← Terug naar "Uittreksel uit arrest nr. 193/2011 van 15 december 2011 Rolnummer 5119 In zake : de
prejudiciële vragen betreffende artikel 230 van de wet van 21 december 2009 tot hervorming van het hof
van assisen en artikel 56, tweede lid, van het Strafwet Het
Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters R. Henneuse en M. Bossuyt, en de rechter(...)"
Uittreksel uit arrest nr. 193/2011 van 15 december 2011 Rolnummer 5119 In zake : de prejudiciële vragen betreffende artikel 230 van de wet van 21 december 2009 tot hervorming van het hof van assisen en artikel 56, tweede lid, van het Strafwet Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters R. Henneuse en M. Bossuyt, en de rechter(...) | Uittreksel uit arrest nr. 193/2011 van 15 december 2011 Rolnummer 5119 In zake : de prejudiciële vragen betreffende artikel 230 van de wet van 21 december 2009 tot hervorming van het hof van assisen en artikel 56, tweede lid, van het Strafwet Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters R. Henneuse en M. Bossuyt, en de rechter(...) |
---|---|
GRONDWETTELIJK HOF | GRONDWETTELIJK HOF |
Uittreksel uit arrest nr. 193/2011 van 15 december 2011 | Uittreksel uit arrest nr. 193/2011 van 15 december 2011 |
Rolnummer 5119 | Rolnummer 5119 |
In zake : de prejudiciële vragen betreffende artikel 230 van de wet | In zake : de prejudiciële vragen betreffende artikel 230 van de wet |
van 21 december 2009 tot hervorming van het hof van assisen en artikel | van 21 december 2009 tot hervorming van het hof van assisen en artikel |
56, tweede lid, van het Strafwetboek, gesteld door het Hof van Beroep | 56, tweede lid, van het Strafwetboek, gesteld door het Hof van Beroep |
te Brussel. | te Brussel. |
Het Grondwettelijk Hof, | Het Grondwettelijk Hof, |
samengesteld uit de voorzitters R. Henneuse en M. Bossuyt, en de | samengesteld uit de voorzitters R. Henneuse en M. Bossuyt, en de |
rechters E. De Groot, L. Lavrysen, A. Alen, J.-P. Snappe, J.-P. | rechters E. De Groot, L. Lavrysen, A. Alen, J.-P. Snappe, J.-P. |
Moerman, E. Derycke, J. Spreutels, T. Merckx-Van Goey, P. Nihoul en F. | Moerman, E. Derycke, J. Spreutels, T. Merckx-Van Goey, P. Nihoul en F. |
Daoût, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder | Daoût, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder |
voorzitterschap van voorzitter R. Henneuse, | voorzitterschap van voorzitter R. Henneuse, |
wijst na beraad het volgende arrest : | wijst na beraad het volgende arrest : |
I. Onderwerp van de prejudiciële vragen en rechtspleging | I. Onderwerp van de prejudiciële vragen en rechtspleging |
Bij arrest van 18 februari 2011 in zake het openbaar ministerie en | Bij arrest van 18 februari 2011 in zake het openbaar ministerie en |
M.M., burgerlijke partij, tegen M. M.E. en in zake het openbaar | M.M., burgerlijke partij, tegen M. M.E. en in zake het openbaar |
ministerie tegen M. M.E., waarvan de expeditie ter griffie van het Hof | ministerie tegen M. M.E., waarvan de expeditie ter griffie van het Hof |
is ingekomen op 2 maart 2011, heeft het Hof van Beroep te Brussel de | is ingekomen op 2 maart 2011, heeft het Hof van Beroep te Brussel de |
volgende prejudiciële vragen gesteld : | volgende prejudiciële vragen gesteld : |
« 1. Schendt de wet van 21 december 2009 tot hervorming van het hof | « 1. Schendt de wet van 21 december 2009 tot hervorming van het hof |
van assisen, die diverse bepalingen van onder meer de wet van 4 | van assisen, die diverse bepalingen van onder meer de wet van 4 |
oktober 1867 op de verzachtende omstandigheden wijzigt, in het | oktober 1867 op de verzachtende omstandigheden wijzigt, in het |
bijzonder artikel 230 ervan waarbij artikel 2 van de wet op de | bijzonder artikel 230 ervan waarbij artikel 2 van de wet op de |
verzachtende omstandigheden wordt vervangen, de artikelen 10 en 11 van | verzachtende omstandigheden wordt vervangen, de artikelen 10 en 11 van |
de Grondwet, in samenhang gelezen met de artikelen 2, tweede lid, en | de Grondwet, in samenhang gelezen met de artikelen 2, tweede lid, en |
56, tweede lid, van het Strafwetboek, in die zin dat de | 56, tweede lid, van het Strafwetboek, in die zin dat de |
correctionalisering, wegens het aanvaarden van verzachtende | correctionalisering, wegens het aanvaarden van verzachtende |
omstandigheden, van een poging tot misdaad strafbaar met levenslange | omstandigheden, van een poging tot misdaad strafbaar met levenslange |
opsluiting het mogelijk maakt de recidiverende beklaagde voor de | opsluiting het mogelijk maakt de recidiverende beklaagde voor de |
correctionele rechtbank een straf op te leggen die tot het dubbele van | correctionele rechtbank een straf op te leggen die tot het dubbele van |
het bij de wet op dat wanbedrijf gestelde maximum kan bedragen, | het bij de wet op dat wanbedrijf gestelde maximum kan bedragen, |
terwijl het maximum van de straf die de beschuldigde kan oplopen die | terwijl het maximum van de straf die de beschuldigde kan oplopen die |
