Etaamb.openjustice.be
Meertalige weergave van Arrest van --
← Terug naar "Uittreksel uit arrest nr. 154/2002 van 6 november 2002 Rolnummers 2189, 2190, 2191, 2194 en 2225 In zake : de prejudiciële vragen over artikel 54bis van het koninklijk besluit nr. 78 van 10 november 1967 betreffende de uitoefening van de Het Arbitragehof, samengesteld uit de voorzitters M. Melchior en A. Arts, en de rechters L. Fra(...)"
Uittreksel uit arrest nr. 154/2002 van 6 november 2002 Rolnummers 2189, 2190, 2191, 2194 en 2225 In zake : de prejudiciële vragen over artikel 54bis van het koninklijk besluit nr. 78 van 10 november 1967 betreffende de uitoefening van de Het Arbitragehof, samengesteld uit de voorzitters M. Melchior en A. Arts, en de rechters L. Fra(...) Uittreksel uit arrest nr. 154/2002 van 6 november 2002 Rolnummers 2189, 2190, 2191, 2194 en 2225 In zake : de prejudiciële vragen over artikel 54bis van het koninklijk besluit nr. 78 van 10 november 1967 betreffende de uitoefening van de Het Arbitragehof, samengesteld uit de voorzitters M. Melchior en A. Arts, en de rechters L. Fra(...)
ARBITRAGEHOF ARBITRAGEHOF
Uittreksel uit arrest nr. 154/2002 van 6 november 2002 Uittreksel uit arrest nr. 154/2002 van 6 november 2002
Rolnummers 2189, 2190, 2191, 2194 en 2225 Rolnummers 2189, 2190, 2191, 2194 en 2225
In zake : de prejudiciële vragen over artikel 54bis van het koninklijk In zake : de prejudiciële vragen over artikel 54bis van het koninklijk
besluit nr. 78 van 10 november 1967 betreffende de uitoefening van de besluit nr. 78 van 10 november 1967 betreffende de uitoefening van de
geneeskunst, de verpleegkunde, de paramedische beroepen en de geneeskunst, de verpleegkunde, de paramedische beroepen en de
geneeskundige commissies (thans koninklijk besluit nr. 78 betreffende geneeskundige commissies (thans koninklijk besluit nr. 78 betreffende
de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen), gesteld door de Raad de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen), gesteld door de Raad
van State. van State.
Het Arbitragehof, Het Arbitragehof,
samengesteld uit de voorzitters M. Melchior en A. Arts, en de rechters samengesteld uit de voorzitters M. Melchior en A. Arts, en de rechters
L. François, P. Martens, R. Henneuse, M. Bossuyt, L. Lavrysen, A. L. François, P. Martens, R. Henneuse, M. Bossuyt, L. Lavrysen, A.
Alen, J.-P. Snappe en E. Derycke, bijgestaan door de griffier P.-Y. Alen, J.-P. Snappe en E. Derycke, bijgestaan door de griffier P.-Y.
Dutilleux, onder voorzitterschap van voorzitter M. Melchior, Dutilleux, onder voorzitterschap van voorzitter M. Melchior,
wijst na beraad het volgende arrest : wijst na beraad het volgende arrest :
I. Onderwerp van de prejudiciële vragen I. Onderwerp van de prejudiciële vragen
a. Bij vier arresten nrs. 95.626, 95.624, 95.625 en 97.472 van 18 mei a. Bij vier arresten nrs. 95.626, 95.624, 95.625 en 97.472 van 18 mei
en 4 juli 2001 in zake P. Malfatti, A.-M. Vanesse, J. Lenoir en D. en 4 juli 2001 in zake P. Malfatti, A.-M. Vanesse, J. Lenoir en D.
Rucquoy tegen de Belgische Staat, waarvan de expedities ter griffie Rucquoy tegen de Belgische Staat, waarvan de expedities ter griffie
van het Arbitragehof zijn ingekomen op 31 mei, 6 juni en 17 juli 2001, van het Arbitragehof zijn ingekomen op 31 mei, 6 juni en 17 juli 2001,
heeft de Raad van State de volgende prejudiciële vraag gesteld : heeft de Raad van State de volgende prejudiciële vraag gesteld :
« Schendt artikel 54bis van het koninklijk besluit nr. 78 van 10 « Schendt artikel 54bis van het koninklijk besluit nr. 78 van 10
november 1967 betreffende de uitoefening van de geneeskunst, de november 1967 betreffende de uitoefening van de geneeskunst, de
verpleegkunde, de paramedische beroepen en de geneeskundige verpleegkunde, de paramedische beroepen en de geneeskundige
commissies, ingevoegd bij de wet van 20 december 1974 en gewijzigd bij commissies, ingevoegd bij de wet van 20 december 1974 en gewijzigd bij
de wetten van 26 december 1985 en 22 februari 1994, de artikelen 10 en de wetten van 26 december 1985 en 22 februari 1994, de artikelen 10 en
11 van de Grondwet, afzonderlijk genomen en/of in samenhang met de 11 van de Grondwet, afzonderlijk genomen en/of in samenhang met de
artikelen 12 en 23, derde lid, 1°, van de Grondwet en artikel 6 van artikelen 12 en 23, derde lid, 1°, van de Grondwet en artikel 6 van
het Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele het Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele
rechten, in zoverre de personen die niet voldoen aan de rechten, in zoverre de personen die niet voldoen aan de
bekwaamheidsvereisten van artikel 21quater , ingevolge het voormelde bekwaamheidsvereisten van artikel 21quater , ingevolge het voormelde
artikel 54bis , teneinde hun werkzaamheid onder dezelfde artikel 54bis , teneinde hun werkzaamheid onder dezelfde
omstandigheden als de beoefenaars van de verpleegkunde te mogen omstandigheden als de beoefenaars van de verpleegkunde te mogen
blijven verrichten, drie jaar nuttige ervaring moeten hebben op de blijven verrichten, drie jaar nuttige ervaring moeten hebben op de
datum van 1 september 1990 zonder dat rekening wordt gehouden met de datum van 1 september 1990 zonder dat rekening wordt gehouden met de
nuttige ervaring opgedaan tot aan de datum van inwerkingtreding van de nuttige ervaring opgedaan tot aan de datum van inwerkingtreding van de
wet van 22 februari 1994, zelfs tot op de uiterste datum waarop zij wet van 22 februari 1994, zelfs tot op de uiterste datum waarop zij
zich bij de bevoegde geneeskundige commissie moeten bekendmaken (1 zich bij de bevoegde geneeskundige commissie moeten bekendmaken (1
april 1996), zelfs tot op de datum waarop de bevoegde geneeskundige april 1996), zelfs tot op de datum waarop de bevoegde geneeskundige
commissie hun verklaring onderzoekt, terwijl de wetgever in de wet van commissie hun verklaring onderzoekt, terwijl de wetgever in de wet van
22 februari 1994 de Koning heeft gemachtigd om zonder enige beperking 22 februari 1994 de Koning heeft gemachtigd om zonder enige beperking
in de tijd de termijn waarbinnen en de wijze waarop de personen zich in de tijd de termijn waarbinnen en de wijze waarop de personen zich
bij de geneeskundige commissie moeten bekendmaken, te bepalen en de bij de geneeskundige commissie moeten bekendmaken, te bepalen en de
termijn waarbinnen de genoemde geneeskundige commissie zich over de termijn waarbinnen de genoemde geneeskundige commissie zich over de
ingediende verklaringen moet uitspreken, niet heeft begrensd ? » ingediende verklaringen moet uitspreken, niet heeft begrensd ? »
Die zaken zijn respectievelijk ingeschreven onder de nummers 2189, Die zaken zijn respectievelijk ingeschreven onder de nummers 2189,
2190, 2194 en 2225 van de rol van het Hof. 2190, 2194 en 2225 van de rol van het Hof.
