← Terug naar "Uittreksel uit arrest nr. 41/2002 van 20 februari 2002 Rolnummer 2059 Inzake : de
prejudiciële vraag betreffende de wet van 15 december 1970 op de uitoefening van beroepswerkzaamheden
in de kleine en middelgrote handels- en ambachtsondernemin Het
Arbitragehof, samengesteld uit de voorzitters M. Melchior en A. Arts, en de rechters L. Fran(...)"
| Uittreksel uit arrest nr. 41/2002 van 20 februari 2002 Rolnummer 2059 Inzake : de prejudiciële vraag betreffende de wet van 15 december 1970 op de uitoefening van beroepswerkzaamheden in de kleine en middelgrote handels- en ambachtsondernemin Het Arbitragehof, samengesteld uit de voorzitters M. Melchior en A. Arts, en de rechters L. Fran(...) | Uittreksel uit arrest nr. 41/2002 van 20 februari 2002 Rolnummer 2059 Inzake : de prejudiciële vraag betreffende de wet van 15 december 1970 op de uitoefening van beroepswerkzaamheden in de kleine en middelgrote handels- en ambachtsondernemin Het Arbitragehof, samengesteld uit de voorzitters M. Melchior en A. Arts, en de rechters L. Fran(...) |
|---|---|
| ARBITRAGEHOF | ARBITRAGEHOF |
| Uittreksel uit arrest nr. 41/2002 van 20 februari 2002 | Uittreksel uit arrest nr. 41/2002 van 20 februari 2002 |
| Rolnummer 2059 | Rolnummer 2059 |
| Inzake : de prejudiciële vraag betreffende de wet van 15 december 1970 | Inzake : de prejudiciële vraag betreffende de wet van 15 december 1970 |
| op de uitoefening van beroepswerkzaamheden in de kleine en middelgrote | op de uitoefening van beroepswerkzaamheden in de kleine en middelgrote |
| handels- en ambachtsondernemingen, gesteld door de Raad van State. | handels- en ambachtsondernemingen, gesteld door de Raad van State. |
| Het Arbitragehof, | Het Arbitragehof, |
| samengesteld uit de voorzitters M. Melchior en A. Arts, en de rechters | samengesteld uit de voorzitters M. Melchior en A. Arts, en de rechters |
| L. François, P. Martens, R. Henneuse, M. Bossuyt, E. De Groot, L. | L. François, P. Martens, R. Henneuse, M. Bossuyt, E. De Groot, L. |
| Lavrysen, A. Alen, J.-P. Snappe, J.-P. Moerman en E. Derycke, | Lavrysen, A. Alen, J.-P. Snappe, J.-P. Moerman en E. Derycke, |
| bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van | bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van |
| voorzitter M. Melchior, | voorzitter M. Melchior, |
| wijst na beraad het volgende arrest : | wijst na beraad het volgende arrest : |
| I. Onderwerp van de prejudiciële vraag | I. Onderwerp van de prejudiciële vraag |
| Bij arrest nr. 89.834 van 27 september 2000 in zake A. Ceressia tegen | Bij arrest nr. 89.834 van 27 september 2000 in zake A. Ceressia tegen |
| de Belgische Staat, waarvan de expeditie ter griffie van het | de Belgische Staat, waarvan de expeditie ter griffie van het |
| Arbitragehof is ingekomen op 17 oktober 2000, heeft de Raad van State | Arbitragehof is ingekomen op 17 oktober 2000, heeft de Raad van State |
| de volgende prejudiciële vraag gesteld : | de volgende prejudiciële vraag gesteld : |
| « Moet er niet van uitgegaan worden dat de wet van 15 december 1970, | « Moet er niet van uitgegaan worden dat de wet van 15 december 1970, |
| waarbij de Kamer van ambachten en neringen en de Vestigingsraad van | waarbij de Kamer van ambachten en neringen en de Vestigingsraad van |
| het Ministerie van Middenstand worden opgericht en waarbij die | het Ministerie van Middenstand worden opgericht en waarbij die |
| overheidsinstanties de bevoegdheid wordt verleend om de toegang tot | overheidsinstanties de bevoegdheid wordt verleend om de toegang tot |
| bepaalde beroepen te beperken, een zware discriminatie inhoudt in het | bepaalde beroepen te beperken, een zware discriminatie inhoudt in het |
| licht van de artikelen 10 en 11 van de Belgische Grondwet en moet er | licht van de artikelen 10 en 11 van de Belgische Grondwet en moet er |
| bovendien niet van uitgegaan worden dat die discriminatie, in zoverre | bovendien niet van uitgegaan worden dat die discriminatie, in zoverre |
| ze elke vorm van gerechtelijke bescherming wegneemt, volledig | ze elke vorm van gerechtelijke bescherming wegneemt, volledig |
| buitensporig is en niet in verhouding staat tot het nagestreefde doel, | buitensporig is en niet in verhouding staat tot het nagestreefde doel, |
| voorzover de uitoefening van een beroepswerkzaamheid een burgerlijk | voorzover de uitoefening van een beroepswerkzaamheid een burgerlijk |
| recht is en voorzover de vrije keuze van beroepsarbeid gewaarborgd | recht is en voorzover de vrije keuze van beroepsarbeid gewaarborgd |
