Etaamb.openjustice.be
Meertalige weergave van Arrest van --
← Terug naar "Uittreksel uit arrest nr. 148/2010 van 16 december 2010 Rolnummer : 4927 In zake : de prejudiciële vraag over de artikelen 30, 31 en 47 van de wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratie en artikel 580, 8°, c), Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters R. Henneuse en M. Bossuyt, de rechters L(...)"
Uittreksel uit arrest nr. 148/2010 van 16 december 2010 Rolnummer : 4927 In zake : de prejudiciële vraag over de artikelen 30, 31 en 47 van de wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratie en artikel 580, 8°, c), Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters R. Henneuse en M. Bossuyt, de rechters L(...) Uittreksel uit arrest nr. 148/2010 van 16 december 2010 Rolnummer : 4927 In zake : de prejudiciële vraag over de artikelen 30, 31 en 47 van de wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratie en artikel 580, 8°, c), Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters R. Henneuse en M. Bossuyt, de rechters L(...)
GRONDWETTELIJK HOF GRONDWETTELIJK HOF
Uittreksel uit arrest nr. 148/2010 van 16 december 2010 Uittreksel uit arrest nr. 148/2010 van 16 december 2010
Rolnummer : 4927 Rolnummer : 4927
In zake : de prejudiciële vraag over de artikelen 30, 31 en 47 van de In zake : de prejudiciële vraag over de artikelen 30, 31 en 47 van de
wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke
integratie en artikel 580, 8°, c), tweede lid, van het Gerechtelijk integratie en artikel 580, 8°, c), tweede lid, van het Gerechtelijk
Wetboek, gesteld door de Arbeidsrechtbank te Luik. Wetboek, gesteld door de Arbeidsrechtbank te Luik.
Het Grondwettelijk Hof, Het Grondwettelijk Hof,
samengesteld uit de voorzitters R. Henneuse en M. Bossuyt, de rechters samengesteld uit de voorzitters R. Henneuse en M. Bossuyt, de rechters
L. Lavrysen, A. Alen, J.-P. Snappe, J.-P. Moerman, E. Derycke, T. L. Lavrysen, A. Alen, J.-P. Snappe, J.-P. Moerman, E. Derycke, T.
Merckx-Van Goey en P. Nihoul, en, overeenkomstig artikel 60bis van de Merckx-Van Goey en P. Nihoul, en, overeenkomstig artikel 60bis van de
bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, emeritus bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, emeritus
voorzitter M. Melchior, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, voorzitter M. Melchior, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux,
onder voorzitterschap van emeritus voorzitter M. Melchior, onder voorzitterschap van emeritus voorzitter M. Melchior,
wijst na beraad het volgende arrest : wijst na beraad het volgende arrest :
I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging
Bij vonnis van 29 april 2010 in zake A.G. tegen het openbaar centrum Bij vonnis van 29 april 2010 in zake A.G. tegen het openbaar centrum
voor maatschappelijk welzijn van Saint-Nicolas, waarvan de expeditie voor maatschappelijk welzijn van Saint-Nicolas, waarvan de expeditie
ter griffie van het Hof is ingekomen op 4 mei 2010, heeft de ter griffie van het Hof is ingekomen op 4 mei 2010, heeft de
Arbeidsrechtbank te Luik de volgende prejudiciële vraag gesteld : Arbeidsrechtbank te Luik de volgende prejudiciële vraag gesteld :
« Schenden de artikelen 30, 31 en 47 van de wet van 26 mei 2002 « Schenden de artikelen 30, 31 en 47 van de wet van 26 mei 2002
[betreffende het recht op maatschappelijke integratie] en artikel 580, [betreffende het recht op maatschappelijke integratie] en artikel 580,
8°, c), tweede lid, van het Gerechtelijk Wetboek de artikelen 10 en 11 8°, c), tweede lid, van het Gerechtelijk Wetboek de artikelen 10 en 11
van de Grondwet, in zoverre zij personen die met bedrieglijk oogmerk van de Grondwet, in zoverre zij personen die met bedrieglijk oogmerk
hebben gehandeld, wanneer zij voor de arbeidsrechtbank een hebben gehandeld, wanneer zij voor de arbeidsrechtbank een
administratieve beslissing betwisten waarbij hun een sanctie van administratieve beslissing betwisten waarbij hun een sanctie van
uitsluiting wordt opgelegd, genomen met toepassing van artikel 30, § uitsluiting wordt opgelegd, genomen met toepassing van artikel 30, §
1, eerste lid, van de wet van 26 mei 2002, niet toelaten een maatregel 1, eerste lid, van de wet van 26 mei 2002, niet toelaten een maatregel
van uitstel van de tenuitvoerlegging van de straffen te genieten, van uitstel van de tenuitvoerlegging van de straffen te genieten,
terwijl, wanneer zij voor hetzelfde verzuim voor de correctionele terwijl, wanneer zij voor hetzelfde verzuim voor de correctionele
rechtbank worden vervolgd, hun die maatregel kan worden toegekend met rechtbank worden vervolgd, hun die maatregel kan worden toegekend met
toepassing van de wet van 29 juni 1964? ». toepassing van de wet van 29 juni 1964? ».
