Etaamb.openjustice.be
Meertalige weergave van Arrest van --
← Terug naar "Uittreksel uit arrest nr. 174/2003 van 17 december 2003 Rolnummer 2609 In zake : de prejudiciële vraag over de artikelen 2 en 4 van de wet van 22 december 1999 betreffende de regularisatie van het verblijf van bepaalde categorieën van vree Het Arbitragehof, samengesteld uit de voorzitters M. Melchior en A. Arts, en de rechters L. Fran(...)"
Uittreksel uit arrest nr. 174/2003 van 17 december 2003 Rolnummer 2609 In zake : de prejudiciële vraag over de artikelen 2 en 4 van de wet van 22 december 1999 betreffende de regularisatie van het verblijf van bepaalde categorieën van vree Het Arbitragehof, samengesteld uit de voorzitters M. Melchior en A. Arts, en de rechters L. Fran(...) Uittreksel uit arrest nr. 174/2003 van 17 december 2003 Rolnummer 2609 In zake : de prejudiciële vraag over de artikelen 2 en 4 van de wet van 22 december 1999 betreffende de regularisatie van het verblijf van bepaalde categorieën van vree Het Arbitragehof, samengesteld uit de voorzitters M. Melchior en A. Arts, en de rechters L. Fran(...)
ARBITRAGEHOF ARBITRAGEHOF
Uittreksel uit arrest nr. 174/2003 van 17 december 2003 Uittreksel uit arrest nr. 174/2003 van 17 december 2003
Rolnummer 2609 Rolnummer 2609
In zake : de prejudiciële vraag over de artikelen 2 en 4 van de wet In zake : de prejudiciële vraag over de artikelen 2 en 4 van de wet
van 22 december 1999 betreffende de regularisatie van het verblijf van van 22 december 1999 betreffende de regularisatie van het verblijf van
bepaalde categorieën van vreemdelingen verblijvend op het grondgebied bepaalde categorieën van vreemdelingen verblijvend op het grondgebied
van het Rijk, gesteld door de Raad van State. van het Rijk, gesteld door de Raad van State.
Het Arbitragehof, Het Arbitragehof,
samengesteld uit de voorzitters M. Melchior en A. Arts, en de rechters samengesteld uit de voorzitters M. Melchior en A. Arts, en de rechters
L. François, M. Bossuyt, A. Alen, J.-P. Snappe en E. Derycke, L. François, M. Bossuyt, A. Alen, J.-P. Snappe en E. Derycke,
bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van
voorzitter M. Melchior, voorzitter M. Melchior,
wijst na beraad het volgende arrest : wijst na beraad het volgende arrest :
I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging
Bij arrest nr. 113.932 van 18 december 2002 in zake U. Bari Kerno Bij arrest nr. 113.932 van 18 december 2002 in zake U. Bari Kerno
tegen de Belgische Staat, waarvan de expeditie ter griffie van het tegen de Belgische Staat, waarvan de expeditie ter griffie van het
Arbitragehof is ingekomen op 23 januari 2003, heeft de Raad van State Arbitragehof is ingekomen op 23 januari 2003, heeft de Raad van State
de volgende prejudiciële vraag gesteld : de volgende prejudiciële vraag gesteld :
« Schenden de artikelen 2 en 4 van de wet van 22 december 1999 « Schenden de artikelen 2 en 4 van de wet van 22 december 1999
betreffende de regularisatie van het verblijf van bepaalde categorieën betreffende de regularisatie van het verblijf van bepaalde categorieën
van vreemdelingen verblijvend op het grondgebied van het Rijk, wegens van vreemdelingen verblijvend op het grondgebied van het Rijk, wegens
het tijdelijke karakter dat zij aan die wet geven, de artikelen 10 en het tijdelijke karakter dat zij aan die wet geven, de artikelen 10 en
11 van de Grondwet, eventueel in samenhang gelezen met artikel 191 11 van de Grondwet, eventueel in samenhang gelezen met artikel 191
ervan, in zoverre zij een verschil in behandeling in het leven roepen ervan, in zoverre zij een verschil in behandeling in het leven roepen
