← Terug naar "Uittreksel uit arrest nr. 77/2001 van 7 juni 2001 Rolnummers 1839 en 1948 In zake
: de prejudiciële vragen over de artikelen 11bis, 12bis en 15ter van het koninklijk besluit nr. 5 van
23 oktober 1978 betreffende het bijhouden van sociale docu Het Arbitragehof, samengesteld uit de voorzitters H. Boel en M. Melchior,
de rechters L. Françoi(...)"
| Uittreksel uit arrest nr. 77/2001 van 7 juni 2001 Rolnummers 1839 en 1948 In zake : de prejudiciële vragen over de artikelen 11bis, 12bis en 15ter van het koninklijk besluit nr. 5 van 23 oktober 1978 betreffende het bijhouden van sociale docu Het Arbitragehof, samengesteld uit de voorzitters H. Boel en M. Melchior, de rechters L. Françoi(...) | Uittreksel uit arrest nr. 77/2001 van 7 juni 2001 Rolnummers 1839 en 1948 In zake : de prejudiciële vragen over de artikelen 11bis, 12bis en 15ter van het koninklijk besluit nr. 5 van 23 oktober 1978 betreffende het bijhouden van sociale docu Het Arbitragehof, samengesteld uit de voorzitters H. Boel en M. Melchior, de rechters L. Françoi(...) |
|---|---|
| ARBITRAGEHOF | ARBITRAGEHOF |
| Uittreksel uit arrest nr. 77/2001 van 7 juni 2001 | Uittreksel uit arrest nr. 77/2001 van 7 juni 2001 |
| Rolnummers 1839 en 1948 | Rolnummers 1839 en 1948 |
| In zake : de prejudiciële vragen over de artikelen 11bis, 12bis en | In zake : de prejudiciële vragen over de artikelen 11bis, 12bis en |
| 15ter van het koninklijk besluit nr. 5 van 23 oktober 1978 betreffende | 15ter van het koninklijk besluit nr. 5 van 23 oktober 1978 betreffende |
| het bijhouden van sociale documenten, ingevoegd bij de programmawet | het bijhouden van sociale documenten, ingevoegd bij de programmawet |
| van 6 juli 1989, en daarna vervangen bij de wet van 26 juni 1992, | van 6 juli 1989, en daarna vervangen bij de wet van 26 juni 1992, |
| zoals ze van kracht waren vóór de inwerkingtreding van de wet van 23 | zoals ze van kracht waren vóór de inwerkingtreding van de wet van 23 |
| maart 1994, gesteld door het Hof van Beroep te Gent en door de | maart 1994, gesteld door het Hof van Beroep te Gent en door de |
| Rechtbank van eerste aanleg te Ieper. | Rechtbank van eerste aanleg te Ieper. |
| Het Arbitragehof, | Het Arbitragehof, |
| samengesteld uit de voorzitters H. Boel en M. Melchior, de rechters L. | samengesteld uit de voorzitters H. Boel en M. Melchior, de rechters L. |
| François, R. Henneuse en M. Bossuyt, en, overeenkomstig artikel 60bis | François, R. Henneuse en M. Bossuyt, en, overeenkomstig artikel 60bis |
| van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof, emeritus | van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof, emeritus |
| voorzitter G. De Baets en ererechter J. Delruelle, bijgestaan door de | voorzitter G. De Baets en ererechter J. Delruelle, bijgestaan door de |
| griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van emeritus | griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van emeritus |
| voorzitter G. De Baets, | voorzitter G. De Baets, |
| wijst na beraad het volgende arrest : | wijst na beraad het volgende arrest : |
| I. Onderwerp van de prejudiciële vragen | I. Onderwerp van de prejudiciële vragen |
| a. Bij arrest van 18 november 1999 in zake het openbaar ministerie | a. Bij arrest van 18 november 1999 in zake het openbaar ministerie |
| tegen M. Haspeslagh en L. Haspeslagh, waarvan de expeditie ter griffie | tegen M. Haspeslagh en L. Haspeslagh, waarvan de expeditie ter griffie |
| van het Arbitragehof is ingekomen op 9 december 1999, heeft het Hof | van het Arbitragehof is ingekomen op 9 december 1999, heeft het Hof |
| van Beroep te Gent de volgende prejudiciële vraag gesteld : | van Beroep te Gent de volgende prejudiciële vraag gesteld : |
| « Is artikel 11bis van de Sociale Documentenwet, ingevoegd bij artikel | « Is artikel 11bis van de Sociale Documentenwet, ingevoegd bij artikel |
| 30 van de Programmawet van 6 juli 1989 in het koninklijk besluit nr. 5 | 30 van de Programmawet van 6 juli 1989 in het koninklijk besluit nr. 5 |
| van 23 oktober 1978 zoals deze bepaling toepasselijk was vóór 1 april | van 23 oktober 1978 zoals deze bepaling toepasselijk was vóór 1 april |
