← Terug naar "Uittreksel uit arrest nr. 100/2010 van 16 september 2010 Rolnummer 4797 In zake
: de prejudiciële vraag over artikel 1274 van het Gerechtelijk Wetboek, zoals vervangen bij artikel 28
van de wet van 27 april 2007 betreffende de hervorming va Het Grondwettelijk Hof, samengesteld
uit de voorzitters M. Melchior en M. Bossuyt, en de rechter(...)"
Uittreksel uit arrest nr. 100/2010 van 16 september 2010 Rolnummer 4797 In zake : de prejudiciële vraag over artikel 1274 van het Gerechtelijk Wetboek, zoals vervangen bij artikel 28 van de wet van 27 april 2007 betreffende de hervorming va Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters M. Melchior en M. Bossuyt, en de rechter(...) | Uittreksel uit arrest nr. 100/2010 van 16 september 2010 Rolnummer 4797 In zake : de prejudiciële vraag over artikel 1274 van het Gerechtelijk Wetboek, zoals vervangen bij artikel 28 van de wet van 27 april 2007 betreffende de hervorming va Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters M. Melchior en M. Bossuyt, en de rechter(...) |
---|---|
GRONDWETTELIJK HOF | GRONDWETTELIJK HOF |
Uittreksel uit arrest nr. 100/2010 van 16 september 2010 | Uittreksel uit arrest nr. 100/2010 van 16 september 2010 |
Rolnummer 4797 | Rolnummer 4797 |
In zake : de prejudiciële vraag over artikel 1274 van het Gerechtelijk | In zake : de prejudiciële vraag over artikel 1274 van het Gerechtelijk |
Wetboek, zoals vervangen bij artikel 28 van de wet van 27 april 2007 | Wetboek, zoals vervangen bij artikel 28 van de wet van 27 april 2007 |
betreffende de hervorming van de echtscheiding, en over artikel 42, §§ | betreffende de hervorming van de echtscheiding, en over artikel 42, §§ |
2 en 6, van deze wet, gesteld door het Hof van Cassatie. | 2 en 6, van deze wet, gesteld door het Hof van Cassatie. |
Het Grondwettelijk Hof, | Het Grondwettelijk Hof, |
samengesteld uit de voorzitters M. Melchior en M. Bossuyt, en de | samengesteld uit de voorzitters M. Melchior en M. Bossuyt, en de |
rechters R. Henneuse, L. Lavrysen, J.-P. Moerman, E. Derycke en P. | rechters R. Henneuse, L. Lavrysen, J.-P. Moerman, E. Derycke en P. |
Nihoul, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder | Nihoul, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder |
voorzitterschap van voorzitter M. Melchior, | voorzitterschap van voorzitter M. Melchior, |
wijst na beraad het volgende arrest : | wijst na beraad het volgende arrest : |
I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging | I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging |
Bij arrest van 23 oktober 2009 in zake I.R. tegen G.B., waarvan de | Bij arrest van 23 oktober 2009 in zake I.R. tegen G.B., waarvan de |
expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 9 november 2009, | expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 9 november 2009, |
heeft het Hof van Cassatie de volgende prejudiciële vraag gesteld : | heeft het Hof van Cassatie de volgende prejudiciële vraag gesteld : |
« Voeren artikel 1274 van het Gerechtelijk Wetboek, gewijzigd bij de | « Voeren artikel 1274 van het Gerechtelijk Wetboek, gewijzigd bij de |
wet van 27 april 2007 betreffende de hervorming van de echtscheiding, | wet van 27 april 2007 betreffende de hervorming van de echtscheiding, |
en artikel 42, §§ 2 en 6, van die wet, in die zin geïnterpreteerd dat | en artikel 42, §§ 2 en 6, van die wet, in die zin geïnterpreteerd dat |
zij de echtgenoot-verweerder in het bodemgeschil een cassatietermijn | zij de echtgenoot-verweerder in het bodemgeschil een cassatietermijn |
van één maand opleggen om zich te voorzien in cassatie tegen een | van één maand opleggen om zich te voorzien in cassatie tegen een |
beslissing waarbij de echtscheiding in zijn nadeel is uitgesproken, | beslissing waarbij de echtscheiding in zijn nadeel is uitgesproken, |
terwijl de echtgenoot-eiser in het bodemgeschil beschikt over de | terwijl de echtgenoot-eiser in het bodemgeschil beschikt over de |
gemeenrechtelijke termijn van drie maanden om zich in cassatie te | gemeenrechtelijke termijn van drie maanden om zich in cassatie te |
voorzien tegen een beslissing waarbij is geweigerd de echtscheiding in | voorzien tegen een beslissing waarbij is geweigerd de echtscheiding in |