| wordt bij artikel 23 van de Belgische Grondwet en bij artikel 6 van | wordt bij artikel 23 van de Belgische Grondwet en bij artikel 6 van |
| het Internationaal Verdrag inzake economische en sociale rechten, en | het Internationaal Verdrag inzake economische en sociale rechten, en |
| voorzover artikel 144 van de Belgische Grondwet bepaalt dat alleen de | voorzover artikel 144 van de Belgische Grondwet bepaalt dat alleen de |
| hoven en rechtbanken bevoegd zijn om uitspraak te doen over geschillen | hoven en rechtbanken bevoegd zijn om uitspraak te doen over geschillen |
| over burgerlijke rechten, alsook voorzover blijkt dat de aantasting | over burgerlijke rechten, alsook voorzover blijkt dat de aantasting |
| van de vrijheid om een beroepswerkzaamheid uit te oefenen een | van de vrijheid om een beroepswerkzaamheid uit te oefenen een |
| schending van artikel 1 van het aanvullend protocol bij het Europees | schending van artikel 1 van het aanvullend protocol bij het Europees |
| Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens kan zijn ? » | Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens kan zijn ? » |
| Bij beschikking van 17 oktober 2001 heeft het Hof de vraag als volgt | Bij beschikking van 17 oktober 2001 heeft het Hof de vraag als volgt |
| geherformuleerd : | geherformuleerd : |
| « Schendt de wet van 15 december 1970, doordat ze de Kamer van | « Schendt de wet van 15 december 1970, doordat ze de Kamer van |
| ambachten en neringen en de Vestigingsraad van het Ministerie van | ambachten en neringen en de Vestigingsraad van het Ministerie van |
| Middenstand opricht en die overheden toestaat de toegang tot bepaalde | Middenstand opricht en die overheden toestaat de toegang tot bepaalde |
| beroepen te beperken, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in | beroepen te beperken, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in |
| samenhang gelezen : | samenhang gelezen : |
| 1. met artikel 144 van de Grondwet, in zoverre de voormelde wet de | 1. met artikel 144 van de Grondwet, in zoverre de voormelde wet de |
| gewone rechter niet bevoegd verklaart inzake geschillen betreffende de | gewone rechter niet bevoegd verklaart inzake geschillen betreffende de |
| uitoefening van een beroepswerkzaamheid, die een burgerlijk recht zou | uitoefening van een beroepswerkzaamheid, die een burgerlijk recht zou |
| zijn, terwijl dat artikel 144 bepaalt dat enkel de hoven en | zijn, terwijl dat artikel 144 bepaalt dat enkel de hoven en |
| rechtbanken bevoegd zijn om uitspraak te doen over burgerlijke | rechtbanken bevoegd zijn om uitspraak te doen over burgerlijke |
| rechten; | rechten; |
| 2. met artikel 23 van de Grondwet, artikel 6 van het Internationaal | 2. met artikel 23 van de Grondwet, artikel 6 van het Internationaal |
| Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten en artikel 1 | Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten en artikel 1 |
| van het Eerste Aanvullend Protocol bij het Europees Verdrag voor de | van het Eerste Aanvullend Protocol bij het Europees Verdrag voor de |
| Rechten van de Mens, in zoverre de voormelde wet afbreuk zou doen aan | Rechten van de Mens, in zoverre de voormelde wet afbreuk zou doen aan |
| de door die bepalingen gewaarborgde vrije keuze van beroepsarbeid ? » | de door die bepalingen gewaarborgde vrije keuze van beroepsarbeid ? » |
| (...) | (...) |
| IV. In rechte | IV. In rechte |
| (...) | (...) |
| De in het geding zijnde bepalingen | De in het geding zijnde bepalingen |
| B.1. Het Hof wordt ondervraagd over de wet van 15 december 1970 op de | B.1. Het Hof wordt ondervraagd over de wet van 15 december 1970 op de |
| uitoefening van beroepswerkzaamheden in de kleine en middelgrote | uitoefening van beroepswerkzaamheden in de kleine en middelgrote |
| handels- en ambachtsondernemingen. Uit het onderwerp van de | handels- en ambachtsondernemingen. Uit het onderwerp van de |
| prejudiciële vraag blijkt dat enkel in het geding zijn, enerzijds, de | prejudiciële vraag blijkt dat enkel in het geding zijn, enerzijds, de |
| beperkingen die ingevolge die wet mogen worden gesteld aan de toegang | beperkingen die ingevolge die wet mogen worden gesteld aan de toegang |
| tot sommige beroepen en, anderzijds, de beslissingsbevoegdheid van de | tot sommige beroepen en, anderzijds, de beslissingsbevoegdheid van de |
| Kamers van ambachten en neringen en de bevoegdheid van de | Kamers van ambachten en neringen en de bevoegdheid van de |