(...) (...)
III. In rechte III. In rechte
(...) (...)
B.1.1. Artikel 30 van de wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op B.1.1. Artikel 30 van de wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op
maatschappelijke integratie bepaalt : maatschappelijke integratie bepaalt :
« § 1. Indien de betrokkene verzuimt bestaansmiddelen aan te geven « § 1. Indien de betrokkene verzuimt bestaansmiddelen aan te geven
waarvan hij het bestaan kent, of als hij onjuiste of onvolledige waarvan hij het bestaan kent, of als hij onjuiste of onvolledige
verklaringen aflegt die het bedrag van het leefloon beïnvloeden, kan verklaringen aflegt die het bedrag van het leefloon beïnvloeden, kan
de uitbetaling van het leefloon geheel of gedeeltelijk geschorst de uitbetaling van het leefloon geheel of gedeeltelijk geschorst
worden voor een periode van ten hoogste zes maanden, of in geval van worden voor een periode van ten hoogste zes maanden, of in geval van
bedrieglijk opzet, voor ten hoogste twaalf maanden. bedrieglijk opzet, voor ten hoogste twaalf maanden.
In geval van herhaling binnen een termijn van drie jaar te rekenen In geval van herhaling binnen een termijn van drie jaar te rekenen
vanaf de dag waarop de sanctie voor een vorig verzuim of onjuiste vanaf de dag waarop de sanctie voor een vorig verzuim of onjuiste
verklaring definitief is geworden, kunnen de bovenvermelde periodes verklaring definitief is geworden, kunnen de bovenvermelde periodes
worden verdubbeld. worden verdubbeld.
Geen sanctie kan nog worden uitgesproken na verloop van twee jaar Geen sanctie kan nog worden uitgesproken na verloop van twee jaar
vanaf de dag waarop het verzuim werd begaan of de onjuiste verklaring vanaf de dag waarop het verzuim werd begaan of de onjuiste verklaring
werd gedaan. Geen sanctie kan nog worden uitgevoerd na verloop van werd gedaan. Geen sanctie kan nog worden uitgevoerd na verloop van
twee jaar vanaf de dag waarop de sanctie definitief is geworden. twee jaar vanaf de dag waarop de sanctie definitief is geworden.
§ 2. Indien de betrokkene, na aanmaning, de verplichtingen die in het § 2. Indien de betrokkene, na aanmaning, de verplichtingen die in het
contract betreffende een geïndividualiseerd project voor contract betreffende een geïndividualiseerd project voor
maatschappelijke integratie, zoals bedoeld in de artikelen 11 en 13, § maatschappelijke integratie, zoals bedoeld in de artikelen 11 en 13, §
2, vermeld zijn, zonder wettige redenen, niet naleeft, kan de 2, vermeld zijn, zonder wettige redenen, niet naleeft, kan de
uitbetaling van het leefloon na het advies van de maatschappelijk uitbetaling van het leefloon na het advies van de maatschappelijk
werker belast met het dossier, geheel of gedeeltelijk worden geschorst werker belast met het dossier, geheel of gedeeltelijk worden geschorst
voor een periode van ten hoogste één maand. In geval van herhaling voor een periode van ten hoogste één maand. In geval van herhaling
binnen een termijn van ten hoogste één jaar, kan de uitbetaling van binnen een termijn van ten hoogste één jaar, kan de uitbetaling van
het leefloon voor een periode van ten hoogste drie maanden worden het leefloon voor een periode van ten hoogste drie maanden worden
geschorst. geschorst.
De in het eerste lid bepaalde sanctie gaat in op de eerste dag van de De in het eerste lid bepaalde sanctie gaat in op de eerste dag van de
tweede maand volgend op de beslissing van het centrum. tweede maand volgend op de beslissing van het centrum.
§ 3. De onder § § 1 en 2 bedoelde administratieve sancties worden § 3. De onder § § 1 en 2 bedoelde administratieve sancties worden
uitgesproken door het bevoegde centrum zoals bedoeld in artikel 18, § uitgesproken door het bevoegde centrum zoals bedoeld in artikel 18, §
1, en kunnen desgevallend verder uitgevoerd worden door het centrum 1, en kunnen desgevallend verder uitgevoerd worden door het centrum
dat naderhand bevoegd wordt en dit zolang de sanctie van toepassing dat naderhand bevoegd wordt en dit zolang de sanctie van toepassing
is. is.