b. Bij arrest nr. 95.627 van 18 mei 2001 in zake P. Kieken tegen de b. Bij arrest nr. 95.627 van 18 mei 2001 in zake P. Kieken tegen de
Belgische Staat, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof Belgische Staat, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof
is ingekomen op 31 mei 2001, heeft de Raad van State de volgende is ingekomen op 31 mei 2001, heeft de Raad van State de volgende
prejudiciële vraag gesteld : prejudiciële vraag gesteld :
« Schendt artikel 54bis van het koninklijk besluit nr. 78 van 10 « Schendt artikel 54bis van het koninklijk besluit nr. 78 van 10
november 1967 betreffende de uitoefening van de geneeskunst, de november 1967 betreffende de uitoefening van de geneeskunst, de
verpleegkunde, de paramedische beroepen en de geneeskundige verpleegkunde, de paramedische beroepen en de geneeskundige
commissies, geïnterpreteerd in die zin dat dit artikel op datum van 1 commissies, geïnterpreteerd in die zin dat dit artikel op datum van 1
september 1990 een periode van voltijdse tewerkstelling in een september 1990 een periode van voltijdse tewerkstelling in een
verzorgingsinstelling vereist teneinde dezelfde werkzaamheden onder verzorgingsinstelling vereist teneinde dezelfde werkzaamheden onder
dezelfde omstandigheden als de beoefenaars van de verpleegkunde die dezelfde omstandigheden als de beoefenaars van de verpleegkunde die
die arbeidsprestaties verrichten, te mogen blijven uitoefenen, de die arbeidsprestaties verrichten, te mogen blijven uitoefenen, de
artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre dat artikel een artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre dat artikel een
onverantwoorde discriminatie in het leven roept tussen, enerzijds, de onverantwoorde discriminatie in het leven roept tussen, enerzijds, de
personen die op datum van 1 september 1990 een voltijdse personen die op datum van 1 september 1990 een voltijdse
tewerkstelling van drie jaar kunnen aantonen, zelfs indien zij sinds tewerkstelling van drie jaar kunnen aantonen, zelfs indien zij sinds
die datum met werken gestopt zijn, en, anderzijds, de personen die op die datum met werken gestopt zijn, en, anderzijds, de personen die op
diezelfde datum slechts een deeltijdse tewerkstelling van drie jaar diezelfde datum slechts een deeltijdse tewerkstelling van drie jaar
kunnen aantonen, die evenwel begonnen is vóór 1 september 1990 ? » kunnen aantonen, die evenwel begonnen is vóór 1 september 1990 ? »
Die zaak is ingeschreven onder nummer 2191 van de rol van het Hof. Die zaak is ingeschreven onder nummer 2191 van de rol van het Hof.
(...) (...)
IV. In rechte IV. In rechte
(...) (...)
De in het geding zijnde bepalingen De in het geding zijnde bepalingen
B.1.1. Door de wet van 20 december 1974 betreffende de uitoefening van B.1.1. Door de wet van 20 december 1974 betreffende de uitoefening van
de verpleegkunde werd een artikel 21bis ingevoegd in het koninklijk de verpleegkunde werd een artikel 21bis ingevoegd in het koninklijk
besluit nr. 78 van 10 november 1967 betreffende de uitoefening van de besluit nr. 78 van 10 november 1967 betreffende de uitoefening van de
geneeskunst, de verpleegkunde, de paramedische beroepen en de geneeskunst, de verpleegkunde, de paramedische beroepen en de
geneeskundige commissies, luidend : geneeskundige commissies, luidend :
« § 1. Niemand mag de verpleegkunde zoals ze is bepaald in artikel « § 1. Niemand mag de verpleegkunde zoals ze is bepaald in artikel
21ter uitoefenen die niet in het bezit is van het diploma of de titel 21ter uitoefenen die niet in het bezit is van het diploma of de titel
van gegradueerde verpleger of verpleegster, van het brevet of de titel van gegradueerde verpleger of verpleegster, van het brevet of de titel
van verpleger of verpleegster, van het brevet of de titel van van verpleger of verpleegster, van het brevet of de titel van
verpleegassistent of -assistente, en die bovendien de voorwaarden verpleegassistent of -assistente, en die bovendien de voorwaarden
gesteld in artikel 21quater niet vervult. gesteld in artikel 21quater niet vervult.
§ 2. Voor de uitoefening van de verpleegkunde wordt de persoon die in § 2. Voor de uitoefening van de verpleegkunde wordt de persoon die in
het bezit is van een diploma van vroedvrouw gelijkgesteld met de het bezit is van een diploma van vroedvrouw gelijkgesteld met de
gegradueerde verpleger of verpleegster. » gegradueerde verpleger of verpleegster. »
B.1.2. Die bekwaamheidseisen zijn, tot op de datum van B.1.2. Die bekwaamheidseisen zijn, tot op de datum van
inwerkingtreding van de wet van 10 augustus 2001, in licht gewijzigde inwerkingtreding van de wet van 10 augustus 2001, in licht gewijzigde
vorm, opgenomen in artikel 21quater van vermeld koninklijk besluit, vorm, opgenomen in artikel 21quater van vermeld koninklijk besluit,
dat luidt : dat luidt :
« Art. 21quater . § 1. Niemand mag de verpleegkunde zoals ze is « Art. 21quater . § 1. Niemand mag de verpleegkunde zoals ze is
bepaald in artikel 21quinquies uitoefenen die niet in het bezit is van bepaald in artikel 21quinquies uitoefenen die niet in het bezit is van
het diploma of de titel van gegradueerde verpleger of verpleegster, het diploma of de titel van gegradueerde verpleger of verpleegster,
van het brevet of de titel van verpleger of verpleegster, van het van het brevet of de titel van verpleger of verpleegster, van het
brevet of de titel van verpleegassistent of -assistente, en die brevet of de titel van verpleegassistent of -assistente, en die
bovendien de voorwaarden gesteld in artikel 21sexies niet vervult. bovendien de voorwaarden gesteld in artikel 21sexies niet vervult.