| 1994, namelijk vóór de wijziging door de wet van 23 maart 1994 | 1994, namelijk vóór de wijziging door de wet van 23 maart 1994 |
| houdende bepaalde maatregelen op arbeidsrechtelijk vlak tegen het | houdende bepaalde maatregelen op arbeidsrechtelijk vlak tegen het |
| zwartwerk, en gelet op artikel 29, § 2, van deze wet, waardoor als | zwartwerk, en gelet op artikel 29, § 2, van deze wet, waardoor als |
| overgangsbepaling artikel 11bis van kracht blijft op de feiten welke | overgangsbepaling artikel 11bis van kracht blijft op de feiten welke |
| werden gepleegd vóór de datum van de inwerkingtreding van de wet van | werden gepleegd vóór de datum van de inwerkingtreding van de wet van |
| 23 maart 1994, discriminerend ten aanzien van de artikelen 10 en 11 | 23 maart 1994, discriminerend ten aanzien van de artikelen 10 en 11 |
| van de Grondwet, doordat het naast de strafrechtelijke sanctie sensu | van de Grondwet, doordat het naast de strafrechtelijke sanctie sensu |
| stricto voorzien in artikel 11 van de Sociale Documentenwet koninklijk | stricto voorzien in artikel 11 van de Sociale Documentenwet koninklijk |
| besluit nr. 5 van 23 oktober 1978, voorziet in de veroordeling tot de | besluit nr. 5 van 23 oktober 1978, voorziet in de veroordeling tot de |
| betaling aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid van een vergoeding | betaling aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid van een vergoeding |
| gelijk aan het drievoud van de bijdragen bedoeld bij artikel 38, §§ 2 | gelijk aan het drievoud van de bijdragen bedoeld bij artikel 38, §§ 2 |
| en 3, van de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van | en 3, van de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van |
| de sociale zekerheid voor werknemers, en waarbij luidens artikel 15ter | de sociale zekerheid voor werknemers, en waarbij luidens artikel 15ter |
| deze vergoedingen bedoeld in artikel 11bis worden vermenigvuldigd met | deze vergoedingen bedoeld in artikel 11bis worden vermenigvuldigd met |
| het aantal werknemers waarvoor een inbreuk is vastgesteld, en dit in | het aantal werknemers waarvoor een inbreuk is vastgesteld, en dit in |
| verhouding tot de situatie van elke andere beklaagde die kan worden | verhouding tot de situatie van elke andere beklaagde die kan worden |
| veroordeeld op strafrechtelijk vlak, sensu stricto en tot de | veroordeeld op strafrechtelijk vlak, sensu stricto en tot de |
| verplichting om de schadelijke gevolgen van het strafbaar feit te | verplichting om de schadelijke gevolgen van het strafbaar feit te |
| herstellen, in zoverre die bijkomende veroordeling, die als maatregel | herstellen, in zoverre die bijkomende veroordeling, die als maatregel |
| van burgerlijke aard wordt gekwalificeerd, hoewel zij niet een reëel | van burgerlijke aard wordt gekwalificeerd, hoewel zij niet een reëel |
| nadeel herstelt en terwijl zij bijdraagt tot het repressieve aspect | nadeel herstelt en terwijl zij bijdraagt tot het repressieve aspect |
| van de bepaling, niet zou kunnen vallen onder de toepassing van | van de bepaling, niet zou kunnen vallen onder de toepassing van |
| artikel 65 van het Strafwetboek, in het geval waarin een strengere | artikel 65 van het Strafwetboek, in het geval waarin een strengere |
| straf zou moeten worden toegepast voor een andere overtreding, als | straf zou moeten worden toegepast voor een andere overtreding, als |
| mede van de artikelen 1, 3, 6 en 8 van de wet van 29 juni 1964 ? » | mede van de artikelen 1, 3, 6 en 8 van de wet van 29 juni 1964 ? » |
| Die zaak is ingeschreven onder nummer 1839 van de rol van het Hof. | Die zaak is ingeschreven onder nummer 1839 van de rol van het Hof. |
| b. Bij vonnis van 6 maart 2000 in zake het openbaar ministerie tegen | b. Bij vonnis van 6 maart 2000 in zake het openbaar ministerie tegen |
| J. Ollivier, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is | J. Ollivier, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is |
