |
L.21.739/9 van 23 december 1992). | L.21.739/9 van 23 december 1992). |
De afdeling wetgeving van de Raad van State heeft immers gepreciseerd | De afdeling wetgeving van de Raad van State heeft immers gepreciseerd |
dat artikel 92bis, § 2, c), van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 | dat artikel 92bis, § 2, c), van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 |
tot hervorming der instellingen enkel een samenwerkingsakkoord eist | tot hervorming der instellingen enkel een samenwerkingsakkoord eist |
voor de regeling van de aangelegenheden die betrekking hebben op de | voor de regeling van de aangelegenheden die betrekking hebben op de |
taxidiensten, en niet de ritten, die zich uitstrekken over het | taxidiensten, en niet de ritten, die zich uitstrekken over het |
grondgebied van meer dan één gewest. Die bepaling verzet zich ertegen | grondgebied van meer dan één gewest. Die bepaling verzet zich ertegen |
dat een gewestelijke overheid eenzijdig bepalingen vaststelt met als | dat een gewestelijke overheid eenzijdig bepalingen vaststelt met als |
specifiek doel of met als specifiek gevolg dat aangelegenheden worden | specifiek doel of met als specifiek gevolg dat aangelegenheden worden |
geregeld die betrekking hebben op de uitoefening op het grondgebied | geregeld die betrekking hebben op de uitoefening op het grondgebied |
van een gewest van activiteiten van taxidiensten die worden | van een gewest van activiteiten van taxidiensten die worden |
geëxploiteerd vanuit plaatsen die buiten het grondgebied van dat | geëxploiteerd vanuit plaatsen die buiten het grondgebied van dat |
gewest zijn gelegen (Parl. St., Brusselse Hoofdstedelijke Raad, | gewest zijn gelegen (Parl. St., Brusselse Hoofdstedelijke Raad, |
1994-1995, nr. A-368/1, p. 44). | 1994-1995, nr. A-368/1, p. 44). |
B.7.1. Uit de tekst van artikel 3 van de in het geding zijnde | B.7.1. Uit de tekst van artikel 3 van de in het geding zijnde |
ordonnantie blijkt dat een vergunning is vereist voor de exploitatie | ordonnantie blijkt dat een vergunning is vereist voor de exploitatie |
van taxidiensten waarvan het vertrekpunt voor de gebruiker op het | van taxidiensten waarvan het vertrekpunt voor de gebruiker op het |
grondgebied van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest is gelegen. | grondgebied van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest is gelegen. |
Die bepaling staat evenwel niet eraan in de weg dat de voertuigen die | Die bepaling staat evenwel niet eraan in de weg dat de voertuigen die |
behoren tot de taxidiensten die over een exploitatievergunning | behoren tot de taxidiensten die over een exploitatievergunning |
beschikken die op grond van de Vlaamse regelgeving of op grond van de | beschikken die op grond van de Vlaamse regelgeving of op grond van de |
Waalse regelgeving is afgegeven, hun ritten kunnen voortzetten op het | Waalse regelgeving is afgegeven, hun ritten kunnen voortzetten op het |
grondgebied van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest of het kunnen | grondgebied van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest of het kunnen |
betreden wanneer zij daartoe worden genoodzaakt, zonder dat daartoe | betreden wanneer zij daartoe worden genoodzaakt, zonder dat daartoe |
een vergunning van dat Gewest is vereist (Parl. St., Brusselse | een vergunning van dat Gewest is vereist (Parl. St., Brusselse |
Hoofdstedelijke Raad, 1994-1995, nr. A-368/1, pp. 5 en 6). Het staat | Hoofdstedelijke Raad, 1994-1995, nr. A-368/1, pp. 5 en 6). Het staat |
aan de rechter na te gaan of de exploitanten zodoende binnen de aldus | aan de rechter na te gaan of de exploitanten zodoende binnen de aldus |
opgegeven grenzen blijven dan wel of zij, door daarvan af te wijken om | opgegeven grenzen blijven dan wel of zij, door daarvan af te wijken om |
