← Terug naar "Uittreksel uit arrest nr. 124/2007 van 4 oktober 2007 Rolnummer 4214 In zake : de
prejudiciële vraag over artikel 1, eerste lid, a), van de wet van 6 februari 1970 betreffende de verjaring
van schuldvorderingen ten laste of ten voordele van Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters A. Arts en M. Melchior,
en de rechters P(...)"
| Uittreksel uit arrest nr. 124/2007 van 4 oktober 2007 Rolnummer 4214 In zake : de prejudiciële vraag over artikel 1, eerste lid, a), van de wet van 6 februari 1970 betreffende de verjaring van schuldvorderingen ten laste of ten voordele van Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters A. Arts en M. Melchior, en de rechters P(...) | Uittreksel uit arrest nr. 124/2007 van 4 oktober 2007 Rolnummer 4214 In zake : de prejudiciële vraag over artikel 1, eerste lid, a), van de wet van 6 februari 1970 betreffende de verjaring van schuldvorderingen ten laste of ten voordele van Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters A. Arts en M. Melchior, en de rechters P(...) |
|---|---|
| GRONDWETTELIJK HOF | GRONDWETTELIJK HOF |
| Uittreksel uit arrest nr. 124/2007 van 4 oktober 2007 | Uittreksel uit arrest nr. 124/2007 van 4 oktober 2007 |
| Rolnummer 4214 | Rolnummer 4214 |
| In zake : de prejudiciële vraag over artikel 1, eerste lid, a), van de | In zake : de prejudiciële vraag over artikel 1, eerste lid, a), van de |
| wet van 6 februari 1970 betreffende de verjaring van schuldvorderingen | wet van 6 februari 1970 betreffende de verjaring van schuldvorderingen |
| ten laste of ten voordele van de Staat en de provinciën, gesteld door | ten laste of ten voordele van de Staat en de provinciën, gesteld door |
| de Politierechtbank te Gent. | de Politierechtbank te Gent. |
| Het Grondwettelijk Hof, | Het Grondwettelijk Hof, |
| samengesteld uit de voorzitters A. Arts en M. Melchior, en de rechters | samengesteld uit de voorzitters A. Arts en M. Melchior, en de rechters |
| P. Martens, R. Henneuse, M. Bossuyt, E. De Groot en A. Alen, | P. Martens, R. Henneuse, M. Bossuyt, E. De Groot en A. Alen, |
| bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van | bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van |
| voorzitter A. Arts, | voorzitter A. Arts, |
| wijst na beraad het volgende arrest : | wijst na beraad het volgende arrest : |
| I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging | I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging |
| Bij vonnis van 14 mei 2007 in zake Brigitte Debo en anderen tegen het | Bij vonnis van 14 mei 2007 in zake Brigitte Debo en anderen tegen het |
| Vlaamse Gewest en de gemeente Wachtebeke, waarvan de expeditie ter | Vlaamse Gewest en de gemeente Wachtebeke, waarvan de expeditie ter |
| griffie van het Hof is ingekomen op 4 juni 2007, heeft de | griffie van het Hof is ingekomen op 4 juni 2007, heeft de |
| Politierechtbank te Gent de volgende prejudiciële vraag gesteld : | Politierechtbank te Gent de volgende prejudiciële vraag gesteld : |
| « Schendt artikel 1, lid 1, a) van de Wet van 6 februari 1970 | « Schendt artikel 1, lid 1, a) van de Wet van 6 februari 1970 |
| betreffende de verjaring van schuldvorderingen ten laste of ten | betreffende de verjaring van schuldvorderingen ten laste of ten |
| voordele van de Staat en de provinciën, alleen en/of in samenlezing | voordele van de Staat en de provinciën, alleen en/of in samenlezing |
