← Terug naar "Uittreksel uit arrest nr. 149/2005 van 28 september 2005 Rolnummer 3171 In zake
: de prejudiciële vragen over de artikelen 2, 3 en 4 van de ordonnantie van het Brusselse Hoofdstedelijke
Gewest van 22 december 1994 betreffende de onroerende Het Arbitragehof, samengesteld uit voorzitter A. Arts, rechter P.
Martens, waarnemend voorzitter(...)"
| Uittreksel uit arrest nr. 149/2005 van 28 september 2005 Rolnummer 3171 In zake : de prejudiciële vragen over de artikelen 2, 3 en 4 van de ordonnantie van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest van 22 december 1994 betreffende de onroerende Het Arbitragehof, samengesteld uit voorzitter A. Arts, rechter P. Martens, waarnemend voorzitter(...) | Uittreksel uit arrest nr. 149/2005 van 28 september 2005 Rolnummer 3171 In zake : de prejudiciële vragen over de artikelen 2, 3 en 4 van de ordonnantie van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest van 22 december 1994 betreffende de onroerende Het Arbitragehof, samengesteld uit voorzitter A. Arts, rechter P. Martens, waarnemend voorzitter(...) |
|---|---|
| ARBITRAGEHOF | ARBITRAGEHOF |
| Uittreksel uit arrest nr. 149/2005 van 28 september 2005 | Uittreksel uit arrest nr. 149/2005 van 28 september 2005 |
| Rolnummer 3171 | Rolnummer 3171 |
| In zake : de prejudiciële vragen over de artikelen 2, 3 en 4 van de | In zake : de prejudiciële vragen over de artikelen 2, 3 en 4 van de |
| ordonnantie van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest van 22 december | ordonnantie van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest van 22 december |
| 1994 betreffende de onroerende voorheffing, gesteld door de Rechtbank | 1994 betreffende de onroerende voorheffing, gesteld door de Rechtbank |
| van eerste aanleg te Brussel. | van eerste aanleg te Brussel. |
| Het Arbitragehof, | Het Arbitragehof, |
| samengesteld uit voorzitter A. Arts, rechter P. Martens, waarnemend | samengesteld uit voorzitter A. Arts, rechter P. Martens, waarnemend |
| voorzitter, en de rechters E. De Groot, L. Lavrysen, A. Alen, J.-P. | voorzitter, en de rechters E. De Groot, L. Lavrysen, A. Alen, J.-P. |
| Moerman en J. Spreutels, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, | Moerman en J. Spreutels, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, |
| onder voorzitterschap van voorzitter A. Arts, | onder voorzitterschap van voorzitter A. Arts, |
| wijst na beraad het volgende arrest : | wijst na beraad het volgende arrest : |
| I. Onderwerp van de prejudiciële vragen en rechtspleging | I. Onderwerp van de prejudiciële vragen en rechtspleging |
| Bij vonnis van 19 november 2004 in zake het Vlaams Parlement tegen de | Bij vonnis van 19 november 2004 in zake het Vlaams Parlement tegen de |
| Belgische Staat, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof | Belgische Staat, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof |
| is ingekomen op 29 november 2004, heeft de Rechtbank van eerste aanleg | is ingekomen op 29 november 2004, heeft de Rechtbank van eerste aanleg |
| te Brussel de volgende prejudiciële vragen gesteld : | te Brussel de volgende prejudiciële vragen gesteld : |
| « 1. Schenden de artikelen 2 en 3 van de ordonnantie van 22 december | « 1. Schenden de artikelen 2 en 3 van de ordonnantie van 22 december |
| 1994 betreffende de onroerende voorheffing de artikelen 10 en 11 van | 1994 betreffende de onroerende voorheffing de artikelen 10 en 11 van |
| de Grondwet doordat deze slechts een gedeeltelijke vrijstelling van de | de Grondwet doordat deze slechts een gedeeltelijke vrijstelling van de |
| onroerende voorheffing verleent aan de onroerende goederen van de | onroerende voorheffing verleent aan de onroerende goederen van de |
| Gemeenschappen en Gewesten ten belope van 28 % van het kadastraal | Gemeenschappen en Gewesten ten belope van 28 % van het kadastraal |
| inkomen, terwijl de onroerende goederen die ofwel toebehoren aan | inkomen, terwijl de onroerende goederen die ofwel toebehoren aan |
| vreemde staten of internationale publiekrechtelijke organisaties ofwel | vreemde staten of internationale publiekrechtelijke organisaties ofwel |
| door een openbaar bestuur of een belastingplichtige zonder | door een openbaar bestuur of een belastingplichtige zonder |
| winstoogmerk worden gebruikt om er een erkend bejaardenoord in te | winstoogmerk worden gebruikt om er een erkend bejaardenoord in te |
| beheren, van een gehele vrijstelling van onroerende voorheffing | beheren, van een gehele vrijstelling van onroerende voorheffing |
| genieten ? | genieten ? |
| 2. Schenden de artikelen 2 en 4 van de ordonnantie van 22 december | 2. Schenden de artikelen 2 en 4 van de ordonnantie van 22 december |
| 1994 betreffende de onroerende voorheffing de artikelen 10 en 11 van | 1994 betreffende de onroerende voorheffing de artikelen 10 en 11 van |
| de Grondwet doordat deze als gevolg hebben dat de invoering van een | de Grondwet doordat deze als gevolg hebben dat de invoering van een |