| Vestigingsraad van het Ministerie van Middenstand om geschillen te | Vestigingsraad van het Ministerie van Middenstand om geschillen te |
| beslechten. | beslechten. |
| Hieruit volgt dat de prejudiciële vraag die aan het Hof wordt | Hieruit volgt dat de prejudiciële vraag die aan het Hof wordt |
| voorgelegd, beperkt is tot de artikelen 2 en 4 tot 13 van de wet van | voorgelegd, beperkt is tot de artikelen 2 en 4 tot 13 van de wet van |
| 15 december 1970. | 15 december 1970. |
| Ten gronde | Ten gronde |
| B.2. De door het Hof geherformuleerde prejudiciële vraag heeft een | B.2. De door het Hof geherformuleerde prejudiciële vraag heeft een |
| tweevoudig onderwerp. | tweevoudig onderwerp. |
| Enerzijds, wordt aan het Hof gevraagd of de wet van 15 december 1970, | Enerzijds, wordt aan het Hof gevraagd of de wet van 15 december 1970, |
| doordat zij toestaat de vrije keuze van bepaalde beroepswerkzaamheden | doordat zij toestaat de vrije keuze van bepaalde beroepswerkzaamheden |
| te beperken, de betrokkenen niet op discriminerende wijze het voordeel | te beperken, de betrokkenen niet op discriminerende wijze het voordeel |
| van artikel 23 van de Grondwet en van de in de vraag beoogde | van artikel 23 van de Grondwet en van de in de vraag beoogde |
| internationale verdragsbepalingen ontzegt. | internationale verdragsbepalingen ontzegt. |
| Anderzijds, wordt aan het Hof gevraagd of de wet van 15 december 1970, | Anderzijds, wordt aan het Hof gevraagd of de wet van 15 december 1970, |
| doordat zij de bevoegdheid om de toegang tot bepaalde beroepen te | doordat zij de bevoegdheid om de toegang tot bepaalde beroepen te |
| beperken toekent aan de Kamers van ambachten en neringen, met beroep | beperken toekent aan de Kamers van ambachten en neringen, met beroep |
| bij de Vestigingsraad en de Raad van State, de betrokkenen niet op | bij de Vestigingsraad en de Raad van State, de betrokkenen niet op |
| discriminerende wijze het voordeel van artikel 144 van de Grondwet | discriminerende wijze het voordeel van artikel 144 van de Grondwet |
| ontzegt. | ontzegt. |
| B.3.1. De wet van 15 december 1970 regelt de uitoefening van | B.3.1. De wet van 15 december 1970 regelt de uitoefening van |
| beroepswerkzaamheden in de kleine en middelgrote handels- en | beroepswerkzaamheden in de kleine en middelgrote handels- en |
| ambachtsondernemingen; met naleving van de in de artikelen 2 en 3 van | ambachtsondernemingen; met naleving van de in de artikelen 2 en 3 van |
| de wet vastgestelde procedure - en, in het bijzonder, op initiatief | de wet vastgestelde procedure - en, in het bijzonder, op initiatief |
| van de betrokken beroepsverbonden - is de Koning gemachtigd | van de betrokken beroepsverbonden - is de Koning gemachtigd |
| voorwaarden op te leggen die betrekking kunnen hebben op de beheers- | voorwaarden op te leggen die betrekking kunnen hebben op de beheers- |
| en de beroepskennis van de kandidaten voor de uitoefening van de | en de beroepskennis van de kandidaten voor de uitoefening van de |
| voormelde beroepswerkzaamheden. | voormelde beroepswerkzaamheden. |
| Artikel 5 voorziet in de afgifte van een getuigschrift waaruit blijkt | Artikel 5 voorziet in de afgifte van een getuigschrift waaruit blijkt |
| dat aan de aldus gestelde eisen is voldaan, waarbij dat getuigschrift | dat aan de aldus gestelde eisen is voldaan, waarbij dat getuigschrift |
| wordt afgegeven overeenkomstig de artikelen 11 en 12 van dezelfde wet; | wordt afgegeven overeenkomstig de artikelen 11 en 12 van dezelfde wet; |
| dat laatste artikel regelt meer bepaald de te dezen in het geding | dat laatste artikel regelt meer bepaald de te dezen in het geding |
| zijnde beroepen. | zijnde beroepen. |
| B.3.2. Zoals de parlementaire voorbereiding aangeeft, beantwoordt de | B.3.2. Zoals de parlementaire voorbereiding aangeeft, beantwoordt de |
| wet van 15 december 1970 aan dezelfde algemene doelstellingen als de | wet van 15 december 1970 aan dezelfde algemene doelstellingen als de |
| erdoor opgeheven wet van 24 december 1958 : | erdoor opgeheven wet van 24 december 1958 : |
| « Door de zelfstandige ondernemer bekwaamheidseisen op te leggen, wil | « Door de zelfstandige ondernemer bekwaamheidseisen op te leggen, wil |
| men de sector der zelfstandigen versterken en ook beschermen. [...] | men de sector der zelfstandigen versterken en ook beschermen. [...] |
| Voorts werd, zowel bij de bespreking van de wet van 1958 als tijdens | Voorts werd, zowel bij de bespreking van de wet van 1958 als tijdens |
| de bespreking van het onderhavige ontwerp herhaaldelijk gewezen op de | de bespreking van het onderhavige ontwerp herhaaldelijk gewezen op de |