| met artikel 100, eerste lid van de Wet Rijkscomptabiliteit | met artikel 100, eerste lid van de Wet Rijkscomptabiliteit |
| (gecoördineerd bij koninklijk besluit van 17 juli 1991) zoals in voege | (gecoördineerd bij koninklijk besluit van 17 juli 1991) zoals in voege |
| vóór 1 januari 2007, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, doordat | vóór 1 januari 2007, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, doordat |
| het in afwijking van de gemeenrechtelijke bepaling van artikel 2262, § | het in afwijking van de gemeenrechtelijke bepaling van artikel 2262, § |
| 1, 2° lid Burgerlijk Wetboek de verjaringstermijn van vijf jaar voor | 1, 2° lid Burgerlijk Wetboek de verjaringstermijn van vijf jaar voor |
| vorderingen uit buitencontractuele aansprakelijkheid laat ingaan op | vorderingen uit buitencontractuele aansprakelijkheid laat ingaan op |
| een tijdstip dat aan de schadeverwekkende gebeurtenis voorafgaat (meer | een tijdstip dat aan de schadeverwekkende gebeurtenis voorafgaat (meer |
| bepaald op 1 januari van het begrotingsjaar in de loop waarvan de | bepaald op 1 januari van het begrotingsjaar in de loop waarvan de |
| vordering ontstond) en aldus een kortere verjaringstermijn voor | vordering ontstond) en aldus een kortere verjaringstermijn voor |
| dezelfde aard van schuldvordering creëert wanneer de aansprakelijke | dezelfde aard van schuldvordering creëert wanneer de aansprakelijke |
| partij een door die wet bedoelde publiekrechtelijke overheidspersoon | partij een door die wet bedoelde publiekrechtelijke overheidspersoon |
| is ? ». | is ? ». |
| Op 20 juni 2007 hebben de rechters-verslaggevers M. Bossuyt en P. | Op 20 juni 2007 hebben de rechters-verslaggevers M. Bossuyt en P. |
| Martens, met toepassing van artikel 72, eerste lid, van de bijzondere | Martens, met toepassing van artikel 72, eerste lid, van de bijzondere |
| wet van 6 januari 1989, het Hof ervan in kennis gesteld dat zij ertoe | wet van 6 januari 1989, het Hof ervan in kennis gesteld dat zij ertoe |
| zouden kunnen worden gebracht voor te stellen een arrest van | zouden kunnen worden gebracht voor te stellen een arrest van |
| onmiddellijk antwoord te wijzen. | onmiddellijk antwoord te wijzen. |
| (...) | (...) |
| III. In rechte | III. In rechte |
| (...) | (...) |
| B.1. Artikel 1 van de wet van 6 februari 1970 betreffende de verjaring | B.1. Artikel 1 van de wet van 6 februari 1970 betreffende de verjaring |
| van schuldvorderingen ten laste of ten voordele van de Staat en de | van schuldvorderingen ten laste of ten voordele van de Staat en de |
| provinciën vormt thans artikel 100 van de wetten op de | provinciën vormt thans artikel 100 van de wetten op de |
| Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd bij het koninklijk besluit van 17 | Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd bij het koninklijk besluit van 17 |
| juli 1991, dat bepaalt : | juli 1991, dat bepaalt : |
| « Verjaard en voorgoed ten voordele van de Staat vervallen zijn, | « Verjaard en voorgoed ten voordele van de Staat vervallen zijn, |
| onverminderd de vervallenverklaringen ten gevolge van andere | onverminderd de vervallenverklaringen ten gevolge van andere |
| wettelijke, reglementaire of ter zake overeengekomen bepalingen : | wettelijke, reglementaire of ter zake overeengekomen bepalingen : |
| 1° de schuldvorderingen, waarvan de op wettelijke of reglementaire | 1° de schuldvorderingen, waarvan de op wettelijke of reglementaire |