dat niet berust op elementen die voldoende relevant en redelijk zijn, dat niet berust op elementen die voldoende relevant en redelijk zijn,
tussen de vreemdelingen die voldoen aan de voorwaarden bedoeld in tussen de vreemdelingen die voldoen aan de voorwaarden bedoeld in
artikel 2 ' op het ogenblik van de aanvraag ' en binnen de termijn van artikel 2 ' op het ogenblik van de aanvraag ' en binnen de termijn van
drie weken vastgesteld in artikel 4 van de wet van 22 december 1999, drie weken vastgesteld in artikel 4 van de wet van 22 december 1999,
en de vreemdelingen die aan dezelfde voorwaarden voldoen na het en de vreemdelingen die aan dezelfde voorwaarden voldoen na het
verstrijken van die termijnen ? Schenden de voormelde artikelen 2 en verstrijken van die termijnen ? Schenden de voormelde artikelen 2 en
4, in de veronderstelling dat er elementen zijn aan de hand waarvan de 4, in de veronderstelling dat er elementen zijn aan de hand waarvan de
door het tijdelijke karakter van de wet van 22 december 1999 door het tijdelijke karakter van de wet van 22 december 1999
veroorzaakte discriminatie redelijkerwijze kan worden verantwoord, de veroorzaakte discriminatie redelijkerwijze kan worden verantwoord, de
artikelen 10 en 11 van de Grondwet, eventueel in samenhang gelezen met artikelen 10 en 11 van de Grondwet, eventueel in samenhang gelezen met
artikel 191 ervan, aangezien de verantwoording aangevoerd in de artikel 191 ervan, aangezien de verantwoording aangevoerd in de
memorie van toelichting bij het wetsontwerp dat heeft geleid tot de memorie van toelichting bij het wetsontwerp dat heeft geleid tot de
wet van 22 december 1999, namelijk een grondige hervorming van de wet van 22 december 1999, namelijk een grondige hervorming van de
asielprocedure tegen het eind van het jaar 2000, niet als asielprocedure tegen het eind van het jaar 2000, niet als
verwezenlijkt kan worden beschouwd ? » verwezenlijkt kan worden beschouwd ? »
(...) (...)
III. In rechte III. In rechte
(...) (...)
B.1. Artikel 2 van de wet van 22 december 1999 betreffende de B.1. Artikel 2 van de wet van 22 december 1999 betreffende de
regularisatie van het verblijf van bepaalde categorieën van regularisatie van het verblijf van bepaalde categorieën van
vreemdelingen verblijvend op het grondgebied van het Rijk bepaalt : vreemdelingen verblijvend op het grondgebied van het Rijk bepaalt :
« Onverminderd de toepassing van artikel 9 van de wet van 15 december « Onverminderd de toepassing van artikel 9 van de wet van 15 december
1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de
vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, is deze wet van vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, is deze wet van
toepassing op de aanvragen tot regularisatie van verblijf die toepassing op de aanvragen tot regularisatie van verblijf die
ingediend worden door vreemdelingen die reeds daadwerkelijk in België ingediend worden door vreemdelingen die reeds daadwerkelijk in België
verbleven op 1 oktober 1999 en die op het ogenblik van de aanvraag : verbleven op 1 oktober 1999 en die op het ogenblik van de aanvraag :
1o hetzij de erkenning van de hoedanigheid van vluchteling hebben 1o hetzij de erkenning van de hoedanigheid van vluchteling hebben
aangevraagd zonder een uitvoerbare beslissing te hebben ontvangen aangevraagd zonder een uitvoerbare beslissing te hebben ontvangen
binnen een termijn van vier jaar; deze termijn wordt teruggebracht tot binnen een termijn van vier jaar; deze termijn wordt teruggebracht tot
drie jaar voor de gezinnen met minderjarige kinderen die in België drie jaar voor de gezinnen met minderjarige kinderen die in België