het nadeel van de andere echtgenoot uit te spreken, een discriminatie | het nadeel van de andere echtgenoot uit te spreken, een discriminatie |
in tussen die beide categorieën van rechtzoekenden en schenden zij | in tussen die beide categorieën van rechtzoekenden en schenden zij |
aldus de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, al dan niet in samenhang | aldus de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, al dan niet in samenhang |
gelezen met artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten | gelezen met artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten |
van de mens en de fundamentele vrijheden en met artikel 1 van het | van de mens en de fundamentele vrijheden en met artikel 1 van het |
Eerste Aanvullend Protocol bij dat Verdrag ? ». | Eerste Aanvullend Protocol bij dat Verdrag ? ». |
(...) | (...) |
III. In rechte | III. In rechte |
(...) | (...) |
B.1.1. In de versie die van toepassing is op het geschil voor de | B.1.1. In de versie die van toepassing is op het geschil voor de |
verwijzende rechter, bepaalde artikel 1274 van het Gerechtelijk | verwijzende rechter, bepaalde artikel 1274 van het Gerechtelijk |
Wetboek, zoals vervangen bij artikel 28 van de wet van 27 april 2007 | Wetboek, zoals vervangen bij artikel 28 van de wet van 27 april 2007 |
betreffende de hervorming van de echtscheiding (hierna : de wet 27 | betreffende de hervorming van de echtscheiding (hierna : de wet 27 |
april 2007) : | april 2007) : |
« De termijn om zich in cassatie te voorzien tegen een beslissing die | « De termijn om zich in cassatie te voorzien tegen een beslissing die |
de echtscheiding uitspreekt, wordt vastgesteld op één maand. Deze | de echtscheiding uitspreekt, wordt vastgesteld op één maand. Deze |
termijn en de voorziening in cassatie schorsen de tenuitvoerlegging ». | termijn en de voorziening in cassatie schorsen de tenuitvoerlegging ». |
Vóór de wijziging ervan bij de wet van 27 april 2007 bepaalde dat | Vóór de wijziging ervan bij de wet van 27 april 2007 bepaalde dat |
artikel : | artikel : |
« De termijn om zich in cassatie te voorzien begint te lopen, voor op | « De termijn om zich in cassatie te voorzien begint te lopen, voor op |
tegenspraak gewezen arresten, van de dag van de betekening aan de | tegenspraak gewezen arresten, van de dag van de betekening aan de |
partijen, voor bij verstek gewezen arresten, van de dag waarop het | partijen, voor bij verstek gewezen arresten, van de dag waarop het |
verzet niet meer ontvankelijk is. | verzet niet meer ontvankelijk is. |
Voorziening in cassatie tegen een arrest waarbij echtscheiding wordt | Voorziening in cassatie tegen een arrest waarbij echtscheiding wordt |
uitgesproken, schorst de tenuitvoerlegging ». | uitgesproken, schorst de tenuitvoerlegging ». |
B.1.2. Artikel 6 van de wet van 2 juni 2010 « tot wijziging van | B.1.2. Artikel 6 van de wet van 2 juni 2010 « tot wijziging van |
sommige bepalingen van het Burgerlijk Wetboek en van het Gerechtelijk | sommige bepalingen van het Burgerlijk Wetboek en van het Gerechtelijk |
Wetboek wat de procedure inzake echtscheiding betreft » (Belgisch | Wetboek wat de procedure inzake echtscheiding betreft » (Belgisch |
Staatsblad van 21 juni 2010) heeft artikel 1274 van het Gerechtelijk | Staatsblad van 21 juni 2010) heeft artikel 1274 van het Gerechtelijk |
Wetboek, zoals vervangen bij de wet van 27 april 2007, vervangen door | Wetboek, zoals vervangen bij de wet van 27 april 2007, vervangen door |
: | : |
« De termijn om zich in cassatie te voorzien en de voorziening in | « De termijn om zich in cassatie te voorzien en de voorziening in |
cassatie schorsen de tenuitvoerlegging ». | cassatie schorsen de tenuitvoerlegging ». |
Die wetswijziging heeft evenwel geen gevolgen voor het voor de | Die wetswijziging heeft evenwel geen gevolgen voor het voor de |
verwijzende rechter hangende geschil. | verwijzende rechter hangende geschil. |
B.1.3. Artikel 42, §§ 2 en 6, van de wet van 27 april 2007 bepaalt : | B.1.3. Artikel 42, §§ 2 en 6, van de wet van 27 april 2007 bepaalt : |
« [...] | « [...] |
§ 2. De vroegere artikelen 229, 231 en 232 van hetzelfde Wetboek | § 2. De vroegere artikelen 229, 231 en 232 van hetzelfde Wetboek |