[...] » [...] »
B.1.3. Tegelijk met artikel 21quater , werd een artikel 21quinquies B.1.3. Tegelijk met artikel 21quater , werd een artikel 21quinquies
ingevoegd in het koninklijk besluit nr. 78, dat tot op de datum van ingevoegd in het koninklijk besluit nr. 78, dat tot op de datum van
inwerkingtreding van de wet van 10 augustus 2001 luidde : inwerkingtreding van de wet van 10 augustus 2001 luidde :
« § 1. Onder verpleegkunde wordt verstaan het uitoefenen door de in « § 1. Onder verpleegkunde wordt verstaan het uitoefenen door de in
artikel 21quater bedoelde personen van nagenoemde activiteiten : artikel 21quater bedoelde personen van nagenoemde activiteiten :
a) enerzijds de observatie en het nauwkeurig vastleggen van de a) enerzijds de observatie en het nauwkeurig vastleggen van de
symptomen en reacties van de patiënt, zowel op physisch als op symptomen en reacties van de patiënt, zowel op physisch als op
psychisch vlak, ten einde zijn verschillende noden tegemoet te komen psychisch vlak, ten einde zijn verschillende noden tegemoet te komen
en bij te dragen tot het stellen van de diagnose door de geneesheer of en bij te dragen tot het stellen van de diagnose door de geneesheer of
het uitvoeren van de geneeskundige behandeling met het oog op de het uitvoeren van de geneeskundige behandeling met het oog op de
zorgen die zijn toestand vereisen, en anderzijds, het onder zijn hoede zorgen die zijn toestand vereisen, en anderzijds, het onder zijn hoede
nemen van een gezonde of een zieke persoon om hem, dank zij een nemen van een gezonde of een zieke persoon om hem, dank zij een
voortdurende bijstand, de handelingen te helpen verrichten die voortdurende bijstand, de handelingen te helpen verrichten die
bijdragen tot het behoud, de verbetering of het herstel van de bijdragen tot het behoud, de verbetering of het herstel van de
gezondheid of hem bij het sterven te begeleiden; dit alles om een gezondheid of hem bij het sterven te begeleiden; dit alles om een
globale verpleegkundige verzorging te verzekeren; globale verpleegkundige verzorging te verzekeren;
b) de uitvoering van technische verpleegkundige prestaties die verband b) de uitvoering van technische verpleegkundige prestaties die verband
houden met het stellen van de diagnose door de geneesheer of met het houden met het stellen van de diagnose door de geneesheer of met het
uitvoeren van een behandeling voorgeschreven door de geneesheer of het uitvoeren van een behandeling voorgeschreven door de geneesheer of het
nemen van maatregelen van preventieve geneeskunde; nemen van maatregelen van preventieve geneeskunde;
c) de uitvoering van geneeskundige handelingen die door een geneesheer c) de uitvoering van geneeskundige handelingen die door een geneesheer
kunnen worden toevertrouwd overeenkomstig artikel 5, § 1, tweede en kunnen worden toevertrouwd overeenkomstig artikel 5, § 1, tweede en
derde lid. derde lid.
§ 2. De Koning kan, overeenkomstig de bepalingen van artikel 46bis , § 2. De Koning kan, overeenkomstig de bepalingen van artikel 46bis ,
de lijst vaststellen van de in § 1, b , van dit artikel bedoelde de lijst vaststellen van de in § 1, b , van dit artikel bedoelde
prestaties, alsook de uitvoeringsmodaliteiten ervan en de vereiste prestaties, alsook de uitvoeringsmodaliteiten ervan en de vereiste
kwalificatievoorwaarden. » kwalificatievoorwaarden. »
B.1.4. Teneinde rekening te houden met de situatie van de personen B.1.4. Teneinde rekening te houden met de situatie van de personen
die, vóór de nieuwe reglementering, de verpleegkunde uitoefenden die, vóór de nieuwe reglementering, de verpleegkunde uitoefenden
zonder in het bezit te zijn van het vereiste diploma, werd in het zonder in het bezit te zijn van het vereiste diploma, werd in het
koninklijk besluit nr. 78 een overgangsbepaling ingevoegd, die toen koninklijk besluit nr. 78 een overgangsbepaling ingevoegd, die toen
luidde : luidde :
« Art. 54bis . § 1. De personen die niet voldoen aan de in artikel « Art. 54bis . § 1. De personen die niet voldoen aan de in artikel
21bis gestelde bekwaamheidseisen, maar die op de datum van 1 januari 21bis gestelde bekwaamheidseisen, maar die op de datum van 1 januari
1975 sinds minstens drie jaar tewerkgesteld geweest zijn in een 1975 sinds minstens drie jaar tewerkgesteld geweest zijn in een
verzorgingsinstelling of in een kabinet van een geneesheer of tandarts verzorgingsinstelling of in een kabinet van een geneesheer of tandarts
mogen dezelfde werkzaamheden blijven verrichten onder dezelfde mogen dezelfde werkzaamheden blijven verrichten onder dezelfde
voorwaarden als de beoefenaars van de verpleegkunde die zulke voorwaarden als de beoefenaars van de verpleegkunde die zulke
prestaties uitvoeren. prestaties uitvoeren.
§ 2. Op straffe van verlies van het voordeel verleend bij de bepaling § 2. Op straffe van verlies van het voordeel verleend bij de bepaling
van § 1 van dit artikel, moeten zij zich bij de bevoegde geneeskundige van § 1 van dit artikel, moeten zij zich bij de bevoegde geneeskundige
commissie bekend maken binnen de termijn bepaald door de Koning; bij commissie bekend maken binnen de termijn bepaald door de Koning; bij
deze gelegenheid vermelden zij de werkzaamheden waarvoor zij het deze gelegenheid vermelden zij de werkzaamheden waarvoor zij het
voordeel van verkregen rechten inroepen. » voordeel van verkregen rechten inroepen. »
Bij de wet van 26 december 1985 werd de datum van 1 januari 1975 Bij de wet van 26 december 1985 werd de datum van 1 januari 1975
vervangen door de datum van 1 januari 1986. Bij de wet van 22 februari vervangen door de datum van 1 januari 1986. Bij de wet van 22 februari
1994 werd die datum ten slotte uitgesteld tot 1 september 1990. 1994 werd die datum ten slotte uitgesteld tot 1 september 1990.
