Etaamb.openjustice.be
Meertalige weergave van Arrest van --
← Terug naar "Uittreksel uit arrest nr. 161/2006 van 8 november 2006 Rolnummers 3824 en 3936 In zake : de prejudiciële vragen betreffende artikel 306 van het Burgerlijk Wetboek, gesteld door het Hof van Beroep te Luik en het Hof van Beroep te Gent. He samengesteld uit de voorzitters M. Melchior en A. Arts, en de rechters P. Martens, R. Henneuse, M. (...)"
Uittreksel uit arrest nr. 161/2006 van 8 november 2006 Rolnummers 3824 en 3936 In zake : de prejudiciële vragen betreffende artikel 306 van het Burgerlijk Wetboek, gesteld door het Hof van Beroep te Luik en het Hof van Beroep te Gent. He samengesteld uit de voorzitters M. Melchior en A. Arts, en de rechters P. Martens, R. Henneuse, M. (...) Uittreksel uit arrest nr. 161/2006 van 8 november 2006 Rolnummers 3824 en 3936 In zake : de prejudiciële vragen betreffende artikel 306 van het Burgerlijk Wetboek, gesteld door het Hof van Beroep te Luik en het Hof van Beroep te Gent. He samengesteld uit de voorzitters M. Melchior en A. Arts, en de rechters P. Martens, R. Henneuse, M. (...)
ARBITRAGEHOF ARBITRAGEHOF
Uittreksel uit arrest nr. 161/2006 van 8 november 2006 Uittreksel uit arrest nr. 161/2006 van 8 november 2006
Rolnummers 3824 en 3936 Rolnummers 3824 en 3936
In zake : de prejudiciële vragen betreffende artikel 306 van het In zake : de prejudiciële vragen betreffende artikel 306 van het
Burgerlijk Wetboek, gesteld door het Hof van Beroep te Luik en het Hof Burgerlijk Wetboek, gesteld door het Hof van Beroep te Luik en het Hof
van Beroep te Gent. van Beroep te Gent.
Het Arbitragehof, Het Arbitragehof,
samengesteld uit de voorzitters M. Melchior en A. Arts, en de rechters samengesteld uit de voorzitters M. Melchior en A. Arts, en de rechters
P. Martens, R. Henneuse, M. Bossuyt, E. De Groot, L. Lavrysen, A. P. Martens, R. Henneuse, M. Bossuyt, E. De Groot, L. Lavrysen, A.
Alen, J.-P. Snappe, J.-P. Moerman, E. Derycke en J. Spreutels, Alen, J.-P. Snappe, J.-P. Moerman, E. Derycke en J. Spreutels,
bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van
voorzitter M. Melchior, voorzitter M. Melchior,
wijst na beraad het volgende arrest : wijst na beraad het volgende arrest :
I. Onderwerp van de prejudiciële vragen en rechtspleging I. Onderwerp van de prejudiciële vragen en rechtspleging
a. Bij arrest van 29 november 2005 in zake M.-C. T. tegen L.C., a. Bij arrest van 29 november 2005 in zake M.-C. T. tegen L.C.,
waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is ingekomen op waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is ingekomen op
6 december 2005, heeft het Hof van Beroep te Luik de volgende 6 december 2005, heeft het Hof van Beroep te Luik de volgende
prejudiciële vraag gesteld : prejudiciële vraag gesteld :
« Schendt artikel 306 van het Burgerlijk Wetboek, zoals « Schendt artikel 306 van het Burgerlijk Wetboek, zoals
geïnterpreteerd door het Hof van Cassatie in zijn [...] arresten van 4 geïnterpreteerd door het Hof van Cassatie in zijn [...] arresten van 4
januari 1980 en 23 april 1982, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet januari 1980 en 23 april 1982, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet
doordat het aanleiding geeft tot discriminatie van de echtgenoot die doordat het aanleiding geeft tot discriminatie van de echtgenoot die
na echtscheiding een onderhoudsuitkering vordert, naargelang die na echtscheiding een onderhoudsuitkering vordert, naargelang die
