Etaamb.openjustice.be
Meertalige weergave van Arrest van --
← Terug naar "Uittreksel uit arrest nr. 174/2009 van 3 november 2009 Rolnummers 4577, 4579, 4580, 4581, 4584, 4585, 4586, 4594 en 4595 In zake : de prejudiciële vragen over artikel 40, § 6, van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters P. Martens en M. Bossuyt, en de rechters(...)"
Uittreksel uit arrest nr. 174/2009 van 3 november 2009 Rolnummers 4577, 4579, 4580, 4581, 4584, 4585, 4586, 4594 en 4595 In zake : de prejudiciële vragen over artikel 40, § 6, van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters P. Martens en M. Bossuyt, en de rechters(...) Uittreksel uit arrest nr. 174/2009 van 3 november 2009 Rolnummers 4577, 4579, 4580, 4581, 4584, 4585, 4586, 4594 en 4595 In zake : de prejudiciële vragen over artikel 40, § 6, van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters P. Martens en M. Bossuyt, en de rechters(...)
GRONDWETTELIJK HOF GRONDWETTELIJK HOF
Uittreksel uit arrest nr. 174/2009 van 3 november 2009 Uittreksel uit arrest nr. 174/2009 van 3 november 2009
Rolnummers 4577, 4579, 4580, 4581, 4584, 4585, 4586, 4594 en 4595 Rolnummers 4577, 4579, 4580, 4581, 4584, 4585, 4586, 4594 en 4595
In zake : de prejudiciële vragen over artikel 40, § 6, van de wet van In zake : de prejudiciële vragen over artikel 40, § 6, van de wet van
15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het
verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, vóór de verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, vóór de
wijziging ervan bij artikel 19 van de wet van 25 april 2007, gesteld wijziging ervan bij artikel 19 van de wet van 25 april 2007, gesteld
door de Raad van State. door de Raad van State.
Het Grondwettelijk Hof, Het Grondwettelijk Hof,
samengesteld uit de voorzitters P. Martens en M. Bossuyt, en de samengesteld uit de voorzitters P. Martens en M. Bossuyt, en de
rechters M. Melchior, R. Henneuse, E. De Groot, L. Lavrysen, A. Alen, rechters M. Melchior, R. Henneuse, E. De Groot, L. Lavrysen, A. Alen,
J.-P. Snappe, E. Derycke en J. Spreutels, bijgestaan door de griffier J.-P. Snappe, E. Derycke en J. Spreutels, bijgestaan door de griffier
P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van rechter M. Melchior, P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van rechter M. Melchior,
wijst na beraad het volgende arrest : wijst na beraad het volgende arrest :
I. Onderwerp van de prejudiciële vragen en rechtspleging I. Onderwerp van de prejudiciële vragen en rechtspleging
Bij arresten nrs. 188.449 van 2 december 2008, 188.490 en 188.491 van Bij arresten nrs. 188.449 van 2 december 2008, 188.490 en 188.491 van
4 december 2008, 188.694, 188.693, 188.690 en 188.692 van 10 december 4 december 2008, 188.694, 188.693, 188.690 en 188.692 van 10 december
2008 en 189.031 en 189.032 van 19 december 2008, in zake 2008 en 189.031 en 189.032 van 19 december 2008, in zake
respectievelijk Manuel Cordero Villamar, Gladys Rengel Salazar, respectievelijk Manuel Cordero Villamar, Gladys Rengel Salazar,
Mariana del Rocio Martinez Galarraga, Roberto Campoverde Calva, Maria Mariana del Rocio Martinez Galarraga, Roberto Campoverde Calva, Maria
Avendano Botello, Elisany Abade Dos Santos, Maria Franco Avila, Edison Avendano Botello, Elisany Abade Dos Santos, Maria Franco Avila, Edison
Villacres Narvaes en Monica Carrasco Cespedes tegen de Belgische Villacres Narvaes en Monica Carrasco Cespedes tegen de Belgische
Staat, waarvan de expedities ter griffie van het Hof zijn ingekomen op Staat, waarvan de expedities ter griffie van het Hof zijn ingekomen op
12, 15, 16, 17 en 24 december 2008, heeft de Raad van State de 12, 15, 16, 17 en 24 december 2008, heeft de Raad van State de
volgende prejudiciële vragen gesteld : volgende prejudiciële vragen gesteld :
1. « Schendt het vroegere artikel 40, § 6, van de wet van 15 december 1. « Schendt het vroegere artikel 40, § 6, van de wet van 15 december
1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de
vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, toegepast op een vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, toegepast op een
minderjarig Belgisch kind wiens ouders niet de Belgische nationaliteit minderjarig Belgisch kind wiens ouders niet de Belgische nationaliteit
hebben, in zoverre het een voorwaarde oplegt van tenlasteneming van de hebben, in zoverre het een voorwaarde oplegt van tenlasteneming van de
bloedverwanten in de opgaande lijn door het kind opdat zij aanspraak bloedverwanten in de opgaande lijn door het kind opdat zij aanspraak
kunnen maken op het recht zich in België te vestigen, met als gevolg kunnen maken op het recht zich in België te vestigen, met als gevolg
dat, wanneer niet aan die voorwaarde is voldaan, dat minderjarig dat, wanneer niet aan die voorwaarde is voldaan, dat minderjarig
Belgisch kind ofwel in België moet leven in de onzekerheid die Belgisch kind ofwel in België moet leven in de onzekerheid die
voortvloeit uit de onwettigheid van het verblijf van zijn voortvloeit uit de onwettigheid van het verblijf van zijn
bloedverwanten in de opgaande lijn indien die laatstgenoemden bloedverwanten in de opgaande lijn indien die laatstgenoemden
beslissen om te blijven in het land waarvan het kind de nationaliteit beslissen om te blijven in het land waarvan het kind de nationaliteit
heeft, ofwel zijn ouders moet volgen naar hun land van herkomst en het heeft, ofwel zijn ouders moet volgen naar hun land van herkomst en het
voordeel verliest van de economische en sociale rechten die het alleen voordeel verliest van de economische en sociale rechten die het alleen
in België kan genieten, ten opzichte van het minderjarig Belgisch kind in België kan genieten, ten opzichte van het minderjarig Belgisch kind
wiens ouders Belg zijn, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, al dan wiens ouders Belg zijn, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, al dan
niet in samenhang gelezen met de artikelen 22, 23, 24 en 191 van de niet in samenhang gelezen met de artikelen 22, 23, 24 en 191 van de
Grondwet en met de artikelen 8 en 14 van het Verdrag tot bescherming Grondwet en met de artikelen 8 en 14 van het Verdrag tot bescherming
van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, goedgekeurd van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, goedgekeurd
bij de wet van 13 mei 1955 ? »; bij de wet van 13 mei 1955 ? »;
2. « Schendt het vroegere artikel 40, § 6, van de wet van 15 december 2. « Schendt het vroegere artikel 40, § 6, van de wet van 15 december
1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de
vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, in zoverre het een vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, in zoverre het een
voorwaarde oplegt van tenlasteneming van de bloedverwanten in de voorwaarde oplegt van tenlasteneming van de bloedverwanten in de
opgaande lijn door het kind, in die zin geïnterpreteerd dat het opgaande lijn door het kind, in die zin geïnterpreteerd dat het
minderjarig Belgisch kind wiens bloedverwanten in de opgaande lijn die minderjarig Belgisch kind wiens bloedverwanten in de opgaande lijn die
niet de Belgische nationaliteit hebben, niet te zijnen laste zijn, niet de Belgische nationaliteit hebben, niet te zijnen laste zijn,
ofwel ervan moet afzien te leven in het land waarvan het de ofwel ervan moet afzien te leven in het land waarvan het de
nationaliteit heeft, ofwel ervan moet afzien te leven met zijn ouders nationaliteit heeft, ofwel ervan moet afzien te leven met zijn ouders
indien die laatstgenoemden beslissen terug te keren naar hun land van indien die laatstgenoemden beslissen terug te keren naar hun land van
herkomst, artikel 22 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen herkomst, artikel 22 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen
met artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de met artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de
mens en de fundamentele vrijheden, goedgekeurd bij de wet van 13 mei mens en de fundamentele vrijheden, goedgekeurd bij de wet van 13 mei
1955 ? ». 1955 ? ».
Die zaken, ingeschreven onder de nummers 4577, 4579, 4580, 4581, 4584, Die zaken, ingeschreven onder de nummers 4577, 4579, 4580, 4581, 4584,
4585, 4586, 4594 en 4595 van de rol van het Hof, werden samengevoegd. 4585, 4586, 4594 en 4595 van de rol van het Hof, werden samengevoegd.
(...) (...)
III. In rechte III. In rechte
(...) (...)
Ten aanzien van de in het geding zijnde bepaling Ten aanzien van de in het geding zijnde bepaling
B.1.1. De prejudiciële vragen hebben betrekking op artikel 40, § 6, B.1.1. De prejudiciële vragen hebben betrekking op artikel 40, § 6,
van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het
grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van
vreemdelingen (hierna : de wet van 15 december 1980), vóór de vreemdelingen (hierna : de wet van 15 december 1980), vóór de
wijziging ervan bij artikel 19 van de wet van 25 april 2007. wijziging ervan bij artikel 19 van de wet van 25 april 2007.