| wijze bepaalde overlegging niet geschied is binnen een termijn van | wijze bepaalde overlegging niet geschied is binnen een termijn van |
| vijf jaar te rekenen vanaf de eerste januari van het begrotingsjaar in | vijf jaar te rekenen vanaf de eerste januari van het begrotingsjaar in |
| de loop waarvan zij zijn ontstaan; | de loop waarvan zij zijn ontstaan; |
| 2° de schuldvorderingen, die, hoewel ze zijn overgelegd binnen de | 2° de schuldvorderingen, die, hoewel ze zijn overgelegd binnen de |
| onder 1° bedoelde termijn, door de ministers niet zijn geordonnanceerd | onder 1° bedoelde termijn, door de ministers niet zijn geordonnanceerd |
| binnen een termijn van vijf jaar te rekenen vanaf de eerste januari | binnen een termijn van vijf jaar te rekenen vanaf de eerste januari |
| van het jaar gedurende hetwelk ze werden overgelegd; | van het jaar gedurende hetwelk ze werden overgelegd; |
| 3° alle andere schuldvorderingen, die niet zijn geordonnanceerd binnen | 3° alle andere schuldvorderingen, die niet zijn geordonnanceerd binnen |
| een termijn van tien jaar te rekenen vanaf de eerste januari van het | een termijn van tien jaar te rekenen vanaf de eerste januari van het |
| jaar van hun ontstaan. | jaar van hun ontstaan. |
| Voor de schuldvorderingen die voortkomen uit vonnissen blijft evenwel | Voor de schuldvorderingen die voortkomen uit vonnissen blijft evenwel |
| de tienjarige verjaring gelden; zij dienen te worden uitbetaald door | de tienjarige verjaring gelden; zij dienen te worden uitbetaald door |
| de zorg van de Deposito- en Consignatiekas ». | de zorg van de Deposito- en Consignatiekas ». |
| Tot de inwerkingtreding van de wet van 16 mei 2003 « tot vaststelling | Tot de inwerkingtreding van de wet van 16 mei 2003 « tot vaststelling |
| van de algemene bepalingen die gelden voor de begrotingen, de controle | van de algemene bepalingen die gelden voor de begrotingen, de controle |
| op de subsidies en voor de boekhouding van de gemeenschappen en de | op de subsidies en voor de boekhouding van de gemeenschappen en de |
| gewesten, alsook voor de organisatie van de controle door het Rekenhof | gewesten, alsook voor de organisatie van de controle door het Rekenhof |
| » blijft die bepaling eveneens van toepassing, krachtens artikel 71, § | » blijft die bepaling eveneens van toepassing, krachtens artikel 71, § |
| 1, van de bijzondere financieringswet van 16 januari 1989, op de | 1, van de bijzondere financieringswet van 16 januari 1989, op de |
| gemeenschappen en de gewesten. Op grond van artikel 11 van de | gemeenschappen en de gewesten. Op grond van artikel 11 van de |
| programmawet (II) van 27 december 2006 (Belgisch Staatsblad van 28 | programmawet (II) van 27 december 2006 (Belgisch Staatsblad van 28 |
| december 2006, derde uitgave), waarbij artikel 17 van de voormelde wet | december 2006, derde uitgave), waarbij artikel 17 van de voormelde wet |
| van 16 mei 2003 wordt gewijzigd, kan de inwerkingtreding van die wet | van 16 mei 2003 wordt gewijzigd, kan de inwerkingtreding van die wet |
| van 16 mei 2003 door de Koning worden uitgesteld tot uiterlijk 1 | van 16 mei 2003 door de Koning worden uitgesteld tot uiterlijk 1 |
| januari 2010. | januari 2010. |
| B.2. Vóór de inwerkingtreding van de wet van 10 juni 1998 tot | B.2. Vóór de inwerkingtreding van de wet van 10 juni 1998 tot |
| wijziging van sommige bepalingen betreffende de verjaring bedroeg de | wijziging van sommige bepalingen betreffende de verjaring bedroeg de |