| gedeeltelijke vrijstelling van de onroerende voorheffing geen | gedeeltelijke vrijstelling van de onroerende voorheffing geen |
| negatieve financiële implicaties heeft voor het Brussels | negatieve financiële implicaties heeft voor het Brussels |
| Hoofdstedelijk Gewest, terwijl de invoering wel degelijk negatieve | Hoofdstedelijk Gewest, terwijl de invoering wel degelijk negatieve |
| financiële implicaties heeft voor de andere Gewesten en Gemeenschappen | financiële implicaties heeft voor de andere Gewesten en Gemeenschappen |
| ? ». | ? ». |
| (...) | (...) |
| III. In rechte | III. In rechte |
| (...) | (...) |
| B.1.1. Artikel 253 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 | B.1.1. Artikel 253 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 |
| (hierna W.I.B. 1992 genoemd) stelt van onroerende voorheffing vrij, op | (hierna W.I.B. 1992 genoemd) stelt van onroerende voorheffing vrij, op |
| voorwaarde van wederkerigheid, het kadastraal inkomen van onroerende | voorwaarde van wederkerigheid, het kadastraal inkomen van onroerende |
| goederen die een vreemde Staat heeft bestemd voor de huisvesting van | goederen die een vreemde Staat heeft bestemd voor de huisvesting van |
| zijn diplomatiek personeel of consulaire zendingen of van culturele | zijn diplomatiek personeel of consulaire zendingen of van culturele |
| instellingen die zich niet met verrichtingen van winstgevende aard | instellingen die zich niet met verrichtingen van winstgevende aard |
| bezig houden (artikel 253, 2°, van het W.I.B. 1992) alsook het | bezig houden (artikel 253, 2°, van het W.I.B. 1992) alsook het |
| kadastraal inkomen van onroerende goederen die de aard van nationale | kadastraal inkomen van onroerende goederen die de aard van nationale |
| domeingoederen hebben, op zichzelf niets opbrengen en voor een | domeingoederen hebben, op zichzelf niets opbrengen en voor een |
| openbare dienst of voor een dienst van algemeen nut worden gebruikt | openbare dienst of voor een dienst van algemeen nut worden gebruikt |
| (artikel 253, 3°, van het W.I.B. 1992). | (artikel 253, 3°, van het W.I.B. 1992). |
| B.1.2. Aangezien die bepaling tot gevolg heeft dat aan de gemeenten op | B.1.2. Aangezien die bepaling tot gevolg heeft dat aan de gemeenten op |
| wier grondgebied zich dergelijke goederen bevinden, de opbrengst uit | wier grondgebied zich dergelijke goederen bevinden, de opbrengst uit |
| de opcentiemen op de onroerende voorheffing wordt ontnomen, heeft | de opcentiemen op de onroerende voorheffing wordt ontnomen, heeft |
| artikel 63 van de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de | artikel 63 van de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de |
| financiering van de gemeenschappen en de gewesten ten gunste van die | financiering van de gemeenschappen en de gewesten ten gunste van die |
| gemeenten voorzien in de inschrijving van een jaarlijks « bijzonder | gemeenten voorzien in de inschrijving van een jaarlijks « bijzonder |
| krediet » op de begroting van het Ministerie van Binnenlandse Zaken. | krediet » op de begroting van het Ministerie van Binnenlandse Zaken. |
| Artikel 63, § 3, vervangen bij de bijzondere wet van 16 juli 1993, | Artikel 63, § 3, vervangen bij de bijzondere wet van 16 juli 1993, |
| bepaalt thans dat het bedoelde krediet « voor ten minste 72 pct. de | bepaalt thans dat het bedoelde krediet « voor ten minste 72 pct. de |
| niet-inning van de gemeentelijke opcentiemen op deze voorheffing | niet-inning van de gemeentelijke opcentiemen op deze voorheffing |
| [dekt] » en dat het krediet dat overeenstemt met dat van de gemeenten | [dekt] » en dat het krediet dat overeenstemt met dat van de gemeenten |
| van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest, aan het Gewest wordt | van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest, aan het Gewest wordt |
| overgedragen. | overgedragen. |
| B.1.3. Artikel 63, § 2, van de voormelde bijzondere wet beoogt niet | B.1.3. Artikel 63, § 2, van de voormelde bijzondere wet beoogt niet |
| alle onroerende goederen die zijn vrijgesteld van de onroerende | alle onroerende goederen die zijn vrijgesteld van de onroerende |
| voorheffing, doch enkel die welke eigendom zijn van een vreemde Staat | voorheffing, doch enkel die welke eigendom zijn van een vreemde Staat |
| of van een instelling van internationaal publiek recht (artikel 63, § | of van een instelling van internationaal publiek recht (artikel 63, § |
| 2, eerste lid, 1° ), alsmede die welke eigendom zijn van de federale | 2, eerste lid, 1° ), alsmede die welke eigendom zijn van de federale |
| overheid, van een federale instelling van openbaar nut of van een | overheid, van een federale instelling van openbaar nut of van een |
| federaal autonoom overheidsbedrijf, als zij worden aangewend voor een | federaal autonoom overheidsbedrijf, als zij worden aangewend voor een |
