Etaamb.openjustice.be
Meertalige weergave van Arrest van --
← Terug naar "Uittreksel uit arrest nr. 88/2005 van 11 mei 2005 Rolnummers 2822, 2996 en 3017 In zake : - de prejudiciële vraag over de wet van 24 juli 1987 betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van werkneme - de prejudiciële vragen betreffende de artikelen 46, § 1, en 47 van de arbeidsongevallenwet v(...)"
Uittreksel uit arrest nr. 88/2005 van 11 mei 2005 Rolnummers 2822, 2996 en 3017 In zake : - de prejudiciële vraag over de wet van 24 juli 1987 betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van werkneme - de prejudiciële vragen betreffende de artikelen 46, § 1, en 47 van de arbeidsongevallenwet v(...) Uittreksel uit arrest nr. 88/2005 van 11 mei 2005 Rolnummers 2822, 2996 en 3017 In zake : - de prejudiciële vraag over de wet van 24 juli 1987 betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van werkneme - de prejudiciële vragen betreffende de artikelen 46, § 1, en 47 van de arbeidsongevallenwet v(...)
ARBITRAGEHOF ARBITRAGEHOF
Uittreksel uit arrest nr. 88/2005 van 11 mei 2005 Uittreksel uit arrest nr. 88/2005 van 11 mei 2005
Rolnummers 2822, 2996 en 3017 Rolnummers 2822, 2996 en 3017
In zake : In zake :
- de prejudiciële vraag over de wet van 24 juli 1987 betreffende de - de prejudiciële vraag over de wet van 24 juli 1987 betreffende de
tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van
werknemers ten behoeve van gebruikers, gesteld door het Hof van Beroep werknemers ten behoeve van gebruikers, gesteld door het Hof van Beroep
te Bergen; te Bergen;
- de prejudiciële vragen betreffende de artikelen 46, § 1, en 47 van - de prejudiciële vragen betreffende de artikelen 46, § 1, en 47 van
de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971, gesteld door het Hof van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971, gesteld door het Hof van
Beroep te Antwerpen en door het Hof van Beroep te Bergen. Beroep te Antwerpen en door het Hof van Beroep te Bergen.
Het Arbitragehof, Het Arbitragehof,
samengesteld uit rechter P. Martens, waarnemend voorzitter, en samengesteld uit rechter P. Martens, waarnemend voorzitter, en
voorzitter A. Arts, en de rechters R. Henneuse, M. Bossuyt, E. De voorzitter A. Arts, en de rechters R. Henneuse, M. Bossuyt, E. De
Groot, L. Lavrysen, A. Alen, J.-P. Snappe, J.-P. Moerman en J. Groot, L. Lavrysen, A. Alen, J.-P. Snappe, J.-P. Moerman en J.
Spreutels, bijgestaan door de griffier L. Potoms, onder Spreutels, bijgestaan door de griffier L. Potoms, onder
voorzitterschap van rechter P. Martens, voorzitterschap van rechter P. Martens,
wijst na beraad het volgende arrest : wijst na beraad het volgende arrest :
I. Onderwerp van de prejudiciële vragen en rechtspleging I. Onderwerp van de prejudiciële vragen en rechtspleging
a. Bij arrest van 28 oktober 2003 in zake V. Stassin en de n.v. Statri a. Bij arrest van 28 oktober 2003 in zake V. Stassin en de n.v. Statri
in vereffening tegen M. Hrunanski en anderen, waarvan de expeditie ter in vereffening tegen M. Hrunanski en anderen, waarvan de expeditie ter
griffie van het Arbitragehof is ingekomen op 5 november 2003, heeft griffie van het Arbitragehof is ingekomen op 5 november 2003, heeft
het Hof van Beroep te Bergen de volgende prejudiciële vraag gesteld : het Hof van Beroep te Bergen de volgende prejudiciële vraag gesteld :
« Schendt de wet van 24 juli 1987 betreffende de tijdelijke arbeid, de « Schendt de wet van 24 juli 1987 betreffende de tijdelijke arbeid, de
uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van werknemers ten uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van werknemers ten
behoeve van gebruikers, doordat zij de fictie in het leven roept behoeve van gebruikers, doordat zij de fictie in het leven roept
volgens welke de gebruiker in wiens bedrijf de uitzendkracht is volgens welke de gebruiker in wiens bedrijf de uitzendkracht is
tewerkgesteld niet diens werkgever is, de artikelen 10 en 11 van de tewerkgesteld niet diens werkgever is, de artikelen 10 en 11 van de
Grondwet, in die zin dat wanneer de uitzendkracht een arbeidsongeval Grondwet, in die zin dat wanneer de uitzendkracht een arbeidsongeval
overkomt, artikel 46 van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971 overkomt, artikel 46 van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971
niet zou worden toegepast, wat tot gevolg heeft dat in die niet zou worden toegepast, wat tot gevolg heeft dat in die
aangelegenheid een discriminatie wordt ingevoerd tussen, enerzijds, de aangelegenheid een discriminatie wordt ingevoerd tussen, enerzijds, de
werkgever die als dusdanig beschouwd wordt in de wet betreffende de werkgever die als dusdanig beschouwd wordt in de wet betreffende de
arbeidsovereenkomsten en, anderzijds, de gebruiker bij wie de arbeidsovereenkomsten en, anderzijds, de gebruiker bij wie de
uitzendkracht tegen beloning is tewerkgesteld onder diens gezag, uitzendkracht tegen beloning is tewerkgesteld onder diens gezag,
waardoor een arbeidsovereenkomst ontstaat in de zin van de artikelen waardoor een arbeidsovereenkomst ontstaat in de zin van de artikelen
2, 3, 4 en 5 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de 2, 3, 4 en 5 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de
arbeidsovereenkomsten, zelfs indien de uitzendkracht de uiteindelijke arbeidsovereenkomsten, zelfs indien de uitzendkracht de uiteindelijke
beloning ontvangt via het uitzendbedrijf ? ». beloning ontvangt via het uitzendbedrijf ? ».
b. Bij arrest van 6 mei 2004 in zake de Belgische Staat en anderen b. Bij arrest van 6 mei 2004 in zake de Belgische Staat en anderen
tegen P. Debie en anderen, waarvan de expeditie ter griffie van het tegen P. Debie en anderen, waarvan de expeditie ter griffie van het
Arbitragehof is ingekomen op 12 mei 2004, heeft het Hof van Beroep te Arbitragehof is ingekomen op 12 mei 2004, heeft het Hof van Beroep te
Antwerpen de volgende prejudiciële vragen gesteld : Antwerpen de volgende prejudiciële vragen gesteld :
1. « Schendt artikel 46, § 1, van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1. « Schendt artikel 46, § 1, van de arbeidsongevallenwet van 10 april
1971 de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre, enerzijds, een 1971 de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre, enerzijds, een
gewone werknemer die het slachtoffer is van een arbeidsongeval, zijn gewone werknemer die het slachtoffer is van een arbeidsongeval, zijn
werkgever, diens lasthebbers en aangestelden slechts kan aanspreken werkgever, diens lasthebbers en aangestelden slechts kan aanspreken
inzake ' burgerlijke aansprakelijkheid ' in de beperkte gevallen inzake ' burgerlijke aansprakelijkheid ' in de beperkte gevallen
opgesomd in artikel 46, § 1, van de arbeidsongevallenwet en in zoverre opgesomd in artikel 46, § 1, van de arbeidsongevallenwet en in zoverre
een uitzendkracht daarentegen altijd een rechtsvordering inzake ' een uitzendkracht daarentegen altijd een rechtsvordering inzake '
burgerlijke aansprakelijkheid ' kan instellen tegen de burgerlijke aansprakelijkheid ' kan instellen tegen de
persoon-gebruiker, diens lasthebbers en aangestelden ? »; persoon-gebruiker, diens lasthebbers en aangestelden ? »;
2. « Schendt artikel 47 van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971 2. « Schendt artikel 47 van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971
de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre de verzekeraar van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre de verzekeraar van
een uitzendkracht uitkeringen gedaan naar aanleiding van een een uitzendkracht uitkeringen gedaan naar aanleiding van een
arbeidsongeval, deze overeenkomstig artikel 47 van de arbeidsongeval, deze overeenkomstig artikel 47 van de
Arbeidsongevallenwet kan terugvorderen van de persoon-gebruiker, Arbeidsongevallenwet kan terugvorderen van de persoon-gebruiker,
terwijl de werkgever in geen enkel geval door zijn terwijl de werkgever in geen enkel geval door zijn
arbeidsongevallenverzekeraar zal kunnen worden aangesproken tot arbeidsongevallenverzekeraar zal kunnen worden aangesproken tot
terugbetaling van de vergoedingen uitgekeerd aan een gewoon werknemer terugbetaling van de vergoedingen uitgekeerd aan een gewoon werknemer
in het kader van de arbeidsongevallenwet ? ». in het kader van de arbeidsongevallenwet ? ».
c. Bij arrest van 9 juni 2004 in zake het openbaar ministerie en F. c. Bij arrest van 9 juni 2004 in zake het openbaar ministerie en F.