| ingekomen op 14 april 2000, heeft de Rechtbank van eerste aanleg te | ingekomen op 14 april 2000, heeft de Rechtbank van eerste aanleg te |
| Ieper de volgende prejudiciële vraag gesteld : | Ieper de volgende prejudiciële vraag gesteld : |
| « Schenden de artikelen 11bis, 12bis en 15ter van het koninklijk | « Schenden de artikelen 11bis, 12bis en 15ter van het koninklijk |
| besluit nr. 5 van 23 oktober 1978 betreffende het bijhouden van | besluit nr. 5 van 23 oktober 1978 betreffende het bijhouden van |
| sociale documenten, ingevoegd bij het artikel 30 van de Programmawet | sociale documenten, ingevoegd bij het artikel 30 van de Programmawet |
| van 6 juli 1989, zoals die bepaling toepasselijk was vóór 1 april | van 6 juli 1989, zoals die bepaling toepasselijk was vóór 1 april |
| 1994, namelijk vóór de wijziging door de wet van 23 maart 1994 | 1994, namelijk vóór de wijziging door de wet van 23 maart 1994 |
| houdende bepaalde maatregelen op arbeidsrechtelijk vlak tegen het | houdende bepaalde maatregelen op arbeidsrechtelijk vlak tegen het |
| zwartwerk en gelet op het artikel 29, § 2, van die laatste wet, | zwartwerk en gelet op het artikel 29, § 2, van die laatste wet, |
| waardoor als overgangsbepalingen de artikelen 11bis, 12bis en 15ter | waardoor als overgangsbepalingen de artikelen 11bis, 12bis en 15ter |
| van het koninklijk besluit nr. 5 van 23 oktober 1978 van kracht | van het koninklijk besluit nr. 5 van 23 oktober 1978 van kracht |
| blijven op de feiten welke werden gepleegd vóór de datum van | blijven op de feiten welke werden gepleegd vóór de datum van |
| inwerkingtreding van de wet van 23 maart 1994, de artikelen 10 en 11 | inwerkingtreding van de wet van 23 maart 1994, de artikelen 10 en 11 |
| van de Grondwet, in zoverre zij ten aanzien van de maatregel(en) | van de Grondwet, in zoverre zij ten aanzien van de maatregel(en) |
| waarin zij voorzien, de toepassing uitsluiten van het artikel 65 van | waarin zij voorzien, de toepassing uitsluiten van het artikel 65 van |
| het Strafwetboek wanneer een andere strafbepaling met een zwaardere | het Strafwetboek wanneer een andere strafbepaling met een zwaardere |
| straf in aanmerking genomen moet worden, alsook van de artikelen 1, 3, | straf in aanmerking genomen moet worden, alsook van de artikelen 1, 3, |
| 6 en 8 van de wet van 29 juni 1964 betreffende de opschorting, het | 6 en 8 van de wet van 29 juni 1964 betreffende de opschorting, het |
| uitstel en de probatie, dat alles in de verhouding ten aanzien van | uitstel en de probatie, dat alles in de verhouding ten aanzien van |
| beklaagden die voor andere feiten voor de strafrechter moeten | beklaagden die voor andere feiten voor de strafrechter moeten |
| verschijnen en waar het artikel 65 van het Strafwetboek en de | verschijnen en waar het artikel 65 van het Strafwetboek en de |
| geciteerde artikelen van de wet van 29 juni 1964 wel kunnen toegepast | geciteerde artikelen van de wet van 29 juni 1964 wel kunnen toegepast |
| worden ? » | worden ? » |
| Die zaak is ingeschreven onder nummer 1948 van de rol van het Hof. | Die zaak is ingeschreven onder nummer 1948 van de rol van het Hof. |
| (...) | (...) |
| IV. In rechte | IV. In rechte |
| (...) | (...) |
| B.1. De prejudiciële vragen hebben betrekking op de bestaanbaarheid | B.1. De prejudiciële vragen hebben betrekking op de bestaanbaarheid |
| met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, van de artikelen 11bis, | met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, van de artikelen 11bis, |
| 12bis en 15ter van het koninklijk besluit nr. 5 van 23 oktober 1978 | 12bis en 15ter van het koninklijk besluit nr. 5 van 23 oktober 1978 |
| betreffende het bijhouden van sociale documenten, ingevoegd bij de | betreffende het bijhouden van sociale documenten, ingevoegd bij de |
| programmawet van 6 juli 1989, en daarna vervangen bij de wet van 26 | programmawet van 6 juli 1989, en daarna vervangen bij de wet van 26 |
| juni 1992, zoals ze van kracht waren vóór de inwerkingtreding van de | juni 1992, zoals ze van kracht waren vóór de inwerkingtreding van de |