| openbare dienst of voor een dienst van algemeen nut, waarvan de | openbare dienst of voor een dienst van algemeen nut, waarvan de |
| werking zich uitstrekt over het Rijk, een gemeenschap, een gewest of | werking zich uitstrekt over het Rijk, een gemeenschap, een gewest of |
| ten minste een provincie (artikel 63, § 2, eerste lid, 2° ). Het sluit | ten minste een provincie (artikel 63, § 2, eerste lid, 2° ). Het sluit |
| evenwel de volgende gebouwen uit : | evenwel de volgende gebouwen uit : |
| « 1° de gebouwen bestemd voor de buitendiensten van de [in artikel 63, | « 1° de gebouwen bestemd voor de buitendiensten van de [in artikel 63, |
| § 2, eerste lid, 2°,] bedoelde administratieve diensten, instellingen | § 2, eerste lid, 2°,] bedoelde administratieve diensten, instellingen |
| en bedrijven, met uitzondering van die welke de gewestelijke, | en bedrijven, met uitzondering van die welke de gewestelijke, |
| provinciale of daarmee gelijkgestelde besturen onderbrengen van de | provinciale of daarmee gelijkgestelde besturen onderbrengen van de |
| ministeriële departementen, van De Post, van Belgacom en van de | ministeriële departementen, van De Post, van Belgacom en van de |
| Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen; | Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen; |
| 2° de gebouwen bestemd voor de diensten van de rechterlijke macht, met | 2° de gebouwen bestemd voor de diensten van de rechterlijke macht, met |
| uitzondering van het Hof van Cassatie, de hoven van beroep, het | uitzondering van het Hof van Cassatie, de hoven van beroep, het |
| Militair Gerechtshof en de arbeidshoven; | Militair Gerechtshof en de arbeidshoven; |
| 3° de ziekenhuizen; | 3° de ziekenhuizen; |
| 4° de gebouwen bestemd voor de centra van de administratieve diensten | 4° de gebouwen bestemd voor de centra van de administratieve diensten |
| die bevoegd zijn voor sport en openluchtrecreatie; | die bevoegd zijn voor sport en openluchtrecreatie; |
| 5° de gebouwen bestemd voor de diensten die bevoegd zijn voor | 5° de gebouwen bestemd voor de diensten die bevoegd zijn voor |
| arbeidsbemiddeling en beroepsopleiding; | arbeidsbemiddeling en beroepsopleiding; |
| 6° de onderwijsinstellingen, met inbegrip van de universiteiten en de | 6° de onderwijsinstellingen, met inbegrip van de universiteiten en de |
| administratieve gebouwen die afhankelijk zijn van de genoemde | administratieve gebouwen die afhankelijk zijn van de genoemde |
| instellingen; | instellingen; |
| 7° de gebouwen bestemd voor de erediensten; | 7° de gebouwen bestemd voor de erediensten; |
| 8° de stations ». | 8° de stations ». |
| Hieruit volgt dat het door de gemeenten geleden verlies niet wordt | Hieruit volgt dat het door de gemeenten geleden verlies niet wordt |
| gecompenseerd door een federale tegemoetkoming (het bijzonder | gecompenseerd door een federale tegemoetkoming (het bijzonder |
| krediet), wat de onroerende goederen betreft die door de bijzondere | krediet), wat de onroerende goederen betreft die door de bijzondere |
| wet onder 1° tot 8° worden uitgesloten en diegene die afhangen van de | wet onder 1° tot 8° worden uitgesloten en diegene die afhangen van de |
| gemeenschappen en de gewesten. Wat deze laatste categorie betreft | gemeenschappen en de gewesten. Wat deze laatste categorie betreft |
| verklaarde de Eerste Minister tijdens de parlementaire bespreking van | verklaarde de Eerste Minister tijdens de parlementaire bespreking van |
| de bijzondere wet van 16 juli 1993 uitdrukkelijk dat « de eigendommen | de bijzondere wet van 16 juli 1993 uitdrukkelijk dat « de eigendommen |
| van de Gemeenschappen en de Gewesten niet in aanmerking worden genomen | van de Gemeenschappen en de Gewesten niet in aanmerking worden genomen |
| voor de berekening van de compensatie. Het is immers onlogisch dat de | voor de berekening van de compensatie. Het is immers onlogisch dat de |
| federale overheid hiervoor zou moeten opdraaien » (Parl. St., Senaat, | federale overheid hiervoor zou moeten opdraaien » (Parl. St., Senaat, |
| 1992-1993, nr. 558/42, p. 11). | 1992-1993, nr. 558/42, p. 11). |
| B.1.4. De ordonnantie van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest van 22 | B.1.4. De ordonnantie van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest van 22 |
| december 1994 betreffende de onroerende voorheffing « beoogt ten | december 1994 betreffende de onroerende voorheffing « beoogt ten |
| voordele van het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest de vrijstelling van | voordele van het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest de vrijstelling van |
| de onroerende voorheffing voor een percentage af te schaffen voor | de onroerende voorheffing voor een percentage af te schaffen voor |
| bepaalde overheidseigendommen waarvoor via de financieringswet geen | bepaalde overheidseigendommen waarvoor via de financieringswet geen |
| compensatie voorzien werd » (Parl. St., Brusselse Hoofdstedelijke | compensatie voorzien werd » (Parl. St., Brusselse Hoofdstedelijke |