De regels van de rechtspleging, bepaald door de artikelen 20, 21, § § De regels van de rechtspleging, bepaald door de artikelen 20, 21, § §
2, 3 en 4 en artikel 47 zijn van toepassing ». 2, 3 en 4 en artikel 47 zijn van toepassing ».
B.1.2. Artikel 31 van dezelfde wet bepaalt : B.1.2. Artikel 31 van dezelfde wet bepaalt :
« Onverminderd de toepassing van andere strafbepalingen, inzonderheid « Onverminderd de toepassing van andere strafbepalingen, inzonderheid
die van het koninklijk besluit van 31 mei 1933 betreffende de die van het koninklijk besluit van 31 mei 1933 betreffende de
verklaringen te doen inzake subsidies, vergoedingen en toelagen van verklaringen te doen inzake subsidies, vergoedingen en toelagen van
alle aard, die geheel of gedeeltelijk ten laste van het Rijk zijn, alle aard, die geheel of gedeeltelijk ten laste van het Rijk zijn,
wordt gestraft met een gevangenisstraf van acht dagen tot één maand en wordt gestraft met een gevangenisstraf van acht dagen tot één maand en
een geldboete van 26 EUR tot 500 EUR of met één van deze straffen een geldboete van 26 EUR tot 500 EUR of met één van deze straffen
alleen : alleen :
1. de gerechtigde bedoeld in artikel 30, § 1, die met bedrieglijk 1. de gerechtigde bedoeld in artikel 30, § 1, die met bedrieglijk
oogmerk heeft gehandeld. oogmerk heeft gehandeld.
2. eenieder die wetens en willens valse verklaringen aflegt of valse 2. eenieder die wetens en willens valse verklaringen aflegt of valse
attesten opmaakt betreffende de gezondheidstoestand of de sociale attesten opmaakt betreffende de gezondheidstoestand of de sociale
toestand van de betrokkene met de bedoeling deze een leefloon te doen toestand van de betrokkene met de bedoeling deze een leefloon te doen
toekennen waarop hij geen aanspraak kan maken. toekennen waarop hij geen aanspraak kan maken.
De bepalingen van boek I van het Strafwetboek, met inbegrip van die De bepalingen van boek I van het Strafwetboek, met inbegrip van die
van hoofdstuk VII en van artikel 85, zijn van toepassing op de van hoofdstuk VII en van artikel 85, zijn van toepassing op de
misdrijven zoals bepaald in dit artikel ». misdrijven zoals bepaald in dit artikel ».
B.1.3. Artikel 47 van dezelfde wet bepaalt : B.1.3. Artikel 47 van dezelfde wet bepaalt :
« § 1. De betrokkene of de minister, of diens afgevaardigde, kunnen « § 1. De betrokkene of de minister, of diens afgevaardigde, kunnen
een beroep instellen tegen de beslissing van het centrum inzake het een beroep instellen tegen de beslissing van het centrum inzake het
recht op maatschappelijke integratie bij de arbeidsrechtbank van de recht op maatschappelijke integratie bij de arbeidsrechtbank van de
woonplaats van de betrokkene. De betrokkene kan ook in beroep gaan woonplaats van de betrokkene. De betrokkene kan ook in beroep gaan
tegen het uitblijven van een beslissing van het centrum in deze tegen het uitblijven van een beslissing van het centrum in deze
materie. materie.
Dit beroep moet ingesteld worden binnen de drie maanden op straffe van Dit beroep moet ingesteld worden binnen de drie maanden op straffe van
verval, bij verzoekschrift afgegeven aan of aangetekend gericht tot de verval, bij verzoekschrift afgegeven aan of aangetekend gericht tot de
griffie van de arbeidsrechtbank. griffie van de arbeidsrechtbank.
De termijn van drie maanden loopt, naargelang het geval, vanaf : De termijn van drie maanden loopt, naargelang het geval, vanaf :
- de kennisgeving van de beslissing bedoeld in artikel 21, § 4; - de kennisgeving van de beslissing bedoeld in artikel 21, § 4;
- de vaststelling van de ontstentenis van een beslissing van het - de vaststelling van de ontstentenis van een beslissing van het
centrum binnen de termijn bepaald in artikel 21, § 1. centrum binnen de termijn bepaald in artikel 21, § 1.
