← Terug naar "Uittreksel uit arrest nr. 15/2010 van 18 februari 2010 Rolnummer 4717 In zake :
de prejudiciële vraag betreffende artikel 50 van het Wetboek der successierechten, gesteld door het Hof
van Beroep te Antwerpen. Het Grondwettelijk Hof, s wijst
na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging"
| Uittreksel uit arrest nr. 15/2010 van 18 februari 2010 Rolnummer 4717 In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 50 van het Wetboek der successierechten, gesteld door het Hof van Beroep te Antwerpen. Het Grondwettelijk Hof, s wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging | Uittreksel uit arrest nr. 15/2010 van 18 februari 2010 Rolnummer 4717 In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 50 van het Wetboek der successierechten, gesteld door het Hof van Beroep te Antwerpen. Het Grondwettelijk Hof, s wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging |
|---|---|
| GRONDWETTELIJK HOF | GRONDWETTELIJK HOF |
| Uittreksel uit arrest nr. 15/2010 van 18 februari 2010 | Uittreksel uit arrest nr. 15/2010 van 18 februari 2010 |
| Rolnummer 4717 | Rolnummer 4717 |
| In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 50 van het Wetboek | In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 50 van het Wetboek |
| der successierechten, gesteld door het Hof van Beroep te Antwerpen. | der successierechten, gesteld door het Hof van Beroep te Antwerpen. |
| Het Grondwettelijk Hof, | Het Grondwettelijk Hof, |
| samengesteld uit de voorzitters M. Bossuyt en P. Martens, en de | samengesteld uit de voorzitters M. Bossuyt en P. Martens, en de |
| rechters M. Melchior, R. Henneuse, E. De Groot, L. Lavrysen en E. | rechters M. Melchior, R. Henneuse, E. De Groot, L. Lavrysen en E. |
| Derycke, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder | Derycke, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder |
| voorzitterschap van voorzitter M. Bossuyt, | voorzitterschap van voorzitter M. Bossuyt, |
| wijst na beraad het volgende arrest : | wijst na beraad het volgende arrest : |
| I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging | I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging |
| Bij arrest van 19 mei 2009 in zake Peter De Ceulaer en Nathalie De | Bij arrest van 19 mei 2009 in zake Peter De Ceulaer en Nathalie De |
| Ceulaer tegen de Belgische Staat, waarvan de expeditie ter griffie van | Ceulaer tegen de Belgische Staat, waarvan de expeditie ter griffie van |
| het Hof is ingekomen op 28 mei 2009, heeft het Hof van Beroep te | het Hof is ingekomen op 28 mei 2009, heeft het Hof van Beroep te |
| Antwerpen de volgende prejudiciële vraag gesteld : | Antwerpen de volgende prejudiciële vraag gesteld : |
| « Schendt artikel 50 W. Succ. (Vlaams Gewest), zoals gewijzigd door | « Schendt artikel 50 W. Succ. (Vlaams Gewest), zoals gewijzigd door |
| artikel 45 van het decreet van 21 december 2001 (B.S., 14 februari | artikel 45 van het decreet van 21 december 2001 (B.S., 14 februari |
| 2002) de artikelen 10, 11 of 172 van de Grondwet, doordat daarin de | 2002) de artikelen 10, 11 of 172 van de Grondwet, doordat daarin de |
| gelijkschakeling met een relatie in de rechte lijn wordt beperkt tot | gelijkschakeling met een relatie in de rechte lijn wordt beperkt tot |
| de relatie stiefouder-stiefkind, met uitsluiting van de relatie | de relatie stiefouder-stiefkind, met uitsluiting van de relatie |
| stiefgrootouder-stiefkleinkind, en deze uitsluiting een discriminatie | stiefgrootouder-stiefkleinkind, en deze uitsluiting een discriminatie |
| uitmaakt tegenover de situatie van gewone (natuurlijke) kleinkinderen, | uitmaakt tegenover de situatie van gewone (natuurlijke) kleinkinderen, |