| Raad, 1993-1994, nr. A-313/1, p. 1). | Raad, 1993-1994, nr. A-313/1, p. 1). |
| Artikel 2 van voormelde ordonnantie voert een systeem in waarbij de | Artikel 2 van voormelde ordonnantie voert een systeem in waarbij de |
| gewesten, de gemeenschappen en hun instellingen van openbaar nut | gewesten, de gemeenschappen en hun instellingen van openbaar nut |
| slechts voor 28 pct. vrijgesteld worden van de onroerende voorheffing. | slechts voor 28 pct. vrijgesteld worden van de onroerende voorheffing. |
| Bijgevolg worden zij voor een gedeelte onderworpen aan de onroerende | Bijgevolg worden zij voor een gedeelte onderworpen aan de onroerende |
| voorheffing alsmede aan de opcentiemen die daarop berekend worden. | voorheffing alsmede aan de opcentiemen die daarop berekend worden. |
| Bovendien wordt eenzelfde beperking van de vrijstelling van de | Bovendien wordt eenzelfde beperking van de vrijstelling van de |
| onroerende voorheffing ingevoerd voor de onroerende goederen, eigendom | onroerende voorheffing ingevoerd voor de onroerende goederen, eigendom |
| van de federale overheid, waarvoor de financieringswet in geen | van de federale overheid, waarvoor de financieringswet in geen |
| compensatie voorziet (ibid., p. 2), zodat « van de onderscheiden | compensatie voorziet (ibid., p. 2), zodat « van de onderscheiden |
| Overheden inzake de onroerende voorheffing eenzelfde inspanning | Overheden inzake de onroerende voorheffing eenzelfde inspanning |
| [wordt] bekomen, zoals voorzien in artikel 63 van de financieringswet | [wordt] bekomen, zoals voorzien in artikel 63 van de financieringswet |
| voor bepaalde gebouwen van de federale overheid » (ibid., p. 3). Aldus | voor bepaalde gebouwen van de federale overheid » (ibid., p. 3). Aldus |
| belast artikel 2, door de bij artikel 253 van het W.I.B. 1992 | belast artikel 2, door de bij artikel 253 van het W.I.B. 1992 |
| vastgestelde vrijstelling te beperken tot 28 pct., de desbetreffende | vastgestelde vrijstelling te beperken tot 28 pct., de desbetreffende |
| onroerende goederen ten belope van 72 pct. van het kadastraal inkomen. | onroerende goederen ten belope van 72 pct. van het kadastraal inkomen. |
| Artikel 4 van de voormelde ordonnantie bepaalt dat de meeropbrengsten | Artikel 4 van de voormelde ordonnantie bepaalt dat de meeropbrengsten |
| die de gemeenten aldus realiseren via de opcentiemen op de onroerende | die de gemeenten aldus realiseren via de opcentiemen op de onroerende |
| voorheffing verschuldigd op de goederen van de federale overheid, de | voorheffing verschuldigd op de goederen van de federale overheid, de |
| gewesten en de gemeenschappen, in mindering worden gebracht van de aan | gewesten en de gemeenschappen, in mindering worden gebracht van de aan |
| die gemeenten toegekende middelen in het kader van het Gemeentefonds. | die gemeenten toegekende middelen in het kader van het Gemeentefonds. |
| B.1.5. Artikel 3 van de voormelde ordonnantie voorziet, in afwijking | B.1.5. Artikel 3 van de voormelde ordonnantie voorziet, in afwijking |
| van artikel 253 van het W.I.B. 1992, in de vrijstelling van onroerende | van artikel 253 van het W.I.B. 1992, in de vrijstelling van onroerende |
| voorheffing voor de eigendommen van vreemde Staten of van instellingen | voorheffing voor de eigendommen van vreemde Staten of van instellingen |
| van internationaal publiek recht die gelegen zijn op het grondgebied | van internationaal publiek recht die gelegen zijn op het grondgebied |
| van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest (artikel 3, 1° ). | van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest (artikel 3, 1° ). |
| De zinsnede « in afwijking van hetzelfde artikel 253 van het Wetboek | De zinsnede « in afwijking van hetzelfde artikel 253 van het Wetboek |
| van de Inkomstenbelastingen 1992 » in die bepaling werd toegevoegd op | van de Inkomstenbelastingen 1992 » in die bepaling werd toegevoegd op |
| voorstel van de Raad van State, om wetgevingstechnische redenen. | voorstel van de Raad van State, om wetgevingstechnische redenen. |
| Zij kan aldus niet zo worden begrepen dat de vrijstelling geldt voor | Zij kan aldus niet zo worden begrepen dat de vrijstelling geldt voor |
| alle onroerende goederen van vreemde Staten of internationaal | alle onroerende goederen van vreemde Staten of internationaal |
| publiekrechtelijke organisaties, zonder dat aan de voorwaarden van | publiekrechtelijke organisaties, zonder dat aan de voorwaarden van |
| artikel 231, 1°, van het W.I.B. 1992 moet worden voldaan, zoals door | artikel 231, 1°, van het W.I.B. 1992 moet worden voldaan, zoals door |
| het Vlaams Parlement en de Vlaamse Regering staande wordt gehouden. | het Vlaams Parlement en de Vlaamse Regering staande wordt gehouden. |
| De vrijstelling bedoeld in artikel 3, 1°, van de ordonnantie van 22 | De vrijstelling bedoeld in artikel 3, 1°, van de ordonnantie van 22 |