| noodzaak om de verbruiker te beschermen. » (Parl. St., Kamer, | noodzaak om de verbruiker te beschermen. » (Parl. St., Kamer, |
| 1969-1970, nr. 520/8, p. 2) | 1969-1970, nr. 520/8, p. 2) |
| Bovendien was het de bedoeling van de wetgever om de relatieve | Bovendien was het de bedoeling van de wetgever om de relatieve |
| ondoelmatigheid van de wet van 1958 wat betreft de handelsactiviteiten | ondoelmatigheid van de wet van 1958 wat betreft de handelsactiviteiten |
| te verhelpen, de voorwaarden waarvan de uitoefening van een | te verhelpen, de voorwaarden waarvan de uitoefening van een |
| beroepswerkzaamheid afhankelijk kan worden gemaakt, te vereenvoudigen, | beroepswerkzaamheid afhankelijk kan worden gemaakt, te vereenvoudigen, |
| de mogelijkheden om de opgelegde kennis te bewijzen te verruimen, de | de mogelijkheden om de opgelegde kennis te bewijzen te verruimen, de |
| bij de wet opgelegde last beter te verdelen en, ten slotte, de | bij de wet opgelegde last beter te verdelen en, ten slotte, de |
| eenvormigheid van het overgangsstelsel te verzekeren (Parl. St., | eenvormigheid van het overgangsstelsel te verzekeren (Parl. St., |
| Kamer, 1969-1970, nr. 520/1, pp. 2 tot 8). | Kamer, 1969-1970, nr. 520/1, pp. 2 tot 8). |
| Ten aanzien van de aangevoerde schending van de artikelen 10 en 11, in | Ten aanzien van de aangevoerde schending van de artikelen 10 en 11, in |
| samenhang gelezen met artikel 23, van de Grondwet | samenhang gelezen met artikel 23, van de Grondwet |
| B.4.1. Artikel 23 van de Grondwet luidt : | B.4.1. Artikel 23 van de Grondwet luidt : |
| « Ieder heeft het recht een menswaardig leven te leiden. | « Ieder heeft het recht een menswaardig leven te leiden. |
| Daartoe waarborgen de wet, het decreet of de in artikel 134 bedoelde | Daartoe waarborgen de wet, het decreet of de in artikel 134 bedoelde |
| regel, rekening houdend met de overeenkomstige plichten, de | regel, rekening houdend met de overeenkomstige plichten, de |
| economische, sociale en culturele rechten, waarvan ze de voorwaarden | economische, sociale en culturele rechten, waarvan ze de voorwaarden |
| voor de uitoefening bepalen. | voor de uitoefening bepalen. |
| Die rechten omvatten inzonderheid : | Die rechten omvatten inzonderheid : |
| 1° het recht op arbeid en op de vrije keuze van beroepsarbeid in het | 1° het recht op arbeid en op de vrije keuze van beroepsarbeid in het |
| raam van een algemeen werkgelegenheidsbeleid dat onder meer gericht is | raam van een algemeen werkgelegenheidsbeleid dat onder meer gericht is |
| op het waarborgen van een zo hoog en stabiel mogelijk | op het waarborgen van een zo hoog en stabiel mogelijk |
| werkgelegenheidspeil, het recht op billijke arbeidsvoorwaarden en een | werkgelegenheidspeil, het recht op billijke arbeidsvoorwaarden en een |
| billijke beloning, alsmede het recht op informatie, overleg en | billijke beloning, alsmede het recht op informatie, overleg en |
| collectief onderhandelen; | collectief onderhandelen; |
| [...] ». | [...] ». |
| B.4.2. Artikel 23, dat het recht op de vrije keuze van beroepsarbeid | B.4.2. Artikel 23, dat het recht op de vrije keuze van beroepsarbeid |
| opneemt onder de economische en sociale rechten, bepaalt dat het aan | opneemt onder de economische en sociale rechten, bepaalt dat het aan |
| de bevoegde wetgever staat de voorwaarden voor de uitoefening van die | de bevoegde wetgever staat de voorwaarden voor de uitoefening van die |
| rechten te bepalen. De bevoegde wetgever kan derhalve beperkingen | rechten te bepalen. De bevoegde wetgever kan derhalve beperkingen |
| stellen aan de vrije keuze van een beroepsarbeid. | stellen aan de vrije keuze van een beroepsarbeid. |
| Die beperkingen zouden slechts discriminerend zijn indien de wetgever | Die beperkingen zouden slechts discriminerend zijn indien de wetgever |
| ze zonder noodzaak zou invoeren ten aanzien van bepaalde categorieën | ze zonder noodzaak zou invoeren ten aanzien van bepaalde categorieën |
| van personen of indien die beperkingen gevolgen zouden hebben die | van personen of indien die beperkingen gevolgen zouden hebben die |
| kennelijk onevenredig zijn met het nagestreefde doel. | kennelijk onevenredig zijn met het nagestreefde doel. |
| Het blijkt niet dat zulks het geval is voor de wet van 15 december | Het blijkt niet dat zulks het geval is voor de wet van 15 december |
| 1970. Gelet zowel op de door de wetgever beoogde doelstellingen als op | 1970. Gelet zowel op de door de wetgever beoogde doelstellingen als op |