§ 2. Wanneer het beroep wordt ingesteld door de minister of zijn § 2. Wanneer het beroep wordt ingesteld door de minister of zijn
afgevaardigde, is het gericht, hetzij tegen het centrum en de afgevaardigde, is het gericht, hetzij tegen het centrum en de
betrokkene, hetzij tegen het centrum, waarbij de betrokkene in de zaak betrokkene, hetzij tegen het centrum, waarbij de betrokkene in de zaak
wordt geroepen. wordt geroepen.
§ 3. Het instellen van een beroep schorst de uitvoering van de § 3. Het instellen van een beroep schorst de uitvoering van de
beslissing niet. beslissing niet.
§ 4. Wanneer het in de zaak betrokken centrum zijn territoriale § 4. Wanneer het in de zaak betrokken centrum zijn territoriale
bevoegdheid betwist, roept zo nodig, de arbeidsrechtbank, in afwijking bevoegdheid betwist, roept zo nodig, de arbeidsrechtbank, in afwijking
van artikel 811 Gerechtelijk Wetboek, bij gerechtsbrief het bevoegd van artikel 811 Gerechtelijk Wetboek, bij gerechtsbrief het bevoegd
geachte centrum ambtshalve in de zaak, teneinde te verschijnen op de geachte centrum ambtshalve in de zaak, teneinde te verschijnen op de
eerstvolgende nuttige zitting. eerstvolgende nuttige zitting.
Indien de onbevoegdheid van het centrum wordt opgeworpen op de Indien de onbevoegdheid van het centrum wordt opgeworpen op de
inleidende zitting, kan de griffier de beslissing tot ambtshalve inleidende zitting, kan de griffier de beslissing tot ambtshalve
oproeping noteren op het zittingsblad ». oproeping noteren op het zittingsblad ».
B.1.4. Artikel 580 van het Gerechtelijk Wetboek bepaalt : B.1.4. Artikel 580 van het Gerechtelijk Wetboek bepaalt :
« De arbeidsrechtbank neemt kennis : « De arbeidsrechtbank neemt kennis :
[...] [...]
8° van de geschillen betreffende de toepassing van : 8° van de geschillen betreffende de toepassing van :
[...] [...]
c) de wet tot instelling van het recht op een bestaansminimum, voor c) de wet tot instelling van het recht op een bestaansminimum, voor
wat betreft de geschillen betreffende de toekenning, de herziening, de wat betreft de geschillen betreffende de toekenning, de herziening, de
weigering en de terugbetaling door de gerechtigde van het weigering en de terugbetaling door de gerechtigde van het
bestaansminimum alsmede betreffende de toepassing van de bestaansminimum alsmede betreffende de toepassing van de
administratieve sancties bepaald in de desbetreffende wetgeving; administratieve sancties bepaald in de desbetreffende wetgeving;
de wet van 26 mei 2002 tot instelling van het recht op de wet van 26 mei 2002 tot instelling van het recht op
maatschappelijke integratie, inzake de geschillen betreffende de maatschappelijke integratie, inzake de geschillen betreffende de
toekenning, de herziening, de weigering en de terugbetaling door de toekenning, de herziening, de weigering en de terugbetaling door de
gerechtigde van de maatschappelijke integratie, alsmede de toepassing gerechtigde van de maatschappelijke integratie, alsmede de toepassing
van de administratieve sancties bepaald in de desbetreffende wetgeving van de administratieve sancties bepaald in de desbetreffende wetgeving
». ».
B.2.1. In de prejudiciële vraag wordt het Hof verzocht zich uit te B.2.1. In de prejudiciële vraag wordt het Hof verzocht zich uit te
spreken over de bestaanbaarheid van die bepalingen met de artikelen 10 spreken over de bestaanbaarheid van die bepalingen met de artikelen 10
en 11 van de Grondwet, in zoverre zij een verschil in behandeling en 11 van de Grondwet, in zoverre zij een verschil in behandeling
invoeren tussen, enerzijds, de categorie van sociale begunstigden die invoeren tussen, enerzijds, de categorie van sociale begunstigden die
worden vervolgd voor de correctionele rechtbank en, anderzijds, de worden vervolgd voor de correctionele rechtbank en, anderzijds, de
categorie van sociale begunstigden die voor de arbeidsrechtbank de categorie van sociale begunstigden die voor de arbeidsrechtbank de
beslissing van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn tot beslissing van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn tot
schorsing van de betaling van het leefloon betwisten. Alleen de eerste schorsing van de betaling van het leefloon betwisten. Alleen de eerste
categorie van sociale begunstigden zou immers een maatregel van categorie van sociale begunstigden zou immers een maatregel van
uitstel kunnen genieten. uitstel kunnen genieten.