| december 1994 stemt dus in werkelijkheid overeen met die welke is | december 1994 stemt dus in werkelijkheid overeen met die welke is |
| bedoeld in artikel 253, 2°, van het W.I.B. 1992, hetgeen betekent dat | bedoeld in artikel 253, 2°, van het W.I.B. 1992, hetgeen betekent dat |
| slechts worden vrijgesteld, op voorwaarde van wederkerigheid, de | slechts worden vrijgesteld, op voorwaarde van wederkerigheid, de |
| inkomsten van onroerende goederen die een vreemde Staat heeft | inkomsten van onroerende goederen die een vreemde Staat heeft |
| aangewend tot doeleinden van de diplomatieke of consulaire zendingen, | aangewend tot doeleinden van de diplomatieke of consulaire zendingen, |
| met inbegrip van de verblijfplaats van het hoofd van de zending of het | met inbegrip van de verblijfplaats van het hoofd van de zending of het |
| hoofd van de beroepsconsulaire post. | hoofd van de beroepsconsulaire post. |
| Dit wordt overigens bevestigd in de parlementaire voorbereiding van de | Dit wordt overigens bevestigd in de parlementaire voorbereiding van de |
| ordonnantie van 22 december 1994, waarin de bevoegde Minister op de | ordonnantie van 22 december 1994, waarin de bevoegde Minister op de |
| vraag of alle eigendommen van vreemde Staten of internationale | vraag of alle eigendommen van vreemde Staten of internationale |
| instellingen zijn vrijgesteld, ongeacht hun bestemming, antwoordde « | instellingen zijn vrijgesteld, ongeacht hun bestemming, antwoordde « |
| dat alleen de eigendommen die voor publieke doeleinden worden | dat alleen de eigendommen die voor publieke doeleinden worden |
| aangewend, zijn vrijgesteld. Voor deze eigendommen ontvangt het Gewest | aangewend, zijn vrijgesteld. Voor deze eigendommen ontvangt het Gewest |
| via de dode hand een compensatie van 72 pct. De andere eigendommen | via de dode hand een compensatie van 72 pct. De andere eigendommen |
| worden voor 100 pct. belast » (Parl. St., Brusselse Hoofdstedelijke | worden voor 100 pct. belast » (Parl. St., Brusselse Hoofdstedelijke |
| Raad, 1994-1995, nr. A-312/2, p. 4; ibid., 1993-1994, nr. A-313/1, p. | Raad, 1994-1995, nr. A-312/2, p. 4; ibid., 1993-1994, nr. A-313/1, p. |
| 3). | 3). |
| Artikel 3 van de ordonnantie van 22 december 1994 voorziet in dezelfde | Artikel 3 van de ordonnantie van 22 december 1994 voorziet in dezelfde |
| vrijstelling voor de erkende rusthuizen voor bejaarden gelegen in het | vrijstelling voor de erkende rusthuizen voor bejaarden gelegen in het |
| Brusselse Hoofdstedelijke Gewest (artikel 3, 2° ), zodat die | Brusselse Hoofdstedelijke Gewest (artikel 3, 2° ), zodat die |
| rusthuizen worden onderworpen aan hetzelfde stelsel als datgene dat in | rusthuizen worden onderworpen aan hetzelfde stelsel als datgene dat in |
| de andere gewesten bestaat (Parl. St., Brusselse Hoofdstedelijke Raad, | de andere gewesten bestaat (Parl. St., Brusselse Hoofdstedelijke Raad, |
| 1994-1995, nr. A-312/2, p. 4). | 1994-1995, nr. A-312/2, p. 4). |
| B.2. De eerste prejudiciële vraag klaagt de onderscheiden behandeling | B.2. De eerste prejudiciële vraag klaagt de onderscheiden behandeling |
| aan die bestaat, op vlak van de vrijstelling van onroerende | aan die bestaat, op vlak van de vrijstelling van onroerende |
| voorheffing, tussen de gemeenschappen en de gewesten, eigenaar van | voorheffing, tussen de gemeenschappen en de gewesten, eigenaar van |
| onroerende goederen gelegen in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest, | onroerende goederen gelegen in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest, |
| enerzijds, en de vreemde Staten of internationaal publiekrechtelijke | enerzijds, en de vreemde Staten of internationaal publiekrechtelijke |
| organisaties, eigenaar van onroerende goederen gelegen in datzelfde | organisaties, eigenaar van onroerende goederen gelegen in datzelfde |
| Gewest alsook de openbare besturen of belastingplichtigen die | Gewest alsook de openbare besturen of belastingplichtigen die |
| onroerende goederen gelegen in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest | onroerende goederen gelegen in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest |
| zonder winstoogmerk gebruiken om er een erkend bejaardenoord in te | zonder winstoogmerk gebruiken om er een erkend bejaardenoord in te |
| beheren, anderzijds. Terwijl aan de eerste categorie slechts een | beheren, anderzijds. Terwijl aan de eerste categorie slechts een |
| vrijstelling van onroerende voorheffing wordt verleend ten belope van | vrijstelling van onroerende voorheffing wordt verleend ten belope van |
| 28 pct. van het kadastraal inkomen van de betrokken onroerende | 28 pct. van het kadastraal inkomen van de betrokken onroerende |
| goederen, wordt aan de tweede categorie volledige vrijstelling | goederen, wordt aan de tweede categorie volledige vrijstelling |
| verleend. Bijgevolg wordt de eerste categorie voor 72 pct. van het | verleend. Bijgevolg wordt de eerste categorie voor 72 pct. van het |