| de aangenomen nadere regels (inzonderheid het initiatief van de | de aangenomen nadere regels (inzonderheid het initiatief van de |
| beroepsverbonden, het limitatieve karakter en de aard van de | beroepsverbonden, het limitatieve karakter en de aard van de |
| voorwaarden inzake kennis die kunnen worden opgelegd, alsook het | voorwaarden inzake kennis die kunnen worden opgelegd, alsook het |
| bestaan van rechtsmiddelen) zijn de beperkingen die aan de vrije keuze | bestaan van rechtsmiddelen) zijn de beperkingen die aan de vrije keuze |
| van de betrokken beroepswerkzaamheden worden gesteld niet zonder de | van de betrokken beroepswerkzaamheden worden gesteld niet zonder de |
| vereiste verantwoording. | vereiste verantwoording. |
| Ten aanzien van de aangevoerde schending van de artikelen 10 en 11 van | Ten aanzien van de aangevoerde schending van de artikelen 10 en 11 van |
| de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 6 van het Internationaal | de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 6 van het Internationaal |
| Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten | Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten |
| B.5. Artikel 6 van het Internationaal Verdrag inzake economische, | B.5. Artikel 6 van het Internationaal Verdrag inzake economische, |
| sociale en culturele rechten luidt : | sociale en culturele rechten luidt : |
| « 1. De Staten die partij zijn bij dit Verdrag erkennen het recht op | « 1. De Staten die partij zijn bij dit Verdrag erkennen het recht op |
| arbeid, hetgeen insluit het recht van een ieder op de mogelijkheid in | arbeid, hetgeen insluit het recht van een ieder op de mogelijkheid in |
| zijn onderhoud te voorzien door middel van vrijelijk gekozen of | zijn onderhoud te voorzien door middel van vrijelijk gekozen of |
| aanvaarde werkzaamheden; zij nemen passende maatregelen om dit recht | aanvaarde werkzaamheden; zij nemen passende maatregelen om dit recht |
| veilig te stellen. | veilig te stellen. |
| 2. De door een Staat die partij is bij dit Verdrag te nemen | 2. De door een Staat die partij is bij dit Verdrag te nemen |
| maatregelen ter volledige verwezenlijking van dit recht, dienen onder | maatregelen ter volledige verwezenlijking van dit recht, dienen onder |
| meer te omvatten technische programma's, programma's voor | meer te omvatten technische programma's, programma's voor |
| beroepskeuzevoorlichting en opleidingsprogramma's, alsmede het voeren | beroepskeuzevoorlichting en opleidingsprogramma's, alsmede het voeren |
| van een beleid en de toepassing van technieken gericht op gestadige | van een beleid en de toepassing van technieken gericht op gestadige |
| economische, sociale en culturele ontwikkeling en op het scheppen van | economische, sociale en culturele ontwikkeling en op het scheppen van |
| volledige gelegenheid tot het verrichten van produktieve arbeid onder | volledige gelegenheid tot het verrichten van produktieve arbeid onder |
| omstandigheden die de individuele mens het genot waarborgen van de | omstandigheden die de individuele mens het genot waarborgen van de |
| fundamentele, politieke en economische vrijheden. » | fundamentele, politieke en economische vrijheden. » |
| B.6. In zoverre die bepaling « vrijelijk gekozen of aanvaarde | B.6. In zoverre die bepaling « vrijelijk gekozen of aanvaarde |
| werkzaamheden » beoogt, strekt zij ertoe te verbieden dat de | werkzaamheden » beoogt, strekt zij ertoe te verbieden dat de |
| uitoefening van een welbepaalde arbeid kan worden opgelegd. Dat is | uitoefening van een welbepaalde arbeid kan worden opgelegd. Dat is |
| geenszins het doel van de wet van 15 december 1970, die zich ertoe | geenszins het doel van de wet van 15 december 1970, die zich ertoe |
| beperkt toe te staan dat de toegang tot de erin gereglementeerde | beperkt toe te staan dat de toegang tot de erin gereglementeerde |
| beroepen ondergeschikt kan worden gemaakt aan het bewijs van een | beroepen ondergeschikt kan worden gemaakt aan het bewijs van een |
| bepaalde beheers- en beroepskennis. | bepaalde beheers- en beroepskennis. |
| Het opleggen van dergelijke voorwaarden is niet in strijd met de | Het opleggen van dergelijke voorwaarden is niet in strijd met de |
| artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 6 | artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 6 |
| van het voormelde Verdrag. | van het voormelde Verdrag. |