| die krachtens artikel 48 W. Succ. wel van het tarief in de rechte lijn | die krachtens artikel 48 W. Succ. wel van het tarief in de rechte lijn |
| kunnen genieten ? ». | kunnen genieten ? ». |
| (...) | (...) |
| III. In rechte | III. In rechte |
| (...) | (...) |
| B.1.1. Volgens artikel 50 van het Wetboek der successierechten, zoals | B.1.1. Volgens artikel 50 van het Wetboek der successierechten, zoals |
| vervangen bij artikel 45 van het decreet van het Vlaamse Gewest van 21 | vervangen bij artikel 45 van het decreet van het Vlaamse Gewest van 21 |
| december 2001 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting | december 2001 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting |
| 2002, wordt in het Vlaamse Gewest, bij de bepaling van het tarief der | 2002, wordt in het Vlaamse Gewest, bij de bepaling van het tarief der |
| successierechten, een verkrijging tussen een stiefouder en een | successierechten, een verkrijging tussen een stiefouder en een |
| stiefkind gelijkgesteld met een verkrijging in de rechte lijn. | stiefkind gelijkgesteld met een verkrijging in de rechte lijn. |
| B.1.2. De verwijzende rechter vraagt het Hof of die bepaling de | B.1.2. De verwijzende rechter vraagt het Hof of die bepaling de |
| artikelen 10, 11 en 172 van de Grondwet schendt, doordat de | artikelen 10, 11 en 172 van de Grondwet schendt, doordat de |
| gelijkstelling met een relatie in de rechte lijn wordt beperkt tot de | gelijkstelling met een relatie in de rechte lijn wordt beperkt tot de |
| relatie stiefouder-stiefkind, met uitsluiting van de relatie | relatie stiefouder-stiefkind, met uitsluiting van de relatie |
| stiefgrootouder-stiefkleinkind, terwijl kleinkinderen krachtens | stiefgrootouder-stiefkleinkind, terwijl kleinkinderen krachtens |
| artikel 48 van hetzelfde Wetboek wel het tarief in de rechte lijn | artikel 48 van hetzelfde Wetboek wel het tarief in de rechte lijn |
| genieten. | genieten. |
| De vraag noopt tot een dubbele vergelijking wat het verschil in | De vraag noopt tot een dubbele vergelijking wat het verschil in |
| behandeling betreft tussen, enerzijds, stiefkinderen die erven van hun | behandeling betreft tussen, enerzijds, stiefkinderen die erven van hun |
| stiefouder en stiefkleinkinderen die erven van hun stiefgrootouder en, | stiefouder en stiefkleinkinderen die erven van hun stiefgrootouder en, |
| anderzijds, kleinkinderen die erven van hun grootouder en | anderzijds, kleinkinderen die erven van hun grootouder en |
| stiefkleinkinderen die erven van hun stiefgrootouder. | stiefkleinkinderen die erven van hun stiefgrootouder. |
| Uit de gegevens van het dossier blijkt dat de eisers voor de | Uit de gegevens van het dossier blijkt dat de eisers voor de |
| verwijzende rechter kinderen zijn van een niet-vooroverleden | verwijzende rechter kinderen zijn van een niet-vooroverleden |
| stiefdochter van de erflater. Het Hof beperkt zijn onderzoek tot die | stiefdochter van de erflater. Het Hof beperkt zijn onderzoek tot die |
| categorie van personen. | categorie van personen. |
| B.2. Het bepalen van het belastingtarief en het vaststellen van de | B.2. Het bepalen van het belastingtarief en het vaststellen van de |
| modalisering ervan komt de bevoegde fiscale wetgever toe. Wanneer hij | modalisering ervan komt de bevoegde fiscale wetgever toe. Wanneer hij |
| daartoe criteria van onderscheid hanteert, moeten die objectief en | daartoe criteria van onderscheid hanteert, moeten die objectief en |
| redelijk kunnen worden verantwoord. De tarieven en de modaliteiten | redelijk kunnen worden verantwoord. De tarieven en de modaliteiten |
| ervan moeten op gelijke wijze worden toegepast ten aanzien van | ervan moeten op gelijke wijze worden toegepast ten aanzien van |