echtgenoot verweerder is in een echtscheidingsgeding ingesteld op echtgenoot verweerder is in een echtscheidingsgeding ingesteld op
grond van de artikelen 229 of 231 van het Burgerlijk Wetboek, of grond van de artikelen 229 of 231 van het Burgerlijk Wetboek, of
verweerder is in een echtscheidingsgeding ingesteld op grond van verweerder is in een echtscheidingsgeding ingesteld op grond van
artikel 232 van het Burgerlijk Wetboek, door het feit dat in de eerste artikel 232 van het Burgerlijk Wetboek, door het feit dat in de eerste
situatie hem de uitkering niet zal worden toegekend indien wordt situatie hem de uitkering niet zal worden toegekend indien wordt
aangetoond dat hij overspel, gewelddaden, mishandeling of grove aangetoond dat hij overspel, gewelddaden, mishandeling of grove
beledigingen heeft gepleegd, terwijl in de tweede situatie hem beledigingen heeft gepleegd, terwijl in de tweede situatie hem
dezelfde uitkering niet zal worden toegekend wanneer wordt vastgesteld dezelfde uitkering niet zal worden toegekend wanneer wordt vastgesteld
dat door hem begane fouten of tekortkomingen ten grondslag liggen aan dat door hem begane fouten of tekortkomingen ten grondslag liggen aan
de feitelijke scheiding of ertoe hebben bijgedragen dat deze meer dan de feitelijke scheiding of ertoe hebben bijgedragen dat deze meer dan
twee jaar heeft geduurd, fouten of tekortkomingen die tot de twee jaar heeft geduurd, fouten of tekortkomingen die tot de
discretionaire beoordeling van de rechter behoren - zonder enig vooraf discretionaire beoordeling van de rechter behoren - zonder enig vooraf
bepaald objectief criterium -, maar die volgens de interpretatie van bepaald objectief criterium -, maar die volgens de interpretatie van
het Hof van Cassatie minder zwaar kunnen zijn dan de gewelddaden, het Hof van Cassatie minder zwaar kunnen zijn dan de gewelddaden,
mishandeling en beledigingen waarvan sprake is in artikel 231 van het mishandeling en beledigingen waarvan sprake is in artikel 231 van het
Burgerlijk Wetboek ? ». Burgerlijk Wetboek ? ».
b. Bij arrest van 23 februari 2006 in zake A.T. tegen B.V. en N.N., b. Bij arrest van 23 februari 2006 in zake A.T. tegen B.V. en N.N.,
waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is ingekomen op waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is ingekomen op
8 maart 2006, heeft het Hof van Beroep te Gent de volgende 8 maart 2006, heeft het Hof van Beroep te Gent de volgende
prejudiciële vraag gesteld : prejudiciële vraag gesteld :
« Schendt artikel 306 van het Burgerlijk Wetboek het grondwettelijk « Schendt artikel 306 van het Burgerlijk Wetboek het grondwettelijk
gelijkheids- en niet-discriminatiebeginsel (art. 10 - 11 G.W.) en art. gelijkheids- en niet-discriminatiebeginsel (art. 10 - 11 G.W.) en art.
10 en 11 G.W. juncto art. 6 E.V.R.M. : 10 en 11 G.W. juncto art. 6 E.V.R.M. :
1. in zoverre het een verschil in behandeling invoert tussen eiser in 1. in zoverre het een verschil in behandeling invoert tussen eiser in
echtscheiding op grond van feitelijke scheiding en de verweerder in echtscheiding op grond van feitelijke scheiding en de verweerder in
echtscheiding op grond van feitelijke scheiding, doordat een vermoeden echtscheiding op grond van feitelijke scheiding, doordat een vermoeden
van exclusieve schuld wordt ingevoerd ten laste van de eiser in van exclusieve schuld wordt ingevoerd ten laste van de eiser in
echtscheiding op grond van feitelijke scheiding ? echtscheiding op grond van feitelijke scheiding ?