B.2.2. De Ministerraad is ten onrechte van mening dat de vraag geen B.2.2. De Ministerraad is ten onrechte van mening dat de vraag geen
antwoord behoeft omdat het openbaar centrum voor maatschappelijk antwoord behoeft omdat het openbaar centrum voor maatschappelijk
welzijn zou beschikken over een ruime discretionaire bevoegdheid ter welzijn zou beschikken over een ruime discretionaire bevoegdheid ter
zake, waarbij die beoordelingsmarge losstaat van het door de zake, waarbij die beoordelingsmarge losstaat van het door de
verwijzende rechter opgeworpen verschil in behandeling. verwijzende rechter opgeworpen verschil in behandeling.
B.2.3. De Ministerraad is eveneens van mening dat de twee categorieën B.2.3. De Ministerraad is eveneens van mening dat de twee categorieën
van sociale-uitkeringsgerechtigden zich bevinden in situaties die niet van sociale-uitkeringsgerechtigden zich bevinden in situaties die niet
vergelijkbaar zijn. De in B.2.1 vermelde categorieën van personen zijn vergelijkbaar zijn. De in B.2.1 vermelde categorieën van personen zijn
weliswaar blootgesteld aan sancties van verschillende aard, maar dat weliswaar blootgesteld aan sancties van verschillende aard, maar dat
gegeven is onlosmakelijk verbonden met het in de prejudiciële vraag gegeven is onlosmakelijk verbonden met het in de prejudiciële vraag
opgeworpen verschil in behandeling, zodat dat verschil in juridische opgeworpen verschil in behandeling, zodat dat verschil in juridische
regeling niet zou kunnen volstaan om het onvergelijkbare karakter van regeling niet zou kunnen volstaan om het onvergelijkbare karakter van
de situaties van de in de prejudiciële vraag beoogde de situaties van de in de prejudiciële vraag beoogde
sociale-uitkeringsgerechtigden aan te tonen. sociale-uitkeringsgerechtigden aan te tonen.
B.3.1. De schorsing van de betaling van het leefloon, bedoeld in B.3.1. De schorsing van de betaling van het leefloon, bedoeld in
artikel 30 van de voormelde wet van 26 mei 2002, is een strafsanctie artikel 30 van de voormelde wet van 26 mei 2002, is een strafsanctie
in de zin van artikel 6.1 van het Europees Verdrag voor de rechten van in de zin van artikel 6.1 van het Europees Verdrag voor de rechten van
de mens, indien zij volgens de internrechtelijke kwalificatie een de mens, indien zij volgens de internrechtelijke kwalificatie een
strafrechtelijk karakter heeft of indien uit de aard van de inbreuk, strafrechtelijk karakter heeft of indien uit de aard van de inbreuk,
namelijk de algemene draagwijdte ervan en het preventieve en het namelijk de algemene draagwijdte ervan en het preventieve en het
repressieve karakter van de sanctie, blijkt dat het om een repressieve karakter van de sanctie, blijkt dat het om een
strafsanctie gaat, of nog, indien uit de aard en de ernst van de strafsanctie gaat, of nog, indien uit de aard en de ernst van de
sanctie die de betrokkene ondergaat, blijkt dat zij een bestraffend en sanctie die de betrokkene ondergaat, blijkt dat zij een bestraffend en
daardoor ontradend karakter heeft (zie EHRM, grote kamer, 23 november daardoor ontradend karakter heeft (zie EHRM, grote kamer, 23 november
2006, Jussila t. Finland). 2006, Jussila t. Finland).
B.3.2. Artikel 30 van de wet van 26 mei 2002 is opgenomen in een B.3.2. Artikel 30 van de wet van 26 mei 2002 is opgenomen in een
hoofdstuk V, met het opschrift « Sancties ». Bovendien blijkt uit de hoofdstuk V, met het opschrift « Sancties ». Bovendien blijkt uit de
parlementaire voorbereiding dat de wetgever, met de aanneming van die parlementaire voorbereiding dat de wetgever, met de aanneming van die
bepaling, de tekortkomingen aan de verplichting om elke wijziging van bepaling, de tekortkomingen aan de verplichting om elke wijziging van
de geldelijke situatie van de sociale-uitkeringsgerechtigde aan te de geldelijke situatie van de sociale-uitkeringsgerechtigde aan te
geven die de berekening van het leefloon kan beïnvloeden, wilde geven die de berekening van het leefloon kan beïnvloeden, wilde
voorkomen en bestraffen. voorkomen en bestraffen.