Baumans en de n.v. Axa Royale Belge tegen H. Grenson en anderen, Baumans en de n.v. Axa Royale Belge tegen H. Grenson en anderen,
waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is ingekomen op waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is ingekomen op
11 juni 2004, heeft het Hof van Beroep te Bergen de volgende 11 juni 2004, heeft het Hof van Beroep te Bergen de volgende
prejudiciële vraag gesteld : prejudiciële vraag gesteld :
« Geeft artikel 46, § 1, 4°, van de arbeidsongevallenwet van 10 april « Geeft artikel 46, § 1, 4°, van de arbeidsongevallenwet van 10 april
1971 geen aanleiding tot discriminatie - en bijgevolg, schendt het 1971 geen aanleiding tot discriminatie - en bijgevolg, schendt het
niet de artikelen 10 en 11 van de Grondwet - tussen, enerzijds, de niet de artikelen 10 en 11 van de Grondwet - tussen, enerzijds, de
werkgever als zodanig in de zin van de wet van 3 juli 1978 betreffende werkgever als zodanig in de zin van de wet van 3 juli 1978 betreffende
de arbeidsovereenkomsten en, anderzijds, de gebruiker van een de arbeidsovereenkomsten en, anderzijds, de gebruiker van een
uitzendkracht, doordat het moet worden toegepast in het eerste geval uitzendkracht, doordat het moet worden toegepast in het eerste geval
en niet in het tweede, rekening houdend : en niet in het tweede, rekening houdend :
1) met de fictie die wordt gecreëerd door de wet van 24 juli 1987 1) met de fictie die wordt gecreëerd door de wet van 24 juli 1987
betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter
beschikking stellen van werknemers ten behoeve van gebruikers, volgens beschikking stellen van werknemers ten behoeve van gebruikers, volgens
welke de gebruiker in wiens bedrijf de uitzendkracht arbeid verricht, welke de gebruiker in wiens bedrijf de uitzendkracht arbeid verricht,
niet diens werkgever is, aangezien hij ten opzichte van die laatste niet diens werkgever is, aangezien hij ten opzichte van die laatste
als een derde wordt beschouwd; als een derde wordt beschouwd;
2) met de bewoordingen van de wet van 3 juli 1978 betreffende de 2) met de bewoordingen van de wet van 3 juli 1978 betreffende de
arbeidsovereenkomsten, volgens welke het gebruiken van een arbeidsovereenkomsten, volgens welke het gebruiken van een
uitzendkracht, die onder het gezag van de gebruiker tegen loon arbeid uitzendkracht, die onder het gezag van de gebruiker tegen loon arbeid
verricht, een arbeidsovereenkomst doet ontstaan in de zin van de verricht, een arbeidsovereenkomst doet ontstaan in de zin van de
artikelen 2, 3, 4 en 5 van die wet, ook al wordt het loon via het artikelen 2, 3, 4 en 5 van die wet, ook al wordt het loon via het
uitzendbureau aan de uitzendkracht betaald ? ». uitzendbureau aan de uitzendkracht betaald ? ».
Die zaken, ingeschreven onder de nummers 2822, 2996 en 3017 van de rol Die zaken, ingeschreven onder de nummers 2822, 2996 en 3017 van de rol
van het Hof, werden samengevoegd. van het Hof, werden samengevoegd.
(...) (...)
III. In rechte III. In rechte
(...) (...)
Ten aanzien van de in het geding zijnde bepalingen Ten aanzien van de in het geding zijnde bepalingen
B.1.1. Artikel 46, § 1, van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971 B.1.1. Artikel 46, § 1, van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971
bepaalde, ten tijde van de aan de verwijzende rechters voorgelegde bepaalde, ten tijde van de aan de verwijzende rechters voorgelegde
feiten : feiten :
« Ongeacht de uit deze wet voortvloeiende rechten blijft de « Ongeacht de uit deze wet voortvloeiende rechten blijft de
rechtsvordering inzake burgerlijke aansprakelijkheid mogelijk voor de rechtsvordering inzake burgerlijke aansprakelijkheid mogelijk voor de
getroffene of zijn rechthebbenden : getroffene of zijn rechthebbenden :
1° tegen de werkgever die het arbeidsongeval opzettelijk heeft 1° tegen de werkgever die het arbeidsongeval opzettelijk heeft
veroorzaakt of die opzettelijk een ongeval heeft veroorzaakt dat een veroorzaakt of die opzettelijk een ongeval heeft veroorzaakt dat een
arbeidsongeval tot gevolg heeft; arbeidsongeval tot gevolg heeft;
2° tegen de werkgever wanneer het arbeidsongeval schade aan goederen 2° tegen de werkgever wanneer het arbeidsongeval schade aan goederen
van de werknemer heeft veroorzaakt; van de werknemer heeft veroorzaakt;
3° tegen de lasthebber of aangestelde van de werkgever die het 3° tegen de lasthebber of aangestelde van de werkgever die het
arbeidsongeval opzettelijk heeft veroorzaakt; arbeidsongeval opzettelijk heeft veroorzaakt;
4° tegen de personen, andere dan de werkgever, zijn lasthebbers of 4° tegen de personen, andere dan de werkgever, zijn lasthebbers of
aangestelden, die voor het ongeval aansprakelijk zijn; aangestelden, die voor het ongeval aansprakelijk zijn;
5° tegen de werkgever, zijn lasthebbers of aangestelden, wanneer het 5° tegen de werkgever, zijn lasthebbers of aangestelden, wanneer het
ongeval zich voordoet op de weg naar en van het werk ». ongeval zich voordoet op de weg naar en van het werk ».
B.1.2. In geval van een arbeidsongeval dat zich niet voordoet op de B.1.2. In geval van een arbeidsongeval dat zich niet voordoet op de
weg naar en van het werk, beschermt die bepaling de werkgever, zijn weg naar en van het werk, beschermt die bepaling de werkgever, zijn
lasthebber en zijn aangestelde tegen elke rechtsvordering inzake lasthebber en zijn aangestelde tegen elke rechtsvordering inzake
burgerlijke aansprakelijkheid die wordt ingesteld door het slachtoffer burgerlijke aansprakelijkheid die wordt ingesteld door het slachtoffer
van dat ongeval of door de in de artikelen 12 tot 17 van de van dat ongeval of door de in de artikelen 12 tot 17 van de
arbeidsongevallenwet van 10 april 1971 beoogde rechthebbenden van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971 beoogde rechthebbenden van de
overleden werknemer. overleden werknemer.
B.1.3. Tegen de werkgever is een dergelijke rechtsvordering inzake B.1.3. Tegen de werkgever is een dergelijke rechtsvordering inzake
burgerlijke aansprakelijkheid immers enkel toegestaan wanneer de burgerlijke aansprakelijkheid immers enkel toegestaan wanneer de
werkgever het arbeidsongeval opzettelijk heeft veroorzaakt of werkgever het arbeidsongeval opzettelijk heeft veroorzaakt of
opzettelijk een ongeval heeft veroorzaakt dat een arbeidsongeval tot opzettelijk een ongeval heeft veroorzaakt dat een arbeidsongeval tot
gevolg heeft (artikel 46, § 1, 1°) of wanneer het arbeidsongeval gevolg heeft (artikel 46, § 1, 1°) of wanneer het arbeidsongeval
schade aan goederen van de werknemer heeft veroorzaakt (artikel 46, § schade aan goederen van de werknemer heeft veroorzaakt (artikel 46, §
1, 2°). 1, 2°).