een taxidienst op het grondgebied van het Brusselse Hoofdstedelijke | een taxidienst op het grondgebied van het Brusselse Hoofdstedelijke |
Gewest te exploiteren, de bepalingen van de in het geding zijnde | Gewest te exploiteren, de bepalingen van de in het geding zijnde |
ordonnantie overtreden. | ordonnantie overtreden. |
B.7.2. Overigens dient te worden aangenomen dat het door de auteurs | B.7.2. Overigens dient te worden aangenomen dat het door de auteurs |
van de ordonnantie gehanteerde criterium, namelijk het vertrekpunt van | van de ordonnantie gehanteerde criterium, namelijk het vertrekpunt van |
de taxidienst, een relevant aanknopingspunt is, dat het mogelijk maakt | de taxidienst, een relevant aanknopingspunt is, dat het mogelijk maakt |
de in die ordonnantie geregelde aangelegenheid binnen de territoriale | de in die ordonnantie geregelde aangelegenheid binnen de territoriale |
bevoegdheidssfeer van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest te | bevoegdheidssfeer van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest te |
lokaliseren. | lokaliseren. |
B.7.3. De eerste prejudiciële vraag dient ontkennend te worden | B.7.3. De eerste prejudiciële vraag dient ontkennend te worden |
beantwoord. | beantwoord. |
Ten aanzien van de tweede prejudiciële vraag | Ten aanzien van de tweede prejudiciële vraag |
B.8.1. De verwijzende rechter vraagt of de in het geding zijnde | B.8.1. De verwijzende rechter vraagt of de in het geding zijnde |
bepaling de beginselen van het vrije verkeer van personen, goederen en | bepaling de beginselen van het vrije verkeer van personen, goederen en |
diensten en kapitalen, de vrijheid van handel en nijverheid en het | diensten en kapitalen, de vrijheid van handel en nijverheid en het |
beginsel van de economische en monetaire unie schendt. Hij verwijst | beginsel van de economische en monetaire unie schendt. Hij verwijst |
aldus naar artikel 6, § 1, VI, derde lid, van de bijzondere wet van 8 | aldus naar artikel 6, § 1, VI, derde lid, van de bijzondere wet van 8 |
augustus 1980 tot hervorming der instellingen, dat krachtens artikel 4 | augustus 1980 tot hervorming der instellingen, dat krachtens artikel 4 |
van de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de | van de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de |
Brusselse instellingen van toepassing is op het Brusselse | Brusselse instellingen van toepassing is op het Brusselse |
Hoofdstedelijke Gewest. | Hoofdstedelijke Gewest. |
B.8.2. De Brusselse Hoofdstedelijke Regering verzoekt om de | B.8.2. De Brusselse Hoofdstedelijke Regering verzoekt om de |
prejudiciële vraag te herformuleren om de in B.3.2 aangegeven redenen. | prejudiciële vraag te herformuleren om de in B.3.2 aangegeven redenen. |
Om de in B.3.3 aangegeven redenen dient dat verzoek niet te worden | Om de in B.3.3 aangegeven redenen dient dat verzoek niet te worden |
ingewilligd. | ingewilligd. |
B.8.3. De Waalse Regering is van mening dat het Hof niet bevoegd is om | B.8.3. De Waalse Regering is van mening dat het Hof niet bevoegd is om |
kennis te nemen van de uit de schending van Europeesrechtelijke regels | kennis te nemen van de uit de schending van Europeesrechtelijke regels |
afgeleide grieven die door de eisende partijen voor de verwijzende | afgeleide grieven die door de eisende partijen voor de verwijzende |
rechter worden aangevoerd tegen andere bepalingen van de in het geding | rechter worden aangevoerd tegen andere bepalingen van de in het geding |
zijnde ordonnantie dan die welke in de prejudiciële vraag wordt | zijnde ordonnantie dan die welke in de prejudiciële vraag wordt |
beoogd. | beoogd. |
Het is juist dat noch de partijen, noch het Hof de prejudiciële vraag | Het is juist dat noch de partijen, noch het Hof de prejudiciële vraag |