voor een identiek misdrijf naar het hof van assisen is verwezen, die | voor een identiek misdrijf naar het hof van assisen is verwezen, die |
dan niet als een recidivist wordt beschouwd, van kortere duur is ? | dan niet als een recidivist wordt beschouwd, van kortere duur is ? |
2. Schendt artikel 56, tweede lid, van het Strafwetboek, in samenhang | 2. Schendt artikel 56, tweede lid, van het Strafwetboek, in samenhang |
gelezen met artikel 2 van de wet van 4 oktober 1867 op de verzachtende | gelezen met artikel 2 van de wet van 4 oktober 1867 op de verzachtende |
omstandigheden, zoals gewijzigd bij de wet van 21 december 2009, de | omstandigheden, zoals gewijzigd bij de wet van 21 december 2009, de |
artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in die zin dat de | artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in die zin dat de |
correctionalisering, wegens het aanvaarden van verzachtende | correctionalisering, wegens het aanvaarden van verzachtende |
omstandigheden, van een poging tot misdaad strafbaar met levenslange | omstandigheden, van een poging tot misdaad strafbaar met levenslange |
opsluiting het mogelijk maakt de recidiverende beklaagde voor de | opsluiting het mogelijk maakt de recidiverende beklaagde voor de |
correctionele rechtbank een straf op te leggen die tot het dubbele van | correctionele rechtbank een straf op te leggen die tot het dubbele van |
het bij de wet op dat wanbedrijf gestelde maximum kan bedragen, | het bij de wet op dat wanbedrijf gestelde maximum kan bedragen, |
terwijl het maximum van de straf die de beschuldigde kan oplopen die | terwijl het maximum van de straf die de beschuldigde kan oplopen die |
voor een identiek misdrijf naar het hof van assisen is verwezen, die | voor een identiek misdrijf naar het hof van assisen is verwezen, die |
dan niet als een recidivist wordt beschouwd, van kortere duur is ? ». | dan niet als een recidivist wordt beschouwd, van kortere duur is ? ». |
(...) | (...) |
III. In rechte | III. In rechte |
(...) | (...) |
B.1.1. Sedert de vervanging ervan bij artikel 230 van de wet van 21 | B.1.1. Sedert de vervanging ervan bij artikel 230 van de wet van 21 |
december 2009 tot hervorming van het hof van assisen bepaalt artikel 2 | december 2009 tot hervorming van het hof van assisen bepaalt artikel 2 |
van de wet van 4 oktober 1867 op de verzachtende omstandigheden : | van de wet van 4 oktober 1867 op de verzachtende omstandigheden : |
« In de gevallen waarin er grond mocht zijn om alleen een | « In de gevallen waarin er grond mocht zijn om alleen een |
correctionele straf uit te spreken wegens verzachtende omstandigheden | correctionele straf uit te spreken wegens verzachtende omstandigheden |
of om reden van verschoning, kan de raadkamer of de kamer van | of om reden van verschoning, kan de raadkamer of de kamer van |
inbeschuldigingstelling, bij een met redenen omklede beschikking, de | inbeschuldigingstelling, bij een met redenen omklede beschikking, de |
verdachte naar de correctionele rechtbank verwijzen. | verdachte naar de correctionele rechtbank verwijzen. |
Evenzo kan het openbaar ministerie, indien geen gerechtelijk onderzoek | Evenzo kan het openbaar ministerie, indien geen gerechtelijk onderzoek |
is gevorderd, de beklaagde rechtstreeks voor de correctionele | is gevorderd, de beklaagde rechtstreeks voor de correctionele |
rechtbank dagvaarden of oproepen met mededeling van de verzachtende | rechtbank dagvaarden of oproepen met mededeling van de verzachtende |
omstandigheden of van de reden van verschoning, wanneer het van | omstandigheden of van de reden van verschoning, wanneer het van |
oordeel is dat er wegens verzachtende omstandigheden of om reden van | oordeel is dat er wegens verzachtende omstandigheden of om reden van |
verschoning geen grond is om een hogere straf te vorderen dan een | verschoning geen grond is om een hogere straf te vorderen dan een |
correctionele straf. | correctionele straf. |
Alleen in de volgende gevallen kan het openbaar ministerie | Alleen in de volgende gevallen kan het openbaar ministerie |
rechtstreeks dagvaarden of oproepen en kan de raadkamer of de kamer | rechtstreeks dagvaarden of oproepen en kan de raadkamer of de kamer |
van inbeschuldigingstelling verwijzen wegens verzachtende | van inbeschuldigingstelling verwijzen wegens verzachtende |
omstandigheden : | omstandigheden : |
1° als de in de wet bepaalde straf twintig jaar opsluiting niet te | 1° als de in de wet bepaalde straf twintig jaar opsluiting niet te |
boven gaat; | boven gaat; |
2° als het gaat om een poging tot misdaad strafbaar met levenslange | 2° als het gaat om een poging tot misdaad strafbaar met levenslange |
opsluiting; | opsluiting; |
3° als het gaat om een misdaad bedoeld in artikel 216, tweede lid, van | 3° als het gaat om een misdaad bedoeld in artikel 216, tweede lid, van |
het Strafwetboek; | het Strafwetboek; |
4° als het gaat om een misdaad bedoeld in artikel 347bis, § § 2 en 4, | 4° als het gaat om een misdaad bedoeld in artikel 347bis, § § 2 en 4, |