2. in zoverre het een verschil in behandeling invoert tussen 2. in zoverre het een verschil in behandeling invoert tussen
verschillende verweerders inzake vorderingen tot onderhoudsuitkering verschillende verweerders inzake vorderingen tot onderhoudsuitkering
na echtscheiding, al naargelang deze verweerders inzake na echtscheiding, al naargelang deze verweerders inzake
onderhoudsuitkering in de echtscheidingsprocedure de positie hebben onderhoudsuitkering in de echtscheidingsprocedure de positie hebben
van, enerzijds, eiser in een echtscheidingsprocedure op grond van van, enerzijds, eiser in een echtscheidingsprocedure op grond van
feitelijke scheiding en, anderzijds, verweerder in een feitelijke scheiding en, anderzijds, verweerder in een
echtscheidingsprocedure op grond van feitelijke scheiding, of eiser of echtscheidingsprocedure op grond van feitelijke scheiding, of eiser of
verweerder in een procedure tot echtscheiding op grond van feiten, verweerder in een procedure tot echtscheiding op grond van feiten,
doordat een vermoeden van exclusieve schuld wordt ingevoerd ten laste doordat een vermoeden van exclusieve schuld wordt ingevoerd ten laste
van de eiser in echtscheiding op grond van feitelijke scheiding ? ». van de eiser in echtscheiding op grond van feitelijke scheiding ? ».
Die zaken, ingeschreven onder de nummers 3824 en 3936 van de rol van Die zaken, ingeschreven onder de nummers 3824 en 3936 van de rol van
het Hof, werden samengevoegd. het Hof, werden samengevoegd.
(...) (...)
III. In rechte III. In rechte
(...) (...)
B.1. Elke echtgenoot kan de echtscheiding vorderen op grond van B.1. Elke echtgenoot kan de echtscheiding vorderen op grond van
overspel door de andere echtgenoot (artikel 229 van het Burgerlijk overspel door de andere echtgenoot (artikel 229 van het Burgerlijk
Wetboek) of op grond van gewelddaden, mishandelingen of grove Wetboek) of op grond van gewelddaden, mishandelingen of grove
beledigingen door de andere echtgenoot (artikel 231 van hetzelfde beledigingen door de andere echtgenoot (artikel 231 van hetzelfde
Wetboek). Wetboek).
Elke echtgenoot kan ook de echtscheiding vorderen op grond van Elke echtgenoot kan ook de echtscheiding vorderen op grond van
feitelijke scheiding van meer dan twee jaar indien daaruit de duurzame feitelijke scheiding van meer dan twee jaar indien daaruit de duurzame
ontwrichting van het huwelijk blijkt en het toekennen van de ontwrichting van het huwelijk blijkt en het toekennen van de
echtscheiding op deze grond de materiële toestand van de minderjarige echtscheiding op deze grond de materiële toestand van de minderjarige
kinderen niet gevoelig verslechtert (artikel 232 van hetzelfde kinderen niet gevoelig verslechtert (artikel 232 van hetzelfde
Wetboek). Wetboek).