blijven van toepassing op de procedures van echtscheiding of scheiding | blijven van toepassing op de procedures van echtscheiding of scheiding |
van tafel en bed die zijn ingeleid voor de inwerkingtreding van deze | van tafel en bed die zijn ingeleid voor de inwerkingtreding van deze |
wet en waarvoor geen eindvonnis is uitgesproken. | wet en waarvoor geen eindvonnis is uitgesproken. |
[...] | [...] |
§ 6. Artikel 1274 van hetzelfde Wetboek, zoals gewijzigd bij artikel | § 6. Artikel 1274 van hetzelfde Wetboek, zoals gewijzigd bij artikel |
28, is niet van toepassing op de arresten die uitgesproken zijn voor | 28, is niet van toepassing op de arresten die uitgesproken zijn voor |
de inwerkingtreding van deze wet, indien de debatten voordien werden | de inwerkingtreding van deze wet, indien de debatten voordien werden |
afgesloten ». | afgesloten ». |
B.1.4. Op grond van artikel 44 ervan is de wet van 27 april 2007 in | B.1.4. Op grond van artikel 44 ervan is de wet van 27 april 2007 in |
werking getreden op 1 september 2007. | werking getreden op 1 september 2007. |
B.2.1. De verwijzende rechter ondervraagt het Hof over een eventuele | B.2.1. De verwijzende rechter ondervraagt het Hof over een eventuele |
discriminatie tussen de echtgenoot die beschikt over een | discriminatie tussen de echtgenoot die beschikt over een |
cassatietermijn van één maand om zich in cassatie te voorzien tegen | cassatietermijn van één maand om zich in cassatie te voorzien tegen |
een beslissing waarbij de echtscheiding in zijn nadeel is | een beslissing waarbij de echtscheiding in zijn nadeel is |
uitgesproken, en de echtgenoot die beschikt over de gemeenrechtelijke | uitgesproken, en de echtgenoot die beschikt over de gemeenrechtelijke |
termijn van drie maanden om zich in cassatie te voorzien tegen een | termijn van drie maanden om zich in cassatie te voorzien tegen een |
beslissing waarbij is geweigerd zich uit te spreken over de | beslissing waarbij is geweigerd zich uit te spreken over de |
echtscheiding in het nadeel van de andere echtgenoot. | echtscheiding in het nadeel van de andere echtgenoot. |
B.2.2. Uit de feiten van het geding en de formulering van de | B.2.2. Uit de feiten van het geding en de formulering van de |
prejudiciële vraag blijkt dat het Hof wordt ondervraagd over het | prejudiciële vraag blijkt dat het Hof wordt ondervraagd over het |
verschil in behandeling tussen de echtgenoten die beschikken over, | verschil in behandeling tussen de echtgenoten die beschikken over, |
enerzijds, overeenkomstig artikel 1274 van het Gerechtelijk Wetboek, | enerzijds, overeenkomstig artikel 1274 van het Gerechtelijk Wetboek, |
in de versie van toepassing krachtens artikel 42, § 6, van de wet van | in de versie van toepassing krachtens artikel 42, § 6, van de wet van |
27 april 2007, een termijn van één maand om zich in cassatie te | 27 april 2007, een termijn van één maand om zich in cassatie te |
voorzien tegen een beslissing waarbij de echtscheiding is uitgesproken | voorzien tegen een beslissing waarbij de echtscheiding is uitgesproken |
en, anderzijds, een gemeenrechtelijke termijn van drie maanden om zich | en, anderzijds, een gemeenrechtelijke termijn van drie maanden om zich |
in cassatie te voorzien tegen een beslissing waarbij wordt geweigerd | in cassatie te voorzien tegen een beslissing waarbij wordt geweigerd |
de echtscheiding uit te spreken, wanneer de echtscheiding is | de echtscheiding uit te spreken, wanneer de echtscheiding is |
aangevraagd op basis van de vroegere artikelen 229, 231 en 232 van het | aangevraagd op basis van de vroegere artikelen 229, 231 en 232 van het |
Burgerlijk Wetboek, die van toepassing blijven op grond van artikel | Burgerlijk Wetboek, die van toepassing blijven op grond van artikel |
42, § 2, van de wet van 27 april 2007. | 42, § 2, van de wet van 27 april 2007. |
Het Hof beperkt zijn onderzoek tot die hypothese. | Het Hof beperkt zijn onderzoek tot die hypothese. |
B.3.1. In de parlementaire voorbereiding van de wet van 27 april 2007, | B.3.1. In de parlementaire voorbereiding van de wet van 27 april 2007, |
die het echtscheidingsrecht heeft hervormd, werd ten aanzien van de | die het echtscheidingsrecht heeft hervormd, werd ten aanzien van de |