| kadastraal inkomen onderworpen aan de onroerende voorheffing alsmede | kadastraal inkomen onderworpen aan de onroerende voorheffing alsmede |
| aan de gemeentelijke opcentiemen die daarop worden berekend en aan de | aan de gemeentelijke opcentiemen die daarop worden berekend en aan de |
| opcentiemen van de Brusselse Agglomeratie. | opcentiemen van de Brusselse Agglomeratie. |
| Vermits de eerste prejudiciële vraag geen betrekking heeft op de | Vermits de eerste prejudiciële vraag geen betrekking heeft op de |
| onroerende goederen als bedoeld in artikel 2, 2°, van de ordonnantie | onroerende goederen als bedoeld in artikel 2, 2°, van de ordonnantie |
| van 22 december 1994 dient zij beperkt te worden tot de onroerende | van 22 december 1994 dient zij beperkt te worden tot de onroerende |
| goederen bedoeld in artikel 2, 1°, van dezelfde ordonnantie. | goederen bedoeld in artikel 2, 1°, van dezelfde ordonnantie. |
| B.3. Het komt de Brusselse gewestwetgever - die te dezen bevoegd is | B.3. Het komt de Brusselse gewestwetgever - die te dezen bevoegd is |
| zoals het Hof heeft geoordeeld in zijn arrest nr. 12/96 van 5 maart | zoals het Hof heeft geoordeeld in zijn arrest nr. 12/96 van 5 maart |
| 1996 - toe te bepalen welke belastingplichtigen in welke mate | 1996 - toe te bepalen welke belastingplichtigen in welke mate |
| vrijstelling van onroerende voorheffing moeten genieten. Het staat | vrijstelling van onroerende voorheffing moeten genieten. Het staat |
| niet aan het Hof te oordelen over de opportuniteit of de wenselijkheid | niet aan het Hof te oordelen over de opportuniteit of de wenselijkheid |
| van die vrijstelling. Wanneer de wetgever echter twee voldoende | van die vrijstelling. Wanneer de wetgever echter twee voldoende |
| vergelijkbare categorieën van onroerende goederen - te dezen, | vergelijkbare categorieën van onroerende goederen - te dezen, |
| onroerende goederen van de gemeenschappen en de gewesten, gelegen in | onroerende goederen van de gemeenschappen en de gewesten, gelegen in |
| het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest, die de aard van nationale | het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest, die de aard van nationale |
| domeingoederen hebben, op zichzelf niets opbrengen en voor een | domeingoederen hebben, op zichzelf niets opbrengen en voor een |
| openbare dienst of een dienst van algemeen nut worden gebruikt, | openbare dienst of een dienst van algemeen nut worden gebruikt, |
| enerzijds, en onroerende goederen, eigendom van vreemde Staten en | enerzijds, en onroerende goederen, eigendom van vreemde Staten en |
| internationale instellingen die worden aangewend voor doeleinden van | internationale instellingen die worden aangewend voor doeleinden van |
| diplomatieke of consulaire zendingen of voor een dienst van algemeen | diplomatieke of consulaire zendingen of voor een dienst van algemeen |
| nut en onroerende goederen gebruikt om, zonder winstoogmerk, er een | nut en onroerende goederen gebruikt om, zonder winstoogmerk, er een |
| erkend bejaardentehuis in te beheren, anderzijds - verschillend | erkend bejaardentehuis in te beheren, anderzijds - verschillend |
| behandelt door de laatstgenoemde categorie een volledige vrijstelling | behandelt door de laatstgenoemde categorie een volledige vrijstelling |
| toe te kennen en de eerstgenoemde slechts een gedeeltelijke | toe te kennen en de eerstgenoemde slechts een gedeeltelijke |
| vrijstelling, dan dient het Hof bij de toetsing aan de artikelen 10 en | vrijstelling, dan dient het Hof bij de toetsing aan de artikelen 10 en |
| 11 van de Grondwet te oordelen of voor dat verschil in behandeling een | 11 van de Grondwet te oordelen of voor dat verschil in behandeling een |
| verantwoording bestaat die niet kennelijk onredelijk is. | verantwoording bestaat die niet kennelijk onredelijk is. |
| B.4. Wat de onroerende goederen betreft die toebehoren aan een vreemde | B.4. Wat de onroerende goederen betreft die toebehoren aan een vreemde |
| Staat of een internationaal publiekrechtelijke organisatie, past de | Staat of een internationaal publiekrechtelijke organisatie, past de |
| volledige vrijstelling van onroerende voorheffing voor de onroerende | volledige vrijstelling van onroerende voorheffing voor de onroerende |
| goederen gelegen in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest in het kader | goederen gelegen in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest in het kader |
| van een - reeds vóór de inwerkingtreding van het Wetboek van | van een - reeds vóór de inwerkingtreding van het Wetboek van |
| inkomstenbelasting 1964 - bestaande gewoonte om, onder het voorbehoud | inkomstenbelasting 1964 - bestaande gewoonte om, onder het voorbehoud |
| van wederkerigheid, vrijstelling toe te staan van de grondbelasting en | van wederkerigheid, vrijstelling toe te staan van de grondbelasting en |