van het Strafwetboek; | van het Strafwetboek; |
5° als het gaat om een misdaad bedoeld in artikel 375, laatste lid, | 5° als het gaat om een misdaad bedoeld in artikel 375, laatste lid, |
van het Strafwetboek, waarvoor de straf in voorkomend geval met | van het Strafwetboek, waarvoor de straf in voorkomend geval met |
toepassing van artikel 377bis van hetzelfde Wetboek kan worden | toepassing van artikel 377bis van hetzelfde Wetboek kan worden |
verhoogd; | verhoogd; |
6° als het gaat om een misdaad bedoeld in artikel 408 van het | 6° als het gaat om een misdaad bedoeld in artikel 408 van het |
Strafwetboek; | Strafwetboek; |
7° als het gaat om een misdaad bedoeld in de artikelen 428, § 5, en | 7° als het gaat om een misdaad bedoeld in de artikelen 428, § 5, en |
429 van het Strafwetboek; | 429 van het Strafwetboek; |
8° als het gaat om een misdaad bedoeld in artikel 473, laatste lid, | 8° als het gaat om een misdaad bedoeld in artikel 473, laatste lid, |
van het Strafwetboek; | van het Strafwetboek; |
9° als het gaat om een misdaad bedoeld in artikel 474 van het | 9° als het gaat om een misdaad bedoeld in artikel 474 van het |
Strafwetboek; | Strafwetboek; |
10° als het gaat om een misdaad bedoeld in artikel 476 van het | 10° als het gaat om een misdaad bedoeld in artikel 476 van het |
Strafwetboek; | Strafwetboek; |
11° als het gaat om een misdaad bedoeld in artikel 477sexies van het | 11° als het gaat om een misdaad bedoeld in artikel 477sexies van het |
Strafwetboek; | Strafwetboek; |
12° als het gaat om een misdaad bedoeld in artikel 513, tweede lid, | 12° als het gaat om een misdaad bedoeld in artikel 513, tweede lid, |
van het Strafwetboek, waarvoor de straf in voorkomend geval met | van het Strafwetboek, waarvoor de straf in voorkomend geval met |
toepassing van artikel 514bis van hetzelfde Wetboek kan worden | toepassing van artikel 514bis van hetzelfde Wetboek kan worden |
verhoogd; | verhoogd; |
13° als het gaat om een misdaad bedoeld in artikel 518, tweede lid, | 13° als het gaat om een misdaad bedoeld in artikel 518, tweede lid, |
van het Strafwetboek; | van het Strafwetboek; |
14° als het gaat om een misdaad bedoeld in artikel 530, laatste lid, | 14° als het gaat om een misdaad bedoeld in artikel 530, laatste lid, |
van het Strafwetboek, die met toepassing van artikel 531 van hetzelfde | van het Strafwetboek, die met toepassing van artikel 531 van hetzelfde |
Wetboek wordt gestraft, waarvoor de straf in voorkomend geval met | Wetboek wordt gestraft, waarvoor de straf in voorkomend geval met |
toepassing van artikel 532bis van hetzelfde Wetboek kan worden | toepassing van artikel 532bis van hetzelfde Wetboek kan worden |
verhoogd ». | verhoogd ». |
Artikel 230 van de wet van 21 december 2009 is in werking getreden op | Artikel 230 van de wet van 21 december 2009 is in werking getreden op |
de eerste dag van de vierde maand na die waarin die wet is | de eerste dag van de vierde maand na die waarin die wet is |
bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad (artikel 237 van dezelfde | bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad (artikel 237 van dezelfde |
wet), namelijk op 1 mei 2010. | wet), namelijk op 1 mei 2010. |
B.1.2. Artikel 56 van het Strafwetboek, gewijzigd bij artikel 32 van | B.1.2. Artikel 56 van het Strafwetboek, gewijzigd bij artikel 32 van |
de wet van 9 april 1930 « tot bescherming van de maatschappij tegen de | de wet van 9 april 1930 « tot bescherming van de maatschappij tegen de |
abnormalen en de gewoontemisdadigers », zoals het is vervangen bij | abnormalen en de gewoontemisdadigers », zoals het is vervangen bij |
artikel 1 van de wet van 1 juli 1964 « tot bescherming van de | artikel 1 van de wet van 1 juli 1964 « tot bescherming van de |
maatschappij tegen de abnormalen en de gewoontemisdadigers », bepaalt | maatschappij tegen de abnormalen en de gewoontemisdadigers », bepaalt |
: | : |
« Hij die, na tot een criminele straf te zijn veroordeeld, een | « Hij die, na tot een criminele straf te zijn veroordeeld, een |
wanbedrijf pleegt, kan worden veroordeeld tot het dubbele van het | wanbedrijf pleegt, kan worden veroordeeld tot het dubbele van het |
maximum van de straf, bij de wet op het wanbedrijf gesteld. | maximum van de straf, bij de wet op het wanbedrijf gesteld. |
Dezelfde straf kan worden uitgesproken in geval van een vroegere | Dezelfde straf kan worden uitgesproken in geval van een vroegere |
veroordeling tot gevangenisstraf van ten minste een jaar, indien de | veroordeling tot gevangenisstraf van ten minste een jaar, indien de |
veroordeelde het nieuwe wanbedrijf pleegt voordat vijf jaren zijn | veroordeelde het nieuwe wanbedrijf pleegt voordat vijf jaren zijn |
verlopen sinds hij zijn straf heeft ondergaan of sinds zijn straf | verlopen sinds hij zijn straf heeft ondergaan of sinds zijn straf |
verjaard is ». | verjaard is ». |
Ten aanzien van de eerste prejudiciële vraag | Ten aanzien van de eerste prejudiciële vraag |
B.2. Uit de aan de verwijzende rechter voorgelegde feiten en uit de | B.2. Uit de aan de verwijzende rechter voorgelegde feiten en uit de |