| Ten aanzien van de aangevoerde schending van de artikelen 10 en 11 van | Ten aanzien van de aangevoerde schending van de artikelen 10 en 11 van |
| de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 1 van het Eerste | de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 1 van het Eerste |
| Aanvullend Protocol bij het Europees Verdrag voor de Rechten van de | Aanvullend Protocol bij het Europees Verdrag voor de Rechten van de |
| Mens | Mens |
| B.7. Artikel 1 van dat Aanvullend Protocol luidt : | B.7. Artikel 1 van dat Aanvullend Protocol luidt : |
| « Alle natuurlijke of rechtspersonen hebben recht op het ongestoord | « Alle natuurlijke of rechtspersonen hebben recht op het ongestoord |
| genot van hun eigendom. Niemand zal van zijn eigendom worden beroofd | genot van hun eigendom. Niemand zal van zijn eigendom worden beroofd |
| behalve in het algemeen belang en met inachtneming van de voorwaarden | behalve in het algemeen belang en met inachtneming van de voorwaarden |
| neergelegd in de wet en in de algemene beginselen van het | neergelegd in de wet en in de algemene beginselen van het |
| internationaal recht. | internationaal recht. |
| De voorgaande bepalingen zullen echter op geen enkele wijze het recht | De voorgaande bepalingen zullen echter op geen enkele wijze het recht |
| aantasten dat een Staat heeft om die wetten toe te passen welke hij | aantasten dat een Staat heeft om die wetten toe te passen welke hij |
| noodzakelijk oordeelt om toezicht uit te oefenen op het gebruik van | noodzakelijk oordeelt om toezicht uit te oefenen op het gebruik van |
| eigendom in overeenstemming met het algemeen belang of om de betaling | eigendom in overeenstemming met het algemeen belang of om de betaling |
| van belastingen of andere heffingen en boeten te verzekeren. » | van belastingen of andere heffingen en boeten te verzekeren. » |
| B.8. In de veronderstelling dat een beperking van de vrije | B.8. In de veronderstelling dat een beperking van de vrije |
| beroepsuitoefening zou kunnen raken aan het eigendomsrecht, moeten de | beroepsuitoefening zou kunnen raken aan het eigendomsrecht, moeten de |
| betwiste maatregelen worden beschouwd als een regeling van « het | betwiste maatregelen worden beschouwd als een regeling van « het |
| gebruik van eigendom in overeenstemming met het algemeen belang », in | gebruik van eigendom in overeenstemming met het algemeen belang », in |
| de zin van het tweede lid van artikel 1 van het Eerste Aanvullend | de zin van het tweede lid van artikel 1 van het Eerste Aanvullend |
| Protocol; rekening houdend met de in B.4.2 uiteengezette elementen | Protocol; rekening houdend met de in B.4.2 uiteengezette elementen |
| raakt die regeling niet op buitensporige wijze aan de rechten van de | raakt die regeling niet op buitensporige wijze aan de rechten van de |
| betrokken « eigenaars ». | betrokken « eigenaars ». |
| Ten aanzien van de aangevoerde schending van de artikelen 10 en 11, in | Ten aanzien van de aangevoerde schending van de artikelen 10 en 11, in |
| samenhang gelezen met artikel 144, van de Grondwet | samenhang gelezen met artikel 144, van de Grondwet |
| B.9.1. Artikel 144 van de Grondwet bepaalt : | B.9.1. Artikel 144 van de Grondwet bepaalt : |
| « Geschillen over burgerlijke rechten behoren bij uitsluiting tot de | « Geschillen over burgerlijke rechten behoren bij uitsluiting tot de |
| bevoegdheid van de rechtbanken. » | bevoegdheid van de rechtbanken. » |
| B.9.2. Het Hof is niet bevoegd om rechtstreeks te onderzoeken of een | B.9.2. Het Hof is niet bevoegd om rechtstreeks te onderzoeken of een |
| wettelijke norm artikel 144 van de Grondwet schendt. Door evenwel te | wettelijke norm artikel 144 van de Grondwet schendt. Door evenwel te |
| bepalen dat geschillen over burgerlijke rechten bij uitsluiting tot de | bepalen dat geschillen over burgerlijke rechten bij uitsluiting tot de |
| bevoegdheid van de rechtbanken behoren, verleent artikel 144 aan | bevoegdheid van de rechtbanken behoren, verleent artikel 144 aan |
| eenieder een waarborg die niet aan sommigen kan worden ontnomen : | eenieder een waarborg die niet aan sommigen kan worden ontnomen : |
| mocht blijken dat aan een categorie van personen het recht wordt | mocht blijken dat aan een categorie van personen het recht wordt |
| ontzegd om een betwisting over een burgerlijk recht bij de rechtbanken | ontzegd om een betwisting over een burgerlijk recht bij de rechtbanken |
| aanhangig te maken, dan zou dat verschil in behandeling niet kunnen | aanhangig te maken, dan zou dat verschil in behandeling niet kunnen |