kunnen uitbreiden tot bepalingen die daarin niet worden beoogd. Zowel | kunnen uitbreiden tot bepalingen die daarin niet worden beoogd. Zowel |
de door de partijen aangevoerde grieven als de motivering van het | de door de partijen aangevoerde grieven als de motivering van het |
arrest kunnen evenwel ertoe leiden dat teneinde de in de prejudiciële | arrest kunnen evenwel ertoe leiden dat teneinde de in de prejudiciële |
vraag beoogde bepalingen te onderzoeken rekening wordt gehouden met | vraag beoogde bepalingen te onderzoeken rekening wordt gehouden met |
andere bepalingen. | andere bepalingen. |
B.8.4. Om de in B.7.1 en B.7.2 aangegeven redenen, doet de in het | B.8.4. Om de in B.7.1 en B.7.2 aangegeven redenen, doet de in het |
geding zijnde bepaling geen afbreuk aan de in B.8.1 vermelde regels. | geding zijnde bepaling geen afbreuk aan de in B.8.1 vermelde regels. |
Dat geldt des te meer daar de taxidiensten, in tegenstelling tot de | Dat geldt des te meer daar de taxidiensten, in tegenstelling tot de |
diensten voor het verhuren van voertuigen met chauffeur, diensten van | diensten voor het verhuren van voertuigen met chauffeur, diensten van |
openbaar nut zijn die moeten worden omkaderd door maatregelen met | openbaar nut zijn die moeten worden omkaderd door maatregelen met |
betrekking tot de regulering en de coördinatie van het vervoer. | betrekking tot de regulering en de coördinatie van het vervoer. |
B.9.1. In hun memorie wensen de eisende partijen voor de verwijzende | B.9.1. In hun memorie wensen de eisende partijen voor de verwijzende |
rechter dat het Hof, indien het oordeelt de prejudiciële vraag | rechter dat het Hof, indien het oordeelt de prejudiciële vraag |
ontkennend te moeten beantwoorden, een prejudiciële vraag stelt aan | ontkennend te moeten beantwoorden, een prejudiciële vraag stelt aan |
het Hof van Justitie van de Europese Unie over de interpretatie van de | het Hof van Justitie van de Europese Unie over de interpretatie van de |
artikelen 49 en 56 van het Verdrag betreffende de werking van de | artikelen 49 en 56 van het Verdrag betreffende de werking van de |
Europese Unie (VWEU). | Europese Unie (VWEU). |
B.9.2. Artikel 267 van het VWEU bepaalt : | B.9.2. Artikel 267 van het VWEU bepaalt : |
« Het Hof van Justitie van de Europese Unie is bevoegd, bij wijze van | « Het Hof van Justitie van de Europese Unie is bevoegd, bij wijze van |
prejudiciële beslissing, een uitspraak te doen | prejudiciële beslissing, een uitspraak te doen |
a) over de uitlegging van de Verdragen, | a) over de uitlegging van de Verdragen, |
b) over de geldigheid en de uitlegging van de handelingen van de | b) over de geldigheid en de uitlegging van de handelingen van de |
instellingen, de organen of de instanties van de Unie. | instellingen, de organen of de instanties van de Unie. |
Indien een vraag te dien aanzien wordt opgeworpen voor een | Indien een vraag te dien aanzien wordt opgeworpen voor een |
rechterlijke instantie van een der lidstaten, kan deze instantie, | rechterlijke instantie van een der lidstaten, kan deze instantie, |
indien zij een beslissing op dit punt noodzakelijk acht voor het | indien zij een beslissing op dit punt noodzakelijk acht voor het |
wijzen van haar vonnis, het Hof van Justitie verzoeken over deze vraag | wijzen van haar vonnis, het Hof van Justitie verzoeken over deze vraag |
een uitspraak te doen. | een uitspraak te doen. |
Indien een vraag te dien aanzien wordt opgeworpen in een zaak | Indien een vraag te dien aanzien wordt opgeworpen in een zaak |
aanhangig bij een nationale rechterlijke instantie waarvan de | aanhangig bij een nationale rechterlijke instantie waarvan de |
beslissingen volgens het nationale recht niet vatbaar zijn voor hoger | beslissingen volgens het nationale recht niet vatbaar zijn voor hoger |