motivering van de verwijzingsbeslissing blijkt dat het Hof wordt | motivering van de verwijzingsbeslissing blijkt dat het Hof wordt |
verzocht zich uit te spreken over de bestaanbaarheid van artikel 2, | verzocht zich uit te spreken over de bestaanbaarheid van artikel 2, |
eerste lid en derde lid, 2°, van de voormelde wet van 4 oktober 1867 | eerste lid en derde lid, 2°, van de voormelde wet van 4 oktober 1867 |
met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre die bepaling een | met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre die bepaling een |
verschil in behandeling zou invoeren tussen twee categorieën van | verschil in behandeling zou invoeren tussen twee categorieën van |
inverdenkinggestelden aan wie feiten worden verweten die een poging | inverdenkinggestelden aan wie feiten worden verweten die een poging |
tot moord uitmaken en die zijn gepleegd minder dan vijf jaar nadat die | tot moord uitmaken en die zijn gepleegd minder dan vijf jaar nadat die |
inverdenkinggestelden een gevangenisstraf van minstens één jaar hebben | inverdenkinggestelden een gevangenisstraf van minstens één jaar hebben |
ondergaan of nadat die straf is verjaard : enerzijds, diegenen ten | ondergaan of nadat die straf is verjaard : enerzijds, diegenen ten |
aanzien van wie de raadkamer of de kamer van inbeschuldigingstelling | aanzien van wie de raadkamer of de kamer van inbeschuldigingstelling |
de verwijzing naar de correctionele rechtbank wegens verzachtende | de verwijzing naar de correctionele rechtbank wegens verzachtende |
omstandigheden gelast en, anderzijds, diegenen ten aanzien van wie het | omstandigheden gelast en, anderzijds, diegenen ten aanzien van wie het |
onderzoeksgerecht de verwijzing naar het hof van assisen gelast. | onderzoeksgerecht de verwijzing naar het hof van assisen gelast. |
De eerstgenoemden zouden kunnen worden veroordeeld tot een straf van | De eerstgenoemden zouden kunnen worden veroordeeld tot een straf van |
langere duur dan die welke aan de laatstgenoemden wordt opgelegd. | langere duur dan die welke aan de laatstgenoemden wordt opgelegd. |
B.3. Dat verschil in behandeling vloeit niet voort uit de in het | B.3. Dat verschil in behandeling vloeit niet voort uit de in het |
geding zijnde bepaling. | geding zijnde bepaling. |
Alle inverdenkinggestelden aan wie feiten worden verweten die een | Alle inverdenkinggestelden aan wie feiten worden verweten die een |
poging tot moord uitmaken, kunnen, indien er verzachtende | poging tot moord uitmaken, kunnen, indien er verzachtende |
omstandigheden bestaan die verantwoorden dat enkel een correctionele | omstandigheden bestaan die verantwoorden dat enkel een correctionele |
straf wordt uitgesproken, aan de onderzoeksgerechten vragen om hun | straf wordt uitgesproken, aan de onderzoeksgerechten vragen om hun |
verwijzing naar de correctionele rechtbank te gelasten, met toepassing | verwijzing naar de correctionele rechtbank te gelasten, met toepassing |
van die bepaling. | van die bepaling. |
Die bepaling strekt overigens niet ertoe de duur te bepalen van de | Die bepaling strekt overigens niet ertoe de duur te bepalen van de |
straf die de correctionele rechtbank of het hof van assisen kunnen | straf die de correctionele rechtbank of het hof van assisen kunnen |
uitspreken ten aanzien van de inverdenkinggestelden die zij moeten | uitspreken ten aanzien van de inverdenkinggestelden die zij moeten |
berechten. | berechten. |
B.4. De eerste prejudiciële vraag dient ontkennend te worden | B.4. De eerste prejudiciële vraag dient ontkennend te worden |
beantwoord. | beantwoord. |
Ten aanzien van de tweede prejudiciële vraag | Ten aanzien van de tweede prejudiciële vraag |
B.5. Uit de aan de verwijzende rechter voorgelegde feiten en uit de | B.5. Uit de aan de verwijzende rechter voorgelegde feiten en uit de |
motivering van de verwijzingsbeslissing blijkt dat het Hof wordt | motivering van de verwijzingsbeslissing blijkt dat het Hof wordt |
verzocht zich uit te spreken over de bestaanbaarheid van artikel 56, | verzocht zich uit te spreken over de bestaanbaarheid van artikel 56, |
tweede lid, van het Strafwetboek, in samenhang gelezen met artikel 2, | tweede lid, van het Strafwetboek, in samenhang gelezen met artikel 2, |
eerste lid en derde lid, 2°, van de wet van 4 oktober 1867, met de | eerste lid en derde lid, 2°, van de wet van 4 oktober 1867, met de |
artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre die wetsbepalingen een | artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre die wetsbepalingen een |
verschil in behandeling zouden invoeren tussen twee categorieën van | verschil in behandeling zouden invoeren tussen twee categorieën van |
inverdenkinggestelden aan wie feiten worden verweten die een poging | inverdenkinggestelden aan wie feiten worden verweten die een poging |
tot moord uitmaken en die zijn gepleegd minder dan vijf jaar nadat die | tot moord uitmaken en die zijn gepleegd minder dan vijf jaar nadat die |