| worden verantwoord, aangezien het op het voormelde artikel 144 zou | worden verantwoord, aangezien het op het voormelde artikel 144 zou |
| stuiten. Het zou de artikelen 10 en 11 van de Grondwet dan ook | stuiten. Het zou de artikelen 10 en 11 van de Grondwet dan ook |
| schenden. | schenden. |
| B.10. Artikel 11 van de wet van 15 december 1970 bepaalt dat het | B.10. Artikel 11 van de wet van 15 december 1970 bepaalt dat het |
| getuigschrift « waaruit blijkt dat aan de gestelde eisen is voldaan » | getuigschrift « waaruit blijkt dat aan de gestelde eisen is voldaan » |
| (artikel 5, § 1, van dezelfde wet) wordt aangevraagd bij en afgegeven | (artikel 5, § 1, van dezelfde wet) wordt aangevraagd bij en afgegeven |
| door de Kamer van ambachten en neringen van de provincie waar de | door de Kamer van ambachten en neringen van de provincie waar de |
| beroepswerkzaamheid voor het eerst zal worden uitgeoefend. Tegen de | beroepswerkzaamheid voor het eerst zal worden uitgeoefend. Tegen de |
| door die overheid genomen beslissing kan, overeenkomstig de artikelen | door die overheid genomen beslissing kan, overeenkomstig de artikelen |
| 12 en 13, hoger beroep worden ingesteld bij de Vestigingsraad, die « | 12 en 13, hoger beroep worden ingesteld bij de Vestigingsraad, die « |
| te zijnen opzichte als administratief rechtscollege » uitspraak doet | te zijnen opzichte als administratief rechtscollege » uitspraak doet |
| (artikel 13, § 2, derde lid). Artikel 13, § 5, bepaalt ten slotte dat | (artikel 13, § 2, derde lid). Artikel 13, § 5, bepaalt ten slotte dat |
| iedere beslissing van de Vestigingsraad openstaat voor een beroep tot | iedere beslissing van de Vestigingsraad openstaat voor een beroep tot |
| vernietiging bij de Raad van State. | vernietiging bij de Raad van State. |
| B.11. Om op de prejudiciële vraag te kunnen antwoorden dient het Hof | B.11. Om op de prejudiciële vraag te kunnen antwoorden dient het Hof |
| te onderzoeken of de wetgever, door de betwistingen over de aanvraag | te onderzoeken of de wetgever, door de betwistingen over de aanvraag |
| van de betrokken getuigschriften aan een administratief rechtscollege | van de betrokken getuigschriften aan een administratief rechtscollege |
| toe te vertrouwen, de in het geding zijnde rechten wel terecht op | toe te vertrouwen, de in het geding zijnde rechten wel terecht op |
| impliciete wijze als politieke rechten heeft beschouwd. | impliciete wijze als politieke rechten heeft beschouwd. |
| B.12.1. Het recht om als zelfstandige een gereglementeerd beroep uit | B.12.1. Het recht om als zelfstandige een gereglementeerd beroep uit |
| te oefenen in de sector van de kleine en middelgrote handels- en | te oefenen in de sector van de kleine en middelgrote handels- en |
| ambachtsondernemingen vertoont zowel privaatrechtelijke als | ambachtsondernemingen vertoont zowel privaatrechtelijke als |
| publiekrechtelijke aspecten. | publiekrechtelijke aspecten. |
| De privaatrechtelijke aspecten zijn voornamelijk gelegen in het feit | De privaatrechtelijke aspecten zijn voornamelijk gelegen in het feit |
| dat het beroep wordt uitgeoefend door middel van het sluiten en het | dat het beroep wordt uitgeoefend door middel van het sluiten en het |
| uitvoeren van overeenkomsten die in principe aan burgerrechtelijke | uitvoeren van overeenkomsten die in principe aan burgerrechtelijke |
| bepalingen zijn onderworpen. | bepalingen zijn onderworpen. |
| Dat recht vertoont evenwel ook publiekrechtelijke aspecten, in zoverre | Dat recht vertoont evenwel ook publiekrechtelijke aspecten, in zoverre |
| de koopman of de ambachtsman, in de in het geding zijnde | de koopman of de ambachtsman, in de in het geding zijnde |
| reglementering, onderworpen is aan het optreden van administratieve | reglementering, onderworpen is aan het optreden van administratieve |
| overheden. Immers, het beroep wordt gereglementeerd niet alleen met de | overheden. Immers, het beroep wordt gereglementeerd niet alleen met de |
| bedoeling diegene die dat beroep wil uitoefenen, te beschermen maar | bedoeling diegene die dat beroep wil uitoefenen, te beschermen maar |
| ook, en hoofdzakelijk, met de bedoeling om, ter vrijwaring van het | ook, en hoofdzakelijk, met de bedoeling om, ter vrijwaring van het |
| algemeen belang, een evenwicht te bewerkstelligen tussen de | algemeen belang, een evenwicht te bewerkstelligen tussen de |
| bescherming van het beroep in zijn geheel en de bescherming van de | bescherming van het beroep in zijn geheel en de bescherming van de |