| wet van 23 maart 1994. Ingevolge de overgangsbepaling vervat in | wet van 23 maart 1994. Ingevolge de overgangsbepaling vervat in |
| artikel 29, § 2, van de laatstvermelde wet blijven de in het geding | artikel 29, § 2, van de laatstvermelde wet blijven de in het geding |
| zijnde bepalingen van toepassing op de feiten welke werden gepleegd | zijnde bepalingen van toepassing op de feiten welke werden gepleegd |
| vóór de datum van haar inwerkingtreding. | vóór de datum van haar inwerkingtreding. |
| De bepalingen, zoals ze ter toetsing aan het Hof worden voorgelegd, | De bepalingen, zoals ze ter toetsing aan het Hof worden voorgelegd, |
| luiden : | luiden : |
| « Art. 11bis.De rechter die voor de feiten bedoeld in artikel 11, 1°, |
« Art. 11bis.De rechter die voor de feiten bedoeld in artikel 11, 1°, |
| a, b, c, d, e, f en h, de straf uitspreekt ten laste van de werkgever, | a, b, c, d, e, f en h, de straf uitspreekt ten laste van de werkgever, |
| zijn aangestelden of lasthebbers, alsmede de personen bepaald door de | zijn aangestelden of lasthebbers, alsmede de personen bepaald door de |
| Koning in uitvoering van artikel 4, § 2, veroordeelt hen, wanneer deze | Koning in uitvoering van artikel 4, § 2, veroordeelt hen, wanneer deze |
| feiten het ontwijken van de juiste aangifte van de prestaties | feiten het ontwijken van de juiste aangifte van de prestaties |
| toegelaten hebben, tot betaling aan de Rijksdienst voor sociale | toegelaten hebben, tot betaling aan de Rijksdienst voor sociale |
| zekerheid van een vergoeding gelijk aan het drievoud van de bijdragen | zekerheid van een vergoeding gelijk aan het drievoud van de bijdragen |
| bedoeld in artikel 38, §§ 2 en 3, van de wet van 29 juni 1981 houdende | bedoeld in artikel 38, §§ 2 en 3, van de wet van 29 juni 1981 houdende |
| de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers. Deze | de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers. Deze |
| bijdragen worden berekend op basis van het maandelijks bedrag van het | bijdragen worden berekend op basis van het maandelijks bedrag van het |
| gemiddeld minimum maandinkomen vastgesteld bij een in de Nationale | gemiddeld minimum maandinkomen vastgesteld bij een in de Nationale |
| Arbeidsraad gesloten collectieve arbeidsovereenkomst, ongeacht de duur | Arbeidsraad gesloten collectieve arbeidsovereenkomst, ongeacht de duur |
| van de tewerkstelling waarop de feiten betrekking hebben. » | van de tewerkstelling waarop de feiten betrekking hebben. » |
| « Art. 12bis.In het bij artikel 12 bedoelde geval veroordeelt de |
« Art. 12bis.In het bij artikel 12 bedoelde geval veroordeelt de |
| rechter die de straf ten laste van de werkgever, zijn aangestelden of | rechter die de straf ten laste van de werkgever, zijn aangestelden of |
| lasthebbers, alsmede de personen bepaald door de Koning in uitvoering | lasthebbers, alsmede de personen bepaald door de Koning in uitvoering |
| van artikel 4, § 2, uitspreekt, wanneer de feiten de ontwijking van de | van artikel 4, § 2, uitspreekt, wanneer de feiten de ontwijking van de |
| juiste aangifte van de prestaties toegelaten hebben, hen tot betaling | juiste aangifte van de prestaties toegelaten hebben, hen tot betaling |
| aan de Rijksdienst voor sociale zekerheid van een vergoeding gelijk | aan de Rijksdienst voor sociale zekerheid van een vergoeding gelijk |
| aan het dubbel van het bedrag bedoeld bij artikel 11bis. » | aan het dubbel van het bedrag bedoeld bij artikel 11bis. » |
| « Art. 15ter.De vergoedingen bedoeld in de artikelen 11bis, 12bis en |
« Art. 15ter.De vergoedingen bedoeld in de artikelen 11bis, 12bis en |
| 15bis worden vermenigvuldigd met het aantal werknemers waarvoor de | 15bis worden vermenigvuldigd met het aantal werknemers waarvoor de |
| inbreuk is vastgesteld. ». | inbreuk is vastgesteld. ». |
| B.2. De aangeklaagde discriminatie zou voortkomen uit het feit dat de | B.2. De aangeklaagde discriminatie zou voortkomen uit het feit dat de |
| strafrechter, wanneer hij een veroordeling uitspreekt op grond van de | strafrechter, wanneer hij een veroordeling uitspreekt op grond van de |