inverdenkinggestelden een gevangenisstraf van minstens één jaar hebben | inverdenkinggestelden een gevangenisstraf van minstens één jaar hebben |
ondergaan of nadat die straf is verjaard : enerzijds, diegenen ten | ondergaan of nadat die straf is verjaard : enerzijds, diegenen ten |
aanzien van wie de raadkamer of de kamer van inbeschuldigingstelling | aanzien van wie de raadkamer of de kamer van inbeschuldigingstelling |
de verwijzing naar de correctionele rechtbank wegens verzachtende | de verwijzing naar de correctionele rechtbank wegens verzachtende |
omstandigheden gelast en, anderzijds, diegenen ten aanzien van wie het | omstandigheden gelast en, anderzijds, diegenen ten aanzien van wie het |
onderzoeksgerecht de verwijzing naar het hof van assisen gelast. | onderzoeksgerecht de verwijzing naar het hof van assisen gelast. |
De eerstgenoemden zouden kunnen worden veroordeeld tot een straf van | De eerstgenoemden zouden kunnen worden veroordeeld tot een straf van |
langere duur dan die welke aan de laatstgenoemden wordt opgelegd. | langere duur dan die welke aan de laatstgenoemden wordt opgelegd. |
B.6.1. Moord is strafbaar met levenslange opsluiting (artikel 394 van | B.6.1. Moord is strafbaar met levenslange opsluiting (artikel 394 van |
het Strafwetboek, gewijzigd bij artikel 15, eerste lid, van de wet van | het Strafwetboek, gewijzigd bij artikel 15, eerste lid, van de wet van |
10 juli 1996 « tot afschaffing van de doodstraf en tot wijziging van | 10 juli 1996 « tot afschaffing van de doodstraf en tot wijziging van |
de criminele straffen »). Aangezien opsluiting een criminele straf is | de criminele straffen »). Aangezien opsluiting een criminele straf is |
(artikel 7 van het Strafwetboek, gewijzigd bij artikel 32 van de wet | (artikel 7 van het Strafwetboek, gewijzigd bij artikel 32 van de wet |
van 9 april 1930, bij artikel 4 van de wet van 10 juli 1996, bij | van 9 april 1930, bij artikel 4 van de wet van 10 juli 1996, bij |
artikel 3 van de wet van 4 mei 1999 « tot invoering van de | artikel 3 van de wet van 4 mei 1999 « tot invoering van de |
strafrechtelijke verantwoordelijkheid van rechtspersonen » en bij | strafrechtelijke verantwoordelijkheid van rechtspersonen » en bij |
artikel 2 van de wet van 17 april 2002 « tot invoering van de | artikel 2 van de wet van 17 april 2002 « tot invoering van de |
werkstraf als autonome straf in correctionele zaken en in politiezaken | werkstraf als autonome straf in correctionele zaken en in politiezaken |
»), is dat misdrijf een misdaad (artikel 1, eerste lid, van het | »), is dat misdrijf een misdaad (artikel 1, eerste lid, van het |
Strafwetboek). | Strafwetboek). |
Poging tot misdaad is strafbaar met de straf die onmiddellijk lager is | Poging tot misdaad is strafbaar met de straf die onmiddellijk lager is |
dan die gesteld op de misdaad zelf, zodat poging tot moord strafbaar | dan die gesteld op de misdaad zelf, zodat poging tot moord strafbaar |
is met opsluiting van twintig tot dertig jaar (artikel 52 van het | is met opsluiting van twintig tot dertig jaar (artikel 52 van het |
Strafwetboek, in samenhang gelezen met artikel 80, eerste lid, van het | Strafwetboek, in samenhang gelezen met artikel 80, eerste lid, van het |
Strafwetboek, vervangen bij artikel 2 van de wet van 11 december 2001 | Strafwetboek, vervangen bij artikel 2 van de wet van 11 december 2001 |
« tot wijziging van de artikelen 80, 471 en 472 van het Strafwetboek | « tot wijziging van de artikelen 80, 471 en 472 van het Strafwetboek |
en artikel 90ter, § 2, 8°, van het Wetboek van strafvordering », en | en artikel 90ter, § 2, 8°, van het Wetboek van strafvordering », en |
met artikel 9 van het Strafwetboek, vervangen bij artikel 6 van de wet | met artikel 9 van het Strafwetboek, vervangen bij artikel 6 van de wet |
van 10 juli 1996). Aangezien opsluiting een criminele straf is, is | van 10 juli 1996). Aangezien opsluiting een criminele straf is, is |
poging tot moord ook een misdaad. | poging tot moord ook een misdaad. |
B.6.2. Het staat in beginsel aan het hof van assisen een persoon te | B.6.2. Het staat in beginsel aan het hof van assisen een persoon te |
berechten die van een misdaad in verdenking is gesteld. Zulks is | berechten die van een misdaad in verdenking is gesteld. Zulks is |
evenwel niet het geval wanneer die persoon, met toepassing van artikel | evenwel niet het geval wanneer die persoon, met toepassing van artikel |
2 van de wet van 4 oktober 1867, wegens verzachtende omstandigheden | 2 van de wet van 4 oktober 1867, wegens verzachtende omstandigheden |
naar de correctionele rechtbank wordt verwezen (artikel 216novies van | naar de correctionele rechtbank wordt verwezen (artikel 216novies van |
het Wetboek van strafvordering, ingevoegd bij artikel 14 van de wet | het Wetboek van strafvordering, ingevoegd bij artikel 14 van de wet |
van 21 december 2009). | van 21 december 2009). |
Een dergelijke verwijzing heeft tot gevolg dat het feit dat de | Een dergelijke verwijzing heeft tot gevolg dat het feit dat de |