B.2. Terwijl de echtscheiding wegens bepaalde feiten bedoeld in de B.2. Terwijl de echtscheiding wegens bepaalde feiten bedoeld in de
artikelen 229 en 231 van het Burgerlijk Wetboek gegrond is op de fout artikelen 229 en 231 van het Burgerlijk Wetboek gegrond is op de fout
van één van de echtgenoten, is de echtscheiding bedoeld in artikel van één van de echtgenoten, is de echtscheiding bedoeld in artikel
232, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, volgens de toelichting bij het 232, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, volgens de toelichting bij het
wetsvoorstel dat heeft geleid tot de wet van 1 juli 1974 waarbij het wetsvoorstel dat heeft geleid tot de wet van 1 juli 1974 waarbij het
in het geding zijnde artikel 306 in het Burgerlijk Wetboek is in het geding zijnde artikel 306 in het Burgerlijk Wetboek is
ingevoegd, gegrond op de omstandigheid dat na een aantal jaren van ingevoegd, gegrond op de omstandigheid dat na een aantal jaren van
feitelijke scheiding, « de kans op verzoening tussen echtgenoten feitelijke scheiding, « de kans op verzoening tussen echtgenoten
onbestaande [is] geworden » (Parl. St., Senaat, 1971-1972, nr. 161, p. onbestaande [is] geworden » (Parl. St., Senaat, 1971-1972, nr. 161, p.
1). 1).
B.3. De rechtbank kan aan de echtgenoot die de echtscheiding heeft B.3. De rechtbank kan aan de echtgenoot die de echtscheiding heeft
verkregen een uitkering, uit de goederen en de inkomsten van de andere verkregen een uitkering, uit de goederen en de inkomsten van de andere
echtgenoot, toekennen die, rekening houdend met zijn inkomsten en echtgenoot, toekennen die, rekening houdend met zijn inkomsten en
mogelijkheden, hem in staat kan stellen in zijn bestaan te voorzien op mogelijkheden, hem in staat kan stellen in zijn bestaan te voorzien op
een gelijkwaardige wijze als tijdens het samenleven (artikel 301, § 1, een gelijkwaardige wijze als tijdens het samenleven (artikel 301, § 1,
van het Burgerlijk Wetboek). van het Burgerlijk Wetboek).
Wanneer het gaat om een echtscheiding op grond van feitelijke Wanneer het gaat om een echtscheiding op grond van feitelijke
scheiding, wordt de echtgenoot die de echtscheiding heeft gevorderd en scheiding, wordt de echtgenoot die de echtscheiding heeft gevorderd en
verkregen beschouwd als degene tegen wie de echtscheiding is verkregen beschouwd als degene tegen wie de echtscheiding is
uitgesproken. De rechtbank kan aan die echtgenoot echter een uitkering uitgesproken. De rechtbank kan aan die echtgenoot echter een uitkering
toekennen indien deze het bewijs levert dat de feitelijke scheiding te toekennen indien deze het bewijs levert dat de feitelijke scheiding te
wijten is aan de fouten en tekortkomingen van de andere echtgenoot wijten is aan de fouten en tekortkomingen van de andere echtgenoot
(artikel 306 van hetzelfde Wetboek). (artikel 306 van hetzelfde Wetboek).
B.4. De prejudiciële vragen strekken in essentie ertoe van het Hof te B.4. De prejudiciële vragen strekken in essentie ertoe van het Hof te
vernemen of de laatstvermelde bepaling een discriminatie doet ontstaan vernemen of de laatstvermelde bepaling een discriminatie doet ontstaan
ten aanzien van : ten aanzien van :
- de echtgenoot op wiens verzoek de echtscheiding op grond van - de echtgenoot op wiens verzoek de echtscheiding op grond van
feitelijke scheiding is uitgesproken, doordat de bepaling, wat de feitelijke scheiding is uitgesproken, doordat de bepaling, wat de
toekenning van een uitkering tot levensonderhoud betreft, « een toekenning van een uitkering tot levensonderhoud betreft, « een
vermoeden van exclusieve schuld » te zijnen laste invoert (zaak nr. vermoeden van exclusieve schuld » te zijnen laste invoert (zaak nr.