Over de eerste prejudiciële vraag Over de eerste prejudiciële vraag
B.2.1. De eerste prejudiciële vraag strekt ertoe van het Hof te B.2.1. De eerste prejudiciële vraag strekt ertoe van het Hof te
vernemen of artikel 54bis van het koninklijk besluit nr. 78, zoals vernemen of artikel 54bis van het koninklijk besluit nr. 78, zoals
gewijzigd bij de wet van 22 februari 1994, een discriminatie inhoudt gewijzigd bij de wet van 22 februari 1994, een discriminatie inhoudt
doordat het enkel rekening houdt met de beroepservaring van de doordat het enkel rekening houdt met de beroepservaring van de
betrokken personen opgedaan vóór 1 september 1990 « zonder dat betrokken personen opgedaan vóór 1 september 1990 « zonder dat
rekening wordt gehouden met de nuttige ervaring opgedaan tot aan de rekening wordt gehouden met de nuttige ervaring opgedaan tot aan de
datum van inwerkingtreding van de wet van 22 februari 1994, zelfs tot datum van inwerkingtreding van de wet van 22 februari 1994, zelfs tot
op de uiterste datum waarop zij zich bij de bevoegde geneeskundige op de uiterste datum waarop zij zich bij de bevoegde geneeskundige
commissie moeten bekendmaken (1 april 1996), zelfs tot op de datum commissie moeten bekendmaken (1 april 1996), zelfs tot op de datum
waarop de bevoegde geneeskundige commissie hun verklaring onderzoekt. waarop de bevoegde geneeskundige commissie hun verklaring onderzoekt.
» »
B.2.2. De algemene doelstelling van de wet van 20 december 1974 B.2.2. De algemene doelstelling van de wet van 20 december 1974
bestond erin het verpleegkundig personeel een wettelijk statuut te bestond erin het verpleegkundig personeel een wettelijk statuut te
verlenen en de kwaliteit van de verpleegkundige verzorging te verlenen en de kwaliteit van de verpleegkundige verzorging te
waarborgen. Om die doelstelling te bereiken werd de uitoefening van de waarborgen. Om die doelstelling te bereiken werd de uitoefening van de
verpleegkunde voorbehouden aan de personen die over de door de wet verpleegkunde voorbehouden aan de personen die over de door de wet
vereiste diploma's of titels beschikken. In de ogen van de wetgever vereiste diploma's of titels beschikken. In de ogen van de wetgever
diende te worden gewaarborgd dat de personen die verpleegkundige diende te worden gewaarborgd dat de personen die verpleegkundige
prestaties zouden leveren, daartoe bekwaam waren en bijgevolg een prestaties zouden leveren, daartoe bekwaam waren en bijgevolg een
voldoende opleiding hadden gekregen. voldoende opleiding hadden gekregen.
B.2.3. Voor de vaststelling van de activiteiten die begrepen zijn B.2.3. Voor de vaststelling van de activiteiten die begrepen zijn
onder de « verpleegkunde » en dus aan welbepaalde personen onder de « verpleegkunde » en dus aan welbepaalde personen
voorbehouden zijn, is de wetgever op een tweeledige wijze te werk voorbehouden zijn, is de wetgever op een tweeledige wijze te werk
gegaan : enerzijds, werd in artikel 21ter , § 1, van het koninklijk gegaan : enerzijds, werd in artikel 21ter , § 1, van het koninklijk
besluit nr. 78 een algemene omschrijving gegeven van de verpleegkunde; besluit nr. 78 een algemene omschrijving gegeven van de verpleegkunde;
anderzijds, verleent artikel 21ter , § 2, de Koning de bevoegdheid de anderzijds, verleent artikel 21ter , § 2, de Koning de bevoegdheid de
lijst van de in paragraaf 1, b) , van dat artikel bedoelde technische lijst van de in paragraaf 1, b) , van dat artikel bedoelde technische
verpleegkundige prestaties, alsook de uitvoeringsmodaliteiten en de verpleegkundige prestaties, alsook de uitvoeringsmodaliteiten en de
vereiste kwalificatievoorwaarden vast te stellen. vereiste kwalificatievoorwaarden vast te stellen.
Aangezien het koninklijk besluit van 13 maart 1985, waarin de lijst Aangezien het koninklijk besluit van 13 maart 1985, waarin de lijst
van die prestaties werd vastgelegd, door de Raad van State werd van die prestaties werd vastgelegd, door de Raad van State werd
vernietigd, werd een nieuw besluit op 18 juni 1990 genomen. vernietigd, werd een nieuw besluit op 18 juni 1990 genomen.
B.3.1. Aanvankelijk werd in artikel 54bis van het koninklijk besluit B.3.1. Aanvankelijk werd in artikel 54bis van het koninklijk besluit
nr. 78, zoals ingevoegd door de wet van 20 december 1974, in een nr. 78, zoals ingevoegd door de wet van 20 december 1974, in een
overgangsregeling voorzien waarbij werd toegestaan dat personen die overgangsregeling voorzien waarbij werd toegestaan dat personen die
niet voldeden aan de gestelde bekwaamheidsvereisten, maar die op de niet voldeden aan de gestelde bekwaamheidsvereisten, maar die op de
datum van 1 januari 1975 sinds minstens drie jaar tewerkgesteld zijn datum van 1 januari 1975 sinds minstens drie jaar tewerkgesteld zijn
geweest in een verzorgingsinstelling of in een kabinet van een geweest in een verzorgingsinstelling of in een kabinet van een
geneesheer of een tandarts, dezelfde werkzaamheden mochten blijven geneesheer of een tandarts, dezelfde werkzaamheden mochten blijven
uitoefenen. uitoefenen.
De wet voorzag er ook in dat de Koning een termijn moest bepalen De wet voorzag er ook in dat de Koning een termijn moest bepalen
waarbinnen de betrokkenen zich bij de bevoegde geneeskundige waarbinnen de betrokkenen zich bij de bevoegde geneeskundige
commissies moesten melden. commissies moesten melden.
B.3.2. Nadat was gebleken dat het koninklijk besluit houdende B.3.2. Nadat was gebleken dat het koninklijk besluit houdende
vaststelling van de lijst van de in artikel 21ter , § 1, b) , van het vaststelling van de lijst van de in artikel 21ter , § 1, b) , van het
koninklijk besluit nr. 78 bedoelde prestaties uitbleef, heeft de koninklijk besluit nr. 78 bedoelde prestaties uitbleef, heeft de
wetgever de overgangsregeling tweemaal gewijzigd : een eerste keer wetgever de overgangsregeling tweemaal gewijzigd : een eerste keer
bepaalde de wet van 26 december 1985 dat de nuttige ervaring van drie bepaalde de wet van 26 december 1985 dat de nuttige ervaring van drie
jaar verworven op 1 januari 1986 in aanmerking zou worden genomen; een jaar verworven op 1 januari 1986 in aanmerking zou worden genomen; een
tweede keer heeft de wet van 22 februari 1994 het mogelijk gemaakt de tweede keer heeft de wet van 22 februari 1994 het mogelijk gemaakt de
nuttige ervaring verworven op 1 september 1990 in aanmerking te nemen. nuttige ervaring verworven op 1 september 1990 in aanmerking te nemen.