beroep, is deze instantie gehouden zich tot het Hof te wenden. | beroep, is deze instantie gehouden zich tot het Hof te wenden. |
Indien een dergelijke vraag wordt opgeworpen in een bij een nationale | Indien een dergelijke vraag wordt opgeworpen in een bij een nationale |
rechterlijke instantie aanhangige zaak betreffende een gedetineerde | rechterlijke instantie aanhangige zaak betreffende een gedetineerde |
persoon, doet het Hof zo spoedig mogelijk uitspraak ». | persoon, doet het Hof zo spoedig mogelijk uitspraak ». |
B.9.3. De in de derde alinea van die bepaling opgenomen verplichting | B.9.3. De in de derde alinea van die bepaling opgenomen verplichting |
is, in de gevallen waarin enkel de uitlegging van een norm van de | is, in de gevallen waarin enkel de uitlegging van een norm van de |
Europese Unie in het geding is, niet van toepassing, indien die | Europese Unie in het geding is, niet van toepassing, indien die |
nationale rechterlijke instantie « heeft vastgesteld dat de opgeworpen | nationale rechterlijke instantie « heeft vastgesteld dat de opgeworpen |
vraag niet relevant is of dat de betrokken gemeenschapsbepaling reeds | vraag niet relevant is of dat de betrokken gemeenschapsbepaling reeds |
door het Hof is uitgelegd of dat de juiste toepassing van het | door het Hof is uitgelegd of dat de juiste toepassing van het |
gemeenschapsrecht zo evident is, dat redelijkerwijze geen ruimte voor | gemeenschapsrecht zo evident is, dat redelijkerwijze geen ruimte voor |
twijfel kan bestaan » (HvJ, 6 oktober 1982, C-283/81, CILFIT, punt | twijfel kan bestaan » (HvJ, 6 oktober 1982, C-283/81, CILFIT, punt |
21). | 21). |
B.10.1. Uit de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese | B.10.1. Uit de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese |
Unie volgt dat beperkingen van het bij artikel 56 van het VWEU | Unie volgt dat beperkingen van het bij artikel 56 van het VWEU |
gewaarborgde vrij verrichten van diensten, die voortvloeien uit | gewaarborgde vrij verrichten van diensten, die voortvloeien uit |
maatregelen die zonder onderscheid van toepassing zijn op nationale en | maatregelen die zonder onderscheid van toepassing zijn op nationale en |
EU-onderdanen, kunnen worden aanvaard indien ze worden verantwoord | EU-onderdanen, kunnen worden aanvaard indien ze worden verantwoord |
door dwingende redenen van algemeen belang, indien ze geschikt zijn om | door dwingende redenen van algemeen belang, indien ze geschikt zijn om |
het ermee beoogde doel te bereiken en ze niet verder gaan dan wat | het ermee beoogde doel te bereiken en ze niet verder gaan dan wat |
noodzakelijk is om het te bereiken. Bovendien is vereist dat de | noodzakelijk is om het te bereiken. Bovendien is vereist dat de |
beperkingen die op dergelijke gronden en op het noodzakelijke | beperkingen die op dergelijke gronden en op het noodzakelijke |
voorkomen van maatschappelijke problemen zijn gebaseerd, geschikt zijn | voorkomen van maatschappelijke problemen zijn gebaseerd, geschikt zijn |
om die doelstellingen te verwezenlijken (HvJ, 21 oktober 1999, | om die doelstellingen te verwezenlijken (HvJ, 21 oktober 1999, |
C-67/98, Zenatti; 24 maart 1992, C-275/92, Schindler; 21 september | C-67/98, Zenatti; 24 maart 1992, C-275/92, Schindler; 21 september |
1999, C-124/97, Läärä; 11 september 2003, C-6/01, Anomar). | 1999, C-124/97, Läärä; 11 september 2003, C-6/01, Anomar). |
B.10.2. De bepalingen van het VWEU kunnen die vereisten evenwel | B.10.2. De bepalingen van het VWEU kunnen die vereisten evenwel |
temperen, aangezien artikel 58 de vervoerdiensten onttrekt aan de | temperen, aangezien artikel 58 de vervoerdiensten onttrekt aan de |
bepalingen die het vrij verrichten van diensten waarborgen en | bepalingen die het vrij verrichten van diensten waarborgen en |