gecorrectionaliseerde misdaad uitmaakt, wettelijk als een wanbedrijf | gecorrectionaliseerde misdaad uitmaakt, wettelijk als een wanbedrijf |
moet worden beschouwd. | moet worden beschouwd. |
B.6.3. Indien de persoon die van poging tot moord in verdenking is | B.6.3. Indien de persoon die van poging tot moord in verdenking is |
gesteld, wegens verzachtende omstandigheden naar de correctionele | gesteld, wegens verzachtende omstandigheden naar de correctionele |
rechtbank wordt verwezen, kan die hem enkel tot een correctionele | rechtbank wordt verwezen, kan die hem enkel tot een correctionele |
straf veroordelen. | straf veroordelen. |
In dat verband bepaalt artikel 25 van het Strafwetboek, zoals het is | In dat verband bepaalt artikel 25 van het Strafwetboek, zoals het is |
gewijzigd bij artikel 2 van de wet van 21 december 2009 : | gewijzigd bij artikel 2 van de wet van 21 december 2009 : |
« De duur van de correctionele gevangenisstraf is, behoudens de in de | « De duur van de correctionele gevangenisstraf is, behoudens de in de |
wet bepaalde gevallen, ten minste acht dagen en ten hoogste vijf jaar. | wet bepaalde gevallen, ten minste acht dagen en ten hoogste vijf jaar. |
Hij is ten hoogste vijf jaar voor een met opsluiting van vijf jaar tot | Hij is ten hoogste vijf jaar voor een met opsluiting van vijf jaar tot |
tien jaar strafbare misdaad die gecorrectionaliseerd is. | tien jaar strafbare misdaad die gecorrectionaliseerd is. |
Hij is ten hoogste tien jaar voor een met opsluiting van tien jaar tot | Hij is ten hoogste tien jaar voor een met opsluiting van tien jaar tot |
vijftien jaar strafbare misdaad die gecorrectionaliseerd is. | vijftien jaar strafbare misdaad die gecorrectionaliseerd is. |
Hij is ten hoogste vijftien jaar voor een met opsluiting van vijftien | Hij is ten hoogste vijftien jaar voor een met opsluiting van vijftien |
jaar tot twintig jaar strafbare misdaad die gecorrectionaliseerd is. | jaar tot twintig jaar strafbare misdaad die gecorrectionaliseerd is. |
Hij is ten hoogste twintig jaar voor een met opsluiting van twintig | Hij is ten hoogste twintig jaar voor een met opsluiting van twintig |
jaar tot dertig jaar of met levenslange opsluiting strafbare misdaad | jaar tot dertig jaar of met levenslange opsluiting strafbare misdaad |
die gecorrectionaliseerd is. | die gecorrectionaliseerd is. |
De duur van een dag gevangenisstraf is vierentwintig uren. | De duur van een dag gevangenisstraf is vierentwintig uren. |
De duur van een maand gevangenisstraf is dertig dagen ». | De duur van een maand gevangenisstraf is dertig dagen ». |
De correctionele rechtbank kan de van poging tot moord in verdenking | De correctionele rechtbank kan de van poging tot moord in verdenking |
gestelde persoon, wegens dat misdrijf, dus veroordelen tot een | gestelde persoon, wegens dat misdrijf, dus veroordelen tot een |
correctionele gevangenisstraf van maximum twintig jaar. Wanneer die | correctionele gevangenisstraf van maximum twintig jaar. Wanneer die |
persoon dat wanbedrijf minder dan vijf jaar na het ondergaan of het | persoon dat wanbedrijf minder dan vijf jaar na het ondergaan of het |
verjaren van een gevangenisstraf van minstens één jaar heeft gepleegd, | verjaren van een gevangenisstraf van minstens één jaar heeft gepleegd, |
kan de rechtbank de duur van die gevangenisstraf op maximum veertig | kan de rechtbank de duur van die gevangenisstraf op maximum veertig |
jaar vaststellen (voormeld artikel 56, tweede lid, van het | jaar vaststellen (voormeld artikel 56, tweede lid, van het |
Strafwetboek). | Strafwetboek). |
Het hof van assisen kan, van zijn kant, de persoon die van poging tot | Het hof van assisen kan, van zijn kant, de persoon die van poging tot |
moord wordt beschuldigd, nooit veroordelen tot een criminele straf die | moord wordt beschuldigd, nooit veroordelen tot een criminele straf die |
het dubbele van het bij de wet op die misdaad gestelde maximum | het dubbele van het bij de wet op die misdaad gestelde maximum |
bedraagt (Cass., 30 juni 1999, Arr. Cass., 1999, nr. 411). | bedraagt (Cass., 30 juni 1999, Arr. Cass., 1999, nr. 411). |
B.6.4. Uit het voorgaande vloeit voort dat, door de combinatie van de | B.6.4. Uit het voorgaande vloeit voort dat, door de combinatie van de |
artikelen 25 en 56, tweede lid, van het Strafwetboek en artikel 2, | artikelen 25 en 56, tweede lid, van het Strafwetboek en artikel 2, |
eerste lid en derde lid, 2°, van de wet van 4 oktober 1867, de | eerste lid en derde lid, 2°, van de wet van 4 oktober 1867, de |
inverdenkinggestelde die tot de in B.5 beschreven eerste categorie | inverdenkinggestelde die tot de in B.5 beschreven eerste categorie |
behoort en die naar de correctionele rechtbank wordt verwezen, kan | behoort en die naar de correctionele rechtbank wordt verwezen, kan |
worden veroordeeld tot een vrijheidsberoving van langere duur | worden veroordeeld tot een vrijheidsberoving van langere duur |