Naast die gevallen is de werkgever, volgens artikel 46, § 1, zoals het Naast die gevallen is de werkgever, volgens artikel 46, § 1, zoals het
van kracht was op het ogenblik van de aan de verwijzende rechter van kracht was op het ogenblik van de aan de verwijzende rechter
voorgelegde feiten, gevrijwaard tegen een aansprakelijkheidsvordering voorgelegde feiten, gevrijwaard tegen een aansprakelijkheidsvordering
inzake de vergoeding van de schade die niet gedekt is door de inzake de vergoeding van de schade die niet gedekt is door de
forfaitaire schadeloosstelling die verschuldigd is krachtens de forfaitaire schadeloosstelling die verschuldigd is krachtens de
arbeidsongevallenwet van 10 april 1971. arbeidsongevallenwet van 10 april 1971.
B.1.4. Tegen de lasthebber of de aangestelde van de werkgever is een B.1.4. Tegen de lasthebber of de aangestelde van de werkgever is een
dergelijke rechtsvordering inzake burgerlijke aansprakelijkheid dergelijke rechtsvordering inzake burgerlijke aansprakelijkheid
slechts mogelijk wanneer zij het arbeidsongeval opzettelijk hebben slechts mogelijk wanneer zij het arbeidsongeval opzettelijk hebben
veroorzaakt (artikel 46, § 1, 3°). veroorzaakt (artikel 46, § 1, 3°).
In de andere gevallen zijn de lasthebber en de aangestelde van de In de andere gevallen zijn de lasthebber en de aangestelde van de
werkgever, volgens artikel 46, § 1, zoals het van kracht was op het werkgever, volgens artikel 46, § 1, zoals het van kracht was op het
ogenblik van de aan de verwijzende rechter voorgelegde feiten, ogenblik van de aan de verwijzende rechter voorgelegde feiten,
gevrijwaard tegen die aansprakelijkheidsvordering. gevrijwaard tegen die aansprakelijkheidsvordering.
B.2.1. Artikel 47 van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971 B.2.1. Artikel 47 van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971
bepaalde op het ogenblik van de feiten die aan de verwijzende rechter bepaalde op het ogenblik van de feiten die aan de verwijzende rechter
in de zaak nr. 2996 zijn voorgelegd : in de zaak nr. 2996 zijn voorgelegd :
« De verzekeraar en het Fonds voor arbeidsongevallen kunnen een « De verzekeraar en het Fonds voor arbeidsongevallen kunnen een
rechtsvordering instellen tegen de voor het arbeidsongeval rechtsvordering instellen tegen de voor het arbeidsongeval
aansprakelijke tot beloop van de krachtens artikel 46, § 2, eerste aansprakelijke tot beloop van de krachtens artikel 46, § 2, eerste
lid, gedane uitkeringen, de ermee overeenstemmende kapitalen, alsmede lid, gedane uitkeringen, de ermee overeenstemmende kapitalen, alsmede
de bedragen en kapitalen bedoeld bij de artikelen 42bis, 51bis, 51ter de bedragen en kapitalen bedoeld bij de artikelen 42bis, 51bis, 51ter
en 59quinquies. en 59quinquies.
Zij kunnen die burgerlijke vordering instellen op dezelfde wijze als Zij kunnen die burgerlijke vordering instellen op dezelfde wijze als
het slachtoffer of zijn rechthebbenden en worden gesubrogeerd in de het slachtoffer of zijn rechthebbenden en worden gesubrogeerd in de
rechten die de getroffene of zijn rechthebbenden bij niet-vergoeding rechten die de getroffene of zijn rechthebbenden bij niet-vergoeding
overeenkomstig, artikel 46, § 2, eerste lid, krachtens het gemene overeenkomstig, artikel 46, § 2, eerste lid, krachtens het gemene
recht, hadden kunnen uitoefenen ». recht, hadden kunnen uitoefenen ».
B.2.2. Volgens die bepaling kan de werkgever van een werknemer enkel B.2.2. Volgens die bepaling kan de werkgever van een werknemer enkel
in de in B.1.3 vermelde gevallen ertoe worden gehouden aan de in de in B.1.3 vermelde gevallen ertoe worden gehouden aan de
wetsverzekeraar de vergoedingen terug te betalen die zijn bedoeld in wetsverzekeraar de vergoedingen terug te betalen die zijn bedoeld in
artikel 46, § 2, eerste lid, van de arbeidsongevallenwet van 10 april artikel 46, § 2, eerste lid, van de arbeidsongevallenwet van 10 april
1971 en die de laatstgenoemde aan die werknemer heeft uitbetaald als 1971 en die de laatstgenoemde aan die werknemer heeft uitbetaald als
gevolg van een arbeidsongeval dat zich niet op de weg naar en van het gevolg van een arbeidsongeval dat zich niet op de weg naar en van het
werk heeft voorgedaan. werk heeft voorgedaan.
B.3.1. De artikelen 7 en 8, eerste lid, van de wet van 24 juli 1987 B.3.1. De artikelen 7 en 8, eerste lid, van de wet van 24 juli 1987
betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter
beschikking stellen van werknemers ten behoeve van gebruikers, zijn beschikking stellen van werknemers ten behoeve van gebruikers, zijn
als volgt geformuleerd : als volgt geformuleerd :
«

Art. 7.Voor de toepassing van deze wet, wordt verstaan onder :

«

Art. 7.Voor de toepassing van deze wet, wordt verstaan onder :

1° uitzendbureau : de onderneming waarvan de activiteit erin bestaat 1° uitzendbureau : de onderneming waarvan de activiteit erin bestaat
uitzendkrachten in dienst te nemen om hen ter beschikking van uitzendkrachten in dienst te nemen om hen ter beschikking van
gebruikers te stellen met het oog op de uitvoering van een bij of gebruikers te stellen met het oog op de uitvoering van een bij of
krachtens hoofdstuk I van deze wet toegelaten tijdelijke arbeid; krachtens hoofdstuk I van deze wet toegelaten tijdelijke arbeid;
2° arbeidsovereenkomst voor uitzendarbeid : de overeenkomst waarbij 2° arbeidsovereenkomst voor uitzendarbeid : de overeenkomst waarbij
een uitzendkracht zich tegenover een uitzendbureau verbindt om, tegen een uitzendkracht zich tegenover een uitzendbureau verbindt om, tegen
loon, een bij of krachtens hoofdstuk I van deze wet toegelaten loon, een bij of krachtens hoofdstuk I van deze wet toegelaten
tijdelijke arbeid bij een gebruiker te verrichten; tijdelijke arbeid bij een gebruiker te verrichten;
3° uitzendkracht : de werknemer die zich door een arbeidsovereenkomst 3° uitzendkracht : de werknemer die zich door een arbeidsovereenkomst
voor uitzendarbeid verbindt om ter beschikking van één of meer voor uitzendarbeid verbindt om ter beschikking van één of meer
gebruikers te worden gesteld. gebruikers te worden gesteld.

Art. 8.Geen bewijs wordt toegelaten tegen het vermoeden dat de

Art. 8.Geen bewijs wordt toegelaten tegen het vermoeden dat de

overeenkomst bedoeld onder artikel 7, 2°, een arbeidsovereenkomst is. overeenkomst bedoeld onder artikel 7, 2°, een arbeidsovereenkomst is.
[...] ». [...] ».
B.3.2. Uit die bepalingen volgt dat het uitzendbureau de werkgever van B.3.2. Uit die bepalingen volgt dat het uitzendbureau de werkgever van
de uitzendkracht is. Laatstgenoemde blijft onder het gezag van dat de uitzendkracht is. Laatstgenoemde blijft onder het gezag van dat
bedrijf, ondanks het feit dat de gebruiker hem richtlijnen kan geven bedrijf, ondanks het feit dat de gebruiker hem richtlijnen kan geven
(Parl. St., Kamer, 1974-1975, nr. 627/1, p. 6, en Parl. St., Kamer, (Parl. St., Kamer, 1974-1975, nr. 627/1, p. 6, en Parl. St., Kamer,
1986-1987, nr. 762/1, p. 5). 1986-1987, nr. 762/1, p. 5).
B.4. Uit de combinatie van de bepalingen die zijn vermeld in B.1.1 en B.4. Uit de combinatie van de bepalingen die zijn vermeld in B.1.1 en
B.3.1, volgt dat, wanneer zich een arbeidsongeval voordoet waarvan een B.3.1, volgt dat, wanneer zich een arbeidsongeval voordoet waarvan een
uitzendkracht het slachtoffer is, de gebruiker van de laatstgenoemde, uitzendkracht het slachtoffer is, de gebruiker van de laatstgenoemde,
de lasthebber en de aangestelde van die gebruiker als dusdanig niet de de lasthebber en de aangestelde van die gebruiker als dusdanig niet de
in B.1.2 tot B.1.4 beschreven immuniteit kunnen genieten. in B.1.2 tot B.1.4 beschreven immuniteit kunnen genieten.