| hierboven vermelde bepalingen, niet zou vermogen artikel 65 van het | hierboven vermelde bepalingen, niet zou vermogen artikel 65 van het |
| Strafwetboek, noch de artikelen 1, 3, 6 en 8 van de wet van 29 juni | Strafwetboek, noch de artikelen 1, 3, 6 en 8 van de wet van 29 juni |
| 1964 toe te passen, wegens de burgerlijke aard van die veroordeling. | 1964 toe te passen, wegens de burgerlijke aard van die veroordeling. |
| B.3. De in het geding zijnde bepalingen drukken de wil van de wetgever | B.3. De in het geding zijnde bepalingen drukken de wil van de wetgever |
| uit om de rechters te verplichten bijzonder zware geldelijke sancties | uit om de rechters te verplichten bijzonder zware geldelijke sancties |
| op te leggen in een sector waar de omvang en de frequentie van de | op te leggen in een sector waar de omvang en de frequentie van de |
| fraude de belangen van de gemeenschap ernstig aantasten en waar de | fraude de belangen van de gemeenschap ernstig aantasten en waar de |
| bedrijven die hun verplichtingen ontduiken op ongeoorloofde wijze | bedrijven die hun verplichtingen ontduiken op ongeoorloofde wijze |
| concurreren met diegene die ze nakomen. Volgens de parlementaire | concurreren met diegene die ze nakomen. Volgens de parlementaire |
| voorbereiding van artikel 11bis van de socialedocumentenwet strekt de | voorbereiding van artikel 11bis van de socialedocumentenwet strekt de |
| bijkomende veroordeling van de werkgever, zijn aangestelden of | bijkomende veroordeling van de werkgever, zijn aangestelden of |
| lasthebbers, alsmede de personen bepaald door de Koning ter uitvoering | lasthebbers, alsmede de personen bepaald door de Koning ter uitvoering |
| van artikel 4, § 2, ertoe het sluikwerk efficiënter te bestrijden door | van artikel 4, § 2, ertoe het sluikwerk efficiënter te bestrijden door |
| onder meer te voorzien in een verzwaring van de sancties (Parl. St., | onder meer te voorzien in een verzwaring van de sancties (Parl. St., |
| Kamer, 1988-1989, nr. 833/2, p. 15; Parl. St., Senaat, 1988-1989, nr. | Kamer, 1988-1989, nr. 833/2, p. 15; Parl. St., Senaat, 1988-1989, nr. |
| 736/3, p. 25). | 736/3, p. 25). |
| B.4. De bijzondere aard van de veroordelingen waartoe de in het geding | B.4. De bijzondere aard van de veroordelingen waartoe de in het geding |
| zijnde bepalingen aanleiding kunnen geven, heeft ertoe kunnen leiden | zijnde bepalingen aanleiding kunnen geven, heeft ertoe kunnen leiden |
| ze te beschouwen als burgerlijke sancties en niet als straffen. Die | ze te beschouwen als burgerlijke sancties en niet als straffen. Die |
| interpretatie had tot gevolg dat alle regels die eigen zijn aan het | interpretatie had tot gevolg dat alle regels die eigen zijn aan het |
| strafrecht niet toepasselijk zijn, ongeacht of zij betrekking hebben | strafrecht niet toepasselijk zijn, ongeacht of zij betrekking hebben |
| op de verjaring, de niet-retroactiviteit, de verzachtende | op de verjaring, de niet-retroactiviteit, de verzachtende |
| omstandigheden, de opslorping van de straffen, het uitstel of de | omstandigheden, de opslorping van de straffen, het uitstel of de |
| opschorting van de uitspraak. | opschorting van de uitspraak. |
| B.5. Daaruit volgt dat de personen die ervan beticht worden de feiten | B.5. Daaruit volgt dat de personen die ervan beticht worden de feiten |
| bedoeld in de artikelen 11bis, 12bis en 15ter van het koninklijk | bedoeld in de artikelen 11bis, 12bis en 15ter van het koninklijk |
| besluit nr. 5 van 23 oktober 1978 betreffende het bijhouden van | besluit nr. 5 van 23 oktober 1978 betreffende het bijhouden van |
| sociale documenten te hebben gepleegd, anders werden behandeld dan | sociale documenten te hebben gepleegd, anders werden behandeld dan |
| andere beklaagden. Dat verschil in behandeling, gegrond op een | andere beklaagden. Dat verschil in behandeling, gegrond op een |
| criterium dat objectief en relevant is ten aanzien van de in B.3 in | criterium dat objectief en relevant is ten aanzien van de in B.3 in |
| herinnering gebrachte doelstelling, kon onevenredige gevolgen hebben. | herinnering gebrachte doelstelling, kon onevenredige gevolgen hebben. |
