Etaamb.openjustice.be
Meertalige weergave van Arrest van --
← Terug naar "Uittreksel uit arrest nr. 67/2007 van 26 april 2007 Rolnummer 3976 In zake : de prejudiciële vragen betreffende artikel 25 van het decreet van het Vlaamse Gewest van 23 januari 1991 inzake de bescherming van het leefmilieu tegen de verontre Het Arbitragehof, samengesteld uit de voorzitters A. Arts en M. Melchior, en de rechters P. Mart(...)"
Uittreksel uit arrest nr. 67/2007 van 26 april 2007 Rolnummer 3976 In zake : de prejudiciële vragen betreffende artikel 25 van het decreet van het Vlaamse Gewest van 23 januari 1991 inzake de bescherming van het leefmilieu tegen de verontre Het Arbitragehof, samengesteld uit de voorzitters A. Arts en M. Melchior, en de rechters P. Mart(...) Uittreksel uit arrest nr. 67/2007 van 26 april 2007 Rolnummer 3976 In zake : de prejudiciële vragen betreffende artikel 25 van het decreet van het Vlaamse Gewest van 23 januari 1991 inzake de bescherming van het leefmilieu tegen de verontre Het Arbitragehof, samengesteld uit de voorzitters A. Arts en M. Melchior, en de rechters P. Mart(...)
GRONDWETTELIJK HOF GRONDWETTELIJK HOF
Uittreksel uit arrest nr. 67/2007 van 26 april 2007 Uittreksel uit arrest nr. 67/2007 van 26 april 2007
Rolnummer 3976 Rolnummer 3976
In zake : de prejudiciële vragen betreffende artikel 25 van het In zake : de prejudiciële vragen betreffende artikel 25 van het
decreet van het Vlaamse Gewest van 23 januari 1991 inzake de decreet van het Vlaamse Gewest van 23 januari 1991 inzake de
bescherming van het leefmilieu tegen de verontreiniging door bescherming van het leefmilieu tegen de verontreiniging door
meststoffen, gesteld door de Rechtbank van eerste aanleg te Ieper. meststoffen, gesteld door de Rechtbank van eerste aanleg te Ieper.
Het Arbitragehof, Het Arbitragehof,
samengesteld uit de voorzitters A. Arts en M. Melchior, en de rechters samengesteld uit de voorzitters A. Arts en M. Melchior, en de rechters
P. Martens, R. Henneuse, M. Bossuyt, E. De Groot, L. Lavrysen, A. P. Martens, R. Henneuse, M. Bossuyt, E. De Groot, L. Lavrysen, A.
Alen, J.-P. Snappe, J.-P. Moerman, E. Derycke en J. Spreutels, Alen, J.-P. Snappe, J.-P. Moerman, E. Derycke en J. Spreutels,
bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van
voorzitter A. Arts, voorzitter A. Arts,
wijst na beraad het volgende arrest : wijst na beraad het volgende arrest :
I. Onderwerp van de prejudiciële vragen en rechtspleging I. Onderwerp van de prejudiciële vragen en rechtspleging
Bij vonnis van 24 april 2006 in zake het openbaar ministerie tegen Bij vonnis van 24 april 2006 in zake het openbaar ministerie tegen
C.L., waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is C.L., waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is
ingekomen op 4 mei 2006, heeft de Rechtbank van eerste aanleg te Ieper ingekomen op 4 mei 2006, heeft de Rechtbank van eerste aanleg te Ieper
de volgende prejudiciële vragen gesteld : de volgende prejudiciële vragen gesteld :
1. « Schendt het decreet van 23 januari 1991 inzake de bescherming van 1. « Schendt het decreet van 23 januari 1991 inzake de bescherming van
het leefmilieu tegen de verontreiniging door meststoffen, het het leefmilieu tegen de verontreiniging door meststoffen, het
gelijkheidsbeginsel en artikel 10 en 11 van de Grondwet, door het gelijkheidsbeginsel en artikel 10 en 11 van de Grondwet, door het
mogelijk te maken personen aan wie in toepassing van artikel 25 van mogelijk te maken personen aan wie in toepassing van artikel 25 van
dit decreet een administratieve geldboete werd opgelegd en die deze dit decreet een administratieve geldboete werd opgelegd en die deze
effectief betaald hebben, toch nog strafrechtelijk te vervolgen, effectief betaald hebben, toch nog strafrechtelijk te vervolgen,
terwijl andere wetgeving in dezelfde sector (dierengezondheidswet van terwijl andere wetgeving in dezelfde sector (dierengezondheidswet van
24 maart 1987 en het koninklijk besluit van 22 februari 2001 houdende 24 maart 1987 en het koninklijk besluit van 22 februari 2001 houdende
organisatie van de controles die worden verricht door het Federaal organisatie van de controles die worden verricht door het Federaal
Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen) bepaalt dat het Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen) bepaalt dat het
opleggen van een administratieve geldboete het verval van de opleggen van een administratieve geldboete het verval van de
strafvordering met zich meebrengt ? »; strafvordering met zich meebrengt ? »;
2. « Schendt artikel 25, §§ 4 en 5, van het decreet van 23 januari 2. « Schendt artikel 25, §§ 4 en 5, van het decreet van 23 januari
1991 inzake de bescherming van het leefmilieu tegen de verontreiniging 1991 inzake de bescherming van het leefmilieu tegen de verontreiniging