B.5. Een van de tussenkomende partijen voor het Hof in de zaak nr. B.5. Een van de tussenkomende partijen voor het Hof in de zaak nr.
2822 voert het discriminerende karakter aan van twee verschillen in 2822 voert het discriminerende karakter aan van twee verschillen in
behandeling die niet zijn vermeld in de prejudiciële vraag die in die behandeling die niet zijn vermeld in de prejudiciële vraag die in die
zaak is gesteld en die twee categorieën van werknemers of hun zaak is gesteld en die twee categorieën van werknemers of hun
rechthebbenden tegenover elkaar stellen. rechthebbenden tegenover elkaar stellen.
Een tussenkomende partij voor het Hof vermag de inhoud van een Een tussenkomende partij voor het Hof vermag de inhoud van een
prejudiciële vraag niet te wijzigen. Het Hof beperkt zijn toetsing tot prejudiciële vraag niet te wijzigen. Het Hof beperkt zijn toetsing tot
de verschillen in behandeling die in de prejudiciële vragen zijn de verschillen in behandeling die in de prejudiciële vragen zijn
vermeld. vermeld.
Over het verschil in behandeling dat aan de drie zaken Over het verschil in behandeling dat aan de drie zaken
gemeenschappelijk is gemeenschappelijk is
B.6. Het Hof wordt in de drie samengevoegde zaken verzocht zich uit te B.6. Het Hof wordt in de drie samengevoegde zaken verzocht zich uit te
spreken over het verschil in behandeling tussen de werkgever van een spreken over het verschil in behandeling tussen de werkgever van een
werknemer die niet als uitzendkracht kan worden gekwalificeerd en de werknemer die niet als uitzendkracht kan worden gekwalificeerd en de
gebruiker van een uitzendkracht, in zoverre enkel de eerstgenoemde gebruiker van een uitzendkracht, in zoverre enkel de eerstgenoemde
aanspraak kan maken op de hierboven beschreven immuniteit. aanspraak kan maken op de hierboven beschreven immuniteit.
B.7.1. Volgens de Ministerraad is die gebruiker, op het vlak van B.7.1. Volgens de Ministerraad is die gebruiker, op het vlak van
arbeidsongevallen, niet voldoende vergelijkbaar met die werkgever. arbeidsongevallen, niet voldoende vergelijkbaar met die werkgever.
B.7.2. De omstandigheid dat de rechten die de uitzendkracht kan B.7.2. De omstandigheid dat de rechten die de uitzendkracht kan
opeisen ten aanzien van het uitzendbureau - dat zijn enige werkgever opeisen ten aanzien van het uitzendbureau - dat zijn enige werkgever
is - verschillend zijn van diegene die hij kan doen gelden ten aanzien is - verschillend zijn van diegene die hij kan doen gelden ten aanzien
van de gebruiker, is niet relevant om te oordelen of de categorieën van de gebruiker, is niet relevant om te oordelen of de categorieën
van personen die aan het Hof worden voorgelegd, met elkaar van personen die aan het Hof worden voorgelegd, met elkaar
vergelijkbaar zijn. vergelijkbaar zijn.
Hetzelfde geldt voor de omstandigheid dat de reglementering van de Hetzelfde geldt voor de omstandigheid dat de reglementering van de
uitzendarbeid tal van regels bevat die verschillen van de regels die uitzendarbeid tal van regels bevat die verschillen van de regels die
van toepassing zijn op de gewone arbeidsverhouding. van toepassing zijn op de gewone arbeidsverhouding.
B.7.3. Het Hof merkt overigens op dat de beide categorieën van B.7.3. Het Hof merkt overigens op dat de beide categorieën van
personen aan de werknemers die voor hun rekening prestaties personen aan de werknemers die voor hun rekening prestaties
verrichten, richtlijnen kunnen geven in verband met de uitvoering van verrichten, richtlijnen kunnen geven in verband met de uitvoering van
dat werk, dat die werknemers en hun rechthebbenden aanspraak kunnen dat werk, dat die werknemers en hun rechthebbenden aanspraak kunnen
maken op forfaitaire vergoedingen bedoeld in de arbeidsongevallenwet maken op forfaitaire vergoedingen bedoeld in de arbeidsongevallenwet
van 10 april 1971, ongeacht of de arbeidsovereenkomst waardoor de van 10 april 1971, ongeacht of de arbeidsovereenkomst waardoor de
werknemer op het ogenblik van het ongeval verbonden was, al dan niet werknemer op het ogenblik van het ongeval verbonden was, al dan niet
het karakter van een arbeidsovereenkomst voor uitzendarbeid had, en het karakter van een arbeidsovereenkomst voor uitzendarbeid had, en
dat, gedurende de periode waarin de uitzendkracht bij de gebruiker dat, gedurende de periode waarin de uitzendkracht bij de gebruiker
werkt, laatstgenoemde verantwoordelijk is voor de toepassing van de werkt, laatstgenoemde verantwoordelijk is voor de toepassing van de
bepalingen van de wetgeving inzake de reglementering en de bescherming bepalingen van de wetgeving inzake de reglementering en de bescherming
van de arbeid welke gelden op de werkplaats, in het bijzonder die van de arbeid welke gelden op de werkplaats, in het bijzonder die
welke betrekking heeft op de gezondheid en de veiligheid van de welke betrekking heeft op de gezondheid en de veiligheid van de
werknemers alsmede op de salubriteit van het werk en van de werknemers alsmede op de salubriteit van het werk en van de
werkplaatsen (artikel 19 van de wet van 24 juli 1987). werkplaatsen (artikel 19 van de wet van 24 juli 1987).
Die omstandigheden volstaan om te oordelen dat de situatie van de Die omstandigheden volstaan om te oordelen dat de situatie van de
gebruiker van een uitzendkracht, inzake arbeidsongevallen, gebruiker van een uitzendkracht, inzake arbeidsongevallen,
vergelijkbaar is met die van de werkgever van een werknemer die niet vergelijkbaar is met die van de werkgever van een werknemer die niet
als uitzendkracht kan worden gekwalificeerd. als uitzendkracht kan worden gekwalificeerd.
B.8.1. Het systeem van de vaste vergoeding van schade die voortvloeit B.8.1. Het systeem van de vaste vergoeding van schade die voortvloeit
uit een arbeidsongeval, heeft tot doel het inkomen van de werknemer te uit een arbeidsongeval, heeft tot doel het inkomen van de werknemer te
beschermen tegen een mogelijk professioneel risico zelfs indien het beschermen tegen een mogelijk professioneel risico zelfs indien het
ongeval gebeurt door de schuld van die werknemer of van een collega, ongeval gebeurt door de schuld van die werknemer of van een collega,
alsook de sociale vrede en de arbeidsverhoudingen binnen de bedrijven alsook de sociale vrede en de arbeidsverhoudingen binnen de bedrijven
te handhaven door een toename van het aantal processen inzake te handhaven door een toename van het aantal processen inzake
aansprakelijkheid uit te sluiten. aansprakelijkheid uit te sluiten.
B.8.2. De financiering van dat systeem komt toe aan de werkgevers die, B.8.2. De financiering van dat systeem komt toe aan de werkgevers die,
krachtens de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971, verplicht zijn krachtens de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971, verplicht zijn
een verzekering inzake arbeidsongevallen af te sluiten en de kosten een verzekering inzake arbeidsongevallen af te sluiten en de kosten
van de premies te dragen. De werknemer zal zich, in geval van ongeval, van de premies te dragen. De werknemer zal zich, in geval van ongeval,
tot de wetsverzekeraar wenden. tot de wetsverzekeraar wenden.
Het is de bekommernis om de financiële last, die het gevolg is van die Het is de bekommernis om de financiële last, die het gevolg is van die
verzekering, niet te verzwaren door een eventuele gemeenrechtelijke verzekering, niet te verzwaren door een eventuele gemeenrechtelijke
vergoedingsverplichting, die de wetgever ertoe heeft gebracht de vergoedingsverplichting, die de wetgever ertoe heeft gebracht de
gevallen te beperken waarin de werkgever burgerlijk aansprakelijk kan gevallen te beperken waarin de werkgever burgerlijk aansprakelijk kan
worden gesteld. worden gesteld.