verbleven op 1 oktober 1999 en die de leeftijd hebben om naar school verbleven op 1 oktober 1999 en die de leeftijd hebben om naar school
te gaan; te gaan;
2o hetzij om redenen onafhankelijk van hun wil niet kunnen terugkeren 2o hetzij om redenen onafhankelijk van hun wil niet kunnen terugkeren
naar het land of de landen waar ze vóór hun aankomst in België naar het land of de landen waar ze vóór hun aankomst in België
gewoonlijk verbleven hebben, noch naar hun land van herkomst, noch gewoonlijk verbleven hebben, noch naar hun land van herkomst, noch
naar het land waarvan ze de nationaliteit hebben; naar het land waarvan ze de nationaliteit hebben;
3o hetzij ernstig ziek zijn; 3o hetzij ernstig ziek zijn;
4o hetzij humanitaire redenen kunnen laten gelden en duurzame sociale 4o hetzij humanitaire redenen kunnen laten gelden en duurzame sociale
bindingen in het land hebben ontwikkeld. » bindingen in het land hebben ontwikkeld. »
Artikel 4 van de voormelde wet bepaalt : Artikel 4 van de voormelde wet bepaalt :
« De aanvraag tot regularisatie wordt ingediend bij de burgemeester « De aanvraag tot regularisatie wordt ingediend bij de burgemeester
van de plaats waar de aanvrager verblijft binnen een termijn van drie van de plaats waar de aanvrager verblijft binnen een termijn van drie
weken te rekenen van de inwerkingtreding van deze wet en wordt weken te rekenen van de inwerkingtreding van deze wet en wordt
overgezonden aan de Commissie voor regularisatie. overgezonden aan de Commissie voor regularisatie.
De Commissie voor regularisatie verstrekt een advies aan de minister De Commissie voor regularisatie verstrekt een advies aan de minister
die bevoegd is voor de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de die bevoegd is voor de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de
vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. De minister of zijn vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. De minister of zijn
gemachtigde oordeelt over de aanvragen. In voorkomend geval gaat hij gemachtigde oordeelt over de aanvragen. In voorkomend geval gaat hij
over tot het afgeven van een machtiging tot verblijf met toepassing over tot het afgeven van een machtiging tot verblijf met toepassing
van artikel 13 van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang van artikel 13 van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang
tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van
vreemdelingen. » vreemdelingen. »
B.2. De Raad van State vraagt aan het Hof of de in het geding zijnde B.2. De Raad van State vraagt aan het Hof of de in het geding zijnde
artikelen 2 en 4 bestaanbaar zijn met de artikelen 10 en 11 van de artikelen 2 en 4 bestaanbaar zijn met de artikelen 10 en 11 van de
Grondwet, eventueel in samenhang gelezen met artikel 191 ervan, in Grondwet, eventueel in samenhang gelezen met artikel 191 ervan, in
zoverre zij, wegens het tijdelijke karakter dat zij aan de voormelde zoverre zij, wegens het tijdelijke karakter dat zij aan de voormelde
wet van 22 december 1999 geven, een verschil in behandeling in het wet van 22 december 1999 geven, een verschil in behandeling in het
leven roepen dat niet zou berusten op elementen die voldoende relevant leven roepen dat niet zou berusten op elementen die voldoende relevant
en redelijk zijn, tussen de vreemdelingen die voldoen aan de en redelijk zijn, tussen de vreemdelingen die voldoen aan de
voorwaarden bedoeld in artikel 2 « op het ogenblik van de aanvraag » voorwaarden bedoeld in artikel 2 « op het ogenblik van de aanvraag »
en binnen de termijn van drie weken vastgesteld in artikel 4 van de en binnen de termijn van drie weken vastgesteld in artikel 4 van de