door meststoffen, het gelijkheidsbeginsel en artikel 10 en 11 van de door meststoffen, het gelijkheidsbeginsel en artikel 10 en 11 van de
Grondwet, door het mogelijk te maken personen aan wie, omwille van dat Grondwet, door het mogelijk te maken personen aan wie, omwille van dat
deel van de berekende bedrijfsmatige mestoverschotten waarvoor de deel van de berekende bedrijfsmatige mestoverschotten waarvoor de
producent niet kan bewijzen dat deze overeenkomstig de bepalingen van producent niet kan bewijzen dat deze overeenkomstig de bepalingen van
dit decreet werden afgezet, een - a rato van 1 euro per kg fosfaat en dit decreet werden afgezet, een - a rato van 1 euro per kg fosfaat en
1 euro per kg stikstof berekende - administratieve geldboete werd 1 euro per kg stikstof berekende - administratieve geldboete werd
opgelegd en die deze effectief betaald hebben, toch nog overeenkomstig opgelegd en die deze effectief betaald hebben, toch nog overeenkomstig
artikel 42 en 43bis Sw. een bijzondere verbeurdverklaring van artikel 42 en 43bis Sw. een bijzondere verbeurdverklaring van
vermogensvoordelen wegens het niet conform het mestdecreet afzetten vermogensvoordelen wegens het niet conform het mestdecreet afzetten
van mest op te leggen, terwijl in het kader van gemeenrechtelijke van mest op te leggen, terwijl in het kader van gemeenrechtelijke
misdrijven dergelijke bijzondere verbeurdverklaring in de regel niet misdrijven dergelijke bijzondere verbeurdverklaring in de regel niet
gepaard gaat aan een voorafgaandelijke administratieve geldboete ? ». gepaard gaat aan een voorafgaandelijke administratieve geldboete ? ».
(...) (...)
III. In rechte III. In rechte
(...) (...)
Ten aanzien van de in het geding zijnde bepalingen Ten aanzien van de in het geding zijnde bepalingen
B.1.1. Uit de formulering van de prejudiciële vragen en de daaraan ten B.1.1. Uit de formulering van de prejudiciële vragen en de daaraan ten
grondslag liggende motieven blijkt dat zij handelen over de paragrafen grondslag liggende motieven blijkt dat zij handelen over de paragrafen
4 en 5 van artikel 25 van het decreet van het Vlaamse Gewest van 23 4 en 5 van artikel 25 van het decreet van het Vlaamse Gewest van 23
januari 1991 inzake de bescherming van het leefmilieu tegen de januari 1991 inzake de bescherming van het leefmilieu tegen de
verontreiniging door meststoffen (hierna : meststoffendecreet), zoals verontreiniging door meststoffen (hierna : meststoffendecreet), zoals
toegevoegd respectievelijk vervangen bij de decreten van 20 december toegevoegd respectievelijk vervangen bij de decreten van 20 december
1995 en 11 mei 1999, die luiden als volgt : 1995 en 11 mei 1999, die luiden als volgt :
« § 4. Onverminderd de bepalingen van hoofdstuk XI wordt lastens elke « § 4. Onverminderd de bepalingen van hoofdstuk XI wordt lastens elke
producent, die niet kan bewijzen dat hij de berekende bedrijfsmatige producent, die niet kan bewijzen dat hij de berekende bedrijfsmatige
overschotten MOp en MOn heeft afgezet overeenkomstig de bepalingen van overschotten MOp en MOn heeft afgezet overeenkomstig de bepalingen van
dit decreet, een administratieve geldboete opgelegd. dit decreet, een administratieve geldboete opgelegd.
De administratieve geldboete bedraagt 1 euro vermenigvuldigd met de De administratieve geldboete bedraagt 1 euro vermenigvuldigd met de
som van het deel van MOp, uitgedrukt in kg difosforpentoxide en het som van het deel van MOp, uitgedrukt in kg difosforpentoxide en het
deel van MOn, uitgedrukt in kg stikstof, waarvoor de producent niet deel van MOn, uitgedrukt in kg stikstof, waarvoor de producent niet
kan bewijzen dat dit overeenkomstig de bepalingen van dit decreet werd kan bewijzen dat dit overeenkomstig de bepalingen van dit decreet werd
afgezet. afgezet.
§ 5. Onverminderd de bepalingen van hoofdstuk XI, wordt lastens elke § 5. Onverminderd de bepalingen van hoofdstuk XI, wordt lastens elke
gebruiker die meer nutriënten uit dierlijke mest, andere meststoffen gebruiker die meer nutriënten uit dierlijke mest, andere meststoffen
of chemische meststoffen opbrengt op grond dan de toegelaten of chemische meststoffen opbrengt op grond dan de toegelaten
hoeveelheden uitgedrukt in kg P2O5 en in kg N, een administratieve hoeveelheden uitgedrukt in kg P2O5 en in kg N, een administratieve
geldboete opgelegd van 1 euro vermenigvuldigd met de som van het deel geldboete opgelegd van 1 euro vermenigvuldigd met de som van het deel
uitgedrukt in kg difosforpentoxide en het deel uitgedrukt in kg uitgedrukt in kg difosforpentoxide en het deel uitgedrukt in kg
stikstof, dat de gebruiker teveel heeft gebruikt op cultuurgrond stikstof, dat de gebruiker teveel heeft gebruikt op cultuurgrond
overeenkomstig de bepalingen van het decreet ». overeenkomstig de bepalingen van het decreet ».