| B.6. De wetgever heeft immers bij de goedkeuring van de wet van 26 | B.6. De wetgever heeft immers bij de goedkeuring van de wet van 26 |
| juni 1992 houdende sociale en diverse bepalingen, waarbij de in het | juni 1992 houdende sociale en diverse bepalingen, waarbij de in het |
| geding zijnde bepalingen werden vervangen, vastgesteld dat door de | geding zijnde bepalingen werden vervangen, vastgesteld dat door de |
| starheid van de erin bepaalde maatregelen het aantal seponeringen, om | starheid van de erin bepaalde maatregelen het aantal seponeringen, om |
| redenen van billijkheid, was toegenomen (Parl. St., Senaat, B.Z., | redenen van billijkheid, was toegenomen (Parl. St., Senaat, B.Z., |
| 1991-1992, nr. 315-2, p. 64). | 1991-1992, nr. 315-2, p. 64). |
| Aldus blijkt dat, doordat men heeft willen vermijden dat rekening | Aldus blijkt dat, doordat men heeft willen vermijden dat rekening |
| wordt gehouden met de omstandigheden die eigen zijn aan elke | wordt gehouden met de omstandigheden die eigen zijn aan elke |
| vervolging, men tot gevolgen komt die, omdat zij onevenredig zijn met | vervolging, men tot gevolgen komt die, omdat zij onevenredig zijn met |
| het nagestreefde doel, een straffeloosheid teweegbrengen die de | het nagestreefde doel, een straffeloosheid teweegbrengen die de |
| wetgever precies wilde voorkomen. | wetgever precies wilde voorkomen. |
| B.7. Er dient te worden onderzocht of de veroordelingen bedoeld in de | B.7. Er dient te worden onderzocht of de veroordelingen bedoeld in de |
| in het geding zijnde bepalingen niet als straffen moeten worden | in het geding zijnde bepalingen niet als straffen moeten worden |
| beschouwd, rekening houdend met de redenen, met name, uiteengezet in | beschouwd, rekening houdend met de redenen, met name, uiteengezet in |
| de rechtspraak ontwikkeld door het Europees Hof voor de Rechten van de | de rechtspraak ontwikkeld door het Europees Hof voor de Rechten van de |
| Mens in verband met het begrip « strafvervolging » in de zin van | Mens in verband met het begrip « strafvervolging » in de zin van |
| artikel 6 van het Europees Verdrag. | artikel 6 van het Europees Verdrag. |
| B.8. Het Hof stelt dienaangaande vast dat de in het geding zijnde | B.8. Het Hof stelt dienaangaande vast dat de in het geding zijnde |
| sancties een overwegend repressief karakter hebben; zij hebben tot | sancties een overwegend repressief karakter hebben; zij hebben tot |
| doel de inbreuken begaan door alle werkgevers, aangestelden en | doel de inbreuken begaan door alle werkgevers, aangestelden en |
| lasthebbers, zonder enig onderscheid, die de regels van onderwerping | lasthebbers, zonder enig onderscheid, die de regels van onderwerping |
| aan de sociale zekerheid niet naleven, te voorkomen en te bestraffen; | aan de sociale zekerheid niet naleven, te voorkomen en te bestraffen; |
| die personen, die vooraf de sanctie kennen die zij riskeren op te | die personen, die vooraf de sanctie kennen die zij riskeren op te |
| lopen, worden ertoe aangezet hun verplichtingen na te komen; de | lopen, worden ertoe aangezet hun verplichtingen na te komen; de |
| maatregel is ondergebracht in hoofdstuk 4, dat aan de « | maatregel is ondergebracht in hoofdstuk 4, dat aan de « |
| strafbepalingen » is gewijd; hij wordt toegevoegd aan een straf die | strafbepalingen » is gewijd; hij wordt toegevoegd aan een straf die |
| door een strafrechter is uitgesproken en beoogt de sanctie te | door een strafrechter is uitgesproken en beoogt de sanctie te |
| verzwaren (Parl. St., Kamer, 1988-1989, nr. 833/2, p. 15; Parl. St., | verzwaren (Parl. St., Kamer, 1988-1989, nr. 833/2, p. 15; Parl. St., |
| Senaat, 1988-1989, nr. 736/3, p. 25). | Senaat, 1988-1989, nr. 736/3, p. 25). |
| B.9. Die vaststellingen leiden tot het besluit dat de betwiste sanctie | B.9. Die vaststellingen leiden tot het besluit dat de betwiste sanctie |
| van strafrechtelijke aard is. Er moet nog worden onderzocht of daaruit | van strafrechtelijke aard is. Er moet nog worden onderzocht of daaruit |