B.9.1. De wet van 24 juli 1987 neemt de meeste bepalingen over van de B.9.1. De wet van 24 juli 1987 neemt de meeste bepalingen over van de
wet van 28 juni 1976 houdende voorlopige regeling van de tijdelijke wet van 28 juni 1976 houdende voorlopige regeling van de tijdelijke
arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van werknemers arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van werknemers
ten behoeve van gebruikers. ten behoeve van gebruikers.
B.9.2. In het advies dat de afdeling wetgeving van de Raad van State B.9.2. In het advies dat de afdeling wetgeving van de Raad van State
heeft uitgebracht over het voorontwerp van wet dat de voormelde wet heeft uitgebracht over het voorontwerp van wet dat de voormelde wet
van 28 juni 1976 is geworden, werd in verband met de uitzendbureaus van 28 juni 1976 is geworden, werd in verband met de uitzendbureaus
opgemerkt : opgemerkt :
« Het ontwerp opteert voor hun institutionalisering. De uitzendbureaus « Het ontwerp opteert voor hun institutionalisering. De uitzendbureaus
worden officieel toelaatbaar geacht maar in ruil daarvoor worden ze in worden officieel toelaatbaar geacht maar in ruil daarvoor worden ze in
alle omstandigheden tot werkgever van de uitzendkrachten gemaakt. Het alle omstandigheden tot werkgever van de uitzendkrachten gemaakt. Het
hoeft geen betoog dat een zodanige keuze een erg belangrijke innovatie hoeft geen betoog dat een zodanige keuze een erg belangrijke innovatie
betekent op het vlak zowel van de arbeidsovereenkomstenwetgeving als betekent op het vlak zowel van de arbeidsovereenkomstenwetgeving als
van de arbeidsbemiddeling in ruime zin. van de arbeidsbemiddeling in ruime zin.
[...] [...]
Door het uitzendbureau als werkgever aan te duiden, wordt de figuur Door het uitzendbureau als werkgever aan te duiden, wordt de figuur
van de werkgever als het ware ontdubbeld waarbij, afstand nemende van van de werkgever als het ware ontdubbeld waarbij, afstand nemende van
de economische realiteit, de relatie tussen werknemer en werkgever tot de economische realiteit, de relatie tussen werknemer en werkgever tot
een zuiver juridische en voor een deel fictieve relatie wordt herleid. een zuiver juridische en voor een deel fictieve relatie wordt herleid.
In de uitzendarbeid heeft men aldus drie figuren, de werknemer, de In de uitzendarbeid heeft men aldus drie figuren, de werknemer, de
werkgever die het uitzendbureau is, en het ondernemingshoofd dat een ' werkgever die het uitzendbureau is, en het ondernemingshoofd dat een '
gebruiker ' wordt van de werknemer zonder dat tussen de gebruiker en gebruiker ' wordt van de werknemer zonder dat tussen de gebruiker en
de werknemer een rechtsband van arbeidsovereenkomst ontstaat » (Parl. de werknemer een rechtsband van arbeidsovereenkomst ontstaat » (Parl.
St., Kamer, 1974-1975, nr. 627/1, p. 13). St., Kamer, 1974-1975, nr. 627/1, p. 13).
B.9.3. De reglementering van de uitzendarbeid heeft tot doel de B.9.3. De reglementering van de uitzendarbeid heeft tot doel de
uitzendkrachten en de vaste werknemers van de ondernemingen te uitzendkrachten en de vaste werknemers van de ondernemingen te
beschermen en tevens een doeltreffende controle op de uitzendbureaus beschermen en tevens een doeltreffende controle op de uitzendbureaus
te waarborgen (ibid., p. 3). Het vermoeden waarbij aan de te waarborgen (ibid., p. 3). Het vermoeden waarbij aan de
uitzendkracht het statuut van werknemer wordt toegekend, strekt ertoe uitzendkracht het statuut van werknemer wordt toegekend, strekt ertoe
hem te beschermen door hem een volwaardige bescherming van de hem te beschermen door hem een volwaardige bescherming van de
arbeidswetgeving te bieden (Parl. St., Kamer, 1974-1975, nr. 627/11, arbeidswetgeving te bieden (Parl. St., Kamer, 1974-1975, nr. 627/11,
p. 5). p. 5).
De omstandigheid dat de wetgever, tijdens de parlementaire De omstandigheid dat de wetgever, tijdens de parlementaire
voorbereiding van de wet van 24 juli 1987, niet de situatie in voorbereiding van de wet van 24 juli 1987, niet de situatie in
aanmerking heeft genomen van de gebruiker die wordt geconfronteerd met aanmerking heeft genomen van de gebruiker die wordt geconfronteerd met
een arbeidsongeval van een uitzendkracht die in zijn bedrijf is een arbeidsongeval van een uitzendkracht die in zijn bedrijf is
tewerkgesteld, ontneemt aan de doelstelling die met die bepalingen tewerkgesteld, ontneemt aan de doelstelling die met die bepalingen
wordt nagestreefd, niet haar wettig karakter. wordt nagestreefd, niet haar wettig karakter.
B.10. Aangezien het uitzendbureau de werkgever van de uitzendkracht B.10. Aangezien het uitzendbureau de werkgever van de uitzendkracht
is, staat het aan eerstgenoemde - en niet aan de gebruiker van die is, staat het aan eerstgenoemde - en niet aan de gebruiker van die
werknemer die niet diens werkgever is - de verzekering inzake werknemer die niet diens werkgever is - de verzekering inzake
arbeidsongevallen af te sluiten en de kosten van de desbetreffende arbeidsongevallen af te sluiten en de kosten van de desbetreffende
premies te dragen. De bescherming die dat bureau geniet door de premies te dragen. De bescherming die dat bureau geniet door de
beperking van de gevallen waarin het burgerlijk aansprakelijk kan beperking van de gevallen waarin het burgerlijk aansprakelijk kan
worden gesteld, vormt de tegenprestatie voor die verplichting tot worden gesteld, vormt de tegenprestatie voor die verplichting tot
verzekering. verzekering.
B.11. Voor het Hof wordt aangevoerd dat de gebruiker van een B.11. Voor het Hof wordt aangevoerd dat de gebruiker van een
uitzendkracht, via het bedrag dat hij aan het uitzendbureau stort met uitzendkracht, via het bedrag dat hij aan het uitzendbureau stort met
het oog op de terbeschikkingstelling van die werknemer, het systeem het oog op de terbeschikkingstelling van die werknemer, het systeem
financiert van de verplichte verzekering die de risico's van financiert van de verplichte verzekering die de risico's van
arbeidsongevallen dekt. Hierdoor zou hij bijdragen tot het dekken van arbeidsongevallen dekt. Hierdoor zou hij bijdragen tot het dekken van
het risico dat verbonden is aan een mogelijk arbeidsongeval van de het risico dat verbonden is aan een mogelijk arbeidsongeval van de
uitzendkracht, op dezelfde wijze als de werkgever bedoeld in artikel uitzendkracht, op dezelfde wijze als de werkgever bedoeld in artikel
46, § 1, van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971, en tot de door 46, § 1, van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971, en tot de door
de wetgever nagestreefde doelstelling van sociale vrede. de wetgever nagestreefde doelstelling van sociale vrede.
Het zou bijgevolg discriminerend zijn aan de gebruiker niet dezelfde Het zou bijgevolg discriminerend zijn aan de gebruiker niet dezelfde
bescherming toe te kennen als die welke de werkgever geniet ten bescherming toe te kennen als die welke de werkgever geniet ten
aanzien van de burgerlijke aansprakelijkheidsvorderingen die kunnen aanzien van de burgerlijke aansprakelijkheidsvorderingen die kunnen
worden ingesteld door de slachtoffers van een arbeidsongeval of hun worden ingesteld door de slachtoffers van een arbeidsongeval of hun
rechthebbenden. rechthebbenden.
B.12. De regels waarbij de gevallen worden beperkt die aanleiding B.12. De regels waarbij de gevallen worden beperkt die aanleiding
kunnen geven tot aansprakelijkheidsvorderingen die voortvloeien uit kunnen geven tot aansprakelijkheidsvorderingen die voortvloeien uit
een arbeidsongeval, wijken af van het gemeen aansprakelijkheidsrecht. een arbeidsongeval, wijken af van het gemeen aansprakelijkheidsrecht.