Het Hof beperkt zijn onderzoek tot die bepalingen. Het Hof beperkt zijn onderzoek tot die bepalingen.
B.1.2. Bij de beoordeling van de prejudiciële vragen dient het Hof B.1.2. Bij de beoordeling van de prejudiciële vragen dient het Hof
tevens rekening te houden met het onder hoofdstuk XI (« tevens rekening te houden met het onder hoofdstuk XI («
Strafbepalingen ») van het voormelde decreet opgenomen artikel 37, § Strafbepalingen ») van het voormelde decreet opgenomen artikel 37, §
3, 1° en 2°, waarbij het 2° met ingang van 16 februari 2003 werd 3, 1° en 2°, waarbij het 2° met ingang van 16 februari 2003 werd
vervangen bij artikel 30, 8°, van het decreet van 28 maart 2003 en van vervangen bij artikel 30, 8°, van het decreet van 28 maart 2003 en van
toepassing is op het productiejaar 2003. toepassing is op het productiejaar 2003.
Paragraaf 3 van artikel 37 luidt als volgt : Paragraaf 3 van artikel 37 luidt als volgt :
« Met gevangenisstraf van acht dagen tot één jaar en met een geldboete « Met gevangenisstraf van acht dagen tot één jaar en met een geldboete
van honderd euro tot honderdduizend euro, of met één van die straffen van honderd euro tot honderdduizend euro, of met één van die straffen
alleen, wordt gestraft : alleen, wordt gestraft :
1° degene die met overtreding van artikel 9 de in zijn bedrijf 1° degene die met overtreding van artikel 9 de in zijn bedrijf
geproduceerde dierlijke mest of andere meststoffen niet conform de geproduceerde dierlijke mest of andere meststoffen niet conform de
bepalingen van dit decreet afzet, of het bewijs niet levert dat dit bepalingen van dit decreet afzet, of het bewijs niet levert dat dit
geschiedt; geschiedt;
[...] [...]
2° degene die op cultuurgrond een hoeveelheid dierlijke mest, andere 2° degene die op cultuurgrond een hoeveelheid dierlijke mest, andere
meststoffen of chemische meststoffen opbrengt of laat opbrengen, meststoffen of chemische meststoffen opbrengt of laat opbrengen,
groter dan de toegelaten hoeveelheden uitgedrukt in kg P2O5 en in kg groter dan de toegelaten hoeveelheden uitgedrukt in kg P2O5 en in kg
N; N;
[...] ». [...] ».
Vóór de vervanging ervan bij artikel 30, 8°, van het decreet van 28 Vóór de vervanging ervan bij artikel 30, 8°, van het decreet van 28
maart 2003 luidde het 2°, zoals gewijzigd bij het voormelde decreet maart 2003 luidde het 2°, zoals gewijzigd bij het voormelde decreet
van 11 mei 1999 en van toepassing op de productiejaren 2001 en 2002, van 11 mei 1999 en van toepassing op de productiejaren 2001 en 2002,
als volgt : als volgt :
« degene die op een cultuurgrond een hoeveelheid meststoffen « degene die op een cultuurgrond een hoeveelheid meststoffen
uitspreidt groter dan de grenswaarde vermeld in artikel 13bis, § 1, uitspreidt groter dan de grenswaarde vermeld in artikel 13bis, § 1,
tweede lid, 2° en de maxima vermeld in de artikelen 13bis, § 2, 14, tweede lid, 2° en de maxima vermeld in de artikelen 13bis, § 2, 14,
15, 15bis, 15ter, 15quater en 20bis ». 15, 15bis, 15ter, 15quater en 20bis ».
B.1.3. In de tweede prejudiciële vraag wordt bovendien verwezen naar B.1.3. In de tweede prejudiciële vraag wordt bovendien verwezen naar
de artikelen 42 en 43bis van het Strafwetboek die luiden als volgt : de artikelen 42 en 43bis van het Strafwetboek die luiden als volgt :
«

Art. 42.Bijzondere verbeurdverklaring wordt toegepast :

«

Art. 42.Bijzondere verbeurdverklaring wordt toegepast :

1° Op de zaken die het voorwerp van het misdrijf uitmaken, en op die 1° Op de zaken die het voorwerp van het misdrijf uitmaken, en op die
welke gediend hebben of bestemd waren tot het plegen van het misdrijf, welke gediend hebben of bestemd waren tot het plegen van het misdrijf,
wanneer zij eigendom van de veroordeelde zijn; wanneer zij eigendom van de veroordeelde zijn;
2° Op de zaken die uit het misdrijf voortkomen; 2° Op de zaken die uit het misdrijf voortkomen;
3° Op de vermogensvoordelen die rechtstreeks uit het misdrijf zijn 3° Op de vermogensvoordelen die rechtstreeks uit het misdrijf zijn
verkregen, op de goederen en waarden die in de plaats ervan zijn verkregen, op de goederen en waarden die in de plaats ervan zijn
gesteld en op de inkomsten uit de belegde voordelen ». gesteld en op de inkomsten uit de belegde voordelen ».
«

Art. 43bis.Bijzondere verbeurdverklaring toepasselijk op de zaken

«

Art. 43bis.Bijzondere verbeurdverklaring toepasselijk op de zaken

bedoeld in artikel 42, 3°, kan door de rechter in elk geval worden bedoeld in artikel 42, 3°, kan door de rechter in elk geval worden
uitgesproken, maar slechts voorzover zij door de procureur des Konings uitgesproken, maar slechts voorzover zij door de procureur des Konings
schriftelijk wordt gevorderd. schriftelijk wordt gevorderd.