rechtsmiddelen aanvankelijk overwogen een einde te maken aan elke | rechtsmiddelen aanvankelijk overwogen een einde te maken aan elke |
mogelijkheid van hoger beroep tegen een beslissing waarbij de | mogelijkheid van hoger beroep tegen een beslissing waarbij de |
echtscheiding is uitgesproken, teneinde te voorkomen dat het beroep | echtscheiding is uitgesproken, teneinde te voorkomen dat het beroep |
wordt gebruikt « als een vertragingsmanoeuvre » (Parl. St., Kamer, | wordt gebruikt « als een vertragingsmanoeuvre » (Parl. St., Kamer, |
2005-2006, DOC 51-2341/001, p. 13), in de context van een hervorming | 2005-2006, DOC 51-2341/001, p. 13), in de context van een hervorming |
die een « zeker automatisme in de uitspraak van de echtscheiding » | die een « zeker automatisme in de uitspraak van de echtscheiding » |
invoert (ibid., p. 12). | invoert (ibid., p. 12). |
De voorziening in cassatie bleef evenwel mogelijk, maar, « opnieuw om | De voorziening in cassatie bleef evenwel mogelijk, maar, « opnieuw om |
vertragingsmanoeuvres te beperken » (ibid., p. 13), werd de termijn om | vertragingsmanoeuvres te beperken » (ibid., p. 13), werd de termijn om |
zich in cassatie te voorzien vastgelegd op één maand, in plaats van | zich in cassatie te voorzien vastgelegd op één maand, in plaats van |
drie maanden in het gemeen recht. | drie maanden in het gemeen recht. |
Gelet op de kritiek van de afdeling wetgeving van de Raad van State is | Gelet op de kritiek van de afdeling wetgeving van de Raad van State is |
echter afgezien van het voornemen om een einde te maken aan de | echter afgezien van het voornemen om een einde te maken aan de |
mogelijkheid van hoger beroep tegen een beslissing waarbij de | mogelijkheid van hoger beroep tegen een beslissing waarbij de |
echtscheiding is uitgesproken. | echtscheiding is uitgesproken. |
B.3.2. Die inkorting van de termijn om zich in cassatie te voorzien, | B.3.2. Die inkorting van de termijn om zich in cassatie te voorzien, |
werd dus op dezelfde wijze verantwoord als voor de overwogen wijziging | werd dus op dezelfde wijze verantwoord als voor de overwogen wijziging |
van de mogelijkheden van hoger beroep, namelijk de zorg om | van de mogelijkheden van hoger beroep, namelijk de zorg om |
vertragingsmanoeuvres te vermijden (Parl. St., Kamer, 2005-2006, DOC | vertragingsmanoeuvres te vermijden (Parl. St., Kamer, 2005-2006, DOC |
51-2341/001, p. 13), teneinde de procedure te vereenvoudigen en te « | 51-2341/001, p. 13), teneinde de procedure te vereenvoudigen en te « |
versnellen » (Parl. St., Kamer, 2005-2006, DOC 51-2341/007, p. 92). | versnellen » (Parl. St., Kamer, 2005-2006, DOC 51-2341/007, p. 92). |
Er is eveneens gepreciseerd : | Er is eveneens gepreciseerd : |
« Men behoudt het opschortende karakter van de termijn en van de | « Men behoudt het opschortende karakter van de termijn en van de |
voorziening rekening houdend met het permanente karakter van de | voorziening rekening houdend met het permanente karakter van de |
situatie van de personen » (Parl. St., Kamer, 2005-2006, DOC | situatie van de personen » (Parl. St., Kamer, 2005-2006, DOC |
51-2341/001, p. 32; zie ook Parl. St., Kamer, 2005-2006, DOC | 51-2341/001, p. 32; zie ook Parl. St., Kamer, 2005-2006, DOC |
51-2341/007, p. 93). | 51-2341/007, p. 93). |
B.3.3. De afdeling wetgeving van de Raad van State heeft geen bezwaren | B.3.3. De afdeling wetgeving van de Raad van State heeft geen bezwaren |
geuit met betrekking tot de kortere termijn van één maand om zich in | geuit met betrekking tot de kortere termijn van één maand om zich in |
cassatie te voorzien, maar heeft zich vragen gesteld bij de termijn | cassatie te voorzien, maar heeft zich vragen gesteld bij de termijn |
van de voorziening gericht tegen een arrest waarbij de echtscheiding | van de voorziening gericht tegen een arrest waarbij de echtscheiding |
is geweigerd (P arl. St., Kamer, 2005-2006, DOC 51-2341/001, p. 54). | is geweigerd (P arl. St., Kamer, 2005-2006, DOC 51-2341/001, p. 54). |
De vertegenwoordiger van de minister heeft geantwoord : | De vertegenwoordiger van de minister heeft geantwoord : |
« De termijn van drie maanden wordt gehandhaafd wanneer het | « De termijn van drie maanden wordt gehandhaafd wanneer het |