In de versie van vóór de wijziging ervan bij artikel 19 van de wet van In de versie van vóór de wijziging ervan bij artikel 19 van de wet van
25 april 2007, bepaalde artikel 40 van de wet van 15 december 1980 : 25 april 2007, bepaalde artikel 40 van de wet van 15 december 1980 :
« § 1. Onverminderd de bepalingen vervat in de verordeningen van de « § 1. Onverminderd de bepalingen vervat in de verordeningen van de
Raad en van de Commissie van de Europese Gemeenschappen en de meer Raad en van de Commissie van de Europese Gemeenschappen en de meer
voordelige bepalingen waarop de E.G-vreemdeling zou kunnen aanspraak voordelige bepalingen waarop de E.G-vreemdeling zou kunnen aanspraak
maken, zijn de hierna volgende bepalingen op hem toepasselijk. maken, zijn de hierna volgende bepalingen op hem toepasselijk.
§ 2. Voor de toepassing van deze wet wordt onder E.G.-vreemdeling § 2. Voor de toepassing van deze wet wordt onder E.G.-vreemdeling
verstaan, iedere onderdaan van een Lid-Staat van de Europese verstaan, iedere onderdaan van een Lid-Staat van de Europese
Gemeenschappen die verblijft in of zich begeeft naar het Rijk en die : Gemeenschappen die verblijft in of zich begeeft naar het Rijk en die :
1° hetzij er een werkzaamheid in loondienst of anders dan in 1° hetzij er een werkzaamheid in loondienst of anders dan in
loondienst uitoefent of voornemens is uit te oefenen; loondienst uitoefent of voornemens is uit te oefenen;
2° hetzij er het verrichten van diensten geniet of voornemens is te 2° hetzij er het verrichten van diensten geniet of voornemens is te
genieten; genieten;
3° hetzij er het recht op voortgezet verblijf geniet of voornemens is 3° hetzij er het recht op voortgezet verblijf geniet of voornemens is
te genieten; te genieten;
4° hetzij er het verblijfsrecht geniet of voornemens is te genieten na 4° hetzij er het verblijfsrecht geniet of voornemens is te genieten na
een beroepswerkzaamheid in de Gemeenschap te hebben beëindigd; een beroepswerkzaamheid in de Gemeenschap te hebben beëindigd;
5° hetzij er als hoofdbezigheid een beroepsopleiding volgt of 5° hetzij er als hoofdbezigheid een beroepsopleiding volgt of
voornemens is te volgen in een erkende onderwijsinstelling; voornemens is te volgen in een erkende onderwijsinstelling;
6° hetzij tot geen van de in het 1° tot het 5° bedoelde categorieën 6° hetzij tot geen van de in het 1° tot het 5° bedoelde categorieën
behoort. behoort.
§ 3. Tenzij deze wet anders bepaalt, worden de hierna volgende § 3. Tenzij deze wet anders bepaalt, worden de hierna volgende
personen, van welke nationaliteit ook, met de in § 2, 1°, 2° en 3°, personen, van welke nationaliteit ook, met de in § 2, 1°, 2° en 3°,
bedoelde E.G.-vreemdeling gelijkgesteld, mits zij zich met hem bedoelde E.G.-vreemdeling gelijkgesteld, mits zij zich met hem
vestigen of komen vestigen : vestigen of komen vestigen :
1° zijn echtgenoot; 1° zijn echtgenoot;
2° zijn bloedverwanten in de nederdalende lijn of die van zijn 2° zijn bloedverwanten in de nederdalende lijn of die van zijn
echtgenoot, beneden 21 jaar of die te hunnen laste zijn; echtgenoot, beneden 21 jaar of die te hunnen laste zijn;
3° zijn bloedverwanten in de opgaande lijn of die van zijn echtgenoot, 3° zijn bloedverwanten in de opgaande lijn of die van zijn echtgenoot,
die te hunnen laste zijn; die te hunnen laste zijn;
4° de echtgenoot van de personen bedoeld in het 2° en het 3°. 4° de echtgenoot van de personen bedoeld in het 2° en het 3°.
§ 4. Tenzij deze wet anders bepaalt, worden de hierna volgende § 4. Tenzij deze wet anders bepaalt, worden de hierna volgende
personen, van welke nationaliteit ook, met de in § 2, 4° en 6°, personen, van welke nationaliteit ook, met de in § 2, 4° en 6°,
bedoelde E.G.-vreemdeling gelijkgesteld, mits zij zich met hem bedoelde E.G.-vreemdeling gelijkgesteld, mits zij zich met hem
vestigen of komen vestigen : vestigen of komen vestigen :
1° zijn echtgenoot; 1° zijn echtgenoot;
2° zijn bloedverwanten in de nederdalende lijn of die van zijn 2° zijn bloedverwanten in de nederdalende lijn of die van zijn
echtgenoot, die te hunnen laste zijn; echtgenoot, die te hunnen laste zijn;
3° zijn bloedverwanten in de opgaande lijn of die van zijn echtgenoot, 3° zijn bloedverwanten in de opgaande lijn of die van zijn echtgenoot,
die te hunnen laste zijn; die te hunnen laste zijn;
4° de echtgenoot van de personen bedoeld in het 2° en het 3°. 4° de echtgenoot van de personen bedoeld in het 2° en het 3°.
§ 5. Tenzij deze wet anders bepaalt, worden zijn echtgenoot en zijn § 5. Tenzij deze wet anders bepaalt, worden zijn echtgenoot en zijn
kinderen of die van zijn echtgenoot die zij te hunnen laste hebben, kinderen of die van zijn echtgenoot die zij te hunnen laste hebben,
van welke nationaliteit ook, met de in § 2, 5°, bedoelde van welke nationaliteit ook, met de in § 2, 5°, bedoelde
E.G.-vreemdeling gelijkgesteld, mits zij zich met hem vestigen of E.G.-vreemdeling gelijkgesteld, mits zij zich met hem vestigen of
komen vestigen. komen vestigen.
§ 6. Met de E.G.-vreemdeling worden eveneens gelijkgesteld, de § 6. Met de E.G.-vreemdeling worden eveneens gelijkgesteld, de
echtgenoot van een Belg die zich met hem vestigt of komt vestigen, echtgenoot van een Belg die zich met hem vestigt of komt vestigen,
alsook hun bloedverwanten in de nederdalende lijn beneden 21 jaar of alsook hun bloedverwanten in de nederdalende lijn beneden 21 jaar of
die te hunnen laste zijn, hun bloedverwanten in de opgaande lijn die die te hunnen laste zijn, hun bloedverwanten in de opgaande lijn die
te hunnen laste zijn, en de echtgenoot van die bloedverwanten in de te hunnen laste zijn, en de echtgenoot van die bloedverwanten in de
nederdalende en in de opgaande lijn, die zich met hen vestigen of nederdalende en in de opgaande lijn, die zich met hen vestigen of
komen vestigen ». komen vestigen ».
B.1.2. Vóór de wijziging ervan bij de wet van 25 april 2007 bepaalden B.1.2. Vóór de wijziging ervan bij de wet van 25 april 2007 bepaalden
de artikelen 42 en 43 van de wet van 15 december 1980, in verband met de artikelen 42 en 43 van de wet van 15 december 1980, in verband met
het verblijfsrecht van de gemeenschapsonderdanen : het verblijfsrecht van de gemeenschapsonderdanen :
«

Art. 42.Het recht op verblijf wordt erkend aan de E.G.-vreemdeling

«

Art. 42.Het recht op verblijf wordt erkend aan de E.G.-vreemdeling

in de voorwaarden en voor de duur door de Koning bepaald in de voorwaarden en voor de duur door de Koning bepaald
overeenkomstig de verordeningen en de richtlijnen van de Europese overeenkomstig de verordeningen en de richtlijnen van de Europese
Gemeenschappen. Gemeenschappen.
Dit recht op verblijf wordt geconstateerd door een vergunning Dit recht op verblijf wordt geconstateerd door een vergunning
afgegeven in de gevallen en volgens de modaliteiten door de Koning afgegeven in de gevallen en volgens de modaliteiten door de Koning
bepaald overeenkomstig die verordeningen en richtlijnen. bepaald overeenkomstig die verordeningen en richtlijnen.
De beslissing betreffende de afgifte van de verblijfsvergunning wordt De beslissing betreffende de afgifte van de verblijfsvergunning wordt
zo spoedig mogelijk genomen en uiterlijk binnen zes maanden na de zo spoedig mogelijk genomen en uiterlijk binnen zes maanden na de
aanvraag. aanvraag.