aangezien de artikelen 92 en 93 van het genoemde Verdrag bepalen : | aangezien de artikelen 92 en 93 van het genoemde Verdrag bepalen : |
« Artikel 92. | « Artikel 92. |
Totdat de in artikel 91, lid 1, bedoelde bepalingen zijn vastgesteld | Totdat de in artikel 91, lid 1, bedoelde bepalingen zijn vastgesteld |
en behoudens vaststelling door de Raad, met eenparigheid van stemmen | en behoudens vaststelling door de Raad, met eenparigheid van stemmen |
van een maatregel die in een afwijking voorziet, mag geen enkele | van een maatregel die in een afwijking voorziet, mag geen enkele |
lidstaat de onderscheidende bepalingen, die terzake gelden op 1 | lidstaat de onderscheidende bepalingen, die terzake gelden op 1 |
januari 1958 of, voor de toetredende staten, op de datum van hun | januari 1958 of, voor de toetredende staten, op de datum van hun |
toetreding, zodanig veranderen dat zij daardoor in hun rechtstreekse | toetreding, zodanig veranderen dat zij daardoor in hun rechtstreekse |
of zijdelingse uitwerking minder gunstig worden voor de | of zijdelingse uitwerking minder gunstig worden voor de |
vervoerondernemers der overige lidstaten dan voor de nationale | vervoerondernemers der overige lidstaten dan voor de nationale |
vervoerondernemers. | vervoerondernemers. |
Artikel 93. | Artikel 93. |
Met de Verdragen zijn verenigbaar de steunmaatregelen die beantwoorden | Met de Verdragen zijn verenigbaar de steunmaatregelen die beantwoorden |
aan de behoeften van de coördinatie van het vervoer of die | aan de behoeften van de coördinatie van het vervoer of die |
overeenkomen met de vergoeding van bepaalde met het begrip ' openbare | overeenkomen met de vergoeding van bepaalde met het begrip ' openbare |
dienst ' verbonden, verplichte dienstverrichtingen ». | dienst ' verbonden, verplichte dienstverrichtingen ». |
B.10.3. Met betrekking tot de vrijheid van vestiging verzet artikel 49 | B.10.3. Met betrekking tot de vrijheid van vestiging verzet artikel 49 |
van het VWEU zich tegen elke discriminerende belemmering, op grond van | van het VWEU zich tegen elke discriminerende belemmering, op grond van |
de nationaliteit of de zetel van de onderneming, van de vrije | de nationaliteit of de zetel van de onderneming, van de vrije |
uitoefening van die vrijheid op het grondgebied van een andere | uitoefening van die vrijheid op het grondgebied van een andere |
lidstaat, tenzij die laatste aantoont dat die belemmering op relevante | lidstaat, tenzij die laatste aantoont dat die belemmering op relevante |
en evenredige wijze een aan de openbare orde, de openbare veiligheid | en evenredige wijze een aan de openbare orde, de openbare veiligheid |
of de volksgezondheid verbonden doel nastreeft (artikel 52 van het | of de volksgezondheid verbonden doel nastreeft (artikel 52 van het |
VWEU). | VWEU). |
Datzelfde artikel verbiedt eveneens elke wetgeving die zonder | Datzelfde artikel verbiedt eveneens elke wetgeving die zonder |
onderscheid van toepassing is en die de uitoefening van de vrijheid | onderscheid van toepassing is en die de uitoefening van de vrijheid |
van vestiging kan hinderen of minder aantrekkelijk maken, behalve | van vestiging kan hinderen of minder aantrekkelijk maken, behalve |
wanneer die maatregel op relevante en evenredige wijze een gewettigd | wanneer die maatregel op relevante en evenredige wijze een gewettigd |
doel nastreeft dat met het Verdrag verenigbaar is en verantwoord is | doel nastreeft dat met het Verdrag verenigbaar is en verantwoord is |
door dwingende redenen van algemeen belang (HvJ, 31 maart 1993, | door dwingende redenen van algemeen belang (HvJ, 31 maart 1993, |
C-19/92, Kraus, punt 32; HvJ, 30 november 1995, C-55/94, Gebhard, punt | C-19/92, Kraus, punt 32; HvJ, 30 november 1995, C-55/94, Gebhard, punt |