Daarbij werd tweemaal de datum van inwerkingtreding van het in artikel Daarbij werd tweemaal de datum van inwerkingtreding van het in artikel
21ter , § 2, bedoelde koninklijk besluit als uitgangspunt genomen. 21ter , § 2, bedoelde koninklijk besluit als uitgangspunt genomen.
Inmiddels was bij koninklijk besluit van 8 september 1993 de te volgen Inmiddels was bij koninklijk besluit van 8 september 1993 de te volgen
procedure geregeld om de werkzaamheden waarvoor op de toepassing van procedure geregeld om de werkzaamheden waarvoor op de toepassing van
artikel 54bis een beroep wordt gedaan, aan de bevoegde geneeskundige artikel 54bis een beroep wordt gedaan, aan de bevoegde geneeskundige
commissie bekend te maken. commissie bekend te maken.
B.3.3. Elke overgangsregeling is beperkt in de tijd en doet een B.3.3. Elke overgangsregeling is beperkt in de tijd en doet een
onderscheid ontstaan tussen personen die die regeling kunnen genieten onderscheid ontstaan tussen personen die die regeling kunnen genieten
en de anderen. De wetgever zou aan de door hem vooropgestelde en de anderen. De wetgever zou aan de door hem vooropgestelde
doelstelling om de uitoefening van de verpleegkunde voor te behouden doelstelling om de uitoefening van de verpleegkunde voor te behouden
aan de personen die over de vereiste diploma's en titels beschikken aan de personen die over de vereiste diploma's en titels beschikken
voorbijgaan, indien geen einddatum werd gesteld aan de voorbijgaan, indien geen einddatum werd gesteld aan de
overgangsregeling waarin artikel 54bis van het koninklijk besluit nr. overgangsregeling waarin artikel 54bis van het koninklijk besluit nr.
78 voorziet. 78 voorziet.
Door het einde van de overgangsregeling te verbinden met de Door het einde van de overgangsregeling te verbinden met de
inwerkingtreding van het koninklijk besluit van 18 juni 1990 hanteert inwerkingtreding van het koninklijk besluit van 18 juni 1990 hanteert
de wetgever een objectief criterium van onderscheid. Dat besluit stelt de wetgever een objectief criterium van onderscheid. Dat besluit stelt
immers, ter uitvoering van artikel 21ter , § 2, van het koninklijk immers, ter uitvoering van artikel 21ter , § 2, van het koninklijk
besluit nr. 78, de lijst vast van de technische verpleegkundige besluit nr. 78, de lijst vast van de technische verpleegkundige
prestaties en de lijst van de handelingen die door een geneesheer aan prestaties en de lijst van de handelingen die door een geneesheer aan
beoefenaars van de verpleegkunde kunnen worden toevertrouwd. beoefenaars van de verpleegkunde kunnen worden toevertrouwd.
Het maakt een onderscheid tussen de personen die gemachtigd zijn de Het maakt een onderscheid tussen de personen die gemachtigd zijn de
verpleegkunde te beoefenen : de handelingen die door een geneesheer verpleegkunde te beoefenen : de handelingen die door een geneesheer
kunnen worden toevertrouwd, mogen enkel worden verricht door de kunnen worden toevertrouwd, mogen enkel worden verricht door de
personen die houder zijn van de diploma's en brevetten opgesomd in a) personen die houder zijn van de diploma's en brevetten opgesomd in a)
en b) van bijlage III van dat besluit (artikel 6). De technische en b) van bijlage III van dat besluit (artikel 6). De technische
prestaties mogen door dezelfde personen worden uitgevoerd, en prestaties mogen door dezelfde personen worden uitgevoerd, en
bovendien door de personen die houder zijn van de brevetten en bovendien door de personen die houder zijn van de brevetten en
getuigschriften opgesomd in c) alsook door de personen die zich op de getuigschriften opgesomd in c) alsook door de personen die zich op de
bepalingen van het voormelde artikel 54bis kunnen beroepen (littera bepalingen van het voormelde artikel 54bis kunnen beroepen (littera
d). d).
B.3.4. Het staat in beginsel aan de wetgever te beoordelen of een B.3.4. Het staat in beginsel aan de wetgever te beoordelen of een
wetswijziging moet samengaan met overgangsmaatregelen teneinde wetswijziging moet samengaan met overgangsmaatregelen teneinde
rekening te houden met de rechtmatige verwachtingen van de betrokken rekening te houden met de rechtmatige verwachtingen van de betrokken
personen en het komt hem toe te bepalen onder welke voorwaarden en personen en het komt hem toe te bepalen onder welke voorwaarden en
binnen welke termijnen in het voordeel van die personen van de nieuwe binnen welke termijnen in het voordeel van die personen van de nieuwe
bepaling zal kunnen worden afgeweken. bepaling zal kunnen worden afgeweken.
B.3.5. Het behoort niet tot de bevoegdheid van het Hof te beoordelen B.3.5. Het behoort niet tot de bevoegdheid van het Hof te beoordelen
of de Koning Zijn bevoegdheden heeft overschreden door te dralen met of de Koning Zijn bevoegdheden heeft overschreden door te dralen met
de uitvoering van de bepalingen die de wetgever in 1974 en in 1985 de uitvoering van de bepalingen die de wetgever in 1974 en in 1985
heeft ingevoerd in het koninklijk besluit nr. 78. Het staat het Hof heeft ingevoerd in het koninklijk besluit nr. 78. Het staat het Hof
evenmin te beoordelen of de geneeskundige commissies binnen een evenmin te beoordelen of de geneeskundige commissies binnen een
redelijke termijn uitspraak hebben gedaan door pas in 2000 en in 2001 redelijke termijn uitspraak hebben gedaan door pas in 2000 en in 2001
een beslissing te nemen over de aanvragen ingediend door de een beslissing te nemen over de aanvragen ingediend door de
betrokkenen in 1995. Het staat het Hof enkel te zeggen of de wetgever, betrokkenen in 1995. Het staat het Hof enkel te zeggen of de wetgever,
door bij een wet van 22 februari 1994 de datum waarop de betrokken door bij een wet van 22 februari 1994 de datum waarop de betrokken
personen gedurende drie jaar de verpleegkunde moeten hebben beoefend, personen gedurende drie jaar de verpleegkunde moeten hebben beoefend,
op 1 september 1990 te bepalen, op onevenredige wijze afbreuk heeft op 1 september 1990 te bepalen, op onevenredige wijze afbreuk heeft
gedaan aan de rechtmatige verwachtingen van die categorie van gedaan aan de rechtmatige verwachtingen van die categorie van
personen. personen.