voormelde wet, en de vreemdelingen die aan dezelfde voorwaarden voormelde wet, en de vreemdelingen die aan dezelfde voorwaarden
voldoen na het verstrijken van die termijn. De Raad van State vraagt voldoen na het verstrijken van die termijn. De Raad van State vraagt
verder aan het Hof, mocht het oordelen dat er elementen zijn aan de verder aan het Hof, mocht het oordelen dat er elementen zijn aan de
hand waarvan het betwiste verschil in behandeling redelijkerwijze kan hand waarvan het betwiste verschil in behandeling redelijkerwijze kan
worden verantwoord, of de voormelde artikelen 2 en 4 de hiervoor worden verantwoord, of de voormelde artikelen 2 en 4 de hiervoor
bedoelde grondwetsbepalingen niet schenden, aangezien de bedoelde grondwetsbepalingen niet schenden, aangezien de
verantwoording aangevoerd in de memorie van toelichting bij het verantwoording aangevoerd in de memorie van toelichting bij het
wetsontwerp dat heeft geleid tot de wet van 22 december 1999, namelijk wetsontwerp dat heeft geleid tot de wet van 22 december 1999, namelijk
een grondige hervorming van de asielprocedure tegen het einde van het een grondige hervorming van de asielprocedure tegen het einde van het
jaar 2000, niet als verwezenlijkt zou kunnen worden beschouwd. jaar 2000, niet als verwezenlijkt zou kunnen worden beschouwd.
B.3.1. De Ministerraad is van oordeel dat uit de bewoordingen zelf van B.3.1. De Ministerraad is van oordeel dat uit de bewoordingen zelf van
het arrest blijkt dat het antwoord op de prejudiciële vraag zonder het arrest blijkt dat het antwoord op de prejudiciële vraag zonder
belang is voor het geschil dat bij de Raad van State is aanhangig belang is voor het geschil dat bij de Raad van State is aanhangig
gemaakt. gemaakt.
B.3.2. In tegenstelling tot wat de Ministerraad betoogt, is de Raad B.3.2. In tegenstelling tot wat de Ministerraad betoogt, is de Raad
van State, na te hebben vastgesteld dat het bij hem aanhangig gemaakte van State, na te hebben vastgesteld dat het bij hem aanhangig gemaakte
geschil verband houdt met de toepassing van artikel 9, derde lid, van geschil verband houdt met de toepassing van artikel 9, derde lid, van
de wet van 15 december 1980, van oordeel dat het antwoord op de de wet van 15 december 1980, van oordeel dat het antwoord op de
prejudiciële vraag betreffende de discriminatie die zou voortvloeien prejudiciële vraag betreffende de discriminatie die zou voortvloeien
uit het tijdelijke karakter van de wet van 22 december 1999 uit het tijdelijke karakter van de wet van 22 december 1999
noodzakelijk is voor de oplossing van het bij hem aanhangig gemaakte noodzakelijk is voor de oplossing van het bij hem aanhangig gemaakte
geschil. Het staat in beginsel aan de rechter die een prejudiciële geschil. Het staat in beginsel aan de rechter die een prejudiciële
vraag stelt te oordelen of het antwoord op die vraag nuttig is voor de vraag stelt te oordelen of het antwoord op die vraag nuttig is voor de
oplossing van het geschil dat hij moet beslechten. oplossing van het geschil dat hij moet beslechten.
B.4. Het verschil in behandeling tussen beide categorieën van B.4. Het verschil in behandeling tussen beide categorieën van
vreemdelingen berust op een objectief criterium, namelijk het al dan vreemdelingen berust op een objectief criterium, namelijk het al dan
niet hebben ingediend, binnen de termijn van drie weken bedoeld in de niet hebben ingediend, binnen de termijn van drie weken bedoeld in de
in het geding zijnde wet, van een regularisatieaanvraag op grond van in het geding zijnde wet, van een regularisatieaanvraag op grond van
de wet van 22 december 1999. de wet van 22 december 1999.