| eenieder die zich ten opzichte van de maatregel en het nagestreefde | eenieder die zich ten opzichte van de maatregel en het nagestreefde |
| doel in een gelijkwaardige positie bevindt, zij het dat de fiscale | doel in een gelijkwaardige positie bevindt, zij het dat de fiscale |
| wetgever een verscheidenheid aan toestanden kan dienen op te vangen in | wetgever een verscheidenheid aan toestanden kan dienen op te vangen in |
| categorieën die, noodzakelijkerwijze, slechts bij benadering met de | categorieën die, noodzakelijkerwijze, slechts bij benadering met de |
| werkelijkheid overeenstemmen. | werkelijkheid overeenstemmen. |
| B.3.1. Luidens artikel 731 van het Burgerlijk Wetboek komen de | B.3.1. Luidens artikel 731 van het Burgerlijk Wetboek komen de |
| erfenissen toe aan de kinderen en afstammelingen van de overledene, | erfenissen toe aan de kinderen en afstammelingen van de overledene, |
| aan zijn noch uit de echt, noch van tafel en bed gescheiden | aan zijn noch uit de echt, noch van tafel en bed gescheiden |
| echtgenoot, aan zijn bloedverwanten in de opgaande lijn en aan zijn | echtgenoot, aan zijn bloedverwanten in de opgaande lijn en aan zijn |
| bloedverwanten in de zijlijn, in de orde en overeenkomstig de regels | bloedverwanten in de zijlijn, in de orde en overeenkomstig de regels |
| die de wet bepaalt. Aldus hanteert de wetgever bij het bepalen wie | die de wet bepaalt. Aldus hanteert de wetgever bij het bepalen wie |
| erfgenaam is twee criteria, namelijk de bloedband en de huwelijksband. | erfgenaam is twee criteria, namelijk de bloedband en de huwelijksband. |
| Alle andere personen kunnen slechts tot de nalatenschap van een | Alle andere personen kunnen slechts tot de nalatenschap van een |
| persoon worden geroepen bij wege van testament van de erflater of bij | persoon worden geroepen bij wege van testament van de erflater of bij |
| wege van contractuele erfstelling. | wege van contractuele erfstelling. |
| B.3.2. Vóór de invoeging van artikel 50 van het Wetboek der | B.3.2. Vóór de invoeging van artikel 50 van het Wetboek der |
| successierechten bij het decreet van 20 december 1996 werd in het | successierechten bij het decreet van 20 december 1996 werd in het |
| Vlaamse Gewest het laagste tarief in de successierechten voorbehouden | Vlaamse Gewest het laagste tarief in de successierechten voorbehouden |
| aan welbepaalde categorieën van wettige erfgenamen, zijnde de | aan welbepaalde categorieën van wettige erfgenamen, zijnde de |
| erfgenamen in de rechte lijn en de langstlevende echtgenoot. Behalve | erfgenamen in de rechte lijn en de langstlevende echtgenoot. Behalve |
| in geval van stiefouderadoptie vererfden de stiefkinderen, die bij | in geval van stiefouderadoptie vererfden de stiefkinderen, die bij |
| gebrek aan bloedband naar de regels van het burgerlijk recht geen | gebrek aan bloedband naar de regels van het burgerlijk recht geen |
| wettige erfgenamen van hun stiefouder zijn, de nalatenschap tegen het | wettige erfgenamen van hun stiefouder zijn, de nalatenschap tegen het |
| hoogste tarief « tussen andere personen ». | hoogste tarief « tussen andere personen ». |
| Wat het verschil in behandeling betreft tussen stiefkinderen die erven | Wat het verschil in behandeling betreft tussen stiefkinderen die erven |
| van hun stiefouder en stiefkleinkinderen die erven van hun | van hun stiefouder en stiefkleinkinderen die erven van hun |
| stiefgrootouder | stiefgrootouder |
| B.4.1. In zijn arrest nr. 181/2005 van 7 december 2005 heeft het Hof | B.4.1. In zijn arrest nr. 181/2005 van 7 december 2005 heeft het Hof |