37; HvJ, 6 november 2003, voormeld, punt 65). | 37; HvJ, 6 november 2003, voormeld, punt 65). |
Om verenigbaar te zijn met artikel 49 van het VWEU moeten de op | Om verenigbaar te zijn met artikel 49 van het VWEU moeten de op |
dergelijke redenen gegronde beperkende maatregelen ook geschikt zijn | dergelijke redenen gegronde beperkende maatregelen ook geschikt zijn |
om de ermee beoogde doelen te bereiken en niet verder gaan dan wat | om de ermee beoogde doelen te bereiken en niet verder gaan dan wat |
daartoe noodzakelijk is (HvJ, 21 oktober 1999, voormeld, punt 31; HvJ, | daartoe noodzakelijk is (HvJ, 21 oktober 1999, voormeld, punt 31; HvJ, |
8 juli 2010, C-447/08 en C-448/08, samengevoegde zaken Otto Sjöberg en | 8 juli 2010, C-447/08 en C-448/08, samengevoegde zaken Otto Sjöberg en |
Anders Gerdin, punt 36). | Anders Gerdin, punt 36). |
Uit de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie | Uit de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie |
blijkt daarenboven dat die vrijheid niet enkel op grond van de | blijkt daarenboven dat die vrijheid niet enkel op grond van de |
nationaliteit van een rechtzoekende kan worden aangevoerd, wanneer die | nationaliteit van een rechtzoekende kan worden aangevoerd, wanneer die |
sedert voldoende tijd in het gastland verblijft (HvJ, 16 december | sedert voldoende tijd in het gastland verblijft (HvJ, 16 december |
2004, C-293/03, Gregorio My). Te dezen wijst niets erop dat zulks niet | 2004, C-293/03, Gregorio My). Te dezen wijst niets erop dat zulks niet |
het geval zou zijn. | het geval zou zijn. |
B.11.1. Rekening houdend met die verschillende vereisten, vermocht de | B.11.1. Rekening houdend met die verschillende vereisten, vermocht de |
ordonnantiegever te oordelen dat maatregelen die ertoe strekken het | ordonnantiegever te oordelen dat maatregelen die ertoe strekken het |
hoofd te bieden aan de toenemende stijging van het autoverkeer, een « | hoofd te bieden aan de toenemende stijging van het autoverkeer, een « |
bijkomende vervoermogelijkheid [te regelen] die een bijzondere plaats | bijkomende vervoermogelijkheid [te regelen] die een bijzondere plaats |
innam tussen het openbaar vervoer en de eigen auto, en door het | innam tussen het openbaar vervoer en de eigen auto, en door het |
openbaar nut van de verleende dienst werd [...] opgenomen in het kader | openbaar nut van de verleende dienst werd [...] opgenomen in het kader |
van het door de Staat georganiseerd of gereglementeerd personenvervoer | van het door de Staat georganiseerd of gereglementeerd personenvervoer |
», te zorgen voor « het comfort en de beschikbaarheid van de | », te zorgen voor « het comfort en de beschikbaarheid van de |
voertuigen, het professionalisme van de chauffeurs [en] het waakzame | voertuigen, het professionalisme van de chauffeurs [en] het waakzame |
oog over de exploitanten » en een oplossing te bieden voor het | oog over de exploitanten » en een oplossing te bieden voor het |
probleem van het stationeren (Parl. St., Brusselse Hoofdstedelijke | probleem van het stationeren (Parl. St., Brusselse Hoofdstedelijke |
Raad, 1994-1995, nr. A-368/1, pp. 1 en 2), bestaanbaar konden zijn met | Raad, 1994-1995, nr. A-368/1, pp. 1 en 2), bestaanbaar konden zijn met |
doelstellingen van regulering en coördinatie van het vervoer zoals | doelstellingen van regulering en coördinatie van het vervoer zoals |
vermeld in B.10.1 en B.10.3, en konden worden verantwoord door | vermeld in B.10.1 en B.10.3, en konden worden verantwoord door |
dwingende redenen van algemeen belang. Door te bepalen dat de Regering | dwingende redenen van algemeen belang. Door te bepalen dat de Regering |
het maximumaantal voertuigen zal vaststellen waarvoor | het maximumaantal voertuigen zal vaststellen waarvoor |