Art. 43.De binnenkomst en het verblijf mogen aan de E.G.-vreemdeling

Art. 43.De binnenkomst en het verblijf mogen aan de E.G.-vreemdeling

slechts geweigerd worden om redenen van openbare orde, van openbare slechts geweigerd worden om redenen van openbare orde, van openbare
veiligheid of van volksgezondheid en zulks binnen de hiernavermelde veiligheid of van volksgezondheid en zulks binnen de hiernavermelde
perken : perken :
1° de redenen mogen niet ingeroepen worden voor economische 1° de redenen mogen niet ingeroepen worden voor economische
doeleinden; doeleinden;
2° de maatregelen van openbare orde of van openbare veiligheid moeten 2° de maatregelen van openbare orde of van openbare veiligheid moeten
uitsluitend gegrond zijn op het persoonlijk gedrag van de betrokkene uitsluitend gegrond zijn op het persoonlijk gedrag van de betrokkene
en het bestaan van strafrechtelijke veroordelingen vormt op zichzelf en het bestaan van strafrechtelijke veroordelingen vormt op zichzelf
geen motivering van deze maatregelen; geen motivering van deze maatregelen;
3° het verval van het document dat de binnenkomst en het verblijf op 3° het verval van het document dat de binnenkomst en het verblijf op
het Belgisch grondgebied heeft toegelaten, kan op zichzelf de het Belgisch grondgebied heeft toegelaten, kan op zichzelf de
verwijdering van het grondgebied niet wettigen; verwijdering van het grondgebied niet wettigen;
4° alleen ziekten en gebreken vermeld in de bij deze wet gevoegde 4° alleen ziekten en gebreken vermeld in de bij deze wet gevoegde
lijst kunnen een weigering van binnenkomst op het grondgebied of van lijst kunnen een weigering van binnenkomst op het grondgebied of van
afgifte van de eerste verblijfsvergunning wettigen. Na afgifte van afgifte van de eerste verblijfsvergunning wettigen. Na afgifte van
dergelijke vergunning kan geen ziekte noch gebrek de weigering tot dergelijke vergunning kan geen ziekte noch gebrek de weigering tot
vernieuwing van de verblijfsvergunning of de verwijdering van het vernieuwing van de verblijfsvergunning of de verwijdering van het
grondgebied wettigen ». grondgebied wettigen ».
Die bepalingen bevinden zich in hoofdstuk I, met als opschrift « Die bepalingen bevinden zich in hoofdstuk I, met als opschrift «
Vreemdelingen, onderdanen van de lid-staten van de Europese Vreemdelingen, onderdanen van de lid-staten van de Europese
Gemeenschappen, hun familieleden en vreemdelingen, familieleden van Gemeenschappen, hun familieleden en vreemdelingen, familieleden van
een Belg », van titel II « Aanvullende en afwijkende bepalingen een Belg », van titel II « Aanvullende en afwijkende bepalingen
betreffende bepaalde categorieën van vreemdelingen » van de wet van 15 betreffende bepaalde categorieën van vreemdelingen » van de wet van 15
december 1980. december 1980.
B.2.1. Artikel 40, § 6, van de wet van 15 december 1980 stelde de B.2.1. Artikel 40, § 6, van de wet van 15 december 1980 stelde de
vreemde bloedverwanten in de opgaande lijn van een Belg, die ten laste vreemde bloedverwanten in de opgaande lijn van een Belg, die ten laste
zijn van laatstgenoemde en die zich met hem vestigen of komen zijn van laatstgenoemde en die zich met hem vestigen of komen
vestigen, gelijk met de gemeenschapsonderdanen; die bepaling maakte vestigen, gelijk met de gemeenschapsonderdanen; die bepaling maakte
geen enkel onderscheid naargelang de familieleden zelf geen enkel onderscheid naargelang de familieleden zelf
gemeenschapsonderdanen of onderdanen van een derde land waren. gemeenschapsonderdanen of onderdanen van een derde land waren.
De in het geding zijnde bepaling had tot gevolg dat de bloedverwanten De in het geding zijnde bepaling had tot gevolg dat de bloedverwanten
in de opgaande lijn, onderdanen van niet-lidstaten van de Europese in de opgaande lijn, onderdanen van niet-lidstaten van de Europese
Unie, van een Belg, het verblijfsrecht van de Europese onderdanen Unie, van een Belg, het verblijfsrecht van de Europese onderdanen
genoten, zoals werd bepaald in de artikelen 42 en 43 van de wet van 15 genoten, zoals werd bepaald in de artikelen 42 en 43 van de wet van 15
december 1980, met verwijzing naar de « verordeningen en richtlijnen december 1980, met verwijzing naar de « verordeningen en richtlijnen
van de Europese Gemeenschappen », op voorwaarde dat zij « ten laste » van de Europese Gemeenschappen », op voorwaarde dat zij « ten laste »
zijn van hun Belgisch kind. zijn van hun Belgisch kind.
B.2.2. Dat verblijfsrecht van de vreemde bloedverwanten in de opgaande B.2.2. Dat verblijfsrecht van de vreemde bloedverwanten in de opgaande
lijn is dus een afgeleid recht, dat werd toegekend om reden van de lijn is dus een afgeleid recht, dat werd toegekend om reden van de
hoedanigheid van een andere persoon, te dezen hun kind met Belgische hoedanigheid van een andere persoon, te dezen hun kind met Belgische
nationaliteit. nationaliteit.
Ten aanzien van de feitelijke situaties voor de verwijzende rechter Ten aanzien van de feitelijke situaties voor de verwijzende rechter
B.3.1. De verzoekers voor de verwijzende rechter, met Ecuadoraanse, B.3.1. De verzoekers voor de verwijzende rechter, met Ecuadoraanse,
Boliviaanse of Braziliaanse nationaliteit handelen in hun eigen naam Boliviaanse of Braziliaanse nationaliteit handelen in hun eigen naam
en in naam van hun minderjarige kinderen met Belgische nationaliteit; en in naam van hun minderjarige kinderen met Belgische nationaliteit;
zij vorderen voor zichzelf een recht van vestiging overeenkomstig zij vorderen voor zichzelf een recht van vestiging overeenkomstig
artikel 40, § 6, van de wet van 15 december 1980. artikel 40, § 6, van de wet van 15 december 1980.
Zij zijn de ouders, met onwettig verblijf, van kinderen aan wie de Zij zijn de ouders, met onwettig verblijf, van kinderen aan wie de
Belgische nationaliteit is toegekend met toepassing van artikel 10 van Belgische nationaliteit is toegekend met toepassing van artikel 10 van
het Wetboek van de Belgische nationaliteit, vóór de wijziging ervan het Wetboek van de Belgische nationaliteit, vóór de wijziging ervan
bij de wet van 27 december 2006 houdende diverse bepalingen. Krachtens bij de wet van 27 december 2006 houdende diverse bepalingen. Krachtens
die bepaling werd aan de kinderen de Belgische nationaliteit toegekend die bepaling werd aan de kinderen de Belgische nationaliteit toegekend
omdat zij geen andere nationaliteit bezaten. omdat zij geen andere nationaliteit bezaten.
In de versie ervan die dateert van vóór de wet van 27 december 2006, In de versie ervan die dateert van vóór de wet van 27 december 2006,
bepaalde artikel 10 van het Wetboek van de Belgische nationaliteit : bepaalde artikel 10 van het Wetboek van de Belgische nationaliteit :
« Belg is het kind geboren in België en dat, op gelijk welk ogenblik « Belg is het kind geboren in België en dat, op gelijk welk ogenblik
voor de leeftijd van achttien jaar of voor de ontvoogding voor die voor de leeftijd van achttien jaar of voor de ontvoogding voor die
leeftijd, staatloos zou zijn, indien het die nationaliteit niet bezat. leeftijd, staatloos zou zijn, indien het die nationaliteit niet bezat.
[...] ». [...] ».
Krachtens de regels van toekenning van de Ecuadoraanse, Boliviaanse en Krachtens de regels van toekenning van de Ecuadoraanse, Boliviaanse en
Braziliaanse nationaliteit kunnen de kinderen geboren buiten het Braziliaanse nationaliteit kunnen de kinderen geboren buiten het
respectieve grondgebied van Ecuador, Bolivië of Brazilië uit ouders respectieve grondgebied van Ecuador, Bolivië of Brazilië uit ouders
die een van die nationaliteiten hebben, de nationaliteit van hun die een van die nationaliteiten hebben, de nationaliteit van hun
ouders enkel verwerven door middel van hun inschrijving bij een ouders enkel verwerven door middel van hun inschrijving bij een
consulaat van het land van herkomst. consulaat van het land van herkomst.
B.3.2. Artikel 380 van de voormelde wet van 27 december 2006 heeft in B.3.2. Artikel 380 van de voormelde wet van 27 december 2006 heeft in
artikel 10 van het Wetboek van de Belgische nationaliteit een tweede artikel 10 van het Wetboek van de Belgische nationaliteit een tweede
lid toegevoegd, dat bepaalt : lid toegevoegd, dat bepaalt :
« Het eerste lid zal evenwel niet van toepassing zijn indien het kind « Het eerste lid zal evenwel niet van toepassing zijn indien het kind
een andere nationaliteit kan verkrijgen, mits zijn wettelijke een andere nationaliteit kan verkrijgen, mits zijn wettelijke
vertegenwoordiger(s) administratieve handelingen verrichten bij de vertegenwoordiger(s) administratieve handelingen verrichten bij de
diplomatieke of consulaire overheden van het land van de ouders of van diplomatieke of consulaire overheden van het land van de ouders of van
één van hen ». één van hen ».