| gemeenrechtelijke verjaringstermijn dertig jaar. Het nieuwe artikel | gemeenrechtelijke verjaringstermijn dertig jaar. Het nieuwe artikel |
| 2262bis, § 1, van het Burgerlijk Wetboek, ingevoegd door voormelde | 2262bis, § 1, van het Burgerlijk Wetboek, ingevoegd door voormelde |
| wet, bepaalt dat de persoonlijke rechtsvorderingen verjaren door | wet, bepaalt dat de persoonlijke rechtsvorderingen verjaren door |
| verloop van tien jaar, met uitzondering van de rechtsvorderingen tot | verloop van tien jaar, met uitzondering van de rechtsvorderingen tot |
| vergoeding van schade op grond van buitencontractuele | vergoeding van schade op grond van buitencontractuele |
| aansprakelijkheid, die verjaren door verloop van vijf jaar vanaf de | aansprakelijkheid, die verjaren door verloop van vijf jaar vanaf de |
| dag volgend op die waarop de benadeelde kennis heeft gekregen van de | dag volgend op die waarop de benadeelde kennis heeft gekregen van de |
| schade of van de verzwaring ervan en van de identiteit van de daarvoor | schade of van de verzwaring ervan en van de identiteit van de daarvoor |
| aansprakelijke persoon, waarbij die vorderingen in ieder geval | aansprakelijke persoon, waarbij die vorderingen in ieder geval |
| verjaren door verloop van twintig jaar vanaf de dag volgend op die | verjaren door verloop van twintig jaar vanaf de dag volgend op die |
| waarop het feit waardoor de schade is veroorzaakt, zich heeft | waarop het feit waardoor de schade is veroorzaakt, zich heeft |
| voorgedaan. Wanneer de rechtsvordering vóór de inwerkingtreding van de | voorgedaan. Wanneer de rechtsvordering vóór de inwerkingtreding van de |
| wet van 10 juni 1998 is ontstaan, bepaalt artikel 10 van die wet bij | wet van 10 juni 1998 is ontstaan, bepaalt artikel 10 van die wet bij |
| wijze van overgangsmaatregel dat de nieuwe verjaringstermijnen waarin | wijze van overgangsmaatregel dat de nieuwe verjaringstermijnen waarin |
| zij voorziet pas lopen vanaf haar inwerkingtreding. | zij voorziet pas lopen vanaf haar inwerkingtreding. |
| B.3. Het Hof wordt ondervraagd over de bestaanbaarheid van artikel | B.3. Het Hof wordt ondervraagd over de bestaanbaarheid van artikel |
| 100, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de | 100, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de |
| Rijkscomptabiliteit met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, doordat | Rijkscomptabiliteit met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, doordat |
| het voorziet in een vijfjarige verjaringstermijn voor | het voorziet in een vijfjarige verjaringstermijn voor |
| schuldvorderingen op grond van de buitencontractuele aansprakelijkheid | schuldvorderingen op grond van de buitencontractuele aansprakelijkheid |
| van de overheid, te rekenen vanaf de eerste januari van het | van de overheid, te rekenen vanaf de eerste januari van het |
| begrotingsjaar in de loop waarvan zij zijn ontstaan, terwijl de | begrotingsjaar in de loop waarvan zij zijn ontstaan, terwijl de |
| gemeenrechtelijke schuldvorderingen tot vergoeding van schade op grond | gemeenrechtelijke schuldvorderingen tot vergoeding van schade op grond |
| van buitencontractuele aansprakelijkheid verjaren door verloop van | van buitencontractuele aansprakelijkheid verjaren door verloop van |
| vijf jaar vanaf de dag volgend op die waarop de benadeelde kennis | vijf jaar vanaf de dag volgend op die waarop de benadeelde kennis |