3936); 3936);
- de verwerende echtgenoot in een echtscheidingsprocedure op grond van - de verwerende echtgenoot in een echtscheidingsprocedure op grond van
feitelijke scheiding, doordat de fouten en tekortkomingen die de feitelijke scheiding, doordat de fouten en tekortkomingen die de
echtgenoot die de uitkering tot levensonderhoud eist moet bewijzen om echtgenoot die de uitkering tot levensonderhoud eist moet bewijzen om
die uitkering tot levensonderhoud toegekend te krijgen, minder zwaar die uitkering tot levensonderhoud toegekend te krijgen, minder zwaar
kunnen zijn dan de gewelddaden, mishandelingen en beledigingen bedoeld kunnen zijn dan de gewelddaden, mishandelingen en beledigingen bedoeld
in artikel 231 van het Burgerlijk Wetboek (zaak nr. 3824). in artikel 231 van het Burgerlijk Wetboek (zaak nr. 3824).
In beide onderdelen van de prejudiciële vraag in de zaak nr. 3936 In beide onderdelen van de prejudiciële vraag in de zaak nr. 3936
worden de eisers in een echtscheiding op grond van feitelijke worden de eisers in een echtscheiding op grond van feitelijke
scheiding vergeleken met de verweerders in een echtscheiding op grond scheiding vergeleken met de verweerders in een echtscheiding op grond
van feitelijke scheiding. In het tweede onderdeel van de vraag worden van feitelijke scheiding. In het tweede onderdeel van de vraag worden
aan die tweede categorie nog de eisers en de verweerders in een aan die tweede categorie nog de eisers en de verweerders in een
echtscheiding op grond van bepaalde feiten toegevoegd, categorie van echtscheiding op grond van bepaalde feiten toegevoegd, categorie van
echtgenoten ten aanzien van wie evenmin een « vermoeden van exclusieve echtgenoten ten aanzien van wie evenmin een « vermoeden van exclusieve
schuld » zou gelden in het kader van de toekenning van een uitkering schuld » zou gelden in het kader van de toekenning van een uitkering
tot levensonderhoud, zoals dat wel het geval is voor de eerstgenoemde tot levensonderhoud, zoals dat wel het geval is voor de eerstgenoemde
categorie van personen. categorie van personen.
De te vergelijken categorieën in de prejudiciële vraag in de zaak nr. De te vergelijken categorieën in de prejudiciële vraag in de zaak nr.
3824 zijn de verweerders in een echtscheiding op grond van feitelijke 3824 zijn de verweerders in een echtscheiding op grond van feitelijke
scheiding, aan de ene kant, en de verweerders in een echtscheiding op scheiding, aan de ene kant, en de verweerders in een echtscheiding op
grond van bepaalde feiten, aan de andere kant. Weliswaar kan aan de grond van bepaalde feiten, aan de andere kant. Weliswaar kan aan de
laatstgenoemde categorie van echtgenoten, krachtens artikel 301, § 1, laatstgenoemde categorie van echtgenoten, krachtens artikel 301, § 1,
van het Burgerlijk Wetboek, geen uitkering tot levensonderhoud worden van het Burgerlijk Wetboek, geen uitkering tot levensonderhoud worden
toegekend, maar de verwijzende rechter beoogt blijkbaar de bijzondere toegekend, maar de verwijzende rechter beoogt blijkbaar de bijzondere
situatie waarin « de uitkering niet zal worden toegekend aan de situatie waarin « de uitkering niet zal worden toegekend aan de
echtgenoot die de echtscheiding heeft verkregen indien - in het kader echtgenoot die de echtscheiding heeft verkregen indien - in het kader
van een tegenvordering tot echtscheiding die zijn echtgenoot tegen hem van een tegenvordering tot echtscheiding die zijn echtgenoot tegen hem
heeft ingesteld op grond van de artikelen 229 of 231 van het heeft ingesteld op grond van de artikelen 229 of 231 van het
Burgerlijk Wetboek - wordt aangetoond dat hij overspel, gewelddaden, Burgerlijk Wetboek - wordt aangetoond dat hij overspel, gewelddaden,
mishandeling of grove beledigingen heeft gepleegd ». mishandeling of grove beledigingen heeft gepleegd ».