Indien de zaken niet kunnen worden gevonden in het vermogen van de Indien de zaken niet kunnen worden gevonden in het vermogen van de
veroordeelde, raamt de rechter de geldwaarde ervan en heeft de veroordeelde, raamt de rechter de geldwaarde ervan en heeft de
verbeurdverklaring betrekking op een daarmee overeenstemmend bedrag. verbeurdverklaring betrekking op een daarmee overeenstemmend bedrag.
Ingeval de verbeurdverklaarde zaken aan de burgerlijke partij Ingeval de verbeurdverklaarde zaken aan de burgerlijke partij
toebehoren, zullen zij aan haar worden teruggegeven. De toebehoren, zullen zij aan haar worden teruggegeven. De
verbeurdverklaarde zaken zullen haar eveneens worden toegewezen verbeurdverklaarde zaken zullen haar eveneens worden toegewezen
ingeval de rechter de verbeurdverklaring uitgesproken heeft omwille ingeval de rechter de verbeurdverklaring uitgesproken heeft omwille
van het feit dat zij goederen en waarden vormen die door de van het feit dat zij goederen en waarden vormen die door de
veroordeelde in de plaats gesteld zijn van de zaken die toebehoren aan veroordeelde in de plaats gesteld zijn van de zaken die toebehoren aan
de burgerlijke partij of omdat zij het equivalent vormen van zulke de burgerlijke partij of omdat zij het equivalent vormen van zulke
zaken in de zin van het tweede lid van dit artikel. zaken in de zin van het tweede lid van dit artikel.
Iedere andere derde die beweert recht te hebben op de Iedere andere derde die beweert recht te hebben op de
verbeurdverklaarde zaak, zal dit recht kunnen laten gelden binnen een verbeurdverklaarde zaak, zal dit recht kunnen laten gelden binnen een
termijn en volgens modaliteiten bepaald door de Koning ». termijn en volgens modaliteiten bepaald door de Koning ».
Ten aanzien van de eerste prejudiciële vraag Ten aanzien van de eerste prejudiciële vraag
B.2. De eerste prejudiciële vraag strekt ertoe van het Hof te vernemen B.2. De eerste prejudiciële vraag strekt ertoe van het Hof te vernemen
of de artikelen 10 en 11 van de Grondwet zijn geschonden doordat, met of de artikelen 10 en 11 van de Grondwet zijn geschonden doordat, met
toepassing van het decreet van 23 januari 1991, in het bijzonder van toepassing van het decreet van 23 januari 1991, in het bijzonder van
de artikelen 25, §§ 4 en 5, en 37, § 3, 1° en 2°, eenzelfde persoon de artikelen 25, §§ 4 en 5, en 37, § 3, 1° en 2°, eenzelfde persoon
wegens een inbreuk op bepalingen van het decreet, zowel een wegens een inbreuk op bepalingen van het decreet, zowel een
administratieve geldboete opgelegd kan krijgen, als, zelfs na betaling administratieve geldboete opgelegd kan krijgen, als, zelfs na betaling
ervan, strafrechtelijk kan worden vervolgd, terwijl in andere ervan, strafrechtelijk kan worden vervolgd, terwijl in andere
regelgeving het opleggen van een administratieve geldboete het verval regelgeving het opleggen van een administratieve geldboete het verval
van de strafvordering met zich meebrengt. van de strafvordering met zich meebrengt.
B.3. Verschillende tussenkomende partijen werpen de B.3. Verschillende tussenkomende partijen werpen de
niet-vergelijkbaarheid van de in de prejudiciële vraag bedoelde niet-vergelijkbaarheid van de in de prejudiciële vraag bedoelde
regelgevingen op omdat zij uitgaan van verschillende wetgevers. De regelgevingen op omdat zij uitgaan van verschillende wetgevers. De
vergelijking ervan zou, wegens de onderscheiden bevoegdheid van de vergelijking ervan zou, wegens de onderscheiden bevoegdheid van de
betrokken wetgevers en de daardoor nagestreefde verschillende betrokken wetgevers en de daardoor nagestreefde verschillende
finaliteit van de bepalingen, de autonomie van de verschillende finaliteit van de bepalingen, de autonomie van de verschillende
wetgevers in het gedrang brengen. wetgevers in het gedrang brengen.
B.4. Een verschil in behandeling in aangelegenheden waar de B.4. Een verschil in behandeling in aangelegenheden waar de
verschillende wetgevers over eigen bevoegdheden beschikken, is het verschillende wetgevers over eigen bevoegdheden beschikken, is het
gevolg van een verschillend beleid dat voortvloeit uit hun autonomie gevolg van een verschillend beleid dat voortvloeit uit hun autonomie
en kan als zodanig niet worden geacht strijdig te zijn met de en kan als zodanig niet worden geacht strijdig te zijn met de
artikelen 10 en 11 van de Grondwet. artikelen 10 en 11 van de Grondwet.