| heeft gekregen van de schade of van de verzwaring ervan en van de | heeft gekregen van de schade of van de verzwaring ervan en van de |
| identiteit van de daarvoor aansprakelijke persoon. | identiteit van de daarvoor aansprakelijke persoon. |
| B.4. Zoals het Hof in de arresten nrs. 32/96, 75/97, 5/99, 85/2001, | B.4. Zoals het Hof in de arresten nrs. 32/96, 75/97, 5/99, 85/2001, |
| 42/2002, 64/2002, 37/2003, 1/2004, 86/2004, 127/2004, 165/2004, | 42/2002, 64/2002, 37/2003, 1/2004, 86/2004, 127/2004, 165/2004, |
| 170/2004, 153/2006, 90/2007 en 122/2007 heeft geoordeeld, heeft de | 170/2004, 153/2006, 90/2007 en 122/2007 heeft geoordeeld, heeft de |
| wetgever, door de vorderingen gericht tegen de Staat aan de vijfjarige | wetgever, door de vorderingen gericht tegen de Staat aan de vijfjarige |
| verjaring te onderwerpen, een maatregel genomen die in verband staat | verjaring te onderwerpen, een maatregel genomen die in verband staat |
| met het nagestreefde doel dat erin bestaat de rekeningen van de Staat | met het nagestreefde doel dat erin bestaat de rekeningen van de Staat |
| binnen een redelijke termijn af te sluiten. Er werd immers geoordeeld | binnen een redelijke termijn af te sluiten. Er werd immers geoordeeld |
| dat een dergelijke maatregel noodzakelijk was omdat de Staat op een | dat een dergelijke maatregel noodzakelijk was omdat de Staat op een |
| bepaald ogenblik zijn rekeningen moet kunnen afsluiten : het is een | bepaald ogenblik zijn rekeningen moet kunnen afsluiten : het is een |
| verjaring van openbare orde, die noodzakelijk is in het licht van een | verjaring van openbare orde, die noodzakelijk is in het licht van een |
| goede comptabiliteit (Pasin., 1846, p. 287). | goede comptabiliteit (Pasin., 1846, p. 287). |
| Tijdens de parlementaire voorbereiding van de wet van 6 februari 1970 | Tijdens de parlementaire voorbereiding van de wet van 6 februari 1970 |
| werd herbevestigd dat « de Staat, die jaarlijks meer dan 150 miljard | werd herbevestigd dat « de Staat, die jaarlijks meer dan 150 miljard |
| uitgeeft en met het bestuursapparaat werkt dat log, ingewikkeld, en | uitgeeft en met het bestuursapparaat werkt dat log, ingewikkeld, en |
| dan nog overstelpt is met documenten en archiefstukken, [...] wel een | dan nog overstelpt is met documenten en archiefstukken, [...] wel een |
| debiteur van gans bijzondere aard » is en dat « het wegens orderedenen | debiteur van gans bijzondere aard » is en dat « het wegens orderedenen |
| geboden [is] zo spoedig mogelijk een einde te maken aan eisen die hun | geboden [is] zo spoedig mogelijk een einde te maken aan eisen die hun |
| oorsprong vinden in achterstallige zaken » (Parl. St., Kamer, | oorsprong vinden in achterstallige zaken » (Parl. St., Kamer, |
| 1964-1965, nr. 971/1, p. 2; Parl. St., Senaat, 1966-1967, nr. 126, p. | 1964-1965, nr. 971/1, p. 2; Parl. St., Senaat, 1966-1967, nr. 126, p. |
| 4). Analoge argumenten verantwoorden tevens de bijzondere | 4). Analoge argumenten verantwoorden tevens de bijzondere |
| verjaringstermijn voor schuldvorderingen tegen het Vlaamse Gewest. | verjaringstermijn voor schuldvorderingen tegen het Vlaamse Gewest. |
| De omstandigheid dat de verjaringstermijn van de schuldvorderingen | De omstandigheid dat de verjaringstermijn van de schuldvorderingen |
| tegen de Staat en het Vlaamse Gewest reeds een aanvang neemt op de | tegen de Staat en het Vlaamse Gewest reeds een aanvang neemt op de |