B.3.3. De wijziging die door de in het geding zijnde bepaling werd B.3.3. De wijziging die door de in het geding zijnde bepaling werd
aangebracht aan artikel 10 van het Wetboek van de Belgische aangebracht aan artikel 10 van het Wetboek van de Belgische
nationaliteit werd in de parlementaire voorbereiding verantwoord als nationaliteit werd in de parlementaire voorbereiding verantwoord als
volgt : volgt :
« De problematiek inzake de toepassing van artikel 10 van het Wetboek « De problematiek inzake de toepassing van artikel 10 van het Wetboek
van de Belgische nationaliteit ten voordele van de in België geboren van de Belgische nationaliteit ten voordele van de in België geboren
kinderen waarvan de ouders onderdanen zijn van bepaalde landen is niet kinderen waarvan de ouders onderdanen zijn van bepaalde landen is niet
nieuw. Men stelt vast dat in bepaalde gevallen gepoogd wordt dit nieuw. Men stelt vast dat in bepaalde gevallen gepoogd wordt dit
artikel te misbruiken door onderdanen van vreemde landen die naar artikel te misbruiken door onderdanen van vreemde landen die naar
België komen in het kader van een beperkt verblijf, hier een kind ter België komen in het kader van een beperkt verblijf, hier een kind ter
wereld brengen en het niet aangeven aan de diplomatieke post terwijl wereld brengen en het niet aangeven aan de diplomatieke post terwijl
volgens hun nationale wetgeving het vervullen van deze formaliteit een volgens hun nationale wetgeving het vervullen van deze formaliteit een
voorwaarde is voor de verwerving, door het kind, van de nationaliteit voorwaarde is voor de verwerving, door het kind, van de nationaliteit
van het land van oorsprong. De niet-naleving van deze formaliteit van het land van oorsprong. De niet-naleving van deze formaliteit
maakt dat het kind staatloos is en dat het dan door toepassing van maakt dat het kind staatloos is en dat het dan door toepassing van
voornoemd artikel 10 Belg wordt. voornoemd artikel 10 Belg wordt.
Om een einde te maken aan deze praktijk wordt gepreciseerd dat het Om een einde te maken aan deze praktijk wordt gepreciseerd dat het
vreemde kind de Belgische nationaliteit niet kan verkrijgen wanneer vreemde kind de Belgische nationaliteit niet kan verkrijgen wanneer
het de nationaliteit kan verkrijgen van zijn ouders, mits het het de nationaliteit kan verkrijgen van zijn ouders, mits het
vervullen van een administratieve formaliteit, zoals de inschrijving vervullen van een administratieve formaliteit, zoals de inschrijving
van het kind in een register bij de diplomatieke of consulaire van het kind in een register bij de diplomatieke of consulaire
autoriteiten van het land waarvan de ouders de nationaliteit hebben. autoriteiten van het land waarvan de ouders de nationaliteit hebben.
Artikel 10 van het Wetboek van de Belgische Nationaliteit (WBN) wordt Artikel 10 van het Wetboek van de Belgische Nationaliteit (WBN) wordt
gewijzigd om te preciseren dat deze bepaling niet van toepassing zal gewijzigd om te preciseren dat deze bepaling niet van toepassing zal
zijn bij de gevallen waar voor het kind de mogelijkheid bestaat de zijn bij de gevallen waar voor het kind de mogelijkheid bestaat de
nationaliteit van zijn ouders te verkrijgen via een administratieve nationaliteit van zijn ouders te verkrijgen via een administratieve
formaliteit, zoals de inschrijving in de registers van de diplomatieke formaliteit, zoals de inschrijving in de registers van de diplomatieke
of consulaire autoriteiten van hun land van oorsprong. of consulaire autoriteiten van hun land van oorsprong.
Ingevolge het advies van de Raad van State, dient verduidelijkt te Ingevolge het advies van de Raad van State, dient verduidelijkt te
worden dat de zojuist toegelichte uitzondering uiteraard geen worden dat de zojuist toegelichte uitzondering uiteraard geen
betrekking heeft op het geval van het kind waarvan de ouder of de betrekking heeft op het geval van het kind waarvan de ouder of de
ouders officieel werden erkend als vluchtelingen in de zin van de wet ouders officieel werden erkend als vluchtelingen in de zin van de wet
van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het
verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. Deze verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. Deze
personen zijn immers vanzelfsprekend, wegens het bijzonder statuut dat personen zijn immers vanzelfsprekend, wegens het bijzonder statuut dat
hen is toegekend, niet in staat om bij de consulaire of diplomatieke hen is toegekend, niet in staat om bij de consulaire of diplomatieke
overheden van hun land van oorsprong de nodige administratieve stappen overheden van hun land van oorsprong de nodige administratieve stappen
te ondernemen om aan hun kind hun nationaliteit te doen toekennen. Dat te ondernemen om aan hun kind hun nationaliteit te doen toekennen. Dat
kan desgevallend eveneens gelden voor de kinderen van de rechthebbende kan desgevallend eveneens gelden voor de kinderen van de rechthebbende
van de subsidiaire bescherming » (Parl. St., Kamer, 2006-2007, DOC van de subsidiaire bescherming » (Parl. St., Kamer, 2006-2007, DOC
51-2760/001, pp. 249-250). 51-2760/001, pp. 249-250).
Tijdens de parlementaire voorbereiding preciseerde de minister van Tijdens de parlementaire voorbereiding preciseerde de minister van
Justitie : Justitie :
« de ontworpen bepaling [heeft] geen buitenproportionele gevolgen « de ontworpen bepaling [heeft] geen buitenproportionele gevolgen
[...] voor het kind, omdat het er enkel om te doen is fraude tegen te [...] voor het kind, omdat het er enkel om te doen is fraude tegen te
gaan waarbij de ouders hun kind hebben verwekt om aan een gaan waarbij de ouders hun kind hebben verwekt om aan een
verblijfsvergunning te geraken. Het ontworpen artikel druist dus niet verblijfsvergunning te geraken. Het ontworpen artikel druist dus niet
in tegen artikel 7 van het Internationaal Verdrag inzake de rechten in tegen artikel 7 van het Internationaal Verdrag inzake de rechten
van het kind, aangezien het kind van bij de geboorte de nationaliteit van het kind, aangezien het kind van bij de geboorte de nationaliteit
van zijn ouders kan aannemen » (Parl. St., Kamer, 2006-2007, DOC van zijn ouders kan aannemen » (Parl. St., Kamer, 2006-2007, DOC
51-2760/033, pp. 41-42). 51-2760/033, pp. 41-42).
Met de aanneming van die bepaling, die in werking is getreden op 28 Met de aanneming van die bepaling, die in werking is getreden op 28
december 2006, wilde de wetgever dus wanpraktijken van vreemde ouders december 2006, wilde de wetgever dus wanpraktijken van vreemde ouders
tegengaan die bestemd zijn om de in artikel 10 van het Wetboek van de tegengaan die bestemd zijn om de in artikel 10 van het Wetboek van de
Belgische nationaliteit geboden waarborgen tegen staatloosheid af te Belgische nationaliteit geboden waarborgen tegen staatloosheid af te
wenden van hun oorspronkelijke bedoeling. wenden van hun oorspronkelijke bedoeling.
B.3.4. Met zijn arrest nr. 73/2008 van 28 april 2008, heeft het Hof B.3.4. Met zijn arrest nr. 73/2008 van 28 april 2008, heeft het Hof
het tegen die bepaling gerichte beroep tot vernietiging verworpen. het tegen die bepaling gerichte beroep tot vernietiging verworpen.
B.4. De prejudiciële vragen hebben dus betrekking op minderjarige B.4. De prejudiciële vragen hebben dus betrekking op minderjarige
kinderen die de Belgische nationaliteit hebben verkregen kinderen die de Belgische nationaliteit hebben verkregen
overeenkomstig artikel 10 van het Wetboek van de Belgische overeenkomstig artikel 10 van het Wetboek van de Belgische
nationaliteit, in de versie ervan vóór de wijziging bij de wet van 27 nationaliteit, in de versie ervan vóór de wijziging bij de wet van 27
december 2006, alsmede op hun bloedverwanten in de rechtstreekse december 2006, alsmede op hun bloedverwanten in de rechtstreekse
opgaande lijn in de eerste graad, vreemdelingen die geen onderdanen opgaande lijn in de eerste graad, vreemdelingen die geen onderdanen
zijn van lidstaten van de Europese Unie. zijn van lidstaten van de Europese Unie.
Het Hof beperkt zijn onderzoek tot die situaties. Het Hof beperkt zijn onderzoek tot die situaties.
Ten aanzien van de draagwijdte van de prejudiciële vragen Ten aanzien van de draagwijdte van de prejudiciële vragen
B.5.1. In de eerste prejudiciële vraag ondervraagt de verwijzende B.5.1. In de eerste prejudiciële vraag ondervraagt de verwijzende
rechter het Hof over de bestaanbaarheid, met de artikelen 10 en 11 van rechter het Hof over de bestaanbaarheid, met de artikelen 10 en 11 van
de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met de artikelen 22, 23, de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met de artikelen 22, 23,
24 en 191 van de Grondwet en met de artikelen 8 en 14 van het Europees 24 en 191 van de Grondwet en met de artikelen 8 en 14 van het Europees
Verdrag voor de rechten van de mens, van het verschil in behandeling Verdrag voor de rechten van de mens, van het verschil in behandeling
tussen de minderjarige Belgische kinderen naargelang hun ouders al dan tussen de minderjarige Belgische kinderen naargelang hun ouders al dan
niet de Belgische nationaliteit hebben, en dat zou voortvloeien uit de niet de Belgische nationaliteit hebben, en dat zou voortvloeien uit de
toepassing van artikel 40, § 6, van de wet van 15 december 1980 op het toepassing van artikel 40, § 6, van de wet van 15 december 1980 op het
minderjarige Belgische kind wiens ouders niet de Belgische minderjarige Belgische kind wiens ouders niet de Belgische
nationaliteit hebben en dat zijn vreemde ouders niet ten laste neemt. nationaliteit hebben en dat zijn vreemde ouders niet ten laste neemt.