Aldus werd omtrent dat artikel 30 onderstreept : Aldus werd omtrent dat artikel 30 onderstreept :
« Dit artikel handelt over de sancties. Hierbij weze opgemerkt dat de « Dit artikel handelt over de sancties. Hierbij weze opgemerkt dat de
begunstigde steeds het recht heeft om de sanctie te betwisten, hetzij begunstigde steeds het recht heeft om de sanctie te betwisten, hetzij
door middel van zijn hoorrecht (art. 20), hetzij door middel van een door middel van zijn hoorrecht (art. 20), hetzij door middel van een
beroep voor de arbeidsrechtbank (art. 47). Nieuw is evenwel dat met beroep voor de arbeidsrechtbank (art. 47). Nieuw is evenwel dat met
het oog op een meer proportionele verhouding tussen de aangeklaagde het oog op een meer proportionele verhouding tussen de aangeklaagde
feiten en de sanctie in geval van verzuim, onjuiste of onvolledige feiten en de sanctie in geval van verzuim, onjuiste of onvolledige
verklaring, de sanctie nu ook kan bestaan in een gedeeltelijke verklaring, de sanctie nu ook kan bestaan in een gedeeltelijke
schorsing van het leefloon. In de Bestaansminimumwet van 1974 had het schorsing van het leefloon. In de Bestaansminimumwet van 1974 had het
OCMW enkel de keuze tussen een schorsing of geen schorsing. Voortaan OCMW enkel de keuze tussen een schorsing of geen schorsing. Voortaan
zal een juistere verhouding mogelijk zijn tussen de aangeklaagde zal een juistere verhouding mogelijk zijn tussen de aangeklaagde
feiten en de sanctie » (Parl. St., Kamer, 2001-2002, DOC 50-1603/001, feiten en de sanctie » (Parl. St., Kamer, 2001-2002, DOC 50-1603/001,
p. 32). p. 32).
« Aangaande de proportionaliteit van de sanctie ingeval van « Aangaande de proportionaliteit van de sanctie ingeval van
niet-aangifte van alle inkomsten, verschaft de minister het volgend niet-aangifte van alle inkomsten, verschaft de minister het volgend
antwoord : men kan iemand die 100 euro verzwijgt niet gelijkstellen antwoord : men kan iemand die 100 euro verzwijgt niet gelijkstellen
met iemand die verzuimt 10.000 euro aan te geven; in het huidige met iemand die verzuimt 10.000 euro aan te geven; in het huidige
systeem wordt men volledig geschorst; aangezien de hoegrootheid van de systeem wordt men volledig geschorst; aangezien de hoegrootheid van de
verzwegen inkomsten precies kan bepaald worden, is de verzwegen inkomsten precies kan bepaald worden, is de
proportionaliteit hier volledig op zijn plaats omdat het willekeur proportionaliteit hier volledig op zijn plaats omdat het willekeur
totaal uitsluit; wat de term ' bedrieglijk opzet ' betreft, wordt totaal uitsluit; wat de term ' bedrieglijk opzet ' betreft, wordt
verwezen naar de bestaande wetgeving en rechtspraak » (Parl. St., verwezen naar de bestaande wetgeving en rechtspraak » (Parl. St.,
Kamer, 2001-2002, DOC 50-1603/004, p. 69). Kamer, 2001-2002, DOC 50-1603/004, p. 69).
Het gegeven dat de schorsing van het recht op het leefloon twaalf Het gegeven dat de schorsing van het recht op het leefloon twaalf
maanden kan duren, in geval van frauduleuze tekortkoming, terwijl de maanden kan duren, in geval van frauduleuze tekortkoming, terwijl de
duur ervan is beperkt tot zes maanden wanneer er geen frauduleus opzet duur ervan is beperkt tot zes maanden wanneer er geen frauduleus opzet
is, getuigt overigens van het repressieve karakter van de maatregel. is, getuigt overigens van het repressieve karakter van de maatregel.
Die maatregel beoogt niet het herstel van schade aan het bevoegde Die maatregel beoogt niet het herstel van schade aan het bevoegde
openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn. Hij is evenmin het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn. Hij is evenmin het
natuurlijke gevolg van het verdwijnen van een voorwaarde voor de natuurlijke gevolg van het verdwijnen van een voorwaarde voor de
toekenning van het leefloon, maar vormt een sanctie die als doel heeft toekenning van het leefloon, maar vormt een sanctie die als doel heeft
om de schending van een formele verplichting te bestraffen die het om de schending van een formele verplichting te bestraffen die het
mogelijk maakt na te gaan of aan de voorwaarden voor de toekenning van mogelijk maakt na te gaan of aan de voorwaarden voor de toekenning van
het leefloon is voldaan. het leefloon is voldaan.