| de daarmede verbonden nationale crisisbelasting voor de onroerende | de daarmede verbonden nationale crisisbelasting voor de onroerende |
| goederen toebehorend aan vreemde Staten en gebruikt door hun | goederen toebehorend aan vreemde Staten en gebruikt door hun |
| diplomatieke vertegenwoordigers. Die vrijstelling vindt daarenboven | diplomatieke vertegenwoordigers. Die vrijstelling vindt daarenboven |
| grond in meerdere internationale verdragen (onder meer het Verdrag van | grond in meerdere internationale verdragen (onder meer het Verdrag van |
| Wenen inzake diplomatiek verkeer, het Verdrag van Wenen inzake | Wenen inzake diplomatiek verkeer, het Verdrag van Wenen inzake |
| consulair verkeer, het Protocol van 8 april 1965 betreffende de | consulair verkeer, het Protocol van 8 april 1965 betreffende de |
| voorrechten en immuniteiten van de Europese Gemeenschappen). De | voorrechten en immuniteiten van de Europese Gemeenschappen). De |
| Brusselse gewestwetgever kan bijgevolg niet worden geacht een | Brusselse gewestwetgever kan bijgevolg niet worden geacht een |
| kennelijk onredelijke maatregel te hebben genomen. | kennelijk onredelijke maatregel te hebben genomen. |
| B.5. Wat de onroerende goederen betreft die door een openbaar bestuur | B.5. Wat de onroerende goederen betreft die door een openbaar bestuur |
| of een belastingplichtige zonder winstoogmerk worden gebruikt om er | of een belastingplichtige zonder winstoogmerk worden gebruikt om er |
| een erkend bejaardenoord in te beheren, heeft de Brusselse | een erkend bejaardenoord in te beheren, heeft de Brusselse |
| gewestwetgever een einde willen maken aan de discussies aangaande de | gewestwetgever een einde willen maken aan de discussies aangaande de |
| vraag of een bejaardentehuis een « godshuis » vormt in de zin van het | vraag of een bejaardentehuis een « godshuis » vormt in de zin van het |
| toenmalige artikel 12 van het W.I.B. 1992 en aldus recht geeft op een | toenmalige artikel 12 van het W.I.B. 1992 en aldus recht geeft op een |
| vrijstelling van de onroerende voorheffing (artikel 253, eerste lid, | vrijstelling van de onroerende voorheffing (artikel 253, eerste lid, |
| 1°, van het W.I.B. 1992) (Parl. St., Brusselse Hoofdstedelijke Raad, | 1°, van het W.I.B. 1992) (Parl. St., Brusselse Hoofdstedelijke Raad, |
| 1993-1994, nr. A-313/1, pp. 3-4). De volledige vrijstelling bedoeld in | 1993-1994, nr. A-313/1, pp. 3-4). De volledige vrijstelling bedoeld in |
| artikel 3, 2°, kan bijgevolg niet als kennelijk onredelijk worden | artikel 3, 2°, kan bijgevolg niet als kennelijk onredelijk worden |
| beschouwd. | beschouwd. |
| B.6. Uit de parlementaire bespreking van artikel 117 van de bijzondere | B.6. Uit de parlementaire bespreking van artikel 117 van de bijzondere |
| wet van 16 juli 1993 (Parl. St., Senaat, 1992-1993, nr. 558/42, | wet van 16 juli 1993 (Parl. St., Senaat, 1992-1993, nr. 558/42, |
| inzonderheid pp. 16 tot 19 en de bijlage 3 « Cijfergegevens | inzonderheid pp. 16 tot 19 en de bijlage 3 « Cijfergegevens |
| betreffende de dode hand ») alsmede van het oorspronkelijke artikel 63 | betreffende de dode hand ») alsmede van het oorspronkelijke artikel 63 |
| van de bijzondere wet van 16 januari 1989 (Parl. St., Kamer, | van de bijzondere wet van 16 januari 1989 (Parl. St., Kamer, |
| 1988-1989, nr. 635/18, p. 604, en het verslag betreffende de begroting | 1988-1989, nr. 635/18, p. 604, en het verslag betreffende de begroting |
| van het Brusselse Gewest voor 1985, Parl. St., Kamer, 1984-1985, nr. | van het Brusselse Gewest voor 1985, Parl. St., Kamer, 1984-1985, nr. |
| 4-XXV/2, pp. 50-52) blijkt dat de problematiek van de zogenaamde « | 4-XXV/2, pp. 50-52) blijkt dat de problematiek van de zogenaamde « |
| dode hand », zijnde de compensatie van de niet-inning van de | dode hand », zijnde de compensatie van de niet-inning van de |
| onroerende voorheffing, voornamelijk het Brusselse Hoofdstedelijke | onroerende voorheffing, voornamelijk het Brusselse Hoofdstedelijke |
| Gewest treft. Het kan de Brusselse gewestwetgever dan ook moeilijk | Gewest treft. Het kan de Brusselse gewestwetgever dan ook moeilijk |
| worden verweten om, binnen het kader van zijn bevoegdheden, naar een | worden verweten om, binnen het kader van zijn bevoegdheden, naar een |
| oplossing te zoeken wanneer een deel van het bijzonder krediet, | oplossing te zoeken wanneer een deel van het bijzonder krediet, |
| namelijk voor de onroerende goederen van de gemeenschappen en | namelijk voor de onroerende goederen van de gemeenschappen en |
| gewesten, wegvalt. Bij het bepalen van de hoegrootheid van de | gewesten, wegvalt. Bij het bepalen van de hoegrootheid van de |
| vrijstelling heeft de Brusselse gewestwetgever zich overigens laten | vrijstelling heeft de Brusselse gewestwetgever zich overigens laten |
| leiden door het percentage gehanteerd in artikel 63 van de bijzondere | leiden door het percentage gehanteerd in artikel 63 van de bijzondere |