B.5.1. Het aldus gecreëerde onderscheid is pertinent om de door de B.5.1. Het aldus gecreëerde onderscheid is pertinent om de door de
wetgever nagestreefde doelstellingen te verwezenlijken. Met de wet van wetgever nagestreefde doelstellingen te verwezenlijken. Met de wet van
22 december 1999 beoogde hij immers een tijdelijke en uitzonderlijke 22 december 1999 beoogde hij immers een tijdelijke en uitzonderlijke
campagne voor regularisatie van vreemdelingen te organiseren. In de campagne voor regularisatie van vreemdelingen te organiseren. In de
memorie van toelichting van de wet wordt dat tijdelijke karakter memorie van toelichting van de wet wordt dat tijdelijke karakter
verantwoord door de noodzaak om een rampzalige situatie uit het verantwoord door de noodzaak om een rampzalige situatie uit het
verleden te saneren. Hierin is gepreciseerd : verleden te saneren. Hierin is gepreciseerd :
« Meer dan zesduizend dossiers wachten op een beslissing, duizenden « Meer dan zesduizend dossiers wachten op een beslissing, duizenden
personen hebben duurzame sociale banden gesmeed met ons land, anderen personen hebben duurzame sociale banden gesmeed met ons land, anderen
zitten al veel te lang in een procedure van asielaanvraag, terwijl nog zitten al veel te lang in een procedure van asielaanvraag, terwijl nog
anderen ernstig ziek zijn en enkelen tenslotte om redenen anderen ernstig ziek zijn en enkelen tenslotte om redenen
onafhankelijk van hun wil niet kunnen terugkeren naar hun land van onafhankelijk van hun wil niet kunnen terugkeren naar hun land van
herkomst. herkomst.
Bovendien moet tegen eind 2000 de nieuwe asielprocedure in werking Bovendien moet tegen eind 2000 de nieuwe asielprocedure in werking
treden. Zij moet de onmiddellijke verwerking van alle asielaanvragen treden. Zij moet de onmiddellijke verwerking van alle asielaanvragen
die dagelijks ingediend worden, mogelijk maken. Het is eveneens de die dagelijks ingediend worden, mogelijk maken. Het is eveneens de
termijn die de Regering zich heeft gesteld om de huidige achterstand termijn die de Regering zich heeft gesteld om de huidige achterstand
bij de betrokken instanties (meer dan 25.000 dossiers) weg te werken. bij de betrokken instanties (meer dan 25.000 dossiers) weg te werken.
Bijgevolg kan er maar één regularisatieoperatie zijn en geen permanent Bijgevolg kan er maar één regularisatieoperatie zijn en geen permanent
regularisatieproces. » (Parl. St., Kamer, 1999-2000, DOC 50 234/001, regularisatieproces. » (Parl. St., Kamer, 1999-2000, DOC 50 234/001,
p. 4) p. 4)
B.5.2. Artikel 4 van de wet van 22 december 1999, volgens hetwelk de B.5.2. Artikel 4 van de wet van 22 december 1999, volgens hetwelk de
uitzonderlijke regularisatieprocedure slechts kan worden ingesteld uitzonderlijke regularisatieprocedure slechts kan worden ingesteld
binnen een termijn van drie weken vanaf de inwerkingtreding van de binnen een termijn van drie weken vanaf de inwerkingtreding van de
wet, is eveneens pertinent om te verhinderen dat « een procedure van wet, is eveneens pertinent om te verhinderen dat « een procedure van
geïnstitutionaliseerde en blijvende regularisatie op gang [wordt geïnstitutionaliseerde en blijvende regularisatie op gang [wordt
gebracht]. Uiteindelijk zou dat het nut van de asielprocedure in gebracht]. Uiteindelijk zou dat het nut van de asielprocedure in
gevaar brengen en in een ruimer perspectief ook de voorwaarden die de gevaar brengen en in een ruimer perspectief ook de voorwaarden die de
wet op de toegang tot het grondgebied stelt » (Parl. St., Senaat, wet op de toegang tot het grondgebied stelt » (Parl. St., Senaat,
1999-2000, nr. 2-202/3, p. 6). De artikelen 10 en 11 van de Grondwet 1999-2000, nr. 2-202/3, p. 6). De artikelen 10 en 11 van de Grondwet
beletten niet dat een wet een beperkt gevolg in de tijd kan hebben. beletten niet dat een wet een beperkt gevolg in de tijd kan hebben.