Ten aanzien van de prejudiciële vraag in de zaak nr. 3824 Ten aanzien van de prejudiciële vraag in de zaak nr. 3824
B.5.1. Anders dan de echtscheiding op grond van bepaalde feiten steunt B.5.1. Anders dan de echtscheiding op grond van bepaalde feiten steunt
de echtscheiding op grond van feitelijke scheiding niet op het bestaan de echtscheiding op grond van feitelijke scheiding niet op het bestaan
van een « fout ». Om de echtscheiding op grond van feitelijke van een « fout ». Om de echtscheiding op grond van feitelijke
scheiding te verkrijgen, moet derhalve geen enkel bewijs van een fout scheiding te verkrijgen, moet derhalve geen enkel bewijs van een fout
worden geleverd. worden geleverd.
Pas wanneer het erom gaat de gevolgen van de echtscheiding te regelen, Pas wanneer het erom gaat de gevolgen van de echtscheiding te regelen,
en met name te beslissen over de toekenning van uitkeringen tot en met name te beslissen over de toekenning van uitkeringen tot
levensonderhoud, stelt de wetgever een vermoeden van schuld vast in levensonderhoud, stelt de wetgever een vermoeden van schuld vast in
hoofde van de echtgenoot die de echtscheiding vordert. hoofde van de echtgenoot die de echtscheiding vordert.
B.5.2. Het fundamenteel verschil tussen beide vormen van echtscheiding B.5.2. Het fundamenteel verschil tussen beide vormen van echtscheiding
verantwoordt op objectieve en redelijke wijze dat de fouten en verantwoordt op objectieve en redelijke wijze dat de fouten en
tekortkomingen die in voorkomend geval moeten worden bewezen om een tekortkomingen die in voorkomend geval moeten worden bewezen om een
uitkering tot levensonderhoud toegekend te krijgen, minder zwaar uitkering tot levensonderhoud toegekend te krijgen, minder zwaar
kunnen zijn dan de feiten bedoeld in de artikelen 229 en 231 van het kunnen zijn dan de feiten bedoeld in de artikelen 229 en 231 van het
Burgerlijk Wetboek. Burgerlijk Wetboek.
B.5.3. De prejudiciële vraag in de zaak nr. 3824 dient ontkennend te B.5.3. De prejudiciële vraag in de zaak nr. 3824 dient ontkennend te
worden beantwoord. worden beantwoord.
Ten aanzien van de prejudiciële vragen in de zaak nr. 3936 Ten aanzien van de prejudiciële vragen in de zaak nr. 3936
B.6.1. Het komt de wetgever toe te beoordelen in welke mate een B.6.1. Het komt de wetgever toe te beoordelen in welke mate een
echtgenoot moet worden beschermd die, door een eenzijdig initiatief echtgenoot moet worden beschermd die, door een eenzijdig initiatief
van de andere echtgenoot, de hulp die echtgenoten elkaar verschuldigd van de andere echtgenoot, de hulp die echtgenoten elkaar verschuldigd
zijn ingevolge artikel 213 van het Burgerlijk Wetboek, zou verliezen zijn ingevolge artikel 213 van het Burgerlijk Wetboek, zou verliezen
en hierdoor noodlijdend zou worden. Hiertoe kan hij, ten laste van één en hierdoor noodlijdend zou worden. Hiertoe kan hij, ten laste van één
van beide echtgenoten, bepaalde gevolgen van de plicht tot hulp van beide echtgenoten, bepaalde gevolgen van de plicht tot hulp
handhaven nadat het huwelijk door echtscheiding is ontbonden, door die handhaven nadat het huwelijk door echtscheiding is ontbonden, door die
echtgenoot te verplichten alimentatiegeld te betalen. echtgenoot te verplichten alimentatiegeld te betalen.