(correctionele gevangenisstraf van veertig jaar) dan die welke de | (correctionele gevangenisstraf van veertig jaar) dan die welke de |
inverdenkinggestelde die tot de beschreven tweede categorie behoort, | inverdenkinggestelde die tot de beschreven tweede categorie behoort, |
die van zijn kant naar het hof van assisen wordt verwezen, riskeert | die van zijn kant naar het hof van assisen wordt verwezen, riskeert |
(opsluiting van 30 jaar). | (opsluiting van 30 jaar). |
B.7.1. Artikel 56, tweede lid, van het Strafwetboek maakt deel uit van | B.7.1. Artikel 56, tweede lid, van het Strafwetboek maakt deel uit van |
een geheel van bepalingen die ertoe strekken de herhaling te | een geheel van bepalingen die ertoe strekken de herhaling te |
bestraffen, met andere woorden het geval waarin « de dader van een | bestraffen, met andere woorden het geval waarin « de dader van een |
eerste misdrijf, die wegens dat feit is gestraft, er een tweede pleegt | eerste misdrijf, die wegens dat feit is gestraft, er een tweede pleegt |
» (eigen vertaling) (Parl. St., Senaat, 1851-1852, nr. 70, p. 28). | » (eigen vertaling) (Parl. St., Senaat, 1851-1852, nr. 70, p. 28). |
Aangezien zij een « verzwarende omstandigheid » is en aangezien zij | Aangezien zij een « verzwarende omstandigheid » is en aangezien zij |
getuigt van de ondoeltreffendheid van de eerste straf om « [de | getuigt van de ondoeltreffendheid van de eerste straf om « [de |
veroordeelde] ertoe aan te sporen de wet na te leven » (eigen | veroordeelde] ertoe aan te sporen de wet na te leven » (eigen |
vertaling), verantwoordt de herhaling de toepassing van een strengere | vertaling), verantwoordt de herhaling de toepassing van een strengere |
straf (ibid., p. 29). | straf (ibid., p. 29). |
De aan de rechter gelaten mogelijkheid om het dubbele van het maximum | De aan de rechter gelaten mogelijkheid om het dubbele van het maximum |
van de correctionele straf uit te spreken waarin bij de wet voor dat | van de correctionele straf uit te spreken waarin bij de wet voor dat |
tweede feit is voorzien, is een nuttige waarborg in het belang van de | tweede feit is voorzien, is een nuttige waarborg in het belang van de |
samenleving (ibid., p. 30). | samenleving (ibid., p. 30). |
De onmogelijkheid voor de rechter om een dergelijke beslissing te | De onmogelijkheid voor de rechter om een dergelijke beslissing te |
nemen wanneer een misdaad volgt op een veroordeling tot een | nemen wanneer een misdaad volgt op een veroordeling tot een |
correctionele straf, wordt verantwoord door het feit dat « de | correctionele straf, wordt verantwoord door het feit dat « de |
criminele straf [...] voldoende zwaar is en aan de rechter genoeg | criminele straf [...] voldoende zwaar is en aan de rechter genoeg |
ruimte laat om in alle behoeften van verzwaring te voorzien welke die | ruimte laat om in alle behoeften van verzwaring te voorzien welke die |
herhaling heeft doen ontstaan », waarbij « de ondoeltreffendheid van | herhaling heeft doen ontstaan », waarbij « de ondoeltreffendheid van |
de eerste veroordeling dan wordt verholpen door de noodzakelijke | de eerste veroordeling dan wordt verholpen door de noodzakelijke |
strengheid van de tweede » (eigen vertaling) (Parl. St., Kamer, | strengheid van de tweede » (eigen vertaling) (Parl. St., Kamer, |
1850-1851, nr. 245, pp. 41-42). | 1850-1851, nr. 245, pp. 41-42). |
B.7.2. De toewijzing aan de raadkamer en aan de kamer van | B.7.2. De toewijzing aan de raadkamer en aan de kamer van |
inbeschuldigingstelling van de bevoegdheid om een van poging tot moord | inbeschuldigingstelling van de bevoegdheid om een van poging tot moord |
in verdenking gestelde persoon naar de correctionele rechtbank te | in verdenking gestelde persoon naar de correctionele rechtbank te |
verwijzen, heeft tot doel het aantal door het hof van assisen | verwijzen, heeft tot doel het aantal door het hof van assisen |
onderzochte zaken te verminderen (Parl. St., Kamer, 2009-2010, DOC | onderzochte zaken te verminderen (Parl. St., Kamer, 2009-2010, DOC |
52-2127/007, p. 8; ibid., DOC 52-2127/008, p. 106; Parl. St., Senaat, | 52-2127/007, p. 8; ibid., DOC 52-2127/008, p. 106; Parl. St., Senaat, |
2009-2010, nr. 4-924/8, pp. 2, 7 en 20). | 2009-2010, nr. 4-924/8, pp. 2, 7 en 20). |
B.8. Ook al is de correctionele gevangenisstraf een straf die | B.8. Ook al is de correctionele gevangenisstraf een straf die |
verschilt van de criminele straf van de opsluiting, toch hebben die | verschilt van de criminele straf van de opsluiting, toch hebben die |
twee sancties gemeen dat zij de veroordeelde van zijn vrijheid | twee sancties gemeen dat zij de veroordeelde van zijn vrijheid |
beroven. | beroven. |
Noch de aard van de criminele straf, noch de bekommernis om de | Noch de aard van de criminele straf, noch de bekommernis om de |
werklast van het hof van assisen te verminderen maken het dus mogelijk | werklast van het hof van assisen te verminderen maken het dus mogelijk |
om het in B.5 beschreven verschil in behandeling redelijkerwijs te | om het in B.5 beschreven verschil in behandeling redelijkerwijs te |