De verwijzende rechter is van mening dat, wanneer artikel 40, § 6, van De verwijzende rechter is van mening dat, wanneer artikel 40, § 6, van
de wet van 15 december 1980 van toepassing is op het minderjarige de wet van 15 december 1980 van toepassing is op het minderjarige
Belgische kind van vreemde ouders en wanneer de voorwaarde van Belgische kind van vreemde ouders en wanneer de voorwaarde van
tenlasteneming van de bloedverwanten in de opgaande lijn door het tenlasteneming van de bloedverwanten in de opgaande lijn door het
kind, opdat eerstgenoemden aanspraak kunnen maken op een recht van kind, opdat eerstgenoemden aanspraak kunnen maken op een recht van
vestiging in België niet is vervuld, daaruit blijkt dat, in vestiging in België niet is vervuld, daaruit blijkt dat, in
tegenstelling tot het Belgische kind van Belgische ouders, het tegenstelling tot het Belgische kind van Belgische ouders, het
minderjarige Belgische kind wiens ouders niet de Belgische minderjarige Belgische kind wiens ouders niet de Belgische
nationaliteit hebben en dat zijn vreemde ouders niet ten laste neemt « nationaliteit hebben en dat zijn vreemde ouders niet ten laste neemt «
ofwel in België moet leven in de onzekerheid die voortvloeit uit de ofwel in België moet leven in de onzekerheid die voortvloeit uit de
onwettigheid van het verblijf van zijn bloedverwanten in de opgaande onwettigheid van het verblijf van zijn bloedverwanten in de opgaande
lijn indien die laatstgenoemden beslissen om te blijven in het land lijn indien die laatstgenoemden beslissen om te blijven in het land
waarvan het kind de nationaliteit heeft, ofwel zijn ouders moet volgen waarvan het kind de nationaliteit heeft, ofwel zijn ouders moet volgen
naar hun land van herkomst en het voordeel verliest van de economische naar hun land van herkomst en het voordeel verliest van de economische
en sociale rechten die het alleen in België kan genieten ». en sociale rechten die het alleen in België kan genieten ».
B.5.2. In de tweede prejudiciële vraag ondervraagt de verwijzende B.5.2. In de tweede prejudiciële vraag ondervraagt de verwijzende
rechter het Hof over de bestaanbaarheid, met artikel 22 van de rechter het Hof over de bestaanbaarheid, met artikel 22 van de
Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met artikel 8 van het Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met artikel 8 van het
Europees Verdrag voor de rechten van de mens, van de voorwaarde van Europees Verdrag voor de rechten van de mens, van de voorwaarde van
tenlasteneming van de bloedverwanten in de opgaande lijn door het tenlasteneming van de bloedverwanten in de opgaande lijn door het
kind, bedoeld in artikel 40, § 6, van de wet van 15 december 1980, kind, bedoeld in artikel 40, § 6, van de wet van 15 december 1980,
indien die bepaling wordt geïnterpreteerd « in die zin [...] dat het indien die bepaling wordt geïnterpreteerd « in die zin [...] dat het
minderjarige Belgisch kind wiens bloedverwanten in de opgaande lijn minderjarige Belgisch kind wiens bloedverwanten in de opgaande lijn
die niet de Belgische nationaliteit hebben, niet te zijnen laste zijn, die niet de Belgische nationaliteit hebben, niet te zijnen laste zijn,
ofwel ervan moet afzien te leven in het land waarvan het de ofwel ervan moet afzien te leven in het land waarvan het de
nationaliteit heeft, ofwel ervan moet afzien te leven met zijn ouders nationaliteit heeft, ofwel ervan moet afzien te leven met zijn ouders
indien die laatstgenoemden beslissen terug te keren naar hun land van indien die laatstgenoemden beslissen terug te keren naar hun land van
herkomst ». herkomst ».
B.6. De prejudiciële vragen hebben dus betrekking op de gevolgen, voor B.6. De prejudiciële vragen hebben dus betrekking op de gevolgen, voor
het minderjarige Belgische kind van vreemde ouders die niet te zijnen het minderjarige Belgische kind van vreemde ouders die niet te zijnen
laste zijn, van het feit dat de voorwaarde van « tenlasteneming » door laste zijn, van het feit dat de voorwaarde van « tenlasteneming » door
de Belg van zijn bloedverwanten in de opgaande lijn, bedoeld in de in de Belg van zijn bloedverwanten in de opgaande lijn, bedoeld in de in
het geding zijnde bepaling, niet kan worden vervuld en dat het het geding zijnde bepaling, niet kan worden vervuld en dat het
verblijfsrecht bijgevolg niet kan worden toegekend aan de vreemde verblijfsrecht bijgevolg niet kan worden toegekend aan de vreemde
ouders van het Belgische kind, enkel in die hoedanigheid. ouders van het Belgische kind, enkel in die hoedanigheid.
B.7.1. De verzoekers voor de verwijzende rechter vragen dat aan het B.7.1. De verzoekers voor de verwijzende rechter vragen dat aan het
Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen de volgende Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen de volgende
prejudiciële vraag wordt gesteld : prejudiciële vraag wordt gesteld :
« Kennen de artikelen 12, 17 en 18 van het Verdrag tot oprichting van « Kennen de artikelen 12, 17 en 18 van het Verdrag tot oprichting van
de Europese Gemeenschap, of één of meer artikelen daarvan, al dan niet de Europese Gemeenschap, of één of meer artikelen daarvan, al dan niet
in samenhang gelezen, aan de burger van de Unie een recht van verblijf in samenhang gelezen, aan de burger van de Unie een recht van verblijf
toe op het grondgebied van de lidstaat waarvan die burger de toe op het grondgebied van de lidstaat waarvan die burger de
nationaliteit heeft ? ». nationaliteit heeft ? ».
B.7.2. Te dezen beschikken de minderjarige Belgische kinderen van de B.7.2. Te dezen beschikken de minderjarige Belgische kinderen van de
verzoekers over een onvoorwaardelijk recht om op het Belgische verzoekers over een onvoorwaardelijk recht om op het Belgische
grondgebied te verblijven dat inzonderheid wordt toegekend in artikel grondgebied te verblijven dat inzonderheid wordt toegekend in artikel
3 van het Vierde Aanvullend Protocol bij het Europees Verdrag voor de 3 van het Vierde Aanvullend Protocol bij het Europees Verdrag voor de
rechten van de mens. rechten van de mens.
De regels in verband met de toegang tot het grondgebied, het verblijf, De regels in verband met de toegang tot het grondgebied, het verblijf,
de vestiging en de verwijdering van de vreemdelingen zijn overigens de vestiging en de verwijdering van de vreemdelingen zijn overigens
niet van toepassing op diegene die de Belgische nationaliteit bezit niet van toepassing op diegene die de Belgische nationaliteit bezit
(artikel 1, 1°, van de wet van 15 december 1980). (artikel 1, 1°, van de wet van 15 december 1980).
Bovendien worden noch de Belgische nationaliteit van de kinderen, noch Bovendien worden noch de Belgische nationaliteit van de kinderen, noch
hun onvoorwaardelijk recht om op het Belgisch grondgebied te hun onvoorwaardelijk recht om op het Belgisch grondgebied te
verblijven, betwist. verblijven, betwist.
B.7.3. Zonder dat het bijgevolg nodig is te onderzoeken of een B.7.3. Zonder dat het bijgevolg nodig is te onderzoeken of een
nationale ingezetene op het grondgebied waarvan hij onderdaan is het nationale ingezetene op het grondgebied waarvan hij onderdaan is het
verblijfsrecht van een gemeenschapsonderdaan kan aanvoeren, volstaat verblijfsrecht van een gemeenschapsonderdaan kan aanvoeren, volstaat
het vast te stellen dat het verblijfsrecht van een het vast te stellen dat het verblijfsrecht van een
gemeenschapsonderdaan aan beperkingen of voorwaarden kan worden gemeenschapsonderdaan aan beperkingen of voorwaarden kan worden
onderworpen, in tegenstelling tot het recht van verblijf van een onderworpen, in tegenstelling tot het recht van verblijf van een
nationale ingezetene in zijn eigen land. nationale ingezetene in zijn eigen land.
Aangezien de voorgestelde prejudiciële vraag niet relevant is, dient Aangezien de voorgestelde prejudiciële vraag niet relevant is, dient
ze niet te worden gesteld. ze niet te worden gesteld.
Ten gronde Ten gronde
B.8.1. Krachtens de in het geding zijnde bepaling, worden de vreemde B.8.1. Krachtens de in het geding zijnde bepaling, worden de vreemde
bloedverwanten in de opgaande lijn van een Belg die te zijnen laste bloedverwanten in de opgaande lijn van een Belg die te zijnen laste
zijn, gelijkgesteld met de gemeenschapsonderdanen wat het zijn, gelijkgesteld met de gemeenschapsonderdanen wat het
verblijfsrecht betreft. verblijfsrecht betreft.
Wanneer zij worden gelijkgesteld met de gemeenschapsonderdanen, Wanneer zij worden gelijkgesteld met de gemeenschapsonderdanen,
genieten de vreemde bloedverwanten in opgaande lijn van een Belg dus genieten de vreemde bloedverwanten in opgaande lijn van een Belg dus
alle bepalingen in verband met het verblijfsrecht, zoals bedoeld in de alle bepalingen in verband met het verblijfsrecht, zoals bedoeld in de
Europese verordeningen en richtlijnen, die de gemeenschapsonderdanen Europese verordeningen en richtlijnen, die de gemeenschapsonderdanen
kunnen genieten. kunnen genieten.