B.6.1. Het Hof moet echter nagaan of de uitsluiting van de B.6.1. Het Hof moet echter nagaan of de uitsluiting van de
mogelijkheid om zich te baseren op de voorwaarden van artikel 2 van de mogelijkheid om zich te baseren op de voorwaarden van artikel 2 van de
wet van 22 december 1999 wanneer een aanvraag tot verblijfsmachtiging wet van 22 december 1999 wanneer een aanvraag tot verblijfsmachtiging
wordt ingediend op grond van artikel 9, derde lid, van de wet van 15 wordt ingediend op grond van artikel 9, derde lid, van de wet van 15
december 1980 evenredig is met de doelstellingen van de wetgever die december 1980 evenredig is met de doelstellingen van de wetgever die
een tijdelijk karakter wilde verlenen aan de betwiste wet. een tijdelijk karakter wilde verlenen aan de betwiste wet.
B.6.2. Het Hof stelt vast dat de procedure van regularisatie, die met B.6.2. Het Hof stelt vast dat de procedure van regularisatie, die met
allerlei waarborgen was omringd, soepele voorwaarden heeft gecreëerd allerlei waarborgen was omringd, soepele voorwaarden heeft gecreëerd
voor de vreemdeling om in ons land een verblijfsrecht te verkrijgen. voor de vreemdeling om in ons land een verblijfsrecht te verkrijgen.
Die procedure bood meer mogelijkheden dan de procedure waarin artikel Die procedure bood meer mogelijkheden dan de procedure waarin artikel
9, derde lid, van de wet van 15 december 1980 voorziet, die onder meer 9, derde lid, van de wet van 15 december 1980 voorziet, die onder meer
het voorafgaand bewijs vereist van het bestaan van « buitengewone het voorafgaand bewijs vereist van het bestaan van « buitengewone
omstandigheden » die de vreemdeling beletten overeenkomstig artikel 9, omstandigheden » die de vreemdeling beletten overeenkomstig artikel 9,
tweede lid, van dezelfde wet een machtiging tot verblijf in het Rijk tweede lid, van dezelfde wet een machtiging tot verblijf in het Rijk
van meer dan drie maanden aan te vragen bij de Belgische diplomatieke van meer dan drie maanden aan te vragen bij de Belgische diplomatieke
of consulaire post die bevoegd is voor zijn verblijfplaats of zijn of consulaire post die bevoegd is voor zijn verblijfplaats of zijn
plaats van oponthoud in het buitenland. De ruimere mogelijkheden van plaats van oponthoud in het buitenland. De ruimere mogelijkheden van
de regularisatieprocedure, die - anders dan de procedure waarin de regularisatieprocedure, die - anders dan de procedure waarin
artikel 9, derde lid, van de wet van 15 december 1980 voorziet - niet artikel 9, derde lid, van de wet van 15 december 1980 voorziet - niet
het bewijs vereist van die omstandigheden als het bewijs vereist van die omstandigheden als
ontvankelijkheidsvoorwaarde voor de aanvraag, zijn ook de wetgever ontvankelijkheidsvoorwaarde voor de aanvraag, zijn ook de wetgever
niet ontgaan. Daarom heeft hij in artikel 15 van de wet van 22 niet ontgaan. Daarom heeft hij in artikel 15 van de wet van 22
december 1999 bepaald dat verblijfsaanvragen op grond van artikel 9, december 1999 bepaald dat verblijfsaanvragen op grond van artikel 9,
derde lid, van de wet van 15 december 1980, waarover nog geen derde lid, van de wet van 15 december 1980, waarover nog geen
beslissing werd genomen op de dag van de inwerkingtreding van de wet beslissing werd genomen op de dag van de inwerkingtreding van de wet
van 1999, zullen worden onderzocht door de Commissie voor van 1999, zullen worden onderzocht door de Commissie voor
regularisatie, behalve indien de aanvragers binnen 15 dagen na de regularisatie, behalve indien de aanvragers binnen 15 dagen na de
bekendmaking van de wet van 1999 hun wil te kennen gaven dat zij hun bekendmaking van de wet van 1999 hun wil te kennen gaven dat zij hun
aanvraag behandeld wilden zien op grond van artikel 9 van de wet van aanvraag behandeld wilden zien op grond van artikel 9 van de wet van
15 december 1980. 15 december 1980.