B.3.6. De vereiste van een diploma, een brevet of een titel was B.3.6. De vereiste van een diploma, een brevet of een titel was
opgelegd in artikel 21bis , ingevoegd in het koninklijk besluit nr. 78 opgelegd in artikel 21bis , ingevoegd in het koninklijk besluit nr. 78
bij de wet van 20 december 1974, waarbij de verpleegkunde in artikel bij de wet van 20 december 1974, waarbij de verpleegkunde in artikel
21ter , § 1, werd omschreven en de afwijking in het voordeel van de 21ter , § 1, werd omschreven en de afwijking in het voordeel van de
personen die een tewerkstelling van drie jaar aantoonden, in artikel personen die een tewerkstelling van drie jaar aantoonden, in artikel
54bis mogelijk werd gemaakt. Die bepalingen zijn evenwel zonder gevolg 54bis mogelijk werd gemaakt. Die bepalingen zijn evenwel zonder gevolg
gebleven zolang de lijst van de technische prestaties en van de aan de gebleven zolang de lijst van de technische prestaties en van de aan de
beoefenaars van de verpleegkunde toevertrouwde handelingen niet was beoefenaars van de verpleegkunde toevertrouwde handelingen niet was
vastgelegd - wat is gebeurd in het koninklijk besluit van 18 juni 1990 vastgelegd - wat is gebeurd in het koninklijk besluit van 18 juni 1990
- en zolang de procedure om een zaak bij de geneeskundige commissies - en zolang de procedure om een zaak bij de geneeskundige commissies
aanhangig te maken niet was geregeld - wat is gebeurd in het aanhangig te maken niet was geregeld - wat is gebeurd in het
koninklijk besluit van 8 september 1993. koninklijk besluit van 8 september 1993.
B.3.7. Het is denkbaar dat de wetgever weigert rekening te houden met B.3.7. Het is denkbaar dat de wetgever weigert rekening te houden met
de personen die niet het vereiste diploma, het vereiste brevet of de de personen die niet het vereiste diploma, het vereiste brevet of de
vereiste titel bezitten en die na de inwerkingtreding van het vereiste titel bezitten en die na de inwerkingtreding van het
koninklijk besluit van 18 juni 1990 zouden zijn aangeworven, omdat dat koninklijk besluit van 18 juni 1990 zouden zijn aangeworven, omdat dat
koninklijk besluit de lijst van de verpleegkundige handelingen en koninklijk besluit de lijst van de verpleegkundige handelingen en
prestaties vastlegde en de voor de verrichting ervan vereiste prestaties vastlegde en de voor de verrichting ervan vereiste
diploma's, brevetten en getuigschriften opsomde. diploma's, brevetten en getuigschriften opsomde.
Door te eisen dat de tewerkstelling drie jaar teruggaat tot 1 Door te eisen dat de tewerkstelling drie jaar teruggaat tot 1
september 1990, dat wil zeggen in een periode waarin het niet mogelijk september 1990, dat wil zeggen in een periode waarin het niet mogelijk
was - zoals de Ministerraad toegeeft - de precieze inhoud van de was - zoals de Ministerraad toegeeft - de precieze inhoud van de
verpleegkunde te kennen en waarin de betrokkenen geen enkele procedure verpleegkunde te kennen en waarin de betrokkenen geen enkele procedure
werd geboden om zich ervan te vergewissen dat zij aan de in artikel werd geboden om zich ervan te vergewissen dat zij aan de in artikel
54bis opgelegde voorwaarde voldeden, heeft de wetgever echter een 54bis opgelegde voorwaarde voldeden, heeft de wetgever echter een
maatregel aangenomen die van die aard is dat de rechtmatige maatregel aangenomen die van die aard is dat de rechtmatige
verwachtingen van de betrokkenen kunnen worden verschalkt. Pas wanneer verwachtingen van de betrokkenen kunnen worden verschalkt. Pas wanneer
zij de inhoud van het koninklijk besluit van 18 juni 1990 en van de zij de inhoud van het koninklijk besluit van 18 juni 1990 en van de
bijlagen ervan hebben vernomen, hebben die personen kunnen beslissen bijlagen ervan hebben vernomen, hebben die personen kunnen beslissen
ofwel om een beroep waarvan de uitoefening hun voortaan werd verboden ofwel om een beroep waarvan de uitoefening hun voortaan werd verboden
op te geven, ofwel om een studie aan te vatten teneinde de in de op te geven, ofwel om een studie aan te vatten teneinde de in de
bijlagen van dat besluit opgesomde diploma's, titels of brevetten te bijlagen van dat besluit opgesomde diploma's, titels of brevetten te
behalen, wat hen in staat zou stellen dat beroep te blijven behalen, wat hen in staat zou stellen dat beroep te blijven
uitoefenen. uitoefenen.
Door zijn retroactieve aard is de maatregel niet evenredig met het Door zijn retroactieve aard is de maatregel niet evenredig met het
nagestreefde doel, welke interpretatie ook eraan dient te worden nagestreefde doel, welke interpretatie ook eraan dient te worden
gegeven. gegeven.
B.3.8. Ofwel is het voldoende - volgens de lezing die de verzoekende B.3.8. Ofwel is het voldoende - volgens de lezing die de verzoekende
partijen voor de Raad van State eraan geven - dat men vóór 1 september partijen voor de Raad van State eraan geven - dat men vóór 1 september
1990 gedurende drie jaar tewerkgesteld is geweest en in dat geval kan 1990 gedurende drie jaar tewerkgesteld is geweest en in dat geval kan
de maatregel zelfs aan de personen die tussen 1990 en 1994 de de maatregel zelfs aan de personen die tussen 1990 en 1994 de
verpleegkunde niet meer zouden hebben beoefend, ten goede komen, wat verpleegkunde niet meer zouden hebben beoefend, ten goede komen, wat
onsamenhangend zou zijn in een beroep waar de verzorgingstechnieken en onsamenhangend zou zijn in een beroep waar de verzorgingstechnieken en
-methodes voortdurend evolueren. -methodes voortdurend evolueren.