| over dat onderdeel van de prejudiciële vraag als volgt geoordeeld : | over dat onderdeel van de prejudiciële vraag als volgt geoordeeld : |
| « B.4.1. De grondslag voor de gelijkschakeling, op het vlak van de | « B.4.1. De grondslag voor de gelijkschakeling, op het vlak van de |
| successierechten, van een verkrijging tussen een stiefouder en een | successierechten, van een verkrijging tussen een stiefouder en een |
| stiefkind, met een verkrijging in de rechte lijn, is volgens de | stiefkind, met een verkrijging in de rechte lijn, is volgens de |
| decreetgever te vinden in de hechte band die tussen stiefouders en | decreetgever te vinden in de hechte band die tussen stiefouders en |
| stiefkinderen kan ontstaan door het feit dat zij vaak gedurende | stiefkinderen kan ontstaan door het feit dat zij vaak gedurende |
| geruime tijd samengeleefd hebben (Parl. St., Vlaams Parlement, | geruime tijd samengeleefd hebben (Parl. St., Vlaams Parlement, |
| 1996-1997, nr. 428/1, p. 6). | 1996-1997, nr. 428/1, p. 6). |
| B.4.2. Het successierechtelijk verschil in behandeling tussen | B.4.2. Het successierechtelijk verschil in behandeling tussen |
| stiefkinderen die erven van hun stiefouder en stiefkleinkinderen die | stiefkinderen die erven van hun stiefouder en stiefkleinkinderen die |
| erven van hun stiefgrootouder berust op een objectief en pertinent | erven van hun stiefgrootouder berust op een objectief en pertinent |
| criterium, namelijk de hechtheid van de gezinsband, nu het in het | criterium, namelijk de hechtheid van de gezinsband, nu het in het |
| eerste geval gaat om leden van een kerngezin, terwijl dat in het | eerste geval gaat om leden van een kerngezin, terwijl dat in het |
| tweede geval niet zo is. | tweede geval niet zo is. |
| B.4.3. Doordat de toekenning van het voordelige tarief aan | B.4.3. Doordat de toekenning van het voordelige tarief aan |
| stiefkinderen een uitzondering vormt op de voorheen geldende regeling | stiefkinderen een uitzondering vormt op de voorheen geldende regeling |
| waarbij slechts bepaalde categorieën van wettige erfgenamen dat tarief | waarbij slechts bepaalde categorieën van wettige erfgenamen dat tarief |
| konden genieten, vermocht de decreetgever, in de uitoefening van zijn | konden genieten, vermocht de decreetgever, in de uitoefening van zijn |
| beoordelingsbevoegdheid, die uitzondering restrictief op te vatten. | beoordelingsbevoegdheid, die uitzondering restrictief op te vatten. |
| B.4.4. De stiefkleinkinderen worden niet op een onevenredige wijze | B.4.4. De stiefkleinkinderen worden niet op een onevenredige wijze |
| geraakt door de hogere successierechten, vermits ervan kan worden | geraakt door de hogere successierechten, vermits ervan kan worden |
| uitgegaan dat zij, doordat zij in beginsel geen deel uitmaken van het | uitgegaan dat zij, doordat zij in beginsel geen deel uitmaken van het |
| kerngezin van de erflater, niet dezelfde band hebben als de | kerngezin van de erflater, niet dezelfde band hebben als de |
| stiefkinderen met het gezinspatrimonium dat de erflater bij zijn | stiefkinderen met het gezinspatrimonium dat de erflater bij zijn |
| overlijden nalaat. In het geval waarin het stiefkleinkind zou | overlijden nalaat. In het geval waarin het stiefkleinkind zou |
| samenwonen met de stiefgrootouder, kan het overeenkomstig de in het | samenwonen met de stiefgrootouder, kan het overeenkomstig de in het |
| geding zijnde bepaling onder de voorwaarden bepaald in artikel 50, | geding zijnde bepaling onder de voorwaarden bepaald in artikel 50, |
| derde lid, van het Wetboek der successierechten, zoals van toepassing | derde lid, van het Wetboek der successierechten, zoals van toepassing |