B.13. De omstandigheid dat het uitzendbureau de financiële last van de B.13. De omstandigheid dat het uitzendbureau de financiële last van de
verzekeringspremies kan afwentelen op de prijs die wordt bepaald in de verzekeringspremies kan afwentelen op de prijs die wordt bepaald in de
overeenkomst die het afsluit met de gebruiker van de uitzendkracht, overeenkomst die het afsluit met de gebruiker van de uitzendkracht,
wijzigt de verplichting tot verzekering inzake arbeidsongevallen voor wijzigt de verplichting tot verzekering inzake arbeidsongevallen voor
het uitzendbureau, als werkgever van de uitzendkracht, niet. het uitzendbureau, als werkgever van de uitzendkracht, niet.
B.14. Bovendien legt de wetgever geen enkele werkgever die in zijn B.14. Bovendien legt de wetgever geen enkele werkgever die in zijn
bedrijf een tijdelijke arbeid wil laten uitvoeren, in de zin van bedrijf een tijdelijke arbeid wil laten uitvoeren, in de zin van
artikel 1 van de wet van 24 juli 1987, de verplichting op om een artikel 1 van de wet van 24 juli 1987, de verplichting op om een
beroep te doen op een uitzendkracht. Indien hij voor die oplossing beroep te doen op een uitzendkracht. Indien hij voor die oplossing
kiest, doet hij dat uit vrije wil en met inachtneming van het feit dat kiest, doet hij dat uit vrije wil en met inachtneming van het feit dat
die oplossing hem, wat andere aspecten betreft, voordeliger lijkt, ook die oplossing hem, wat andere aspecten betreft, voordeliger lijkt, ook
al verleent zij hem niet de immuniteit waarin is voorzien in het al verleent zij hem niet de immuniteit waarin is voorzien in het
voormelde artikel 46, § 1, en die hij zou genieten, indien hij met de voormelde artikel 46, § 1, en die hij zou genieten, indien hij met de
werknemer die hij met die tijdelijke arbeid belast, een werknemer die hij met die tijdelijke arbeid belast, een
arbeidsovereenkomst zou sluiten. arbeidsovereenkomst zou sluiten.
B.15. De omstandigheid ten slotte dat een koninklijk besluit van 13 B.15. De omstandigheid ten slotte dat een koninklijk besluit van 13
juni 1999 bepaalt dat vanaf 1 januari 2000 zowel de gebruiker van een juni 1999 bepaalt dat vanaf 1 januari 2000 zowel de gebruiker van een
werknemer die door een P.W.A.-arbeidsovereenkomst (plaatselijk werknemer die door een P.W.A.-arbeidsovereenkomst (plaatselijk
werkgelegenheidsagentschap) is gebonden als het plaatselijk werkgelegenheidsagentschap) is gebonden als het plaatselijk
werkgelegenheidsagentschap moeten worden beschouwd als « werkgever » werkgelegenheidsagentschap moeten worden beschouwd als « werkgever »
in de zin van artikel 46, § 1, van de arbeidsongevallenwet van 10 in de zin van artikel 46, § 1, van de arbeidsongevallenwet van 10
april 1971, is niet van die aard dat wordt aangetoond dat de in het april 1971, is niet van die aard dat wordt aangetoond dat de in het
geding zijnde bepalingen waarbij wordt uitgesloten dat de gebruiker geding zijnde bepalingen waarbij wordt uitgesloten dat de gebruiker
van een uitzendkracht wordt beschouwd als een dergelijke « werkgever van een uitzendkracht wordt beschouwd als een dergelijke « werkgever
», een discriminerend karakter hebben. », een discriminerend karakter hebben.
B.16. De vragen, in zoverre zij betrekking hebben op het in B.6 B.16. De vragen, in zoverre zij betrekking hebben op het in B.6
bedoelde verschil in behandeling, dienen ontkennend te worden bedoelde verschil in behandeling, dienen ontkennend te worden
beantwoord. beantwoord.
Over het verschil in behandeling tussen de lasthebber van de werkgever Over het verschil in behandeling tussen de lasthebber van de werkgever
en de lasthebber van de gebruiker en de lasthebber van de gebruiker
B.17. Wanneer een werknemer het slachtoffer is van een arbeidsongeval B.17. Wanneer een werknemer het slachtoffer is van een arbeidsongeval
dat zich niet heeft voorgedaan op de weg naar en van het werk, is de dat zich niet heeft voorgedaan op de weg naar en van het werk, is de
lasthebber van zijn werkgever, zoals in B.1.4 in herinnering is lasthebber van zijn werkgever, zoals in B.1.4 in herinnering is
gebracht, in beginsel gevrijwaard tegen elke rechtsvordering inzake gebracht, in beginsel gevrijwaard tegen elke rechtsvordering inzake
burgerlijke aansprakelijkheid vanwege die werknemer. burgerlijke aansprakelijkheid vanwege die werknemer.
Wanneer het slachtoffer van een dergelijk ongeval een uitzendkracht Wanneer het slachtoffer van een dergelijk ongeval een uitzendkracht
is, kan de lasthebber van de gebruiker, zoals in B.4 is gesteld, zich is, kan de lasthebber van de gebruiker, zoals in B.4 is gesteld, zich
niet op een dergelijke immuniteit beroepen vermits zijn lastgever niet niet op een dergelijke immuniteit beroepen vermits zijn lastgever niet
de werkgever van die werknemer is in de zin van artikel 46, § 1, van de werkgever van die werknemer is in de zin van artikel 46, § 1, van
de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971. de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971.
B.18. Uit de formulering van de eerste prejudiciële vraag in de zaak B.18. Uit de formulering van de eerste prejudiciële vraag in de zaak
nr. 2996, uit de feiten die aan de verwijzende rechter in die zaak nr. 2996, uit de feiten die aan de verwijzende rechter in die zaak
zijn voorgelegd en uit de conclusies die voor die rechter zijn zijn voorgelegd en uit de conclusies die voor die rechter zijn
uitgewisseld, blijkt dat het Hof wordt verzocht zich uit te spreken uitgewisseld, blijkt dat het Hof wordt verzocht zich uit te spreken
over de grondwettigheid van dat verschil in behandeling tussen over de grondwettigheid van dat verschil in behandeling tussen
lasthebbers. lasthebbers.
B.19. Noch de overwegingen die zijn geformuleerd in B.8.2 met B.19. Noch de overwegingen die zijn geformuleerd in B.8.2 met
betrekking tot de economische last die voortvloeit uit de verzekering betrekking tot de economische last die voortvloeit uit de verzekering
inzake arbeidsongevallen, noch die welke zijn geformuleerd in B.14 inzake arbeidsongevallen, noch die welke zijn geformuleerd in B.14
inzake de vrijheid om een beroep te doen op uitzendarbeid, noch enig inzake de vrijheid om een beroep te doen op uitzendarbeid, noch enig
argument afgeleid uit de parlementaire voorbereiding bieden een argument afgeleid uit de parlementaire voorbereiding bieden een
redelijke verantwoording voor het verschil in behandeling tussen redelijke verantwoording voor het verschil in behandeling tussen
lasthebbers. lasthebbers.
Dat verschil in behandeling is niet bestaanbaar met het beginsel van Dat verschil in behandeling is niet bestaanbaar met het beginsel van
gelijkheid en niet-discriminatie. gelijkheid en niet-discriminatie.
B.20. De eerste prejudiciële vraag in de zaak nr. 2996, in zoverre zij B.20. De eerste prejudiciële vraag in de zaak nr. 2996, in zoverre zij
betrekking heeft op het verschil in behandeling vermeld in B.17, dient betrekking heeft op het verschil in behandeling vermeld in B.17, dient
bevestigend te worden beantwoord. bevestigend te worden beantwoord.
Over het verschil in behandeling tussen de aangestelde van de Over het verschil in behandeling tussen de aangestelde van de
werkgever en die van de gebruiker werkgever en die van de gebruiker
B.21. Wanneer een werknemer het slachtoffer is van een arbeidsongeval B.21. Wanneer een werknemer het slachtoffer is van een arbeidsongeval
dat zich niet heeft voorgedaan op de weg naar en van het werk, is de dat zich niet heeft voorgedaan op de weg naar en van het werk, is de
aangestelde van zijn werkgever, zoals in B.1.4 in herinnering is aangestelde van zijn werkgever, zoals in B.1.4 in herinnering is
gebracht, in beginsel gevrijwaard tegen elke rechtsvordering inzake gebracht, in beginsel gevrijwaard tegen elke rechtsvordering inzake
burgerlijke aansprakelijkheid vanwege die werknemer. burgerlijke aansprakelijkheid vanwege die werknemer.