Ten slotte, in zoverre de schorsing van de betaling van het leefloon Ten slotte, in zoverre de schorsing van de betaling van het leefloon
kan worden uitgesproken voor een duur van hoogstens twaalf maanden, kan worden uitgesproken voor een duur van hoogstens twaalf maanden,
vormt zij zonder enige twijfel een bijzonder ernstige maatregel gelet vormt zij zonder enige twijfel een bijzonder ernstige maatregel gelet
op de onzekere financiële situatie van de op de onzekere financiële situatie van de
sociale-uitkeringsgerechtigden. sociale-uitkeringsgerechtigden.
B.3.3. Hieruit vloeit voort dat de schorsing van de betaling van het B.3.3. Hieruit vloeit voort dat de schorsing van de betaling van het
leefloon, bedoeld in artikel 30 van de wet van 26 mei 2002, een leefloon, bedoeld in artikel 30 van de wet van 26 mei 2002, een
overheersend repressief karakter heeft en bijgevolg een strafsanctie overheersend repressief karakter heeft en bijgevolg een strafsanctie
is in de zin van artikel 6.1 van het Europees Verdrag voor de rechten is in de zin van artikel 6.1 van het Europees Verdrag voor de rechten
van de mens. Zij moet dus in overeenstemming zijn met de algemene van de mens. Zij moet dus in overeenstemming zijn met de algemene
beginselen van het strafrecht. beginselen van het strafrecht.
De schorsing is evenwel geen straf in de zin van artikel 1 van het De schorsing is evenwel geen straf in de zin van artikel 1 van het
Strafwetboek, zodat de interne regels van het strafrecht en de Strafwetboek, zodat de interne regels van het strafrecht en de
strafrechtspleging daarop niet als dusdanig van toepassing zijn. strafrechtspleging daarop niet als dusdanig van toepassing zijn.
B.4.1. Het staat aan het Hof na te gaan of de wetgever de artikelen 10 B.4.1. Het staat aan het Hof na te gaan of de wetgever de artikelen 10
en 11 van de Grondwet heeft geschonden door uit te sluiten dat de en 11 van de Grondwet heeft geschonden door uit te sluiten dat de
regel van het uitstel van de tenuitvoerlegging van de straffen met regel van het uitstel van de tenuitvoerlegging van de straffen met
toepassing van artikel 8 van de wet van 29 juni 1964 betreffende de toepassing van artikel 8 van de wet van 29 juni 1964 betreffende de
opschorting, het uitstel en de probatie op die schorsing van opschorting, het uitstel en de probatie op die schorsing van
toepassing is. toepassing is.
B.4.2. Wanneer, zoals te dezen, de dader van eenzelfde feit hetzij B.4.2. Wanneer, zoals te dezen, de dader van eenzelfde feit hetzij
naar de correctionele rechtbank kan worden verwezen, hetzij een naar de correctionele rechtbank kan worden verwezen, hetzij een
administratieve sanctie kan krijgen waartegen beroep kan worden administratieve sanctie kan krijgen waartegen beroep kan worden
ingesteld voor een niet-strafrechtelijk rechtscollege, oordeelt het ingesteld voor een niet-strafrechtelijk rechtscollege, oordeelt het
Hof dat in principe een parallellisme moet bestaan tussen de Hof dat in principe een parallellisme moet bestaan tussen de
maatregelen tot individualisering van de straf (arresten nrs. 40/97, maatregelen tot individualisering van de straf (arresten nrs. 40/97,
45/97, 128/99, 86/2007, 157/2008). 45/97, 128/99, 86/2007, 157/2008).
B.4.3. Het uitstel van de tenuitvoerlegging van de straffen heeft tot B.4.3. Het uitstel van de tenuitvoerlegging van de straffen heeft tot
doel de nadelen die inherent zijn aan de tenuitvoerlegging van de doel de nadelen die inherent zijn aan de tenuitvoerlegging van de
straffen, te beperken en de re-integratie van de veroordeelde niet in straffen, te beperken en de re-integratie van de veroordeelde niet in
het gedrang te brengen. Daarnaast blijkt uit artikel 157bis, § 2, van het gedrang te brengen. Daarnaast blijkt uit artikel 157bis, § 2, van
het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de
werkloosheidsreglementering en artikel 168quinquies, § 3, derde lid, werkloosheidsreglementering en artikel 168quinquies, § 3, derde lid,
van de op 14 juli 1994 gecoördineerde wet betreffende de verplichte van de op 14 juli 1994 gecoördineerde wet betreffende de verplichte
verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, dat het verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, dat het
uitstel niet onverenigbaar wordt geacht met een schorsing van sociale uitstel niet onverenigbaar wordt geacht met een schorsing van sociale
rechten opgelegd door een andere overheid dan een strafrechtelijk rechten opgelegd door een andere overheid dan een strafrechtelijk
rechtscollege. rechtscollege.