B.6.2. Het vermoeden dat artikel 306 van het Burgerlijk Wetboek B.6.2. Het vermoeden dat artikel 306 van het Burgerlijk Wetboek
instelt, is evenwel weerlegbaar. De rechtbank kan een uitkering tot instelt, is evenwel weerlegbaar. De rechtbank kan een uitkering tot
levensonderhoud toch toekennen aan de echtgenoot die de echtscheiding levensonderhoud toch toekennen aan de echtgenoot die de echtscheiding
heeft gevorderd indien die het bewijs levert dat de feitelijke heeft gevorderd indien die het bewijs levert dat de feitelijke
scheiding te wijten is aan de fouten en tekortkomingen van de andere scheiding te wijten is aan de fouten en tekortkomingen van de andere
echtgenoot. echtgenoot.
B.6.3. Daaruit volgt dat de wetgever niet op onevenredige wijze B.6.3. Daaruit volgt dat de wetgever niet op onevenredige wijze
afbreuk heeft gedaan aan de belangen van één van de betrokken afbreuk heeft gedaan aan de belangen van één van de betrokken
categorieën van echtgenoten. categorieën van echtgenoten.
B.7.1. De verwijzende rechter in de zaak nr. 3936 verzoekt het Hof de B.7.1. De verwijzende rechter in de zaak nr. 3936 verzoekt het Hof de
in het geding zijnde bepaling tevens te toetsen aan de artikelen 10 en in het geding zijnde bepaling tevens te toetsen aan de artikelen 10 en
11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 6 van het 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 6 van het
Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, dat het recht op een Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, dat het recht op een
eerlijk proces en het vermoeden van onschuld waarborgt. eerlijk proces en het vermoeden van onschuld waarborgt.
B.7.2. Artikel 6.2 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de B.7.2. Artikel 6.2 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de
Mens bepaalt : Mens bepaalt :
« Eenieder, die wegens een strafbaar feit wordt vervolgd wordt voor « Eenieder, die wegens een strafbaar feit wordt vervolgd wordt voor
onschuldig gehouden totdat zijn schuld volgens de wet bewezen wordt ». onschuldig gehouden totdat zijn schuld volgens de wet bewezen wordt ».
Artikel 306 van het Burgerlijk Wetboek valt niet onder het Artikel 306 van het Burgerlijk Wetboek valt niet onder het
toepassingsgebied van die bepaling. toepassingsgebied van die bepaling.
B.7.3. Voor het overige kan noch uit de verwijzingsbeslissing, noch B.7.3. Voor het overige kan noch uit de verwijzingsbeslissing, noch
uit de uiteenzetting van de partijen, worden afgeleid in welk opzicht uit de uiteenzetting van de partijen, worden afgeleid in welk opzicht
de in het geding zijnde bepaling op discriminerende wijze afbreuk zou de in het geding zijnde bepaling op discriminerende wijze afbreuk zou
doen aan het recht op een eerlijk proces. doen aan het recht op een eerlijk proces.
B.8. De prejudiciële vragen in de zaak nr. 3936 dienen ontkennend te B.8. De prejudiciële vragen in de zaak nr. 3936 dienen ontkennend te
worden beantwoord. worden beantwoord.
Om die redenen, Om die redenen,
het Hof het Hof
zegt voor recht : zegt voor recht :
Artikel 306 van het Burgerlijk Wetboek schendt de artikelen 10 en 11 Artikel 306 van het Burgerlijk Wetboek schendt de artikelen 10 en 11
van de Grondwet niet. van de Grondwet niet.
Aldus uitgesproken in het Frans en het Nederlands, overeenkomstig Aldus uitgesproken in het Frans en het Nederlands, overeenkomstig
artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het
Arbitragehof, op de openbare terechtzitting van 8 november 2006. Arbitragehof, op de openbare terechtzitting van 8 november 2006.
De griffier, De griffier,
P.-Y. Dutilleux. P.-Y. Dutilleux.
De voorzitter, De voorzitter,
M. Melchior. M. Melchior.
^