| financieringswet van 16 januari 1989. | financieringswet van 16 januari 1989. |
| Het onderwerpen van onroerende goederen, eigendom van de | Het onderwerpen van onroerende goederen, eigendom van de |
| gemeenschappen, gewesten of een publiekrechtelijke persoon die onder | gemeenschappen, gewesten of een publiekrechtelijke persoon die onder |
| een zodanige instelling ressorteert, aan de onroerende voorheffing ten | een zodanige instelling ressorteert, aan de onroerende voorheffing ten |
| belope van 72 pct. van het kadastraal inkomen en, als gevolg hiervan, | belope van 72 pct. van het kadastraal inkomen en, als gevolg hiervan, |
| aan de opcentiemen hierop, kan derhalve niet als onevenredig worden | aan de opcentiemen hierop, kan derhalve niet als onevenredig worden |
| beschouwd. | beschouwd. |
| B.7. De eerste prejudiciële vraag dient ontkennend te worden | B.7. De eerste prejudiciële vraag dient ontkennend te worden |
| beantwoord. | beantwoord. |
| B.8. In de tweede prejudiciële vraag wordt het Hof gevraagd of de | B.8. In de tweede prejudiciële vraag wordt het Hof gevraagd of de |
| artikelen 2 en 4 van de ordonnantie van 22 december 1994 betreffende | artikelen 2 en 4 van de ordonnantie van 22 december 1994 betreffende |
| de onroerende voorheffing de artikelen 10 en 11 van de Grondwet | de onroerende voorheffing de artikelen 10 en 11 van de Grondwet |
| schenden doordat die als gevolg hebben dat de invoering van een | schenden doordat die als gevolg hebben dat de invoering van een |
| gedeeltelijke vrijstelling van de onroerende voorheffing geen | gedeeltelijke vrijstelling van de onroerende voorheffing geen |
| negatieve financiële implicaties heeft voor het Brusselse | negatieve financiële implicaties heeft voor het Brusselse |
| Hoofdstedelijke Gewest, terwijl de invoering wel degelijk negatieve | Hoofdstedelijke Gewest, terwijl de invoering wel degelijk negatieve |
| financiële implicaties heeft voor de andere gemeenschappen en | financiële implicaties heeft voor de andere gemeenschappen en |
| gewesten. | gewesten. |
| B.9. De in het geding zijnde bepalingen maken geen onderscheid tussen | B.9. De in het geding zijnde bepalingen maken geen onderscheid tussen |
| het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest en de andere gemeenschappen en | het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest en de andere gemeenschappen en |
| gewesten. Zij zijn immers alle in dezelfde mate onderworpen aan de | gewesten. Zij zijn immers alle in dezelfde mate onderworpen aan de |
| onroerende voorheffing - en de gemeentelijke opcentiemen daarop - voor | onroerende voorheffing - en de gemeentelijke opcentiemen daarop - voor |
| wat hun onroerende goederen op het grondgebied van het Brusselse | wat hun onroerende goederen op het grondgebied van het Brusselse |
| Hoofdstedelijke Gewest betreft. | Hoofdstedelijke Gewest betreft. |
| De vaststelling dat de in het geding zijnde bepalingen geen financiële | De vaststelling dat de in het geding zijnde bepalingen geen financiële |
| gevolgen hebben voor het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest en wel voor | gevolgen hebben voor het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest en wel voor |
| de andere gemeenschappen en gewesten is het logische gevolg van het | de andere gemeenschappen en gewesten is het logische gevolg van het |
| feit dat het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest niet enkel | feit dat het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest niet enkel |
| belastingplichtige is, zoals de andere gemeenschappen en gewesten, | belastingplichtige is, zoals de andere gemeenschappen en gewesten, |
| maar in casu tevens als belastingheffende overheid optreedt. | maar in casu tevens als belastingheffende overheid optreedt. |
| B.10. De tweede prejudiciële vraag dient ontkennend te worden | B.10. De tweede prejudiciële vraag dient ontkennend te worden |
| beantwoord. | beantwoord. |
| Om die redenen, | Om die redenen, |
| het Hof | het Hof |
| zegt voor recht : | zegt voor recht : |
| De artikelen 2, 1°, 3 en 4 van de ordonnantie van het Brusselse | De artikelen 2, 1°, 3 en 4 van de ordonnantie van het Brusselse |
| Hoofdstedelijke Gewest van 22 december 1994 betreffende de onroerende | Hoofdstedelijke Gewest van 22 december 1994 betreffende de onroerende |
| voorheffing schenden de artikelen 10 en 11 van de Grondwet niet. | voorheffing schenden de artikelen 10 en 11 van de Grondwet niet. |
| Aldus uitgesproken in het Nederlands en het Frans, overeenkomstig | Aldus uitgesproken in het Nederlands en het Frans, overeenkomstig |
| artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het | artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het |
| Arbitragehof, op de openbare terechtzitting van 28 september 2005. | Arbitragehof, op de openbare terechtzitting van 28 september 2005. |
| De griffier, | De griffier, |
| P.-Y. Dutilleux. | P.-Y. Dutilleux. |
| De voorzitter, | De voorzitter, |
| A. Arts. | A. Arts. |