| voor het Vlaamse Gewest, het tarief van de successierechten genieten | voor het Vlaamse Gewest, het tarief van de successierechten genieten |
| dat geldt voor zorgkinderen, dat gelijk is aan het tarief bij | dat geldt voor zorgkinderen, dat gelijk is aan het tarief bij |
| vererving in de rechte lijn. | vererving in de rechte lijn. |
| B.5. De prejudiciële vraag dient ontkennend te worden beantwoord ». | B.5. De prejudiciële vraag dient ontkennend te worden beantwoord ». |
| B.4.2. Er is geen aanleiding om te dezen anders te oordelen. | B.4.2. Er is geen aanleiding om te dezen anders te oordelen. |
| Wat het verschil in behandeling betreft tussen kleinkinderen die erven | Wat het verschil in behandeling betreft tussen kleinkinderen die erven |
| van hun grootouder en stiefkleinkinderen die erven van hun | van hun grootouder en stiefkleinkinderen die erven van hun |
| stiefgrootouder | stiefgrootouder |
| B.5.1. Weliswaar behoren zowel kleinkinderen als stiefkleinkinderen | B.5.1. Weliswaar behoren zowel kleinkinderen als stiefkleinkinderen |
| doorgaans niet tot het kerngezin van hun grootouder respectievelijk | doorgaans niet tot het kerngezin van hun grootouder respectievelijk |
| hun stiefgrootouder en kan de affectieve band van zowel kleinkinderen | hun stiefgrootouder en kan de affectieve band van zowel kleinkinderen |
| als stiefkleinkinderen met hun grootouder respectievelijk | als stiefkleinkinderen met hun grootouder respectievelijk |
| stiefgrootouder even hecht zijn, toch berust het successierechtelijk | stiefgrootouder even hecht zijn, toch berust het successierechtelijk |
| verschil in behandeling tussen kleinkinderen die erven van hun | verschil in behandeling tussen kleinkinderen die erven van hun |
| grootouder en stiefkleinkinderen die erven van hun stiefgrootouder op | grootouder en stiefkleinkinderen die erven van hun stiefgrootouder op |
| een objectief en pertinent criterium, namelijk het al dan niet bestaan | een objectief en pertinent criterium, namelijk het al dan niet bestaan |
| van een bloedband waaraan de wetgever onderscheiden rechten en | van een bloedband waaraan de wetgever onderscheiden rechten en |
| verplichtingen heeft verbonden. | verplichtingen heeft verbonden. |
| Zoals in B.3.1 aangegeven, hanteert de wetgever, in artikel 731 van | Zoals in B.3.1 aangegeven, hanteert de wetgever, in artikel 731 van |
| het Burgerlijk Wetboek, twee criteria bij het bepalen wie erfgenaam | het Burgerlijk Wetboek, twee criteria bij het bepalen wie erfgenaam |
| is, namelijk de bloedband en de huwelijksband. Alle andere personen, | is, namelijk de bloedband en de huwelijksband. Alle andere personen, |
| waaronder de stiefkleinkinderen, kunnen slechts tot de nalatenschap | waaronder de stiefkleinkinderen, kunnen slechts tot de nalatenschap |
| van een persoon worden geroepen bij wege van testament of bij wege van | van een persoon worden geroepen bij wege van testament of bij wege van |
| contractuele erfstelling. | contractuele erfstelling. |
| Uit de bloedverwantschap tussen grootouders en kleinkinderen vloeit | Uit de bloedverwantschap tussen grootouders en kleinkinderen vloeit |
| voort dat zij ten opzichte van elkaar tot de onderhoudsverplichting | voort dat zij ten opzichte van elkaar tot de onderhoudsverplichting |
| zijn gehouden waarin de artikelen 205 en 207 van het Burgerlijk | zijn gehouden waarin de artikelen 205 en 207 van het Burgerlijk |
| Wetboek voorzien. Die onderhoudsverplichting geldt niet tussen | Wetboek voorzien. Die onderhoudsverplichting geldt niet tussen |
| stiefgrootouders en stiefkleinkinderen. | stiefgrootouders en stiefkleinkinderen. |
| B.5.2. Doordat de toekenning van het voordelige tarief aan | B.5.2. Doordat de toekenning van het voordelige tarief aan |