Ongeacht of het uitstel wordt toegekend door de correctionele Ongeacht of het uitstel wordt toegekend door de correctionele
rechtbank dan wel door een ander rechtscollege, zoals de rechtbank dan wel door een ander rechtscollege, zoals de
arbeidsrechtbank, kan het de veroordeelde ertoe aanzetten zijn gedrag arbeidsrechtbank, kan het de veroordeelde ertoe aanzetten zijn gedrag
te wijzigen, gelet op het risico dat, in geval van herhaling, de te wijzigen, gelet op het risico dat, in geval van herhaling, de
veroordeling tot een strafsanctie in de zin van artikel 6 van het veroordeling tot een strafsanctie in de zin van artikel 6 van het
Europees Verdrag voor de rechten van de mens ten uitvoer wordt gelegd. Europees Verdrag voor de rechten van de mens ten uitvoer wordt gelegd.
B.4.4. Hieruit vloeit voort dat het verschil in behandeling, wat het B.4.4. Hieruit vloeit voort dat het verschil in behandeling, wat het
voordeel van een maatregel van uitstel betreft, tussen de voordeel van een maatregel van uitstel betreft, tussen de
sociale-uitkeringsgerechtigde die strafrechtelijk wordt vervolgd en sociale-uitkeringsgerechtigde die strafrechtelijk wordt vervolgd en
diegene die voor de arbeidsrechtbank beroep instelt tegen een diegene die voor de arbeidsrechtbank beroep instelt tegen een
schorsing van het recht op het leefloon, niet redelijk is verantwoord. schorsing van het recht op het leefloon, niet redelijk is verantwoord.
Die discriminatie vloeit evenwel niet voort uit een van de in het Die discriminatie vloeit evenwel niet voort uit een van de in het
geding zijnde bepalingen, maar uit de ontstentenis van een geding zijnde bepalingen, maar uit de ontstentenis van een
wetsbepaling die het de sociale-uitkeringsgerechtigden die het wetsbepaling die het de sociale-uitkeringsgerechtigden die het
voorwerp hebben uitgemaakt van een maatregel tot schorsing van hun voorwerp hebben uitgemaakt van een maatregel tot schorsing van hun
recht op het leefloon, mogelijk maakt een maatregel van uitstel te recht op het leefloon, mogelijk maakt een maatregel van uitstel te
genieten. Wanneer de wet van 29 juni 1964 niet van toepassing is, komt genieten. Wanneer de wet van 29 juni 1964 niet van toepassing is, komt
het aan de wetgever toe ter zake te bepalen onder welke voorwaarden het aan de wetgever toe ter zake te bepalen onder welke voorwaarden
een uitstel kan worden verleend en de voorwaarden en de rechtspleging een uitstel kan worden verleend en de voorwaarden en de rechtspleging
volgens welke dat uitstel kan worden ingetrokken, vast te stellen. volgens welke dat uitstel kan worden ingetrokken, vast te stellen.
Om die redenen, Om die redenen,
het Hof het Hof
zegt voor recht : zegt voor recht :
De artikelen 30, 31 en 47 van de wet van 26 mei 2002 betreffende het De artikelen 30, 31 en 47 van de wet van 26 mei 2002 betreffende het
recht op maatschappelijke integratie en artikel 580, 8°, c), tweede recht op maatschappelijke integratie en artikel 580, 8°, c), tweede
lid, van het Gerechtelijk Wetboek schenden de artikelen 10 en 11 van lid, van het Gerechtelijk Wetboek schenden de artikelen 10 en 11 van
de Grondwet niet. de Grondwet niet.
De ontstentenis van een wetsbepaling die het mogelijk maakt dat de De ontstentenis van een wetsbepaling die het mogelijk maakt dat de
sociale-uitkeringsgerechtigde ten aanzien van wie een schorsing van de sociale-uitkeringsgerechtigde ten aanzien van wie een schorsing van de
betaling van het leefloon is opgelegd, een maatregel van uitstel betaling van het leefloon is opgelegd, een maatregel van uitstel
geniet, is in strijd met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet. geniet, is in strijd met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet.
Aldus uitgesproken in het Frans en het Nederlands, overeenkomstig Aldus uitgesproken in het Frans en het Nederlands, overeenkomstig
artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het
Grondwettelijk Hof, op de openbare terechtzitting van 16 december Grondwettelijk Hof, op de openbare terechtzitting van 16 december
2010. 2010.
De griffier, De griffier,
P.-Y. Dutilleux. P.-Y. Dutilleux.
De voorzitter, De voorzitter,
M. Melchior. M. Melchior.
^