cassatieberoep een arrest die de echtscheiding weigert, betreft » | cassatieberoep een arrest die de echtscheiding weigert, betreft » |
(Parl. St., Kamer, 2005-2006, DOC 51-2341/007, p. 93). | (Parl. St., Kamer, 2005-2006, DOC 51-2341/007, p. 93). |
B.4. Het verschil in behandeling tussen bepaalde categorieën van | B.4. Het verschil in behandeling tussen bepaalde categorieën van |
personen dat voortvloeit uit de toepassing van verschillende | personen dat voortvloeit uit de toepassing van verschillende |
procedureregels in verschillende omstandigheden, houdt op zich geen | procedureregels in verschillende omstandigheden, houdt op zich geen |
discriminatie in. Van discriminatie zou slechts sprake zijn indien het | discriminatie in. Van discriminatie zou slechts sprake zijn indien het |
verschil in behandeling dat voortvloeit uit de toepassing van die | verschil in behandeling dat voortvloeit uit de toepassing van die |
procedureregels, een onevenredige beperking van de rechten van de | procedureregels, een onevenredige beperking van de rechten van de |
daarbij betrokken personen met zich zou meebrengen. | daarbij betrokken personen met zich zou meebrengen. |
B.5. De voorziening in cassatie is een buitengewoon rechtsmiddel | B.5. De voorziening in cassatie is een buitengewoon rechtsmiddel |
waardoor een partij in de mogelijkheid wordt gesteld om, wegens | waardoor een partij in de mogelijkheid wordt gesteld om, wegens |
schending van de wet of wegens verzuim van substantiële of op straffe | schending van de wet of wegens verzuim van substantiële of op straffe |
van nietigheid voorgeschreven vormen, de vernietiging te vragen van | van nietigheid voorgeschreven vormen, de vernietiging te vragen van |
een in laatste aanleg gewezen beslissing. | een in laatste aanleg gewezen beslissing. |
B.6.1. Tussen een beslissing waarbij een echtscheiding wordt | B.6.1. Tussen een beslissing waarbij een echtscheiding wordt |
uitgesproken en een beslissing waarbij wordt geweigerd een | uitgesproken en een beslissing waarbij wordt geweigerd een |
echtscheiding uit te spreken, bestaat een fundamenteel verschil in | echtscheiding uit te spreken, bestaat een fundamenteel verschil in |
zoverre alleen de eerste gevolgen heeft voor de situatie van de | zoverre alleen de eerste gevolgen heeft voor de situatie van de |
personen, waarbij een einde wordt gemaakt aan de huwelijksband. | personen, waarbij een einde wordt gemaakt aan de huwelijksband. |
Dat verschil tussen beide soorten van beslissingen kan verschillen in | Dat verschil tussen beide soorten van beslissingen kan verschillen in |
procedureregels verantwoorden. | procedureregels verantwoorden. |
Een dergelijk verschil tussen die twee soorten van beslissingen is | Een dergelijk verschil tussen die twee soorten van beslissingen is |
overigens onderstreept in de parlementaire voorbereiding van de wet | overigens onderstreept in de parlementaire voorbereiding van de wet |
van 27 april 2007, wat de instemmingsmogelijkheden betreft : | van 27 april 2007, wat de instemmingsmogelijkheden betreft : |
« Het Hof van Cassatie is van mening dat het mogelijk is in te stemmen | « Het Hof van Cassatie is van mening dat het mogelijk is in te stemmen |
met een vonnis dat de echtscheiding weigert, maar niet met een vonnis | met een vonnis dat de echtscheiding weigert, maar niet met een vonnis |
die ze uitspreekt » (Parl. St., Kamer, 2005-2006, DOC 51-2341/001, p. | die ze uitspreekt » (Parl. St., Kamer, 2005-2006, DOC 51-2341/001, p. |
32). | 32). |
B.6.2. Het verschil, ten aanzien van de termijnen van de voorziening | B.6.2. Het verschil, ten aanzien van de termijnen van de voorziening |
in cassatie, tussen een beslissing waarbij een echtscheiding wordt | in cassatie, tussen een beslissing waarbij een echtscheiding wordt |
uitgesproken en een beslissing waarbij wordt geweigerd de | uitgesproken en een beslissing waarbij wordt geweigerd de |
echtscheiding uit te spreken, vloeit eveneens voort uit het verschil | echtscheiding uit te spreken, vloeit eveneens voort uit het verschil |
in de gevolgen van de termijn en van de tegen die beslissingen | in de gevolgen van de termijn en van de tegen die beslissingen |
ingestelde voorziening : terwijl, overeenkomstig artikel 1274, tweede | ingestelde voorziening : terwijl, overeenkomstig artikel 1274, tweede |