Uit de eerste prejudiciële vraag blijkt evenwel dat, los van de Uit de eerste prejudiciële vraag blijkt evenwel dat, los van de
vermelde categorieën die zouden moeten worden vergeleken, meer in het vermelde categorieën die zouden moeten worden vergeleken, meer in het
algemeen aan het Hof het verschil in behandeling wordt voorgelegd algemeen aan het Hof het verschil in behandeling wordt voorgelegd
tussen personen die voor dezelfde feiten een - inmiddels betaalde - tussen personen die voor dezelfde feiten een - inmiddels betaalde -
administratieve geldboete opgelegd krijgen en nadien ook administratieve geldboete opgelegd krijgen en nadien ook
strafrechtelijk worden vervolgd, enerzijds, en personen voor wie de strafrechtelijk worden vervolgd, enerzijds, en personen voor wie de
betaling van een administratieve geldboete het verval van de betaling van een administratieve geldboete het verval van de
strafvordering met zich meebrengt, anderzijds, ongeacht of het strafvordering met zich meebrengt, anderzijds, ongeacht of het
verschil in behandeling is ingesteld door eenzelfde wetgever of niet. verschil in behandeling is ingesteld door eenzelfde wetgever of niet.
Het Hof onderzoekt de eerste prejudiciële vraag dan ook in dat Het Hof onderzoekt de eerste prejudiciële vraag dan ook in dat
opzicht. opzicht.
B.5. De noodzaak om het aantal gevallen waarin een administratieve B.5. De noodzaak om het aantal gevallen waarin een administratieve
geldboete kan worden opgelegd, verder uit te breiden, onder meer in geldboete kan worden opgelegd, verder uit te breiden, onder meer in
het geval waarin artikel 25, § 4, van het meststoffendecreet voorziet, het geval waarin artikel 25, § 4, van het meststoffendecreet voorziet,
werd als volgt toegelicht bij de parlementaire voorbereiding : werd als volgt toegelicht bij de parlementaire voorbereiding :
« Door de aanvulling worden de gevallen waarin een administratieve « Door de aanvulling worden de gevallen waarin een administratieve
geldboete kan opgelegd worden, uitgebreid tot personen die verzuimen geldboete kan opgelegd worden, uitgebreid tot personen die verzuimen
de aangifteplicht te vervullen (§ 3), personen die niet kunnen de aangifteplicht te vervullen (§ 3), personen die niet kunnen
bewijzen dat zij hun bedrijfsmatige overschotten overeenkomstig de bewijzen dat zij hun bedrijfsmatige overschotten overeenkomstig de
bepalingen van het decreet hebben afgevoerd (§ 4) en tenslotte bepalingen van het decreet hebben afgevoerd (§ 4) en tenslotte
personen die hun bedrijf onterecht laten notificeren als personen die hun bedrijf onterecht laten notificeren als
gezinsveeteeltbedrijf (§ 5). gezinsveeteeltbedrijf (§ 5).
Het niet kunnen bewijzen van verantwoorde afzet van overschotten dient Het niet kunnen bewijzen van verantwoorde afzet van overschotten dient
beschouwd te worden als een zeer ernstige nalatigheid, die qua beschouwd te worden als een zeer ernstige nalatigheid, die qua
mogelijke milieuschade zeker te vergelijken is met lozing, doch mogelijke milieuschade zeker te vergelijken is met lozing, doch
waartegen tot op heden enkel gerechtelijk kon opgetreden worden. waartegen tot op heden enkel gerechtelijk kon opgetreden worden.
Daarom is § 4 van uitzonderlijk belang. De hoogte van de in § 4 Daarom is § 4 van uitzonderlijk belang. De hoogte van de in § 4
bedoelde administratieve geldboete werd zo gekozen, dat het totaal bedoelde administratieve geldboete werd zo gekozen, dat het totaal
bedrag van de boete in ieder geval hoger ligt dan de afzetkosten » bedrag van de boete in ieder geval hoger ligt dan de afzetkosten »
(Parl.St., Vlaams Parlement, 1995-1996, nr. 148/01, p. 20). (Parl.St., Vlaams Parlement, 1995-1996, nr. 148/01, p. 20).
B.6. Wanneer de decreetgever oordeelt dat sommige tekortkomingen ten B.6. Wanneer de decreetgever oordeelt dat sommige tekortkomingen ten
aanzien van decretale bepalingen moeten worden bestraft, behoort het aanzien van decretale bepalingen moeten worden bestraft, behoort het
tot zijn beoordelingsbevoegdheid te beslissen of het opportuun is om tot zijn beoordelingsbevoegdheid te beslissen of het opportuun is om
voor strafsancties sensu stricto of voor administratieve sancties te voor strafsancties sensu stricto of voor administratieve sancties te
opteren. De keuze van de ene of de andere categorie van sancties kan opteren. De keuze van de ene of de andere categorie van sancties kan
op zich niet worden geacht discriminerend te zijn, maar het verschil op zich niet worden geacht discriminerend te zijn, maar het verschil
in behandeling dat daaruit voor eenzelfde tekortkoming kan in behandeling dat daaruit voor eenzelfde tekortkoming kan
voortvloeien is slechts toelaatbaar indien het in redelijkheid is voortvloeien is slechts toelaatbaar indien het in redelijkheid is
verantwoord. verantwoord.
Dat geldt a fortiori wanneer het, zoals te dezen, gaat om een Dat geldt a fortiori wanneer het, zoals te dezen, gaat om een
samenloop van strafsancties sensu stricto en administratieve sancties samenloop van strafsancties sensu stricto en administratieve sancties
voor eenzelfde tekortkoming. voor eenzelfde tekortkoming.