De vreemde bloedverwanten in de opgaande lijn ten laste van een Belg De vreemde bloedverwanten in de opgaande lijn ten laste van een Belg
worden immers gelijkgesteld met de gemeenschapsonderdanen, niet alleen worden immers gelijkgesteld met de gemeenschapsonderdanen, niet alleen
wat betreft de bepalingen bedoeld in de artikelen 40 en volgende van wat betreft de bepalingen bedoeld in de artikelen 40 en volgende van
de wet van 15 december 1980, maar ook wat betreft de eventuele de wet van 15 december 1980, maar ook wat betreft de eventuele
gunstigere Europese bepalingen waarop de gemeenschapsonderdaan zich gunstigere Europese bepalingen waarop de gemeenschapsonderdaan zich
zou kunnen beroepen : artikel 40, § 1, van de wet van 15 december 1980 zou kunnen beroepen : artikel 40, § 1, van de wet van 15 december 1980
bepaalde immers, vóór de wijziging ervan bij de wet van 25 april 2007, bepaalde immers, vóór de wijziging ervan bij de wet van 25 april 2007,
dat de volgende bepalingen van toepassing zijn « onverminderd de dat de volgende bepalingen van toepassing zijn « onverminderd de
bepalingen vervat in de verordeningen van de Raad en van de Commissie bepalingen vervat in de verordeningen van de Raad en van de Commissie
van de Europese Gemeenschappen en de meer voordelige bepalingen waarop van de Europese Gemeenschappen en de meer voordelige bepalingen waarop
de E.G.-vreemdeling [aanspraak] zou kunnen [...] maken ». de E.G.-vreemdeling [aanspraak] zou kunnen [...] maken ».
B.8.2. In verband met die bepaling werd in de parlementaire B.8.2. In verband met die bepaling werd in de parlementaire
voorbereiding uiteengezet : voorbereiding uiteengezet :
« Er zij genoteerd dat de vreemdeling echtgenoot van een Belg, zijn « Er zij genoteerd dat de vreemdeling echtgenoot van een Belg, zijn
bloedverwanten in nederdalende lijn beneden de 21 jaar of zijn bloedverwanten in nederdalende lijn beneden de 21 jaar of zijn
bloedverwanten in de opgaande lijn die te hunnen [lees : te zijnen] bloedverwanten in de opgaande lijn die te hunnen [lees : te zijnen]
laste zijn, gelijkgesteld worden met de E.E.G.-vreemdeling, opdat zij laste zijn, gelijkgesteld worden met de E.E.G.-vreemdeling, opdat zij
niet minder voordelig zouden behandeld worden dan de echtgenoot, de niet minder voordelig zouden behandeld worden dan de echtgenoot, de
bloedverwanten in de nederdalende lijn of de bloedverwanten in de bloedverwanten in de nederdalende lijn of de bloedverwanten in de
opgaande lijn van een E.E.G. onderdaan (art. 39) » (Parl. St., Kamer, opgaande lijn van een E.E.G. onderdaan (art. 39) » (Parl. St., Kamer,
1977-1978, nr. 144/7, p. 9). 1977-1978, nr. 144/7, p. 9).
« In die hoedanigheid zullen de vreemde verwanten in de opgaande lijn « In die hoedanigheid zullen de vreemde verwanten in de opgaande lijn
van de familie van een Belg, zoals ten andere de vreemdelingen-leden van de familie van een Belg, zoals ten andere de vreemdelingen-leden
van de familie van een E.G.-onderdaan het zijn, voordeliger behandeld van de familie van een E.G.-onderdaan het zijn, voordeliger behandeld
worden dan dezen van de familie van de vreemdeling die vooraf tot worden dan dezen van de familie van de vreemdeling die vooraf tot
vestiging moet worden toegelaten of gemachtigd » (Parl. St., Kamer, vestiging moet worden toegelaten of gemachtigd » (Parl. St., Kamer,
1974-1975, nr. 653/1, p. 17). 1974-1975, nr. 653/1, p. 17).
De minister van Justitie heeft eveneens uiteengezet : De minister van Justitie heeft eveneens uiteengezet :
« In verband met de gezinshereniging is het belangrijk te doen « In verband met de gezinshereniging is het belangrijk te doen
opmerken dat die voortaan een recht zal vormen [...] dat beperkt is opmerken dat die voortaan een recht zal vormen [...] dat beperkt is
tot de bloedverwanten in de neergaande lijn en niet tot de tot de bloedverwanten in de neergaande lijn en niet tot de
bloedverwanten in de opgaande lijn. bloedverwanten in de opgaande lijn.
Dat probleem wordt gunstiger geregeld voor de onderdanen van lidstaten Dat probleem wordt gunstiger geregeld voor de onderdanen van lidstaten
van de Europese Economische Gemeenschap die zich kunnen laten van de Europese Economische Gemeenschap die zich kunnen laten
vervoegen door hun eigen bloedverwanten in de neergaande lijn of door vervoegen door hun eigen bloedverwanten in de neergaande lijn of door
die van hun echtgenoot alsmede door de bloedverwanten in opgaande lijn die van hun echtgenoot alsmede door de bloedverwanten in opgaande lijn
te hunnen laste. Uiteraard kan elke Belgische burger zich laten te hunnen laste. Uiteraard kan elke Belgische burger zich laten
vervoegen door zijn bloedverwanten in opgaande lijn of in neergaande vervoegen door zijn bloedverwanten in opgaande lijn of in neergaande
lijn met vreemde nationaliteit onder de in de wet gepreciseerde lijn met vreemde nationaliteit onder de in de wet gepreciseerde
voorwaarden » (Hand., Senaat, vergadering van donderdag 20 november voorwaarden » (Hand., Senaat, vergadering van donderdag 20 november
1980, p. 236). 1980, p. 236).
Uit wat voorafgaat blijkt dat, wanneer met het verblijfsrecht van de Uit wat voorafgaat blijkt dat, wanneer met het verblijfsrecht van de
vreemde bloedverwanten in opgaande lijn van een Belg de vreemde bloedverwanten in opgaande lijn van een Belg de
gezinshereniging wordt beoogd, dat recht afhankelijk was van de « in gezinshereniging wordt beoogd, dat recht afhankelijk was van de « in
de wet gepreciseerde voorwaarden » en dus niet werd opgevat als een de wet gepreciseerde voorwaarden » en dus niet werd opgevat als een
onvoorwaardelijk recht. onvoorwaardelijk recht.
B.9.1. De gelijkstelling van de vreemde bloedverwanten in opgaande B.9.1. De gelijkstelling van de vreemde bloedverwanten in opgaande
lijn met de gemeenschapsonderdanen - met de daaruit volgende rechten lijn met de gemeenschapsonderdanen - met de daaruit volgende rechten
die zijn verbonden aan die hoedanigheid - kan dus, krachtens de in het die zijn verbonden aan die hoedanigheid - kan dus, krachtens de in het
geding zijnde bepaling, enkel worden uitgevoerd voor zover die geding zijnde bepaling, enkel worden uitgevoerd voor zover die
personen « ten laste zijn » van hun kind, wat een materiële en personen « ten laste zijn » van hun kind, wat een materiële en
financiële tenlasteneming door hun Belgisch kind veronderstelt. financiële tenlasteneming door hun Belgisch kind veronderstelt.
De voorwaarde dat de bloedverwant in de opgaande lijn « ten laste » is De voorwaarde dat de bloedverwant in de opgaande lijn « ten laste » is
van de Belg is overigens identiek met die waarin is voorzien voor de van de Belg is overigens identiek met die waarin is voorzien voor de
bloedverwanten in opgaande lijn van de gemeenschapsonderdanen in het bloedverwanten in opgaande lijn van de gemeenschapsonderdanen in het
vroegere artikel 40, §§ 2 en 3, van de wet van 15 december 1980. vroegere artikel 40, §§ 2 en 3, van de wet van 15 december 1980.
B.9.2. De voorwaarde van « ten laste » te zijn van de Belg om te B.9.2. De voorwaarde van « ten laste » te zijn van de Belg om te
kunnen worden gelijkgesteld met een gemeenschapsonderdaan is kunnen worden gelijkgesteld met een gemeenschapsonderdaan is
rechtstreeks geïnspireerd op de Europese richtlijnen in verband met rechtstreeks geïnspireerd op de Europese richtlijnen in verband met
het verblijfsrecht van de familieleden van een gemeenschapsonderdaan. het verblijfsrecht van de familieleden van een gemeenschapsonderdaan.
