Etaamb.openjustice.be
Meertalige weergave van Arrest van --
← Terug naar "Uittreksel uit arrest nr. 167/2003 van 17 december 2003 Rolnummer 2520 In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 53, 17 o , van het Wetboek van de inkomstenbelasting 1992, gesteld door het Hof van Beroep te Bergen. He samengesteld uit de voorzitters M. Melchior en A. Arts, en de rechters P. Martens, M. Bossuyt, E. D(...)"
Uittreksel uit arrest nr. 167/2003 van 17 december 2003 Rolnummer 2520 In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 53, 17 o , van het Wetboek van de inkomstenbelasting 1992, gesteld door het Hof van Beroep te Bergen. He samengesteld uit de voorzitters M. Melchior en A. Arts, en de rechters P. Martens, M. Bossuyt, E. D(...) Uittreksel uit arrest nr. 167/2003 van 17 december 2003 Rolnummer 2520 In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 53, 17 o , van het Wetboek van de inkomstenbelasting 1992, gesteld door het Hof van Beroep te Bergen. He samengesteld uit de voorzitters M. Melchior en A. Arts, en de rechters P. Martens, M. Bossuyt, E. D(...)
ARBITRAGEHOF ARBITRAGEHOF
Uittreksel uit arrest nr. 167/2003 van 17 december 2003 Uittreksel uit arrest nr. 167/2003 van 17 december 2003
Rolnummer 2520 Rolnummer 2520
In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 53, 17o, van het In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 53, 17o, van het
Wetboek van de inkomstenbelasting 1992, gesteld door het Hof van Wetboek van de inkomstenbelasting 1992, gesteld door het Hof van
Beroep te Bergen. Beroep te Bergen.
Het Arbitragehof, Het Arbitragehof,
samengesteld uit de voorzitters M. Melchior en A. Arts, en de rechters samengesteld uit de voorzitters M. Melchior en A. Arts, en de rechters
P. Martens, M. Bossuyt, E. De Groot, L. Lavrysen en J.-P. Moerman, P. Martens, M. Bossuyt, E. De Groot, L. Lavrysen en J.-P. Moerman,
bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van
voorzitter M. Melchior, voorzitter M. Melchior,
wijst na beraad het volgende arrest : wijst na beraad het volgende arrest :
I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging
Bij arrest van 11 september 2002 in zake B. Baille en V. Albergo tegen Bij arrest van 11 september 2002 in zake B. Baille en V. Albergo tegen
de Belgische Staat, waarvan de expeditie ter griffie van het de Belgische Staat, waarvan de expeditie ter griffie van het
Arbitragehof is ingekomen op 16 september 2002, heeft het Hof van Arbitragehof is ingekomen op 16 september 2002, heeft het Hof van
Beroep te Bergen de volgende prejudiciële vraag gesteld : Beroep te Bergen de volgende prejudiciële vraag gesteld :
« Schendt artikel 53, 17o, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen « Schendt artikel 53, 17o, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen
1992 de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, doordat het de leden van 1992 de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, doordat het de leden van
de Kamer van volksvertegenwoordigers, de Senaat, de Raden en het de Kamer van volksvertegenwoordigers, de Senaat, de Raden en het
Europees Parlement niet toestaat de bijdragen die zij aan hun partij Europees Parlement niet toestaat de bijdragen die zij aan hun partij
of aan een van de geledingen ervan storten, af te trekken als of aan een van de geledingen ervan storten, af te trekken als
beroepskosten, terwijl andere politieke mandatarissen wel het recht beroepskosten, terwijl andere politieke mandatarissen wel het recht
hebben dat te doen ? » hebben dat te doen ? »
(...) (...)
III. In rechte III. In rechte
(...) (...)
B.1. Artikel 53, 17o, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 B.1. Artikel 53, 17o, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992
(afgekort W.I.B. 1992), vóór de wijziging ervan bij de wet van 7 maart (afgekort W.I.B. 1992), vóór de wijziging ervan bij de wet van 7 maart
2002, bepaalde : 2002, bepaalde :
« Als beroepskosten worden niet aangemerkt : « Als beroepskosten worden niet aangemerkt :
[...] [...]
17o de bijdragen die door de leden van de Kamer van 17o de bijdragen die door de leden van de Kamer van
volksvertegenwoordigers, de Senaat, de Raden en het Europees Parlement volksvertegenwoordigers, de Senaat, de Raden en het Europees Parlement
aan hun partij of aan een van de geledingen ervan worden gestort ». aan hun partij of aan een van de geledingen ervan worden gestort ».