B.7. De keuze om de in de paragrafen 4 en 5 van het in het geding B.7. De keuze om de in de paragrafen 4 en 5 van het in het geding
zijnde artikel 25 bedoelde inbreuken zowel met administratieve als met zijnde artikel 25 bedoelde inbreuken zowel met administratieve als met
strafrechtelijke sancties te bestraffen, berust op een objectief strafrechtelijke sancties te bestraffen, berust op een objectief
criterium, namelijk de aard van de inbreuken. Rekening houdend met de criterium, namelijk de aard van de inbreuken. Rekening houdend met de
impact van die inbreuken op het leefmilieu is die maatregel ook impact van die inbreuken op het leefmilieu is die maatregel ook
pertinent om het nagestreefde doel te bereiken. pertinent om het nagestreefde doel te bereiken.
Het Hof dient evenwel nog na te gaan of de maatregel geen onevenredige Het Hof dient evenwel nog na te gaan of de maatregel geen onevenredige
gevolgen heeft, in het bijzonder rekening houdend met het beginsel non gevolgen heeft, in het bijzonder rekening houdend met het beginsel non
bis in idem. bis in idem.
B.8. Op grond van het algemeen rechtsbeginsel non bis in idem, dat ook B.8. Op grond van het algemeen rechtsbeginsel non bis in idem, dat ook
is gewaarborgd door artikel 14.7 van het Internationaal Verdrag inzake is gewaarborgd door artikel 14.7 van het Internationaal Verdrag inzake
burgerrechten en politieke rechten, mag niemand voor een tweede keer burgerrechten en politieke rechten, mag niemand voor een tweede keer
worden berecht of gestraft voor een strafbaar feit waarvoor hij reeds worden berecht of gestraft voor een strafbaar feit waarvoor hij reeds
« overeenkomstig de wet en het procesrecht van elk land » bij « overeenkomstig de wet en het procesrecht van elk land » bij
einduitspraak is veroordeeld of waarvan hij is vrijgesproken. Dat einduitspraak is veroordeeld of waarvan hij is vrijgesproken. Dat
beginsel is eveneens opgenomen in artikel 4 van het nog niet door beginsel is eveneens opgenomen in artikel 4 van het nog niet door
België bekrachtigde Zevende Aanvullend Protocol bij het Europees België bekrachtigde Zevende Aanvullend Protocol bij het Europees
Verdrag voor de rechten van de mens. Verdrag voor de rechten van de mens.
B.9.1. De administratieve geldboeten waarin de paragrafen 4 en 5 van B.9.1. De administratieve geldboeten waarin de paragrafen 4 en 5 van
het in het geding zijnde artikel 25 voorzien, hebben tot doel het in het geding zijnde artikel 25 voorzien, hebben tot doel
inbreuken begaan door de veetelers die de door het decreet opgelegde inbreuken begaan door de veetelers die de door het decreet opgelegde
verplichtingen niet naleven te voorkomen en te bestraffen. Zij hebben verplichtingen niet naleven te voorkomen en te bestraffen. Zij hebben
derhalve in hoofdzaak een repressief karakter en zijn strafrechtelijk derhalve in hoofdzaak een repressief karakter en zijn strafrechtelijk
in de zin van artikel 6 van het Europees Verdrag voor de rechten van in de zin van artikel 6 van het Europees Verdrag voor de rechten van
de mens en van artikel 14 van het Internationaal Verdrag inzake de mens en van artikel 14 van het Internationaal Verdrag inzake
burgerrechten en politieke rechten. burgerrechten en politieke rechten.
B.9.2. Te dezen is de voor het verwijzende rechtscollege vervolgde B.9.2. Te dezen is de voor het verwijzende rechtscollege vervolgde
partij geen eerste keer veroordeeld door een definitief vonnis, maar partij geen eerste keer veroordeeld door een definitief vonnis, maar
heeft zij de geldboete betaald die van haar door de administratie werd heeft zij de geldboete betaald die van haar door de administratie werd
gevorderd. Die bijzonderheid, die inhoudt dat de administratieve gevorderd. Die bijzonderheid, die inhoudt dat de administratieve
geldboete door de administratie kan worden opgelegd zonder geldboete door de administratie kan worden opgelegd zonder
voorafgaande controle van een rechter, belet niet dat het beginsel non voorafgaande controle van een rechter, belet niet dat het beginsel non
bis in idem van toepassing is, vermits het bestreden decreet het bis in idem van toepassing is, vermits het bestreden decreet het
mogelijk maakt dat een persoon twee keer na elkaar voor dezelfde mogelijk maakt dat een persoon twee keer na elkaar voor dezelfde
feiten wordt bestraft. feiten wordt bestraft.