Aldus definieerde artikel 1, lid 2, onder b), van de richtlijn Aldus definieerde artikel 1, lid 2, onder b), van de richtlijn
90/364/EEG van de Raad van 28 juni 1990 betreffende het verblijfsrecht 90/364/EEG van de Raad van 28 juni 1990 betreffende het verblijfsrecht
de familieleden van een gemeenschapsonderdaan met verwijzing naar de de familieleden van een gemeenschapsonderdaan met verwijzing naar de
voorwaarde van « ten laste » zijn, terwijl artikel 1, lid 1, van voorwaarde van « ten laste » zijn, terwijl artikel 1, lid 1, van
diezelfde richtlijn bepaalde dat de lidstaten, opdat de diezelfde richtlijn bepaalde dat de lidstaten, opdat de
gemeenschapsonderdaan het verblijfsrecht kan genieten, kunnen eisen gemeenschapsonderdaan het verblijfsrecht kan genieten, kunnen eisen
dat hij voor zichzelf en zijn familieleden over een ziekteverzekering dat hij voor zichzelf en zijn familieleden over een ziekteverzekering
en toereikende bestaansmiddelen beschikt. en toereikende bestaansmiddelen beschikt.
Op dezelfde wijze verwijst artikel 2, punt 2), van de richtlijn Op dezelfde wijze verwijst artikel 2, punt 2), van de richtlijn
2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 « 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 «
betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied
van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden, tot van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden, tot
wijziging van Verordening (EEG) nr. 1612/68 en tot intrekking van wijziging van Verordening (EEG) nr. 1612/68 en tot intrekking van
Richtlijnen 64/221/EEG, 68/360/EEG, 72/194/EEG, 73/148/EEG, 75/34/EEG, Richtlijnen 64/221/EEG, 68/360/EEG, 72/194/EEG, 73/148/EEG, 75/34/EEG,
75/35/EEG, 90/364/EEG, 90/365/EEG en 93/96/EEG » eveneens naar de 75/35/EEG, 90/364/EEG, 90/365/EEG en 93/96/EEG » eveneens naar de
voorwaarde van ten laste zijn om het familielid van een burger van de voorwaarde van ten laste zijn om het familielid van een burger van de
Unie te definiëren. Unie te definiëren.
Die voorwaarde van tenlasteneming veronderstelt dat het familielid Die voorwaarde van tenlasteneming veronderstelt dat het familielid
materieel wordt gesteund door de gemeenschapsonderdaan teneinde in materieel wordt gesteund door de gemeenschapsonderdaan teneinde in
zijn basisbehoeften te voorzien (HvJ, 9 januari 2007, C-1/05, Yunying zijn basisbehoeften te voorzien (HvJ, 9 januari 2007, C-1/05, Yunying
Jia, punten 35-37). Jia, punten 35-37).
B.9.3. De voorwaarde van ten laste zijn van de Belg werd overigens B.9.3. De voorwaarde van ten laste zijn van de Belg werd overigens
gehandhaafd en toegelicht in artikel 40ter van de wet van 15 december gehandhaafd en toegelicht in artikel 40ter van de wet van 15 december
1980, zoals het werd ingevoegd bij de wet van 25 april 2007, dat 1980, zoals het werd ingevoegd bij de wet van 25 april 2007, dat
bepaalt : bepaalt :
« De bepalingen van dit hoofdstuk die van toepassing zijn op de « De bepalingen van dit hoofdstuk die van toepassing zijn op de
familieleden van de burger van de Unie die hem begeleiden of zich bij familieleden van de burger van de Unie die hem begeleiden of zich bij
hem voegen, zijn van toepassing op de familieleden van een Belg die hem voegen, zijn van toepassing op de familieleden van een Belg die
hem begeleiden of zich bij hem voegen. hem begeleiden of zich bij hem voegen.
Voor wat betreft de in artikel 40bis, § 2, eerste lid, 4°, bedoelde Voor wat betreft de in artikel 40bis, § 2, eerste lid, 4°, bedoelde
bloedverwanten in opgaande lijn, moet de Belgische onderdaan aantonen bloedverwanten in opgaande lijn, moet de Belgische onderdaan aantonen
dat hij over stabiele, regelmatige en toereikende bestaansmiddelen dat hij over stabiele, regelmatige en toereikende bestaansmiddelen
beschikt om te voorkomen dat zij tijdens het verblijf in het Rijk ten beschikt om te voorkomen dat zij tijdens het verblijf in het Rijk ten
laste vallen van de openbare overheden en dat hij over een laste vallen van de openbare overheden en dat hij over een
ziektekostenverzekering beschikt die de risico's van de betrokken ziektekostenverzekering beschikt die de risico's van de betrokken
familieleden in België dekt ». familieleden in België dekt ».
Die bepaling werd als volgt verantwoord : Die bepaling werd als volgt verantwoord :
« De Regering wenst hiermee te vermijden dat ascendenten van Belgische « De Regering wenst hiermee te vermijden dat ascendenten van Belgische
onderdanen bij aankomst in België in precaire omstandigheden onderdanen bij aankomst in België in precaire omstandigheden
terechtkomen en ten laste vallen van de openbare overheden » (Parl. terechtkomen en ten laste vallen van de openbare overheden » (Parl.
St., Kamer, 2006-2007, DOC 51-2845/001, p. 44). St., Kamer, 2006-2007, DOC 51-2845/001, p. 44).
B.9.4. Uit wat voorafgaat, blijkt dat de voorwaarde van « ten laste » B.9.4. Uit wat voorafgaat, blijkt dat de voorwaarde van « ten laste »
zijn van de Belg, teneinde te worden gelijkgesteld met een zijn van de Belg, teneinde te worden gelijkgesteld met een
gemeenschapsonderdaan, wettig en evenredig is ten aanzien van de gemeenschapsonderdaan, wettig en evenredig is ten aanzien van de
nagestreefde doelstelling, die erin bestaat te vermijden dat de Staat nagestreefde doelstelling, die erin bestaat te vermijden dat de Staat
de financiële last moet dragen van vreemdelingen die op zijn de financiële last moet dragen van vreemdelingen die op zijn
grondgebied verblijven krachtens een gezinshereniging met hun grondgebied verblijven krachtens een gezinshereniging met hun
meerderjarige Belgische bloedverwanten in neergaande lijn, terwijl meerderjarige Belgische bloedverwanten in neergaande lijn, terwijl
laatstgenoemden niet zelf kunnen instaan voor die last. laatstgenoemden niet zelf kunnen instaan voor die last.
B.9.5. Minderjarigen daarentegen zijn, alleen al vanwege hun B.9.5. Minderjarigen daarentegen zijn, alleen al vanwege hun
burgerlijke onbekwaamheid, niet in staat aan die voorwaarde te burgerlijke onbekwaamheid, niet in staat aan die voorwaarde te
voldoen. Die moet bijgevolg, in het geval van de vreemde ouders van voldoen. Die moet bijgevolg, in het geval van de vreemde ouders van
een minderjarige Belg, worden geïnterpreteerd rekening houdend met de een minderjarige Belg, worden geïnterpreteerd rekening houdend met de
minderjarigheid en met zijn juridische en feitelijke onbekwaamheid om minderjarigheid en met zijn juridische en feitelijke onbekwaamheid om
zijn ouders ten laste te nemen. zijn ouders ten laste te nemen.
Wanneer die voorwaarde wordt toegepast op minderjarige Belgische Wanneer die voorwaarde wordt toegepast op minderjarige Belgische
kinderen, moet de voorwaarde dat de ouder « ten laste » is van het kinderen, moet de voorwaarde dat de ouder « ten laste » is van het
kind, bedoeld in de in het geding zijnde bepaling, bijgevolg zo worden kind, bedoeld in de in het geding zijnde bepaling, bijgevolg zo worden
geïnterpreteerd dat daarmee wordt geëist, opdat zij geen last worden geïnterpreteerd dat daarmee wordt geëist, opdat zij geen last worden
voor de overheidsfinanciën van de Belgische Staat, dat die ouders over voor de overheidsfinanciën van de Belgische Staat, dat die ouders over
toereikende bestaansmiddelen beschikken, voor zichzelf en hun toereikende bestaansmiddelen beschikken, voor zichzelf en hun
kinderen. kinderen.
B.10. Er dient te worden onderzocht of de voorwaarde dat de B.10. Er dient te worden onderzocht of de voorwaarde dat de
bloedverwanten in de opgaande lijn « ten laste » worden genomen door bloedverwanten in de opgaande lijn « ten laste » worden genomen door
hun minderjarige Belgische bloedverwanten in de neergaande lijn, een hun minderjarige Belgische bloedverwanten in de neergaande lijn, een
niet te verantwoorden verschil in behandeling in het leven roept niet te verantwoorden verschil in behandeling in het leven roept
tussen Belgische kinderen naar gelang van de nationaliteit van hun tussen Belgische kinderen naar gelang van de nationaliteit van hun
ouders, of op onevenredige wijze afbreuk doet aan het recht van die ouders, of op onevenredige wijze afbreuk doet aan het recht van die
kinderen op de eerbiediging van hun gezinsleven. kinderen op de eerbiediging van hun gezinsleven.
B.11.1. De voorwaarde van tenlasteneming door Belgische kinderen, B.11.1. De voorwaarde van tenlasteneming door Belgische kinderen,
geïnterpreteerd zoals aangegeven in B.9.5, heeft tot gevolg dat wordt geïnterpreteerd zoals aangegeven in B.9.5, heeft tot gevolg dat wordt
verhinderd dat hun ouders, die niet over voldoende middelen beschikken verhinderd dat hun ouders, die niet over voldoende middelen beschikken
om hun financiële onafhankelijkheid te waarborgen ten aanzien van de om hun financiële onafhankelijkheid te waarborgen ten aanzien van de
overheid, worden gelijkgesteld met de onderdanen van de Europese overheid, worden gelijkgesteld met de onderdanen van de Europese
Gemeenschap, zodat zij niet het administratief statuut zullen kunnen Gemeenschap, zodat zij niet het administratief statuut zullen kunnen
genieten dat aan laatstgenoemden wordt toegekend. genieten dat aan laatstgenoemden wordt toegekend.