verantwoorden. | verantwoorden. |
B.9. Artikel 56, tweede lid, van het Strafwetboek, in samenhang | B.9. Artikel 56, tweede lid, van het Strafwetboek, in samenhang |
gelezen met artikel 25 van hetzelfde Wetboek en met artikel 2, eerste | gelezen met artikel 25 van hetzelfde Wetboek en met artikel 2, eerste |
lid en derde lid, van de wet van 4 oktober 1867 op de verzachtende | lid en derde lid, van de wet van 4 oktober 1867 op de verzachtende |
omstandigheden is niet bestaanbaar met de artikelen 10 en 11 van de | omstandigheden is niet bestaanbaar met de artikelen 10 en 11 van de |
Grondwet, doch enkel in zoverre het toelaat de inverdenkinggestelde | Grondwet, doch enkel in zoverre het toelaat de inverdenkinggestelde |
die tot de in B.5 beschreven eerste categorie van personen behoort, te | die tot de in B.5 beschreven eerste categorie van personen behoort, te |
veroordelen tot een hogere straf dan die welke kan worden uitgesproken | veroordelen tot een hogere straf dan die welke kan worden uitgesproken |
ten aanzien van de inverdenkinggestelde die tot de in B.5 beschreven | ten aanzien van de inverdenkinggestelde die tot de in B.5 beschreven |
tweede categorie van personen behoort. | tweede categorie van personen behoort. |
In die mate dient de prejudiciële vraag bevestigend te worden | In die mate dient de prejudiciële vraag bevestigend te worden |
beantwoord. | beantwoord. |
Het staat aan de wetgever die discriminatie weg te werken. | Het staat aan de wetgever die discriminatie weg te werken. |
In afwachting dat de wetgever optreedt, komt het de correctionele | In afwachting dat de wetgever optreedt, komt het de correctionele |
rechter toe bij de bepaling van de straf erover te waken dat hij in | rechter toe bij de bepaling van de straf erover te waken dat hij in |
zodanig geval niet veroordeelt tot een vrijheidsberovende straf | zodanig geval niet veroordeelt tot een vrijheidsberovende straf |
waarvan de duur de maximumtermijn van de vrijheidsberovende straf die | waarvan de duur de maximumtermijn van de vrijheidsberovende straf die |
door het hof van assisen zou kunnen worden opgelegd, te boven gaat. | door het hof van assisen zou kunnen worden opgelegd, te boven gaat. |
Om die redenen, | Om die redenen, |
het Hof | het Hof |
zegt voor recht : | zegt voor recht : |
- Artikel 2, eerste lid en derde lid, 2°, van de wet van 4 oktober | - Artikel 2, eerste lid en derde lid, 2°, van de wet van 4 oktober |
1867 op de verzachtende omstandigheden, vervangen bij artikel 230 van | 1867 op de verzachtende omstandigheden, vervangen bij artikel 230 van |
de wet van 21 december 2009 tot hervorming van het hof van assisen, | de wet van 21 december 2009 tot hervorming van het hof van assisen, |
schendt de artikelen 10 en 11 van de Grondwet niet. | schendt de artikelen 10 en 11 van de Grondwet niet. |
- Artikel 56, tweede lid, van het Strafwetboek, in samenhang gelezen | - Artikel 56, tweede lid, van het Strafwetboek, in samenhang gelezen |
met artikel 25 van hetzelfde Wetboek en met artikel 2, eerste lid en | met artikel 25 van hetzelfde Wetboek en met artikel 2, eerste lid en |
derde lid, van de wet van 4 oktober 1867 op de verzachtende | derde lid, van de wet van 4 oktober 1867 op de verzachtende |
omstandigheden, schendt de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, doch | omstandigheden, schendt de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, doch |
enkel in zoverre het toelaat de inverdenkinggestelde die naar de | enkel in zoverre het toelaat de inverdenkinggestelde die naar de |
correctionele rechtbank is verwezen wegens een gecorrectionaliseerde | correctionele rechtbank is verwezen wegens een gecorrectionaliseerde |
misdaad die is gepleegd minder dan vijf jaar nadat hij een | misdaad die is gepleegd minder dan vijf jaar nadat hij een |
gevangenisstraf van minstens één jaar heeft ondergaan of nadat die | gevangenisstraf van minstens één jaar heeft ondergaan of nadat die |
straf is verjaard, te veroordelen tot een hogere straf dan die welke | straf is verjaard, te veroordelen tot een hogere straf dan die welke |
kan worden uitgesproken ten aanzien van de inverdenkinggestelde die | kan worden uitgesproken ten aanzien van de inverdenkinggestelde die |
wegens dezelfde misdaad die in diezelfde omstandigheid is gepleegd, | wegens dezelfde misdaad die in diezelfde omstandigheid is gepleegd, |
naar het hof van assisen is verwezen. | naar het hof van assisen is verwezen. |
Aldus uitgesproken in het Frans en het Nederlands, overeenkomstig | Aldus uitgesproken in het Frans en het Nederlands, overeenkomstig |
artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het | artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het |
Grondwettelijk Hof, op de openbare terechtzitting van 15 december | Grondwettelijk Hof, op de openbare terechtzitting van 15 december |
2011. | 2011. |
De griffier, | De griffier, |
P.-Y. Dutilleux. | P.-Y. Dutilleux. |
De voorzitter, | De voorzitter, |
R. Henneuse. | R. Henneuse. |