B.10. Uit de lezing van de voormelde teksten blijkt dat de B.10. Uit de lezing van de voormelde teksten blijkt dat de
administratieve geldboete waarin artikel 25, §§ 4 en 5, van het administratieve geldboete waarin artikel 25, §§ 4 en 5, van het
meststoffendecreet voorziet en de strafrechtelijke sanctie waarin meststoffendecreet voorziet en de strafrechtelijke sanctie waarin
artikel 37, § 3, van hetzelfde decreet voorziet, in soortgelijke artikel 37, § 3, van hetzelfde decreet voorziet, in soortgelijke
bewoordingen hetzelfde gedrag bestraffen en dat de essentiële bewoordingen hetzelfde gedrag bestraffen en dat de essentiële
bestanddelen van beide inbreuken identiek zijn. Uit de tekst van de bestanddelen van beide inbreuken identiek zijn. Uit de tekst van de
eerste prejudiciële vraag blijkt daarnaast dat zij betrekking heeft op eerste prejudiciële vraag blijkt daarnaast dat zij betrekking heeft op
het geval waarin aan een persoon een administratieve geldboete is het geval waarin aan een persoon een administratieve geldboete is
opgelegd die hij heeft voldaan en die persoon vervolgens het voorwerp opgelegd die hij heeft voldaan en die persoon vervolgens het voorwerp
uitmaakt van strafrechtelijke vervolgingen voor een strafgerecht. Het uitmaakt van strafrechtelijke vervolgingen voor een strafgerecht. Het
Hof beperkt zijn onderzoek tot die hypothese. Het behandelt dus niet Hof beperkt zijn onderzoek tot die hypothese. Het behandelt dus niet
het geval waarin eenzelfde gedraging aanleiding kan geven tot het geval waarin eenzelfde gedraging aanleiding kan geven tot
verschillende sancties onder verschillende kwalificaties, noch het verschillende sancties onder verschillende kwalificaties, noch het
geval waarin verschillende sancties worden opgelegd in het kader van geval waarin verschillende sancties worden opgelegd in het kader van
één enkele vervolging. één enkele vervolging.
B.11. Het beginsel non bis in idem wordt geschonden wanneer dezelfde B.11. Het beginsel non bis in idem wordt geschonden wanneer dezelfde
persoon, na daarvoor reeds te zijn veroordeeld of vrijgesproken, persoon, na daarvoor reeds te zijn veroordeeld of vrijgesproken,
opnieuw wegens hetzelfde gedrag wordt vervolgd voor inbreuken met opnieuw wegens hetzelfde gedrag wordt vervolgd voor inbreuken met
dezelfde essentiële bestanddelen (EHRM, 29 mei 2001, Fischer t. dezelfde essentiële bestanddelen (EHRM, 29 mei 2001, Fischer t.
Oostenrijk, §§ 5-27; EHRM, 7 december 2006, Hauser-Sporn t. Oostenrijk, §§ 5-27; EHRM, 7 december 2006, Hauser-Sporn t.
Oostenrijk, §§ 42-46). Oostenrijk, §§ 42-46).
B.12. De prejudiciële vraag noopt het Hof de categorie van de personen B.12. De prejudiciële vraag noopt het Hof de categorie van de personen
die na het betalen van een administratieve geldboete op grond van de die na het betalen van een administratieve geldboete op grond van de
in het geding zijnde bepalingen ook nog strafrechtelijk worden in het geding zijnde bepalingen ook nog strafrechtelijk worden
vervolgd, te vergelijken met de categorie van de personen voor wie het vervolgd, te vergelijken met de categorie van de personen voor wie het
betalen van een administratieve geldboete met een strafrechtelijk betalen van een administratieve geldboete met een strafrechtelijk
karakter het verval van de strafvordering meebrengt. karakter het verval van de strafvordering meebrengt.
Een dergelijk verschil in behandeling kan niet worden verantwoord Een dergelijk verschil in behandeling kan niet worden verantwoord
wegens de aard zelf van het in het geding zijnde beginsel. Niets zou wegens de aard zelf van het in het geding zijnde beginsel. Niets zou
immers kunnen verantwoorden dat een categorie van personen de immers kunnen verantwoorden dat een categorie van personen de
toepassing van het beginsel non bis in idem wordt geweigerd, terwijl toepassing van het beginsel non bis in idem wordt geweigerd, terwijl
de voorwaarden voor die toepassing zijn vervuld. de voorwaarden voor die toepassing zijn vervuld.
B.13. De eerste prejudiciële vraag dient bevestigend te worden B.13. De eerste prejudiciële vraag dient bevestigend te worden
beantwoord. beantwoord.
Ten aanzien van de tweede prejudiciële vraag Ten aanzien van de tweede prejudiciële vraag
B.14. De tweede prejudiciële vraag strekt ertoe van het Hof te B.14. De tweede prejudiciële vraag strekt ertoe van het Hof te
vernemen of artikel 25, §§ 4 en 5, van het meststoffendecreet vernemen of artikel 25, §§ 4 en 5, van het meststoffendecreet
bestaanbaar is met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, doordat een bestaanbaar is met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, doordat een
persoon die wegens een inbreuk op bepalingen van het decreet een persoon die wegens een inbreuk op bepalingen van het decreet een
administratieve geldboete heeft betaald, nog kan worden veroordeeld administratieve geldboete heeft betaald, nog kan worden veroordeeld
tot een bijzondere verbeurdverklaring van vermogensvoordelen tot een bijzondere verbeurdverklaring van vermogensvoordelen
overeenkomstig de artikelen 42 en 43bis van het Strafwetboek, terwijl overeenkomstig de artikelen 42 en 43bis van het Strafwetboek, terwijl
diegene die tot een bijzondere verbeurdverklaring wordt veroordeeld diegene die tot een bijzondere verbeurdverklaring wordt veroordeeld
voor gemeenrechtelijke misdrijven geen voorafgaande administratieve voor gemeenrechtelijke misdrijven geen voorafgaande administratieve
geldboete heeft betaald. geldboete heeft betaald.