B.11.2. Ten aanzien van de ouders afzonderlijk genomen, is die B.11.2. Ten aanzien van de ouders afzonderlijk genomen, is die
voorwaarde verantwoord op grond van de in B.9.2 tot B.9.4 voorwaarde verantwoord op grond van de in B.9.2 tot B.9.4
uiteengezette motieven. uiteengezette motieven.
Ten aanzien van de minderjarige daarentegen heeft ze, zoals in de Ten aanzien van de minderjarige daarentegen heeft ze, zoals in de
prejudiciële vragen wordt opgemerkt, tot gevolg dat, wanneer ze niet prejudiciële vragen wordt opgemerkt, tot gevolg dat, wanneer ze niet
wordt vervuld, de minderjarige wordt verplicht hetzij in een onzekere wordt vervuld, de minderjarige wordt verplicht hetzij in een onzekere
administratieve situatie in België te leven, hetzij zijn ouders te administratieve situatie in België te leven, hetzij zijn ouders te
volgen naar hun land van herkomst, waar hij niet dezelfde sociale volgen naar hun land van herkomst, waar hij niet dezelfde sociale
tegemoetkomingen zou kunnen genieten als in België. tegemoetkomingen zou kunnen genieten als in België.
B.11.3. De instructiebrief van de minister voor Migratie en B.11.3. De instructiebrief van de minister voor Migratie en
Asielbeleid, gedateerd van 26 maart 2009, stelt echter dat « de Asielbeleid, gedateerd van 26 maart 2009, stelt echter dat « de
vreemdeling die ouder is van een Belgisch minderjarig kind en die een vreemdeling die ouder is van een Belgisch minderjarig kind en die een
reëel en effectief gezin vormt met dit kind » zo moet worden beschouwd reëel en effectief gezin vormt met dit kind » zo moet worden beschouwd
dat hij zich « in een prangende humanitaire situatie » bevindt die « dat hij zich « in een prangende humanitaire situatie » bevindt die «
bijzondere omstandigheden » vormt « die aanleiding kunnen geven tot de bijzondere omstandigheden » vormt « die aanleiding kunnen geven tot de
afgifte van een verblijfsmachtiging in toepassing van het oud artikel afgifte van een verblijfsmachtiging in toepassing van het oud artikel
9, lid 3 en artikel 9bis van de wet ». 9, lid 3 en artikel 9bis van de wet ».
Op dezelfde wijze vermeldt de « Instructie met betrekking tot de Op dezelfde wijze vermeldt de « Instructie met betrekking tot de
toepassing van het vroegere artikel 9, 3 en het artikel 9bis van de toepassing van het vroegere artikel 9, 3 en het artikel 9bis van de
vreemdelingenwet » van 21 juli 2009, onder de specifieke « humanitaire vreemdelingenwet » van 21 juli 2009, onder de specifieke « humanitaire
» situaties die de toekenning van een machtiging tot verblijf kunnen » situaties die de toekenning van een machtiging tot verblijf kunnen
rechtvaardigen : « de vreemdeling die ouder is van een Belgisch rechtvaardigen : « de vreemdeling die ouder is van een Belgisch
minderjarig kind en die een reëel en effectief gezin vormt met dit minderjarig kind en die een reëel en effectief gezin vormt met dit
kind » (punt 2.1). kind » (punt 2.1).
B.11.4. De Ministerraad, die in een nota van 13 juli 2009 werd B.11.4. De Ministerraad, die in een nota van 13 juli 2009 werd
verzocht uitleg te verstrekken omtrent de weerslag van de verzocht uitleg te verstrekken omtrent de weerslag van de
instructiebrief van 26 maart 2009 op de aan het Hof gestelde vragen, instructiebrief van 26 maart 2009 op de aan het Hof gestelde vragen,
heeft in de eerste plaats herbevestigd dat de verzoekende partijen heeft in de eerste plaats herbevestigd dat de verzoekende partijen
voor de Raad van State in principe hun belang om een verblijfsrecht te voor de Raad van State in principe hun belang om een verblijfsrecht te
worden toegekend niet hadden verloren maar heeft vervolgens daaraan worden toegekend niet hadden verloren maar heeft vervolgens daaraan
toegevoegd dat « de verzoekende partijen geen belang hebben bij de toegevoegd dat « de verzoekende partijen geen belang hebben bij de
prejudiciële vragen, aangezien de toekenning van een machtiging tot prejudiciële vragen, aangezien de toekenning van een machtiging tot
verblijf voldoende is om een ontstentenis van discriminatie en verblijf voldoende is om een ontstentenis van discriminatie en
inmenging in hun privé- en gezinsleven te verantwoorden, zoals die in inmenging in hun privé- en gezinsleven te verantwoorden, zoals die in
de prejudiciële vragen wordt beoogd », zodat « de prejudiciële vragen de prejudiciële vragen wordt beoogd », zodat « de prejudiciële vragen
niet dienstig zijn voor de oplossing van de geschillen die bij het niet dienstig zijn voor de oplossing van de geschillen die bij het
verwijzende rechtscollege aanhangig zijn gemaakt ». verwijzende rechtscollege aanhangig zijn gemaakt ».
B.11.5. Het staat niet aan het Hof te oordelen of de verzoekende B.11.5. Het staat niet aan het Hof te oordelen of de verzoekende
partijen nog belang hebben bij hun voor de Raad van State ingestelde partijen nog belang hebben bij hun voor de Raad van State ingestelde
cassatieberoepen. Het is evenmin bevoegd om zich uit te spreken over cassatieberoepen. Het is evenmin bevoegd om zich uit te spreken over
administratieve instructies. administratieve instructies.
B.11.6. In de evenredigheidstoets die het Hof uitoefent in verband met B.11.6. In de evenredigheidstoets die het Hof uitoefent in verband met
een aangeklaagd verschil in behandeling, kan het evenwel rekening een aangeklaagd verschil in behandeling, kan het evenwel rekening
houden met een element zoals de voormelde instructies die door de houden met een element zoals de voormelde instructies die door de
Ministerraad voor het Hof worden aangevoerd. Ministerraad voor het Hof worden aangevoerd.
B.11.7. Zonder dat het noodzakelijk zou zijn het verblijfsstatuut dat B.11.7. Zonder dat het noodzakelijk zou zijn het verblijfsstatuut dat
wordt verkregen met toepassing van de in het geding zijnde bepaling te wordt verkregen met toepassing van de in het geding zijnde bepaling te
vergelijken met datgene dat kan worden toegekend krachtens artikel vergelijken met datgene dat kan worden toegekend krachtens artikel
9bis van de wet die wordt toegepast in het licht van de voormelde 9bis van de wet die wordt toegepast in het licht van de voormelde
instructies, kan worden aangenomen dat het verschil in behandeling dat instructies, kan worden aangenomen dat het verschil in behandeling dat
door de in het geding zijnde bepaling in het leven wordt geroepen door de in het geding zijnde bepaling in het leven wordt geroepen
tussen Belgische kinderen, alsmede de inbreuk op het recht van die tussen Belgische kinderen, alsmede de inbreuk op het recht van die
kinderen op de eerbiediging van hun recht op het gezinsleven dat kinderen op de eerbiediging van hun recht op het gezinsleven dat
voortvloeit uit de toepassing ervan, niet onevenredig kunnen worden voortvloeit uit de toepassing ervan, niet onevenredig kunnen worden
geacht, aangezien hun ouders een recht van verblijf op het grondgebied geacht, aangezien hun ouders een recht van verblijf op het grondgebied
kunnen verkrijgen met toepassing van het voormelde artikel 9bis. kunnen verkrijgen met toepassing van het voormelde artikel 9bis.
B.12. De prejudiciële vragen dienen ontkennend te worden beantwoord. B.12. De prejudiciële vragen dienen ontkennend te worden beantwoord.
Om die redenen, Om die redenen,
het Hof het Hof
zegt voor recht : zegt voor recht :
Rekening houdend met wat is vermeld in B.11, schendt artikel 40, § 6, Rekening houdend met wat is vermeld in B.11, schendt artikel 40, § 6,
van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het
grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van
vreemdelingen, vóór de wijziging ervan bij artikel 19 van de wet van vreemdelingen, vóór de wijziging ervan bij artikel 19 van de wet van
25 april 2007, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet niet, al dan niet 25 april 2007, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet niet, al dan niet
in samenhang gelezen met de artikelen 22, 23, 24 en 191 van de in samenhang gelezen met de artikelen 22, 23, 24 en 191 van de
Grondwet en met de artikelen 8 en 14 van het Europees Verdrag voor de Grondwet en met de artikelen 8 en 14 van het Europees Verdrag voor de
rechten van de mens. rechten van de mens.
Aldus uitgesproken in het Frans en het Nederlands, overeenkomstig Aldus uitgesproken in het Frans en het Nederlands, overeenkomstig
artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989, op de openbare artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989, op de openbare
terechtzitting van 3 november 2009. terechtzitting van 3 november 2009.
De griffier, De griffier,
P.-Y. Dutilleux. P.-Y. Dutilleux.
De wnd. voorzitter, De wnd. voorzitter,
M. Melchior. M. Melchior.
^