| consumenten. | consumenten. |
| B.12.2. De wetgever heeft geen kennelijk onredelijke beoordeling | B.12.2. De wetgever heeft geen kennelijk onredelijke beoordeling |
| gemaakt door ervan uit te gaan dat de publiekrechtelijke aspecten te | gemaakt door ervan uit te gaan dat de publiekrechtelijke aspecten te |
| dezen overheersen. Hij heeft dus het recht om zekere beroepen van | dezen overheersen. Hij heeft dus het recht om zekere beroepen van |
| koopman of ambachtsman uit te oefenen als een politiek recht in de zin | koopman of ambachtsman uit te oefenen als een politiek recht in de zin |
| van artikel 145 van de Grondwet kunnen beschouwen. | van artikel 145 van de Grondwet kunnen beschouwen. |
| B.12.3. Door de geschillen betreffende de voorwaarden voor de toegang | B.12.3. Door de geschillen betreffende de voorwaarden voor de toegang |
| tot dergelijke beroepen toe te wijzen aan administratieve | tot dergelijke beroepen toe te wijzen aan administratieve |
| rechtscolleges, heeft de wetgever gebruik gemaakt van de mogelijkheid | rechtscolleges, heeft de wetgever gebruik gemaakt van de mogelijkheid |
| die artikel 145 van de Grondwet hem biedt. Hij heeft zodoende een | die artikel 145 van de Grondwet hem biedt. Hij heeft zodoende een |
| maatregel genomen die niet onbestaanbaar is met de artikelen 10 en 11, | maatregel genomen die niet onbestaanbaar is met de artikelen 10 en 11, |
| in samenhang gelezen met artikel 144, van de Grondwet. | in samenhang gelezen met artikel 144, van de Grondwet. |
| B.13. Het feit dat, volgens een vaste rechtspraak van het Europees Hof | B.13. Het feit dat, volgens een vaste rechtspraak van het Europees Hof |
| voor de Rechten van de Mens, het recht om als zelfstandige een beroep | voor de Rechten van de Mens, het recht om als zelfstandige een beroep |
| uit te oefenen wordt beschouwd als een burgerlijk recht in de zin van | uit te oefenen wordt beschouwd als een burgerlijk recht in de zin van |
| artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, kan | artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, kan |
| niet tot een ander besluit leiden. Immers, aan de vereisten van die | niet tot een ander besluit leiden. Immers, aan de vereisten van die |
| verdragsbepaling is door de Belgische wetgeving voldaan, in zoverre de | verdragsbepaling is door de Belgische wetgeving voldaan, in zoverre de |
| betwistingen over de voorwaarden voor de toegang tot een dergelijk | betwistingen over de voorwaarden voor de toegang tot een dergelijk |
| beroep worden toegewezen aan een jurisdictionele instantie die over | beroep worden toegewezen aan een jurisdictionele instantie die over |
| een volle rechtsmacht beschikt, welke instantie trouwens aan het | een volle rechtsmacht beschikt, welke instantie trouwens aan het |
| cassatietoezicht van de Raad van State is onderworpen. | cassatietoezicht van de Raad van State is onderworpen. |
| Om die redenen, | Om die redenen, |
| het Hof | het Hof |
| zegt voor recht : | zegt voor recht : |
| De artikelen 2 en 4 tot 13 van de wet van 15 december 1970 op de | De artikelen 2 en 4 tot 13 van de wet van 15 december 1970 op de |
| uitoefening van beroepswerkzaamheden in de kleine en middelgrote | uitoefening van beroepswerkzaamheden in de kleine en middelgrote |
| handels- en ambachtsondernemingen schenden niet de artikelen 10 en 11 | handels- en ambachtsondernemingen schenden niet de artikelen 10 en 11 |
| van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 23 of met artikel | van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 23 of met artikel |
| 144 ervan, met artikel 6 van het Internationaal Verdrag inzake | 144 ervan, met artikel 6 van het Internationaal Verdrag inzake |
| economische, sociale en culturele rechten of met artikel 1 van het | economische, sociale en culturele rechten of met artikel 1 van het |
| Eerste Aanvullend Protocol bij het Europees Verdrag voor de Rechten | Eerste Aanvullend Protocol bij het Europees Verdrag voor de Rechten |
| van de Mens. | van de Mens. |
| Aldus uitgesproken in het Frans en het Nederlands, overeenkomstig | Aldus uitgesproken in het Frans en het Nederlands, overeenkomstig |
| artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het | artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het |
| Arbitragehof, op de openbare terechtzitting van 20 februari 2002. | Arbitragehof, op de openbare terechtzitting van 20 februari 2002. |
| De griffier, De voorzitter, | De griffier, De voorzitter, |
| P.-Y. Dutilleux M. Melchior | P.-Y. Dutilleux M. Melchior |