Wanneer het slachtoffer van een dergelijk ongeval een uitzendkracht Wanneer het slachtoffer van een dergelijk ongeval een uitzendkracht
is, kan de aangestelde van de gebruiker, zoals in B.4 is gesteld, zich is, kan de aangestelde van de gebruiker, zoals in B.4 is gesteld, zich
niet op een dergelijke immuniteit beroepen vermits zijn aansteller niet op een dergelijke immuniteit beroepen vermits zijn aansteller
niet de werkgever van die werknemer is in de zin van artikel 46, § 1, niet de werkgever van die werknemer is in de zin van artikel 46, § 1,
van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971. van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971.
B.22. Uit de formulering van de eerste prejudiciële vraag in de zaak B.22. Uit de formulering van de eerste prejudiciële vraag in de zaak
nr. 2996, uit de feiten die aan de verwijzende rechter in die zaak nr. 2996, uit de feiten die aan de verwijzende rechter in die zaak
zijn voorgelegd en uit de conclusies die voor die rechter zijn zijn voorgelegd en uit de conclusies die voor die rechter zijn
uitgewisseld, blijkt dat het Hof wordt verzocht zich uit te spreken uitgewisseld, blijkt dat het Hof wordt verzocht zich uit te spreken
over de grondwettigheid van dat verschil in behandeling tussen over de grondwettigheid van dat verschil in behandeling tussen
aangestelden. aangestelden.
B.23. De immuniteit die de aangestelde van de werkgever van het B.23. De immuniteit die de aangestelde van de werkgever van het
slachtoffer van een arbeidsongeval geniet, compenseert de gevolgen van slachtoffer van een arbeidsongeval geniet, compenseert de gevolgen van
de identieke immuniteit die de andere aangestelden van die werkgever de identieke immuniteit die de andere aangestelden van die werkgever
genieten wanneer de eerstgenoemde zelf slachtoffer van een genieten wanneer de eerstgenoemde zelf slachtoffer van een
arbeidsongeval is. arbeidsongeval is.
B.24.1. De aangestelde van de gebruiker van een uitzendkracht kan, als B.24.1. De aangestelde van de gebruiker van een uitzendkracht kan, als
dusdanig, de bij artikel 46, § 1, van de arbeidsongevallenwet van 10 dusdanig, de bij artikel 46, § 1, van de arbeidsongevallenwet van 10
april 1971 voorgeschreven immuniteit niet tegenwerpen aan de april 1971 voorgeschreven immuniteit niet tegenwerpen aan de
uitzendkracht die het slachtoffer is van een arbeidsongeval. uitzendkracht die het slachtoffer is van een arbeidsongeval.
Wanneer daarentegen het slachtoffer van het arbeidsongeval een Wanneer daarentegen het slachtoffer van het arbeidsongeval een
werknemer is die een arbeidsovereenkomst heeft met de gebruiker van werknemer is die een arbeidsovereenkomst heeft met de gebruiker van
een uitzendkracht en die de aangestelde is van die gebruiker, kan de een uitzendkracht en die de aangestelde is van die gebruiker, kan de
uitzendkracht zich op die immuniteit beroepen. uitzendkracht zich op die immuniteit beroepen.
B.24.2. Voor de aangestelde die met die gebruiker een B.24.2. Voor de aangestelde die met die gebruiker een
arbeidsovereenkomst heeft, worden de nadelen die voortvloeien uit de arbeidsovereenkomst heeft, worden de nadelen die voortvloeien uit de
immuniteit die de uitzendkracht geniet als aangestelde van die immuniteit die de uitzendkracht geniet als aangestelde van die
gebruiker, derhalve niet gecompenseerd door het voordeel van een gebruiker, derhalve niet gecompenseerd door het voordeel van een
identieke immuniteit wanneer die uitzendkracht het slachtoffer van een identieke immuniteit wanneer die uitzendkracht het slachtoffer van een
arbeidsongeval is. arbeidsongeval is.
B.24.3. Het voordeel dat die aangestelde kan halen uit artikel 18 van B.24.3. Het voordeel dat die aangestelde kan halen uit artikel 18 van
de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten heft de de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten heft de
gevolgen van die onevenwichtigheid niet op. gevolgen van die onevenwichtigheid niet op.
B.25. Gelet op het feit dat de in B.8.2 en B.14 geformuleerde B.25. Gelet op het feit dat de in B.8.2 en B.14 geformuleerde
overwegingen geen redelijke verantwoording bieden voor het verschil in overwegingen geen redelijke verantwoording bieden voor het verschil in
behandeling tussen de aangestelde van de werkgever bedoeld in artikel behandeling tussen de aangestelde van de werkgever bedoeld in artikel
46, § 1, en de aangestelde van de gebruiker van een uitzendkracht, is 46, § 1, en de aangestelde van de gebruiker van een uitzendkracht, is
dat verschil niet bestaanbaar met het beginsel van gelijkheid en dat verschil niet bestaanbaar met het beginsel van gelijkheid en
niet-discriminatie. niet-discriminatie.
B.26. De eerste prejudiciële vraag in de zaak nr. 2996, in zoverre zij B.26. De eerste prejudiciële vraag in de zaak nr. 2996, in zoverre zij
betrekking heeft op het verschil in behandeling vermeld in B.20, dient betrekking heeft op het verschil in behandeling vermeld in B.20, dient
bevestigend te worden beantwoord. bevestigend te worden beantwoord.
Over het verschil in behandeling tussen de werkgever en de gebruiker Over het verschil in behandeling tussen de werkgever en de gebruiker
met betrekking tot het beroep van de wetsverzekeraar met betrekking tot het beroep van de wetsverzekeraar
B.27. Zoals in B.2.2 is gesteld, kan de werkgever van een werknemer B.27. Zoals in B.2.2 is gesteld, kan de werkgever van een werknemer
die geen uitzendkracht is, slechts in bepaalde gevallen ertoe worden die geen uitzendkracht is, slechts in bepaalde gevallen ertoe worden
gehouden aan de wetsverzekeraar de vergoedingen terug te betalen die gehouden aan de wetsverzekeraar de vergoedingen terug te betalen die
de laatstgenoemde aan die werknemer heeft uitbetaald. de laatstgenoemde aan die werknemer heeft uitbetaald.
Artikel 47 van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971 heeft Artikel 47 van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971 heeft
overigens tot gevolg dat de gebruiker van een uitzendkracht het risico overigens tot gevolg dat de gebruiker van een uitzendkracht het risico
loopt aan de wetsverzekeraar van het uitzendbureau de vergoedingen te loopt aan de wetsverzekeraar van het uitzendbureau de vergoedingen te
moeten terugbetalen die de laatstgenoemde aan die uitzendkracht heeft moeten terugbetalen die de laatstgenoemde aan die uitzendkracht heeft
uitbetaald. uitbetaald.
B.28. In de tweede prejudiciële vraag in de zaak nr. 2996 wordt het B.28. In de tweede prejudiciële vraag in de zaak nr. 2996 wordt het
Hof verzocht zich uit te spreken over dat verschil in behandeling Hof verzocht zich uit te spreken over dat verschil in behandeling
tussen de werkgever en de gebruiker dat uit die wettelijke bepaling tussen de werkgever en de gebruiker dat uit die wettelijke bepaling
voortvloeit. voortvloeit.
B.29. De Ministerraad en een van de tussenkomende partijen betwisten B.29. De Ministerraad en een van de tussenkomende partijen betwisten
het vergelijkbare karakter van die twee categorieën van personen. het vergelijkbare karakter van die twee categorieën van personen.
Beiden kunnen aan de werknemers, die voor hun rekening prestaties Beiden kunnen aan de werknemers, die voor hun rekening prestaties
verrichten, richtlijnen geven betreffende de uitvoering van dat werk. verrichten, richtlijnen geven betreffende de uitvoering van dat werk.