| volgt dat alle strafrechtelijke regels daarop toepasbaar zijn en, zo | volgt dat alle strafrechtelijke regels daarop toepasbaar zijn en, zo |
| niet, of de afwijkingen die op die regels zouden bestaan, kunnen | niet, of de afwijkingen die op die regels zouden bestaan, kunnen |
| worden verantwoord. | worden verantwoord. |
| Ten aanzien van de toepasselijkheid van artikel 65 van het | Ten aanzien van de toepasselijkheid van artikel 65 van het |
| Strafwetboek | Strafwetboek |
| B.10. Luidens artikel 14 van het koninklijk besluit nr. 5 van 23 | B.10. Luidens artikel 14 van het koninklijk besluit nr. 5 van 23 |
| oktober 1978 betreffende het bijhouden van sociale documenten zijn | oktober 1978 betreffende het bijhouden van sociale documenten zijn |
| alle bepalingen van Boek I van het Strafwetboek, « met uitzondering | alle bepalingen van Boek I van het Strafwetboek, « met uitzondering |
| van hoofdstuk V maar met inbegrip van hoofdstuk VII », van toepassing | van hoofdstuk V maar met inbegrip van hoofdstuk VII », van toepassing |
| op de in dat besluit bedoelde strafrechtelijke veroordelingen. Artikel | op de in dat besluit bedoelde strafrechtelijke veroordelingen. Artikel |
| 65 van het Strafwetboek, vervat in hoofdstuk VI van Boek I, zou dus in | 65 van het Strafwetboek, vervat in hoofdstuk VI van Boek I, zou dus in |
| beginsel van toepassing zijn op de veroordelingen die zijn opgelegd | beginsel van toepassing zijn op de veroordelingen die zijn opgelegd |
| met toepassing van de in het geding zijnde bepalingen. | met toepassing van de in het geding zijnde bepalingen. |
| B.11. Artikel 65 van het Strafwetboek bepaalt : | B.11. Artikel 65 van het Strafwetboek bepaalt : |
| « Wanneer een zelfde feit verscheidene misdrijven oplevert of wanneer | « Wanneer een zelfde feit verscheidene misdrijven oplevert of wanneer |
| verschillende misdrijven die de opeenvolgende en voortgezette | verschillende misdrijven die de opeenvolgende en voortgezette |
| uitvoering zijn van een zelfde misdadig opzet, gelijktijdig worden | uitvoering zijn van een zelfde misdadig opzet, gelijktijdig worden |
| voorgelegd aan een zelfde feitenrechter, wordt alleen de zwaarste | voorgelegd aan een zelfde feitenrechter, wordt alleen de zwaarste |
| straf uitgesproken. | straf uitgesproken. |
| [...] » | [...] » |
| B.12. Wanneer de rechter de beklaagde veroordeelt tot de in de | B.12. Wanneer de rechter de beklaagde veroordeelt tot de in de |
| artikelen 11 en 12 van het koninklijk besluit nr. 5 van 23 oktober | artikelen 11 en 12 van het koninklijk besluit nr. 5 van 23 oktober |
| 1978 betreffende het bijhouden van sociale documenten bedoelde | 1978 betreffende het bijhouden van sociale documenten bedoelde |
| geldboete en/of gevangenisstraf en hij bovendien de in de artikelen | geldboete en/of gevangenisstraf en hij bovendien de in de artikelen |
| 11bis, 12bis en 15ter bedoelde veroordelingen oplegt, is de vraag van | 11bis, 12bis en 15ter bedoelde veroordelingen oplegt, is de vraag van |
| de mogelijke opslorping van de straffen niet aan de orde, vermits deze | de mogelijke opslorping van de straffen niet aan de orde, vermits deze |
| geen betrekking heeft op het samengaan van een hoofdstraf en | geen betrekking heeft op het samengaan van een hoofdstraf en |
| bijkomende straffen waarin voor hetzelfde misdrijf is voorzien. | bijkomende straffen waarin voor hetzelfde misdrijf is voorzien. |
| B.13. Door te bepalen dat de rechter veroordeelt tot de betaling van | B.13. Door te bepalen dat de rechter veroordeelt tot de betaling van |
| een « vergoeding » die gelijk is aan het drievoud van de bijdragen | een « vergoeding » die gelijk is aan het drievoud van de bijdragen |
| bedoeld bij artikel 35, §§ 2 en 3, van de wet van 29 juni 1981 | bedoeld bij artikel 35, §§ 2 en 3, van de wet van 29 juni 1981 |
| houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor | houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor |
| werknemers (artikel 11bis), of aan het dubbel van het bedrag bedoeld | werknemers (artikel 11bis), of aan het dubbel van het bedrag bedoeld |