lid, van het Gerechtelijk Wetboek, de termijn en de voorziening in | lid, van het Gerechtelijk Wetboek, de termijn en de voorziening in |
cassatie een beslissing waarbij de echtscheiding is uitgesproken, | cassatie een beslissing waarbij de echtscheiding is uitgesproken, |
schorsen, schorsen de termijn en de voorziening in cassatie een | schorsen, schorsen de termijn en de voorziening in cassatie een |
beslissing waarbij is geweigerd de echtscheiding uit te spreken, niet. | beslissing waarbij is geweigerd de echtscheiding uit te spreken, niet. |
Gelet op het schorsende karakter van de voorzieningstermijn, vermocht | Gelet op het schorsende karakter van de voorzieningstermijn, vermocht |
de wetgever redelijkerwijze ervan uit te gaan dat de rechtszekerheid | de wetgever redelijkerwijze ervan uit te gaan dat de rechtszekerheid |
verantwoordde dat de situatie van de partijen zo snel mogelijk | verantwoordde dat de situatie van de partijen zo snel mogelijk |
duidelijk moest zijn, door de termijn van de voorziening aldus te | duidelijk moest zijn, door de termijn van de voorziening aldus te |
beperken tot één maand. | beperken tot één maand. |
B.7. Gelet op het fundamentele verschil tussen de beslissingen waarbij | B.7. Gelet op het fundamentele verschil tussen de beslissingen waarbij |
de echtscheiding wordt uitgesproken en de beslissingen waarbij wordt | de echtscheiding wordt uitgesproken en de beslissingen waarbij wordt |
geweigerd de echtscheiding uit te spreken, vermocht de wetgever, voor | geweigerd de echtscheiding uit te spreken, vermocht de wetgever, voor |
het instellen van een voorziening in cassatie tegen een beslissing | het instellen van een voorziening in cassatie tegen een beslissing |
waarbij de echtscheiding is uitgesproken, andere | waarbij de echtscheiding is uitgesproken, andere |
ontvankelijkheidsvoorwaarden vast te stellen dan die voor het | ontvankelijkheidsvoorwaarden vast te stellen dan die voor het |
instellen van een voorziening in cassatie tegen een beslissing van | instellen van een voorziening in cassatie tegen een beslissing van |
weigering om de echtscheiding uit te spreken, waarbij die | weigering om de echtscheiding uit te spreken, waarbij die |
laatstgenoemde voorwaarden afgestemd worden op die voor het instellen | laatstgenoemde voorwaarden afgestemd worden op die voor het instellen |
van de gemeenrechtelijke voorziening in cassatie in burgerlijke zaken. | van de gemeenrechtelijke voorziening in cassatie in burgerlijke zaken. |
Die ontvankelijkheidsvoorwaarden mogen echter niet ertoe leiden dat | Die ontvankelijkheidsvoorwaarden mogen echter niet ertoe leiden dat |
het recht om een voorziening in cassatie in te stellen op zodanige | het recht om een voorziening in cassatie in te stellen op zodanige |
wijze wordt beperkt dat de kern ervan wordt aangetast. Dit zou het | wijze wordt beperkt dat de kern ervan wordt aangetast. Dit zou het |
geval zijn wanneer de beperkingen geen wettig doel nastreven of indien | geval zijn wanneer de beperkingen geen wettig doel nastreven of indien |
er geen redelijk verband van evenredigheid bestaat tussen de | er geen redelijk verband van evenredigheid bestaat tussen de |
aangewende middelen en het nagestreefde doel. Het is derhalve vereist | aangewende middelen en het nagestreefde doel. Het is derhalve vereist |
dat de ontvankelijkheidsvoorwaarden niet leiden tot een onevenredige | dat de ontvankelijkheidsvoorwaarden niet leiden tot een onevenredige |
beperking van de bij de wet aan de partijen toegekende mogelijkheid om | beperking van de bij de wet aan de partijen toegekende mogelijkheid om |
zich in cassatie te voorzien. | zich in cassatie te voorzien. |
B.8. De regels betreffende de termijnen om beroep in te stellen, zijn | B.8. De regels betreffende de termijnen om beroep in te stellen, zijn |
gericht op een goede rechtsbedeling en het weren van de risico's van | gericht op een goede rechtsbedeling en het weren van de risico's van |
rechtsonzekerheid. Die regels mogen de rechtzoekenden echter niet | rechtsonzekerheid. Die regels mogen de rechtzoekenden echter niet |
verhinderen de beschikbare rechtsmiddelen te doen gelden. | verhinderen de beschikbare rechtsmiddelen te doen gelden. |