exploitatievergunningen kunnen worden afgegeven naar gelang van de | exploitatievergunningen kunnen worden afgegeven naar gelang van de |
behoeften (voorwerp van de kritiek van de eisende partijen voor de | behoeften (voorwerp van de kritiek van de eisende partijen voor de |
verwijzende rechter, zoals blijkt uit de bewoordingen van de in B.9.1 | verwijzende rechter, zoals blijkt uit de bewoordingen van de in B.9.1 |
vermelde prejudiciële vraag), heeft de ordonnantiegever geen | vermelde prejudiciële vraag), heeft de ordonnantiegever geen |
buitensporige maatregel genomen, rekening houdend met het feit dat het | buitensporige maatregel genomen, rekening houdend met het feit dat het |
een machtiging betreft en met het feit dat het bijgevolg de | een machtiging betreft en met het feit dat het bijgevolg de |
overeenstemming van de uitvoeringsmaatregel met de door de eisende | overeenstemming van de uitvoeringsmaatregel met de door de eisende |
partijen voor de verwijzende rechter aangevoerde bepalingen is die | partijen voor de verwijzende rechter aangevoerde bepalingen is die |
door de bevoegde rechter moet worden getoetst. | door de bevoegde rechter moet worden getoetst. |
B.11.2. Uit het voorafgaande vloeit voort dat de in het geding zijnde | B.11.2. Uit het voorafgaande vloeit voort dat de in het geding zijnde |
maatregel redelijk verantwoord is ten aanzien van de in B.10.1 en | maatregel redelijk verantwoord is ten aanzien van de in B.10.1 en |
B.10.2 vermelde vereisten en dat geen afbreuk wordt gedaan aan de | B.10.2 vermelde vereisten en dat geen afbreuk wordt gedaan aan de |
rechten die de betrokkenen afleiden uit de artikelen 49 en 56 van het | rechten die de betrokkenen afleiden uit de artikelen 49 en 56 van het |
VWEU. Bijgevolg dient aan het Hof van Justitie van de Europese Unie | VWEU. Bijgevolg dient aan het Hof van Justitie van de Europese Unie |
geen prejudiciële vraag te worden gesteld. | geen prejudiciële vraag te worden gesteld. |
B.12. De tweede prejudiciële vraag dient ontkennend te worden | B.12. De tweede prejudiciële vraag dient ontkennend te worden |
beantwoord. | beantwoord. |
Om die redenen, | Om die redenen, |
het Hof | het Hof |
zegt voor recht : | zegt voor recht : |
Artikel 3, eerste lid, van de ordonnantie van het Brusselse | Artikel 3, eerste lid, van de ordonnantie van het Brusselse |
Hoofdstedelijke Gewest van 27 april 1995 betreffende de taxidiensten | Hoofdstedelijke Gewest van 27 april 1995 betreffende de taxidiensten |
en de diensten voor het verhuren van voertuigen met chauffeur schendt | en de diensten voor het verhuren van voertuigen met chauffeur schendt |
noch artikel 92bis, § 2, c), noch artikel 6, § 1, VI, derde lid, van | noch artikel 92bis, § 2, c), noch artikel 6, § 1, VI, derde lid, van |
de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, | de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, |
die krachtens de artikelen 4 en 42 van de bijzondere wet van 12 | die krachtens de artikelen 4 en 42 van de bijzondere wet van 12 |
januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen van | januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen van |
toepassing zijn op het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest. | toepassing zijn op het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest. |
Aldus uitgesproken in het Frans en het Nederlands, overeenkomstig | Aldus uitgesproken in het Frans en het Nederlands, overeenkomstig |
artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het | artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het |
Grondwettelijk Hof, op de openbare terechtzitting van 8 maart 2012. | Grondwettelijk Hof, op de openbare terechtzitting van 8 maart 2012. |
De griffier, | De griffier, |
P.-Y. Dutilleux. | P.-Y. Dutilleux. |
De voorzitter, | De voorzitter, |
R. Henneuse. | R. Henneuse. |