| stiefkinderen een uitzondering vormt op de voorheen geldende regeling | stiefkinderen een uitzondering vormt op de voorheen geldende regeling |
| waarbij slechts bepaalde categorieën van wettige erfgenamen dat tarief | waarbij slechts bepaalde categorieën van wettige erfgenamen dat tarief |
| konden genieten, vermocht de decreetgever, in de uitoefening van zijn | konden genieten, vermocht de decreetgever, in de uitoefening van zijn |
| beoordelingsbevoegdheid, die uitzondering restrictief op te vatten | beoordelingsbevoegdheid, die uitzondering restrictief op te vatten |
| door niet te voorzien in een even gunstige regeling voor | door niet te voorzien in een even gunstige regeling voor |
| stiefkleinkinderen wier moeder niet vooraf overleden is met als gevolg | stiefkleinkinderen wier moeder niet vooraf overleden is met als gevolg |
| dat die regeling verschilt van die welke voor kleinkinderen geldt. | dat die regeling verschilt van die welke voor kleinkinderen geldt. |
| B.5.3. Zoals in het voormelde arrest nr. 181/2005 is aangegeven, kan, | B.5.3. Zoals in het voormelde arrest nr. 181/2005 is aangegeven, kan, |
| in het geval waarin het stiefkleinkind zou samenwonen met de | in het geval waarin het stiefkleinkind zou samenwonen met de |
| stiefgrootouder, het overeenkomstig de in het geding zijnde bepaling | stiefgrootouder, het overeenkomstig de in het geding zijnde bepaling |
| onder de voorwaarden bepaald in artikel 50, derde lid, van het Wetboek | onder de voorwaarden bepaald in artikel 50, derde lid, van het Wetboek |
| der successierechten, zoals van toepassing voor het Vlaamse Gewest, | der successierechten, zoals van toepassing voor het Vlaamse Gewest, |
| het tarief van de successierechten genieten dat geldt voor | het tarief van de successierechten genieten dat geldt voor |
| zorgkinderen, dat gelijk is aan het tarief bij vererving in de rechte | zorgkinderen, dat gelijk is aan het tarief bij vererving in de rechte |
| lijn. | lijn. |
| B.6. De prejudiciële vraag dient ontkennend te worden beantwoord. | B.6. De prejudiciële vraag dient ontkennend te worden beantwoord. |
| Om die redenen, | Om die redenen, |
| het Hof | het Hof |
| zegt voor recht : | zegt voor recht : |
| Artikel 50 van het Wetboek der successierechten, zoals vervangen bij | Artikel 50 van het Wetboek der successierechten, zoals vervangen bij |
| artikel 45 van het decreet van het Vlaamse Gewest van 21 december 2001 | artikel 45 van het decreet van het Vlaamse Gewest van 21 december 2001 |
| houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2002, schendt de | houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2002, schendt de |
| artikelen 10, 11 en 172 van de Grondwet niet doordat het voor de | artikelen 10, 11 en 172 van de Grondwet niet doordat het voor de |
| vererving tussen een stiefgrootouder en een stiefkleinkind wiens | vererving tussen een stiefgrootouder en een stiefkleinkind wiens |
| moeder niet vooraf overleden is, niet het tarief voor een vererving in | moeder niet vooraf overleden is, niet het tarief voor een vererving in |
| de rechte lijn toepasselijk maakt. | de rechte lijn toepasselijk maakt. |
| Aldus uitgesproken in het Nederlands en het Frans, overeenkomstig | Aldus uitgesproken in het Nederlands en het Frans, overeenkomstig |
| artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989, op de openbare | artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989, op de openbare |
| terechtzitting van 18 februari 2010. | terechtzitting van 18 februari 2010. |
| De griffier, | De griffier, |
| P.-Y. Dutilleux. | P.-Y. Dutilleux. |
| De voorzitter, | De voorzitter, |
| M. Bossuyt. | M. Bossuyt. |