B.9. Zelfs indien te dezen rekening wordt gehouden met de buitengewone | B.9. Zelfs indien te dezen rekening wordt gehouden met de buitengewone |
aard van het rechtsmiddel en met de bijzondere aard van een | aard van het rechtsmiddel en met de bijzondere aard van een |
echtscheidingsbeslissing, kan een termijn van één maand om een | echtscheidingsbeslissing, kan een termijn van één maand om een |
voorziening in cassatie in te stellen niet worden geacht een | voorziening in cassatie in te stellen niet worden geacht een |
onevenredige beperking in te houden van de rechten van de betrokken | onevenredige beperking in te houden van de rechten van de betrokken |
personen. | personen. |
Die termijn is niet dermate kort dat hij de aanwending van het | Die termijn is niet dermate kort dat hij de aanwending van het |
rechtsmiddel van de voorziening in cassatie buitensporig moeilijk of | rechtsmiddel van de voorziening in cassatie buitensporig moeilijk of |
onmogelijk zou maken. | onmogelijk zou maken. |
B.10. In de veronderstelling dat de situatie van de echtgenoten die | B.10. In de veronderstelling dat de situatie van de echtgenoten die |
zich in cassatie voorzien tegen een beslissing waarbij de | zich in cassatie voorzien tegen een beslissing waarbij de |
echtscheiding is uitgesproken, dienstig kan worden vergeleken met de | echtscheiding is uitgesproken, dienstig kan worden vergeleken met de |
situatie van de echtgenoten die zich in cassatie voorzien tegen een | situatie van de echtgenoten die zich in cassatie voorzien tegen een |
beslissing waarbij is geweigerd een echtscheiding uit te spreken, is | beslissing waarbij is geweigerd een echtscheiding uit te spreken, is |
het aangevoerde verschil in behandeling niet onbestaanbaar met de | het aangevoerde verschil in behandeling niet onbestaanbaar met de |
artikelen 10 en 11 van de Grondwet. | artikelen 10 en 11 van de Grondwet. |
De toetsing in het licht van die grondwetsbepalingen, in samenhang | De toetsing in het licht van die grondwetsbepalingen, in samenhang |
gelezen met artikel 6 van het Europees Verdrag voor de rechten van de | gelezen met artikel 6 van het Europees Verdrag voor de rechten van de |
mens en met artikel 1 van het Eerste Aanvullend Protocol bij dat | mens en met artikel 1 van het Eerste Aanvullend Protocol bij dat |
Verdrag, leidt niet tot een andere conclusie. | Verdrag, leidt niet tot een andere conclusie. |
B.11. Het gegeven dat de echtscheiding te dezen is aangevraagd op | B.11. Het gegeven dat de echtscheiding te dezen is aangevraagd op |
grond van de vroegere artikelen 229, 231 en 232 van het Burgerlijk | grond van de vroegere artikelen 229, 231 en 232 van het Burgerlijk |
Wetboek, van toepassing krachtens artikel 42, § 2, van de wet van 27 | Wetboek, van toepassing krachtens artikel 42, § 2, van de wet van 27 |
april 2007, en dat de voorzieningstermijn van één maand, bepaald in | april 2007, en dat de voorzieningstermijn van één maand, bepaald in |
artikel 1274 van het Gerechtelijk Wetboek, van toepassing is op een | artikel 1274 van het Gerechtelijk Wetboek, van toepassing is op een |
echtscheidingsbeslissing waarvan de sluiting van de debatten en de | echtscheidingsbeslissing waarvan de sluiting van de debatten en de |
uitspraak zich situeren na de inwerkingtreding van de wet van 27 april | uitspraak zich situeren na de inwerkingtreding van de wet van 27 april |
2007, kan evenmin een discriminatie teweegbrengen. | 2007, kan evenmin een discriminatie teweegbrengen. |
Artikel 42, § 6, van de wet van 27 april 2007 wijkt immers af van het | Artikel 42, § 6, van de wet van 27 april 2007 wijkt immers af van het |
beginsel van de onmiddellijke toepassing van de procedurewetten, | beginsel van de onmiddellijke toepassing van de procedurewetten, |
doordat het de termijn om zich in cassatie te voorzien voor de | doordat het de termijn om zich in cassatie te voorzien voor de |
arresten waarvoor de sluiting van de debatten is uitgesproken vóór de | arresten waarvoor de sluiting van de debatten is uitgesproken vóór de |
inwerkingtreding van die wet op drie maanden behoudt, teneinde te | inwerkingtreding van die wet op drie maanden behoudt, teneinde te |
verzekeren dat op het ogenblik van de debatten de partijen de | verzekeren dat op het ogenblik van de debatten de partijen de |