Die werknemers kunnen, wanneer zich een arbeidsongeval voordoet, van Die werknemers kunnen, wanneer zich een arbeidsongeval voordoet, van
de wetsverzekeraar van hun werkgever dezelfde forfaitaire vergoedingen de wetsverzekeraar van hun werkgever dezelfde forfaitaire vergoedingen
vorderen, los van het feit of hun arbeidsovereenkomst al dan niet het vorderen, los van het feit of hun arbeidsovereenkomst al dan niet het
karakter van uitzendarbeid had. Gedurende de periode waarin de karakter van uitzendarbeid had. Gedurende de periode waarin de
uitzendkracht bij de gebruiker werkt, is de laatstgenoemde uitzendkracht bij de gebruiker werkt, is de laatstgenoemde
verantwoordelijk voor de toepassing van de bepalingen van de wetgeving verantwoordelijk voor de toepassing van de bepalingen van de wetgeving
inzake de reglementering en de bescherming van de arbeid die gelden op inzake de reglementering en de bescherming van de arbeid die gelden op
de werkplaats, in het bijzonder die welke betrekking heeft op de de werkplaats, in het bijzonder die welke betrekking heeft op de
gezondheid en de veiligheid van de werknemers alsmede op de gezondheid en de veiligheid van de werknemers alsmede op de
salubriteit van het werk en van de werkplaatsen (artikel 19 van de wet salubriteit van het werk en van de werkplaatsen (artikel 19 van de wet
van 24 juli 1987). van 24 juli 1987).
Die omstandigheden volstaan om te oordelen dat de situatie van de Die omstandigheden volstaan om te oordelen dat de situatie van de
gebruiker van een uitzendkracht, wat de mogelijkheid voor de gebruiker van een uitzendkracht, wat de mogelijkheid voor de
wetsverzekeraar betreft om de terugbetaling van de voormelde wetsverzekeraar betreft om de terugbetaling van de voormelde
vergoedingen te verkrijgen, vergelijkbaar is met de situatie van de vergoedingen te verkrijgen, vergelijkbaar is met de situatie van de
werkgever van een werknemer die niet als uitzendkracht kan worden werkgever van een werknemer die niet als uitzendkracht kan worden
gekwalificeerd. gekwalificeerd.
B.30.1. De rechtsvordering bedoeld in artikel 47 van de B.30.1. De rechtsvordering bedoeld in artikel 47 van de
arbeidsongevallenwet van 10 april 1971 maakt het mogelijk, enerzijds, arbeidsongevallenwet van 10 april 1971 maakt het mogelijk, enerzijds,
te vermijden dat degene die aansprakelijk is voor een arbeidsongeval te vermijden dat degene die aansprakelijk is voor een arbeidsongeval
ontsnapt aan de verplichtingen die uit zijn fout voortvloeien en, ontsnapt aan de verplichtingen die uit zijn fout voortvloeien en,
anderzijds, bij te dragen tot de verlichting van de economische last anderzijds, bij te dragen tot de verlichting van de economische last
voor de werkgevers die het systeem van de vergoeding van voor de werkgevers die het systeem van de vergoeding van
arbeidsongevallen financieren. arbeidsongevallen financieren.
B.30.2. Het verschil in behandeling tussen de gebruiker van een B.30.2. Het verschil in behandeling tussen de gebruiker van een
uitzendkracht en de voormelde werkgever, die worden geconfronteerd met uitzendkracht en de voormelde werkgever, die worden geconfronteerd met
een regresvordering van de wetsverzekeraar die het slachtoffer van een een regresvordering van de wetsverzekeraar die het slachtoffer van een
arbeidsongeval heeft vergoed, is het gevolg van het subrogatoir arbeidsongeval heeft vergoed, is het gevolg van het subrogatoir
karakter dat de wetgever aan die vordering heeft verleend. karakter dat de wetgever aan die vordering heeft verleend.
Die indeplaatsstelling houdt in dat de persoon die aansprakelijk is Die indeplaatsstelling houdt in dat de persoon die aansprakelijk is
voor het arbeidsongeval, ten aanzien van de indeplaatsgestelde - de voor het arbeidsongeval, ten aanzien van de indeplaatsgestelde - de
wetsverzekeraar - dezelfde rechten kan doen gelden als die welke hij wetsverzekeraar - dezelfde rechten kan doen gelden als die welke hij
bezit ten aanzien van de indeplaatssteller. bezit ten aanzien van de indeplaatssteller.
Zoals in B.4 is aangegeven, geniet de gebruiker van een uitzendkracht Zoals in B.4 is aangegeven, geniet de gebruiker van een uitzendkracht
evenwel niet de immuniteit die artikel 46, § 1, toekent aan de evenwel niet de immuniteit die artikel 46, § 1, toekent aan de
werkgever van een vaste werknemer, wat het Hof in overeenstemming werkgever van een vaste werknemer, wat het Hof in overeenstemming
heeft geoordeeld met het beginsel van gelijkheid en heeft geoordeeld met het beginsel van gelijkheid en
niet-discriminatie. niet-discriminatie.
B.30.3. Het verschil in behandeling dat in de tweede prejudiciële B.30.3. Het verschil in behandeling dat in de tweede prejudiciële
vraag in de zaak nr. 2996 is opgeworpen, is derhalve niet zonder vraag in de zaak nr. 2996 is opgeworpen, is derhalve niet zonder
redelijke verantwoording. redelijke verantwoording.
B.31. Die vraag dient ontkennend te worden beantwoord. B.31. Die vraag dient ontkennend te worden beantwoord.
Om die redenen, Om die redenen,
het Hof het Hof
zegt voor recht : zegt voor recht :
- De artikelen 7 en 8, eerste lid, van de wet van 24 juli 1987 - De artikelen 7 en 8, eerste lid, van de wet van 24 juli 1987
betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter
beschikking stellen van werknemers ten behoeve van gebruikers schenden beschikking stellen van werknemers ten behoeve van gebruikers schenden
de artikelen 10 en 11 van de Grondwet niet, in zoverre zij aan de de artikelen 10 en 11 van de Grondwet niet, in zoverre zij aan de
gebruiker van een uitzendkracht het voordeel weigeren van de gebruiker van een uitzendkracht het voordeel weigeren van de
immuniteit die de werkgever geniet die is bedoeld in artikel 46, § 1, immuniteit die de werkgever geniet die is bedoeld in artikel 46, § 1,
van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971. van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971.
- De artikelen 7 en 8, eerste lid, van de wet van 24 juli 1987 - De artikelen 7 en 8, eerste lid, van de wet van 24 juli 1987
betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter
beschikking stellen van werknemers ten behoeve van gebruikers schenden beschikking stellen van werknemers ten behoeve van gebruikers schenden
de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre zij aan de de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre zij aan de
lasthebber en de aangestelde van de gebruiker van een uitzendkracht lasthebber en de aangestelde van de gebruiker van een uitzendkracht
het voordeel van de immuniteit weigeren die de lasthebber en de het voordeel van de immuniteit weigeren die de lasthebber en de
aangestelde van de werkgever genieten die zijn bedoeld in artikel 46, aangestelde van de werkgever genieten die zijn bedoeld in artikel 46,
§ 1, van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971. § 1, van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971.
- Artikel 47 van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971 schendt de - Artikel 47 van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971 schendt de
artikelen 10 en 11 van de Grondwet niet, in zoverre het niet uitsluit artikelen 10 en 11 van de Grondwet niet, in zoverre het niet uitsluit
dat de wetsverzekeraar die een uitzendkracht heeft vergoed, bij de dat de wetsverzekeraar die een uitzendkracht heeft vergoed, bij de
gebruiker van die werknemer de terugbetaling kan vorderen van de gebruiker van die werknemer de terugbetaling kan vorderen van de
vergoedingen die bij de wet zijn voorgeschreven in de gevallen waarin vergoedingen die bij de wet zijn voorgeschreven in de gevallen waarin
de werkgever van een vaste werknemer niet tot een dergelijke de werkgever van een vaste werknemer niet tot een dergelijke
terugbetaling zou kunnen worden gedwongen, als aansprakelijke van een terugbetaling zou kunnen worden gedwongen, als aansprakelijke van een
dergelijk ongeval dat zijn werknemer zou zijn overkomen. dergelijk ongeval dat zijn werknemer zou zijn overkomen.
Aldus uitgesproken in het Frans en het Nederlands, overeenkomstig Aldus uitgesproken in het Frans en het Nederlands, overeenkomstig
artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het
Arbitragehof, op de openbare terechtzitting van 11 mei 2005. Arbitragehof, op de openbare terechtzitting van 11 mei 2005.
De griffier, De griffier,
L. Potoms. L. Potoms.
De wnd. voorzitter, De wnd. voorzitter,
P. Martens. P. Martens.
^
Etaamb.be maakt gebruik van cookies
Etaamb.be gebruikt cookies om uw taalvoorkeur te onthouden en om beter te begrijpen hoe etaamb.be gebruikt wordt.
DoorgaanMeer details
x