Het Hof van Beroep te Bergen stelt het Hof een vraag over de Het Hof van Beroep te Bergen stelt het Hof een vraag over de
bestaanbaarheid van die bepaling met de artikelen 10 en 11 van de bestaanbaarheid van die bepaling met de artikelen 10 en 11 van de
Grondwet, in zoverre zij de leden van de Kamer van Grondwet, in zoverre zij de leden van de Kamer van
volksvertegenwoordigers, de Senaat, de Raden en het Europees Parlement volksvertegenwoordigers, de Senaat, de Raden en het Europees Parlement
niet toestaat de bijdragen die zij aan hun partij of aan een van de niet toestaat de bijdragen die zij aan hun partij of aan een van de
geledingen ervan storten, af te trekken als beroepskosten, terwijl geledingen ervan storten, af te trekken als beroepskosten, terwijl
andere politieke mandatarissen wel het recht hebben dat te doen. andere politieke mandatarissen wel het recht hebben dat te doen.
Uit de motivering van de verwijzingsbeslissing blijkt dat de Uit de motivering van de verwijzingsbeslissing blijkt dat de
vergelijking inzonderheid de lokale mandatarissen betreft. vergelijking inzonderheid de lokale mandatarissen betreft.
B.2. Het behoort tot de bevoegdheid van de rechter die een B.2. Het behoort tot de bevoegdheid van de rechter die een
prejudiciële vraag stelt, uitspraak te doen over de toepasbaarheid van prejudiciële vraag stelt, uitspraak te doen over de toepasbaarheid van
de in het geding zijnde wetsnorm op de feiten van het geschil. Het Hof de in het geding zijnde wetsnorm op de feiten van het geschil. Het Hof
merkt in dat verband op dat het Hof van Beroep te Bergen ervan is merkt in dat verband op dat het Hof van Beroep te Bergen ervan is
uitgegaan dat de bedragen die de eerste appellant aan een politieke uitgegaan dat de bedragen die de eerste appellant aan een politieke
beweging heeft gestort, wel degelijk een bijdrage vormen in de zin van beweging heeft gestort, wel degelijk een bijdrage vormen in de zin van
artikel 53, 17o, van het W.I.B. 1992 en binnen het toepassingsgebied artikel 53, 17o, van het W.I.B. 1992 en binnen het toepassingsgebied
van die bepaling vallen, en dat het bijgevolg overbodig is na te gaan van die bepaling vallen, en dat het bijgevolg overbodig is na te gaan
of die stortingen als beroepskosten kunnen worden beschouwd in het of die stortingen als beroepskosten kunnen worden beschouwd in het
licht van artikel 49 van dat Wetboek, waarvan precies wordt afgeweken. licht van artikel 49 van dat Wetboek, waarvan precies wordt afgeweken.
B.3. De bepaling die aan het Hof wordt voorgelegd, namelijk artikel B.3. De bepaling die aan het Hof wordt voorgelegd, namelijk artikel
53, 17o, is in het W.I.B. 1992 ingevoegd bij de wet van 7 april 1995 53, 17o, is in het W.I.B. 1992 ingevoegd bij de wet van 7 april 1995
betreffende het fiscaal statuut van de leden van de Kamer van betreffende het fiscaal statuut van de leden van de Kamer van
volksvertegenwoordigers, de Senaat, de Gemeenschaps- en Gewestraden en volksvertegenwoordigers, de Senaat, de Gemeenschaps- en Gewestraden en
het Europees Parlement. het Europees Parlement.
B.4. Uit de parlementaire voorbereiding van die wet blijkt dat de B.4. Uit de parlementaire voorbereiding van die wet blijkt dat de
wetgever voor de parlementsleden een fiscaal statuut heeft willen wetgever voor de parlementsleden een fiscaal statuut heeft willen
uitwerken en het stelsel van de bijzondere forfaitaire aftrek van 50 uitwerken en het stelsel van de bijzondere forfaitaire aftrek van 50
pct. voor bedrijfslasten heeft willen afschaffen omdat het ingaat pct. voor bedrijfslasten heeft willen afschaffen omdat het ingaat
tegen de in 1988 goedgekeurde fiscale hervormingswet waarbij de tegen de in 1988 goedgekeurde fiscale hervormingswet waarbij de
aftrekmogelijkheden van bedrijfslasten en in het bijzonder van de aftrekmogelijkheden van bedrijfslasten en in het bijzonder van de
forfaitaire bedrijfslasten of vergoedingen, drastisch werden beperkt forfaitaire bedrijfslasten of vergoedingen, drastisch werden beperkt
(Parl. St., Kamer, 1992-1993, nr. 955/1, p. 2). (Parl. St., Kamer, 1992-1993, nr. 955/1, p. 2).
In het kader van die wetshervorming was het uitgangspunt van de In het kader van die wetshervorming was het uitgangspunt van de
wetgever dat de aan de partij of een van haar geledingen gestorte wetgever dat de aan de partij of een van haar geledingen gestorte
bijdragen niet fiscaal aftrekbaar mochten zijn. (Parl. St., Kamer, bijdragen niet fiscaal aftrekbaar mochten zijn. (Parl. St., Kamer,
1994-1995, nr. 1695/1, p. 2). 1994-1995, nr. 1695/1, p. 2).