Ofwel zou het vereist zijn - volgens de interpretatie van de Ofwel zou het vereist zijn - volgens de interpretatie van de
Ministerraad - dat tegelijk een tewerkstelling van drie jaar vóór 1 Ministerraad - dat tegelijk een tewerkstelling van drie jaar vóór 1
september 1990 wordt aangetoond en de werkzaamheden waarop de aanvraag september 1990 wordt aangetoond en de werkzaamheden waarop de aanvraag
slaat op het tijdstip van de indiening ervan nog steeds worden slaat op het tijdstip van de indiening ervan nog steeds worden
beoefend, wat erop neerkomt dat een tewerkstelling van meer dan drie beoefend, wat erop neerkomt dat een tewerkstelling van meer dan drie
jaar wordt vereist hoewel voor die duur werd geopteerd omdat die jaar wordt vereist hoewel voor die duur werd geopteerd omdat die
samenvalt met de duur van de studie die het mogelijk maakt een van de samenvalt met de duur van de studie die het mogelijk maakt een van de
vereiste diploma's of brevetten te behalen. vereiste diploma's of brevetten te behalen.
B.4. Daaruit volgt dat, binnen de in B.3.5 aangegeven grenzen, de B.4. Daaruit volgt dat, binnen de in B.3.5 aangegeven grenzen, de
eerste prejudiciële vraag bevestigend dient te worden beantwoord. eerste prejudiciële vraag bevestigend dient te worden beantwoord.
Over de tweede prejudiciële vraag Over de tweede prejudiciële vraag
B.5.1. Het verschil in behandeling dat in de tweede prejudiciële vraag B.5.1. Het verschil in behandeling dat in de tweede prejudiciële vraag
wordt beschreven, vloeit voort uit de interpretatie die aan artikel wordt beschreven, vloeit voort uit de interpretatie die aan artikel
54bis van het koninklijk besluit nr. 78 wordt gegeven, volgens welke 54bis van het koninklijk besluit nr. 78 wordt gegeven, volgens welke
interpretatie dat artikel van de personen die de verpleegkunde willen interpretatie dat artikel van de personen die de verpleegkunde willen
beoefenen zonder over de vereiste diploma's en titels te beschikken, beoefenen zonder over de vereiste diploma's en titels te beschikken,
zou vereisen dat zij een periode van voltijdse tewerkstelling in een zou vereisen dat zij een periode van voltijdse tewerkstelling in een
verzorgingsinstelling die van vóór 1 september 1990 dateert, aantonen. verzorgingsinstelling die van vóór 1 september 1990 dateert, aantonen.
Die bepaling zou discriminatoire gevolgen hebben, in zoverre het Die bepaling zou discriminatoire gevolgen hebben, in zoverre het
voordeel van artikel 54bis zou worden toegekend aan de personen die op voordeel van artikel 54bis zou worden toegekend aan de personen die op
de datum van 1 september 1990 een voltijdse tewerkstelling van drie de datum van 1 september 1990 een voltijdse tewerkstelling van drie
jaar kunnen aantonen, ook al zijn zij sinds die datum gestopt met jaar kunnen aantonen, ook al zijn zij sinds die datum gestopt met
werken, terwijl dat voordeel zou worden geweigerd aan de personen die werken, terwijl dat voordeel zou worden geweigerd aan de personen die
op diezelfde datum slechts een halftijdse tewerkstelling van drie op diezelfde datum slechts een halftijdse tewerkstelling van drie
jaar, doch die vóór 1 september 1990 een aanvang heeft genomen, kunnen jaar, doch die vóór 1 september 1990 een aanvang heeft genomen, kunnen
aantonen. aantonen.
B.5.2. De diploma's of brevetten die voor de beoefening van de B.5.2. De diploma's of brevetten die voor de beoefening van de
verpleegkunde zijn vereist, worden verleend na een voltijdse opleiding verpleegkunde zijn vereist, worden verleend na een voltijdse opleiding
van drie jaar. Het is dus in overeenstemming met de doelstelling van van drie jaar. Het is dus in overeenstemming met de doelstelling van
de wetgever om, bij wijze van overgangsmaatregel, enkel de personen de wetgever om, bij wijze van overgangsmaatregel, enkel de personen
die een daadwerkelijke en voltijdse beoefening van de verpleegkunde die een daadwerkelijke en voltijdse beoefening van de verpleegkunde
gedurende drie jaar aantonen, gelijk te stellen met de houders van die gedurende drie jaar aantonen, gelijk te stellen met de houders van die
diploma's en brevetten. diploma's en brevetten.
B.5.3. In de prejudiciële vraag wordt het Hof evenwel verzocht de in B.5.3. In de prejudiciële vraag wordt het Hof evenwel verzocht de in
het geding zijnde bepaling te onderzoeken, niet door de personen die het geding zijnde bepaling te onderzoeken, niet door de personen die
gedurende drie jaar de verpleegkunde voltijds hebben beoefend, te gedurende drie jaar de verpleegkunde voltijds hebben beoefend, te
vergelijken met de personen die dat deeltijds hebben gedaan, maar door vergelijken met de personen die dat deeltijds hebben gedaan, maar door
een andere vergelijking te maken op grond van de in B.3.8 aangehaalde een andere vergelijking te maken op grond van de in B.3.8 aangehaalde
letterlijke lezing van die bepaling. letterlijke lezing van die bepaling.