| eerste januari van het begrotingsjaar in de loop waarvan zij zijn | eerste januari van het begrotingsjaar in de loop waarvan zij zijn |
| ontstaan - en bijgevolg daadwerkelijk bijna steeds voordat de | ontstaan - en bijgevolg daadwerkelijk bijna steeds voordat de |
| vordering is ontstaan - vloeit voort uit het specifieke criterium dat | vordering is ontstaan - vloeit voort uit het specifieke criterium dat |
| wordt gehanteerd om de verjaringstermijn te berekenen. De keuze van | wordt gehanteerd om de verjaringstermijn te berekenen. De keuze van |
| dat criterium wordt verantwoord door de eigenheid van de Staat, de | dat criterium wordt verantwoord door de eigenheid van de Staat, de |
| gemeenschappen en de gewesten als schuldenaars van die vorderingen. | gemeenschappen en de gewesten als schuldenaars van die vorderingen. |
| Doordat die berekeningswijze een concrete verjaringstermijn oplevert | Doordat die berekeningswijze een concrete verjaringstermijn oplevert |
| van ten minste vier jaar na het ontstaan van de schuldvordering, dat | van ten minste vier jaar na het ontstaan van de schuldvordering, dat |
| wil zeggen vanaf het ogenblik dat alle constitutieve elementen | wil zeggen vanaf het ogenblik dat alle constitutieve elementen |
| aanwezig zijn, namelijk een fout, een schade en het oorzakelijke | aanwezig zijn, namelijk een fout, een schade en het oorzakelijke |
| verband tussen beide, heeft de maatregel, rekening houdend met de | verband tussen beide, heeft de maatregel, rekening houdend met de |
| doelstelling ervan, bovendien geen onevenredige gevolgen. | doelstelling ervan, bovendien geen onevenredige gevolgen. |
| B.5. De prejudiciële vraag dient ontkennend te worden beantwoord. | B.5. De prejudiciële vraag dient ontkennend te worden beantwoord. |
| Om die redenen, | Om die redenen, |
| Het Hof | Het Hof |
| zegt voor recht : | zegt voor recht : |
| Artikel 100, eerste lid, 1°, van de bij koninklijk besluit van 17 juli | Artikel 100, eerste lid, 1°, van de bij koninklijk besluit van 17 juli |
| 1991 gecoördineerde wetten op de Rijkscomptabiliteit schendt de | 1991 gecoördineerde wetten op de Rijkscomptabiliteit schendt de |
| artikelen 10 en 11 van de Grondwet niet, in zoverre het voorziet in | artikelen 10 en 11 van de Grondwet niet, in zoverre het voorziet in |
| een vijfjarige verjaringstermijn voor vorderingen tot schadevergoeding | een vijfjarige verjaringstermijn voor vorderingen tot schadevergoeding |
| op grond van de buitencontractuele aansprakelijkheid van de federale | op grond van de buitencontractuele aansprakelijkheid van de federale |
| Staat, de gemeenschappen en de gewesten, te rekenen vanaf de eerste | Staat, de gemeenschappen en de gewesten, te rekenen vanaf de eerste |
| januari van het begrotingsjaar in de loop waarvan de vordering is | januari van het begrotingsjaar in de loop waarvan de vordering is |
| ontstaan. | ontstaan. |
| Aldus uitgesproken in het Nederlands en het Frans, overeenkomstig | Aldus uitgesproken in het Nederlands en het Frans, overeenkomstig |
| artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989, op de openbare | artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989, op de openbare |
| terechtzitting van 4 oktober 2007. | terechtzitting van 4 oktober 2007. |
| De griffier, | De griffier, |
| P.-Y. Dutilleux. | P.-Y. Dutilleux. |
| De voorzitter, | De voorzitter, |
| A. Arts. | A. Arts. |