B.7.1. De Raad van State vraagt verder aan het Hof of de artikelen 2 B.7.1. De Raad van State vraagt verder aan het Hof of de artikelen 2
en 4 van de wet van 22 december 1999 de artikelen 10 en 11 van de en 4 van de wet van 22 december 1999 de artikelen 10 en 11 van de
Grondwet schenden, aangezien de grondige hervorming van de Grondwet schenden, aangezien de grondige hervorming van de
asielprocedure die zou zijn aangevoerd als verantwoording voor het asielprocedure die zou zijn aangevoerd als verantwoording voor het
tijdelijke karakter van de wet van 22 december 1999 nog niet is tijdelijke karakter van de wet van 22 december 1999 nog niet is
voltooid. voltooid.
B.7.2. Uit de overwegingen B.5.1 en B.5.2 blijkt dat het tijdelijke B.7.2. Uit de overwegingen B.5.1 en B.5.2 blijkt dat het tijdelijke
karakter van de wet van 22 december 1999 afdoende wordt verantwoord karakter van de wet van 22 december 1999 afdoende wordt verantwoord
door de overweging dat op grond van de uitzonderlijke omstandigheden door de overweging dat op grond van de uitzonderlijke omstandigheden
waarin die wetgeving voorziet niet een permanente waarin die wetgeving voorziet niet een permanente
regularisatieprocedure kan worden ingevoerd. Dat in de parlementaire regularisatieprocedure kan worden ingevoerd. Dat in de parlementaire
voorbereiding ook het voornemen werd aangehaald om de asielprocedure voorbereiding ook het voornemen werd aangehaald om de asielprocedure
grondig te hervormen ontzenuwt geenszins de voorgaande vaststelling. grondig te hervormen ontzenuwt geenszins de voorgaande vaststelling.
B.8. De prejudiciële vraag dient ontkennend te worden beantwoord. B.8. De prejudiciële vraag dient ontkennend te worden beantwoord.
Om die redenen, Om die redenen,
het Hof het Hof
zegt voor recht : zegt voor recht :
De artikelen 2 en 4 van de wet van 22 december 1999 betreffende de De artikelen 2 en 4 van de wet van 22 december 1999 betreffende de
regularisatie van het verblijf van bepaalde categorieën van regularisatie van het verblijf van bepaalde categorieën van
vreemdelingen verblijvend op het grondgebied van het Rijk schenden de vreemdelingen verblijvend op het grondgebied van het Rijk schenden de
artikelen 10 en 11 van de Grondwet niet. artikelen 10 en 11 van de Grondwet niet.
Aldus uitgesproken in het Frans en het Nederlands, overeenkomstig Aldus uitgesproken in het Frans en het Nederlands, overeenkomstig
artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het
Arbitragehof, op de openbare terechtzitting van 17 december 2003. Arbitragehof, op de openbare terechtzitting van 17 december 2003.
De griffier, De griffier,
P.-Y. Dutilleux. P.-Y. Dutilleux.
De voorzitter, De voorzitter,
M. Melchior. M. Melchior.
^