B.5.4. Volgens die lezing zou de persoon die een voltijdse B.5.4. Volgens die lezing zou de persoon die een voltijdse
tewerkstelling van drie jaar vóór 1 september 1990 aantoont, het tewerkstelling van drie jaar vóór 1 september 1990 aantoont, het
voordeel van de overgangsbepaling van artikel 54bis genieten, zelfs voordeel van de overgangsbepaling van artikel 54bis genieten, zelfs
indien die persoon elke werkzaamheid na 1 september 1990 zou hebben indien die persoon elke werkzaamheid na 1 september 1990 zou hebben
stopgezet, voor zover hij zijn aanvraag tussen 1 april 1994 en 1 april stopgezet, voor zover hij zijn aanvraag tussen 1 april 1994 en 1 april
1996 heeft ingediend (de artikelen 1 en 9 van het koninklijk besluit 1996 heeft ingediend (de artikelen 1 en 9 van het koninklijk besluit
van 8 september 1993, gewijzigd bij artikel 1 van het koninklijk van 8 september 1993, gewijzigd bij artikel 1 van het koninklijk
besluit van 9 januari 1995). In dat geval zou de bepaling een verschil besluit van 9 januari 1995). In dat geval zou de bepaling een verschil
in behandeling invoeren, waarvan niet wordt ingezien in welk opzicht in behandeling invoeren, waarvan niet wordt ingezien in welk opzicht
het verantwoord is : diegenen die, sinds verscheidene jaren, elke het verantwoord is : diegenen die, sinds verscheidene jaren, elke
beoefening van de verpleegkunde hebben opgegeven, zouden het voordeel beoefening van de verpleegkunde hebben opgegeven, zouden het voordeel
van de overgangsbepaling kunnen genieten, terwijl diegenen die de van de overgangsbepaling kunnen genieten, terwijl diegenen die de
verpleegkunde zijn blijven beoefenen, doch deeltijds, zich niet op die verpleegkunde zijn blijven beoefenen, doch deeltijds, zich niet op die
bepaling zouden kunnen beroepen. Dat gevolg zou des te bepaling zouden kunnen beroepen. Dat gevolg zou des te
onsamenhangender zijn daar artikel 54bis door de met de toepassing onsamenhangender zijn daar artikel 54bis door de met de toepassing
ervan belaste overheid in die zin werd geïnterpreteerd dat het het ervan belaste overheid in die zin werd geïnterpreteerd dat het het
mogelijk maakt een onderbroken en deeltijdse tewerkstelling te mogelijk maakt een onderbroken en deeltijdse tewerkstelling te
benutten, voor zover de optelsom van alle periodes van tewerkstelling benutten, voor zover de optelsom van alle periodes van tewerkstelling
van vóór 1 september 1990 gelijk is aan drie jaar « in voltijdse van vóór 1 september 1990 gelijk is aan drie jaar « in voltijdse
equivalenten per 1 september 1990. » equivalenten per 1 september 1990. »
B.5.5. Er bestaat echter een andere lezing van artikel 54bis , die B.5.5. Er bestaat echter een andere lezing van artikel 54bis , die
door de Ministerraad wordt voorgesteld : aangezien de personen op wie door de Ministerraad wordt voorgesteld : aangezien de personen op wie
dat artikel betrekking heeft, ertoe worden gemachtigd « dezelfde dat artikel betrekking heeft, ertoe worden gemachtigd « dezelfde
werkzaamheden te blijven verrichten onder dezelfde voorwaarden als de werkzaamheden te blijven verrichten onder dezelfde voorwaarden als de
beoefenaars van de verpleegkunde die zulke prestaties uitvoeren », zou beoefenaars van de verpleegkunde die zulke prestaties uitvoeren », zou
de toepassing van artikel 54bis afhankelijk zijn van de voorwaarde dat de toepassing van artikel 54bis afhankelijk zijn van de voorwaarde dat
zij, op het tijdstip van hun aanvraag, nog steeds de werkzaamheden zij, op het tijdstip van hun aanvraag, nog steeds de werkzaamheden
beoefenen waarvoor zij op het voordeel aanspraak maken. beoefenen waarvoor zij op het voordeel aanspraak maken.
In die interpretatie, en onder voorbehoud van de in B.3 vastgestelde In die interpretatie, en onder voorbehoud van de in B.3 vastgestelde
ongrondwettigheid, dient de vraag om de in B.5.2 aangehaalde reden ongrondwettigheid, dient de vraag om de in B.5.2 aangehaalde reden
ontkennend te worden beantwoord. ontkennend te worden beantwoord.
Om die redenen, Om die redenen,
het Hof het Hof
zegt voor recht : zegt voor recht :
1. Artikel 54bis van het koninklijk besluit nr. 78 van 10 november 1. Artikel 54bis van het koninklijk besluit nr. 78 van 10 november
1967 betreffende de uitoefening van de geneeskunst, de verpleegkunde, 1967 betreffende de uitoefening van de geneeskunst, de verpleegkunde,
de paramedische beroepen en de geneeskundige commissies (thans de paramedische beroepen en de geneeskundige commissies (thans
koninklijk besluit nr. 78 betreffende de uitoefening van de koninklijk besluit nr. 78 betreffende de uitoefening van de
gezondheidszorgberoepen), ingevoegd bij de wet van 20 december 1974 en gezondheidszorgberoepen), ingevoegd bij de wet van 20 december 1974 en
gewijzigd bij de wetten van 26 december 1985 en 22 februari 1994, gewijzigd bij de wetten van 26 december 1985 en 22 februari 1994,
schendt de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre het van de schendt de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre het van de
personen die niet voldoen aan de bekwaamheidseisen van artikel personen die niet voldoen aan de bekwaamheidseisen van artikel
21quater , vereist dat zij op 1 september 1990 gedurende minstens drie 21quater , vereist dat zij op 1 september 1990 gedurende minstens drie
jaar in een verzorgingsinstelling of in een kabinet van een geneesheer jaar in een verzorgingsinstelling of in een kabinet van een geneesheer
of tandarts tewerkgesteld zijn geweest. of tandarts tewerkgesteld zijn geweest.
2. Dezelfde bepaling schendt de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in 2. Dezelfde bepaling schendt de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in
zoverre zij het voordeel van de erin vervatte overgangsbepaling zoverre zij het voordeel van de erin vervatte overgangsbepaling
weigert aan de personen die halftijds tewerkgesteld zijn geweest weigert aan de personen die halftijds tewerkgesteld zijn geweest
gedurende een periode van drie jaar die aan 1 september 1990 gedurende een periode van drie jaar die aan 1 september 1990
voorafgaat, indien zij in die zin wordt geïnterpreteerd dat zij dat voorafgaat, indien zij in die zin wordt geïnterpreteerd dat zij dat
voordeel toekent aan de personen die een voltijdse tewerkstelling in voordeel toekent aan de personen die een voltijdse tewerkstelling in
een verzorgingsinstelling of in een kabinet van een geneesheer of een verzorgingsinstelling of in een kabinet van een geneesheer of
tandarts per 1 september 1990 aantonen ook al zijn zij, sinds die tandarts per 1 september 1990 aantonen ook al zijn zij, sinds die
datum, gestopt met werken. datum, gestopt met werken.
3. Dezelfde bepaling schendt de artikelen 10 en 11 van de Grondwet 3. Dezelfde bepaling schendt de artikelen 10 en 11 van de Grondwet
niet, indien zij in die zin wordt geïnterpreteerd dat het voordeel van niet, indien zij in die zin wordt geïnterpreteerd dat het voordeel van
de erin vervatte overgangsbepaling afhankelijk is van de voorwaarde de erin vervatte overgangsbepaling afhankelijk is van de voorwaarde
dat de personen die het voordeel ervan aanvragen, op het tijdstip van dat de personen die het voordeel ervan aanvragen, op het tijdstip van
hun aanvraag nog steeds de werkzaamheden uitoefenen waarvoor zij op hun aanvraag nog steeds de werkzaamheden uitoefenen waarvoor zij op
het voordeel aanspraak maken. het voordeel aanspraak maken.
Aldus uitgesproken in het Frans en het Nederlands, overeenkomstig Aldus uitgesproken in het Frans en het Nederlands, overeenkomstig
artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het
Arbitragehof, op de openbare terechtzitting van 6 november 2002. Arbitragehof, op de openbare terechtzitting van 6 november 2002.
De griffier, De griffier,
P.-Y. Dutilleux. P.-Y. Dutilleux.
De voorzitter, De voorzitter,
M. Melchior. M. Melchior.
^