eventuele rechtsmiddelen en de regeling ervan tegen de uit te spreken | eventuele rechtsmiddelen en de regeling ervan tegen de uit te spreken |
beslissing konden kennen en in overweging nemen. Het is niet | beslissing konden kennen en in overweging nemen. Het is niet |
verantwoord eveneens af te wijken van dat beginsel ten aanzien van de | verantwoord eveneens af te wijken van dat beginsel ten aanzien van de |
beslissingen uitgesproken na de inwerkingtreding van de wet van 27 | beslissingen uitgesproken na de inwerkingtreding van de wet van 27 |
april 2007 en waarvoor de sluiting van de debatten is uitgesproken na | april 2007 en waarvoor de sluiting van de debatten is uitgesproken na |
de inwerkingtreding van die wet, zelfs indien die beslissingen de | de inwerkingtreding van die wet, zelfs indien die beslissingen de |
vroegere artikelen 229, 231 en 232 van het Burgerlijk Wetboek | vroegere artikelen 229, 231 en 232 van het Burgerlijk Wetboek |
toepasten, aangezien de wetgever het in B.6.2 in herinnering gebrachte | toepasten, aangezien de wetgever het in B.6.2 in herinnering gebrachte |
gewettigde doel nastreefde en hij redelijkerwijs ervan kon uitgaan dat | gewettigde doel nastreefde en hij redelijkerwijs ervan kon uitgaan dat |
de betrokken partijen worden geacht de rechtsmiddelen en de | de betrokken partijen worden geacht de rechtsmiddelen en de |
ontvankelijkheidsvoorwaarden ervan te kennen die van toepassing zijn | ontvankelijkheidsvoorwaarden ervan te kennen die van toepassing zijn |
op het ogenblik van de uitspraak van hun echtscheiding. | op het ogenblik van de uitspraak van hun echtscheiding. |
De in het geding zijnde maatregel is dus niet zonder redelijke | De in het geding zijnde maatregel is dus niet zonder redelijke |
verantwoording. | verantwoording. |
Voor het overige laat het gegeven dat de wetgever heeft beslist om, | Voor het overige laat het gegeven dat de wetgever heeft beslist om, |
met de voormelde wet van 2 juni 2010, opnieuw een termijn van drie | met de voormelde wet van 2 juni 2010, opnieuw een termijn van drie |
maanden in te voeren om zich in cassatie te voorzien, niet toe te | maanden in te voeren om zich in cassatie te voorzien, niet toe te |
besluiten dat een termijn van één maand om zich in cassatie te | besluiten dat een termijn van één maand om zich in cassatie te |
voorzien tegen een beslissing waarbij de echtscheiding is | voorzien tegen een beslissing waarbij de echtscheiding is |
uitgesproken, noodzakelijkerwijs onverantwoord zou zijn. | uitgesproken, noodzakelijkerwijs onverantwoord zou zijn. |
B.12. De prejudiciële vraag dient ontkennend te worden beantwoord. | B.12. De prejudiciële vraag dient ontkennend te worden beantwoord. |
Om die redenen, | Om die redenen, |
het Hof, | het Hof, |
zegt voor recht : | zegt voor recht : |
Artikel 1274 van het Gerechtelijk Wetboek, zoals vervangen bij artikel | Artikel 1274 van het Gerechtelijk Wetboek, zoals vervangen bij artikel |
28 van de wet van 27 april 2007 betreffende de hervorming van de | 28 van de wet van 27 april 2007 betreffende de hervorming van de |
echtscheiding, en artikel 42, §§ 2 en 6, van die wet schenden niet de | echtscheiding, en artikel 42, §§ 2 en 6, van die wet schenden niet de |
artikelen 10 en 11 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen | artikelen 10 en 11 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen |
met artikel 6 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en | met artikel 6 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en |
met artikel 1 van het Eerste Aanvullend Protocol bij dat Verdrag. | met artikel 1 van het Eerste Aanvullend Protocol bij dat Verdrag. |
Aldus uitgesproken in het Frans en in het Nederlands, overeenkomstig | Aldus uitgesproken in het Frans en in het Nederlands, overeenkomstig |
artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het | artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het |
Grondwettelijk Hof, op de openbare terechtzitting van 16 september | Grondwettelijk Hof, op de openbare terechtzitting van 16 september |
2010. | 2010. |
De griffier, | De griffier, |
P.-Y. Dutilleux. | P.-Y. Dutilleux. |
De Voorzitter, | De Voorzitter, |
M. Melchior. | M. Melchior. |