B.5. Voor de leden van de bestendige deputatie, die tot de groep van B.5. Voor de leden van de bestendige deputatie, die tot de groep van
de lokale politieke mandatarissen behoren, werd bij artikel 3 van de de lokale politieke mandatarissen behoren, werd bij artikel 3 van de
wet van 7 maart 2002 de regeling toepasselijk gemaakt die geldt voor wet van 7 maart 2002 de regeling toepasselijk gemaakt die geldt voor
de leden van de Kamer van volksvertegenwoordigers, de Senaat, de Raden de leden van de Kamer van volksvertegenwoordigers, de Senaat, de Raden
en het Europees Parlement. Dat artikel is van toepassing vanaf het en het Europees Parlement. Dat artikel is van toepassing vanaf het
aanslagjaar 2002 (artikel 4 van de wet van 7 maart 2002). Uit de aanslagjaar 2002 (artikel 4 van de wet van 7 maart 2002). Uit de
parlementaire voorbereiding van die wet blijkt dat de wetgever parlementaire voorbereiding van die wet blijkt dat de wetgever
hetzelfde stelsel als datgene waarin de wet van 7 april 1995 voorziet hetzelfde stelsel als datgene waarin de wet van 7 april 1995 voorziet
heeft willen toepassen op de leden van de bestendige deputaties die « heeft willen toepassen op de leden van de bestendige deputaties die «
bij gebrek aan een duidelijke bepaling terzake [...] die bijdragen bij gebrek aan een duidelijke bepaling terzake [...] die bijdragen
[kunnen] blijven aftrekken » (Parl. St., Kamer, 2001-2002, Doc 50 [kunnen] blijven aftrekken » (Parl. St., Kamer, 2001-2002, Doc 50
1499/003, p. 4). 1499/003, p. 4).
B.6. Het verschil in behandeling heeft te maken met de structuur zelf B.6. Het verschil in behandeling heeft te maken met de structuur zelf
van de parlementaire vergoeding, die een belastingvrij forfaitair van de parlementaire vergoeding, die een belastingvrij forfaitair
gedeelte omvat dat alle kosten dekt verbonden aan de uitoefening van gedeelte omvat dat alle kosten dekt verbonden aan de uitoefening van
het ambt, wat bevestigd wordt door artikel 105, § 1, van de het ambt, wat bevestigd wordt door artikel 105, § 1, van de
provinciewet, dat bepaalt dat de leden van de bestendige deputatie een provinciewet, dat bepaalt dat de leden van de bestendige deputatie een
wedde genieten waarvan het bedrag gelijk is aan dat van de wedde genieten waarvan het bedrag gelijk is aan dat van de
parlementaire vergoeding voor het mandaat van senator, en artikel 105, parlementaire vergoeding voor het mandaat van senator, en artikel 105,
§ 2, van die wet, dat erin voorziet dat de leden van de bestendige § 2, van die wet, dat erin voorziet dat de leden van de bestendige
deputatie een forfaitaire vergoeding ontvangen die alle kosten dekt deputatie een forfaitaire vergoeding ontvangen die alle kosten dekt
verbonden aan de uitoefening van hun ambt en dat het bedrag van die verbonden aan de uitoefening van hun ambt en dat het bedrag van die
vergoeding gelijk is aan de forfaitaire vergoeding die voor de in het vergoeding gelijk is aan de forfaitaire vergoeding die voor de in het
raam van het mandaat van senator gemaakte kosten wordt toegekend. raam van het mandaat van senator gemaakte kosten wordt toegekend.
Doordat de andere lokale mandatarissen geen dergelijke forfaitaire Doordat de andere lokale mandatarissen geen dergelijke forfaitaire
vergoeding genieten, worden zij op een fundamenteel verschillende vergoeding genieten, worden zij op een fundamenteel verschillende
wijze bezoldigd, zodat het verschil in behandeling redelijk wijze bezoldigd, zodat het verschil in behandeling redelijk
verantwoord is. verantwoord is.
B.7. De prejudiciële vraag dient ontkennend te worden beantwoord. B.7. De prejudiciële vraag dient ontkennend te worden beantwoord.
Om die redenen, Om die redenen,
het Hof het Hof
zegt voor recht : zegt voor recht :
Artikel 53, 17o, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 Artikel 53, 17o, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992
schendt de artikelen 10 en 11 van de Grondwet niet. schendt de artikelen 10 en 11 van de Grondwet niet.
Aldus uitgesproken in het Frans en het Nederlands, overeenkomstig Aldus uitgesproken in het Frans en het Nederlands, overeenkomstig
artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het
Arbitragehof, op de openbare terechtzitting van 17 december 2003. Arbitragehof, op de openbare terechtzitting van 17 december 2003.
De griffier, De griffier,
P.-Y. Dutilleux. P.-Y. Dutilleux.
De voorzitter, De voorzitter,
M. Melchior. M. Melchior.
^