B.15. De bijzondere verbeurdverklaring bedoeld in artikel 42 van het B.15. De bijzondere verbeurdverklaring bedoeld in artikel 42 van het
Strafwetboek is een bijkomende straf en beoogt in de regel Strafwetboek is een bijkomende straf en beoogt in de regel
leedtoevoegend of vergoedend te zijn. In beide gevallen kan zij in leedtoevoegend of vergoedend te zijn. In beide gevallen kan zij in
beginsel slechts worden uitgesproken bij veroordeling van de beklaagde beginsel slechts worden uitgesproken bij veroordeling van de beklaagde
tot een hoofdstraf. De verbeurdverklaring kan door de rechter worden tot een hoofdstraf. De verbeurdverklaring kan door de rechter worden
opgelegd bij misdrijven in het algemeen, onder de voorwaarden bepaald opgelegd bij misdrijven in het algemeen, onder de voorwaarden bepaald
in de artikelen 42 en volgende van het Strafwetboek. in de artikelen 42 en volgende van het Strafwetboek.
B.16. Het voorzien in een bijkomende straf die samen met de hoofdstraf B.16. Het voorzien in een bijkomende straf die samen met de hoofdstraf
wordt opgelegd, is als zodanig niet in strijd met het beginsel non bis wordt opgelegd, is als zodanig niet in strijd met het beginsel non bis
in idem. Een bijkomende straf zou eveneens kunnen worden opgelegd bij in idem. Een bijkomende straf zou eveneens kunnen worden opgelegd bij
een afzonderlijke beslissing indien die beslissing wordt genomen ten een afzonderlijke beslissing indien die beslissing wordt genomen ten
gevolge van de definitieve veroordeling door de strafrechter, zonder gevolge van de definitieve veroordeling door de strafrechter, zonder
dat een nieuwe procedure wordt geopend en voor zover een nauw verband dat een nieuwe procedure wordt geopend en voor zover een nauw verband
bestaat tussen de twee sancties (EHRM, Maszni t. Roemenië, 21 bestaat tussen de twee sancties (EHRM, Maszni t. Roemenië, 21
september 2006, §§ 68 tot 70). september 2006, §§ 68 tot 70).
B.17. Vermits evenwel in de door het Hof onderzochte hypothese het B.17. Vermits evenwel in de door het Hof onderzochte hypothese het
opleggen van een administratieve geldboete met een strafrechtelijk opleggen van een administratieve geldboete met een strafrechtelijk
karakter, vanwege het algemeen rechtsbeginsel non bis in idem, karakter, vanwege het algemeen rechtsbeginsel non bis in idem,
noodzakelijkerwijze moet leiden tot het verval van de strafvordering, noodzakelijkerwijze moet leiden tot het verval van de strafvordering,
kan de beklaagde niet worden veroordeeld tot een hoofdstraf en kan hem kan de beklaagde niet worden veroordeeld tot een hoofdstraf en kan hem
bijgevolg evenmin de bijkomende straf van de bijzondere bijgevolg evenmin de bijkomende straf van de bijzondere
verbeurdverklaring worden opgelegd. verbeurdverklaring worden opgelegd.
B.18. Rekening houdend met het antwoord van het Hof op de eerste B.18. Rekening houdend met het antwoord van het Hof op de eerste
prejudiciële vraag en het daaruit voortvloeiende gevolg, kan het in de prejudiciële vraag en het daaruit voortvloeiende gevolg, kan het in de
tweede prejudiciële vraag vermelde verschil in behandeling zich te tweede prejudiciële vraag vermelde verschil in behandeling zich te
dezen niet voordoen, zodat die vraag geen afzonderlijk antwoord dezen niet voordoen, zodat die vraag geen afzonderlijk antwoord
behoeft. behoeft.
Om die redenen, Om die redenen,
het Hof het Hof
zegt voor recht : zegt voor recht :
Artikel 25, §§ 4 en 5, in samenhang gelezen met artikel 37, § 3, 1° en Artikel 25, §§ 4 en 5, in samenhang gelezen met artikel 37, § 3, 1° en
2°, van het decreet van het Vlaamse Gewest van 23 januari 1991 inzake 2°, van het decreet van het Vlaamse Gewest van 23 januari 1991 inzake
de bescherming van het leefmilieu tegen de verontreiniging door de bescherming van het leefmilieu tegen de verontreiniging door
meststoffen schendt de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in meststoffen schendt de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in
samenhang gelezen met het algemeen rechtsbeginsel non bis in idem, in samenhang gelezen met het algemeen rechtsbeginsel non bis in idem, in
zoverre aan personen wegens een gedraging die inbreuken met dezelfde zoverre aan personen wegens een gedraging die inbreuken met dezelfde
essentiële bestanddelen op bepalingen van het voormelde decreet essentiële bestanddelen op bepalingen van het voormelde decreet
uitmaakt, achtereenvolgens een administratieve geldboete met een uitmaakt, achtereenvolgens een administratieve geldboete met een
strafrechtelijk karakter en een strafsanctie kunnen worden opgelegd. strafrechtelijk karakter en een strafsanctie kunnen worden opgelegd.
Aldus uitgesproken in het Nederlands en het Frans, overeenkomstig Aldus uitgesproken in het Nederlands en het Frans, overeenkomstig
artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het
Arbitragehof, op de openbare terechtzitting van 26 april 2007. Arbitragehof, op de openbare terechtzitting van 26 april 2007.
De griffier, De griffier,
P.-Y. Dutilleux. P.-Y. Dutilleux.
De voorzitter, De voorzitter,
A. Arts. A. Arts.
^