| in artikel 11bis (artikel 12bis), vermenigvuldigd met het aantal | in artikel 11bis (artikel 12bis), vermenigvuldigd met het aantal |
| werknemers waarvoor een inbreuk is vastgesteld (artikel 15ter), heeft | werknemers waarvoor een inbreuk is vastgesteld (artikel 15ter), heeft |
| de wetgever uitgesloten dat de onderscheiden feiten zouden kunnen | de wetgever uitgesloten dat de onderscheiden feiten zouden kunnen |
| worden geanalyseerd als een meerdaadse samenloop waarop de in artikel | worden geanalyseerd als een meerdaadse samenloop waarop de in artikel |
| 65 van het Strafwetboek bedoelde regel van opslorping zou worden | 65 van het Strafwetboek bedoelde regel van opslorping zou worden |
| toegepast. | toegepast. |
| B.14. Wanneer de rechter de beklaagde veroordeelt voor een feit dat | B.14. Wanneer de rechter de beklaagde veroordeelt voor een feit dat |
| tegelijkertijd een inbreuk vormt op de in het geding zijnde bepalingen | tegelijkertijd een inbreuk vormt op de in het geding zijnde bepalingen |
| en een inbreuk op een andere strafbepaling, zou hij slechts één enkele | en een inbreuk op een andere strafbepaling, zou hij slechts één enkele |
| straf, de zwaarste, moeten toepassen, zoals is bepaald in artikel 65 | straf, de zwaarste, moeten toepassen, zoals is bepaald in artikel 65 |
| van het Strafwetboek bij eendaadse samenloop. Indien de zwaarste straf | van het Strafwetboek bij eendaadse samenloop. Indien de zwaarste straf |
| betrekking heeft op de inbreuk op een andere strafbepaling, zou de | betrekking heeft op de inbreuk op een andere strafbepaling, zou de |
| rechter aldus, in beginsel, de bijkomende straffen die het voorwerp | rechter aldus, in beginsel, de bijkomende straffen die het voorwerp |
| uitmaken van de in het geding zijnde bepalingen niet kunnen opleggen. | uitmaken van de in het geding zijnde bepalingen niet kunnen opleggen. |
| B.15. Er dient echter te worden onderzocht of, in de bijzondere | B.15. Er dient echter te worden onderzocht of, in de bijzondere |
| aangelegenheid van de fraude op het gebied van de sociale zekerheid, | aangelegenheid van de fraude op het gebied van de sociale zekerheid, |
| de wetgever niet van die toepassing van het gemeen strafrecht heeft | de wetgever niet van die toepassing van het gemeen strafrecht heeft |
| willen afwijken. | willen afwijken. |
| B.16. Uit de totstandkoming van de artikelen 11bis, 12bis en 15ter van | B.16. Uit de totstandkoming van de artikelen 11bis, 12bis en 15ter van |
| het koninklijk besluit nr. 5 van 23 oktober 1978 blijkt dat de | het koninklijk besluit nr. 5 van 23 oktober 1978 blijkt dat de |
| wetgever gewild heeft dat de daarin bedoelde veroordelingen in elk | wetgever gewild heeft dat de daarin bedoelde veroordelingen in elk |
| geval worden uitgesproken wanneer de rechter vaststelt dat de feiten | geval worden uitgesproken wanneer de rechter vaststelt dat de feiten |
| het ontwijken van de juiste aangifte van de prestaties mogelijk hebben | het ontwijken van de juiste aangifte van de prestaties mogelijk hebben |
| gemaakt (Parl. St., Senaat, B.Z., 1991-1992, nr. 315/1, p. 39). Die | gemaakt (Parl. St., Senaat, B.Z., 1991-1992, nr. 315/1, p. 39). Die |
| vaste wil om de straffen te handhaven en te verzwaren, is nogmaals tot | vaste wil om de straffen te handhaven en te verzwaren, is nogmaals tot |
| uiting gekomen in de memorie van toelichting van de wet van 23 maart | uiting gekomen in de memorie van toelichting van de wet van 23 maart |
| 1994, die ertoe strekt het zwartwerk te bestrijden en waarin is | 1994, die ertoe strekt het zwartwerk te bestrijden en waarin is |
| gesteld dat « indien de sancties niet ontradend genoeg zijn, [...] | gesteld dat « indien de sancties niet ontradend genoeg zijn, [...] |
| velen het risico [zullen] nemen betrapt te worden omdat zelfs dan hun | velen het risico [zullen] nemen betrapt te worden omdat zelfs dan hun |
| zogenaamd ` economisch voordeel ' altijd groter is dan de te betalen | zogenaamd ` economisch voordeel ' altijd groter is dan de te betalen |
| geldboetes » (Parl. St., Kamer, 1992-1993, nr. 1157/7, p. 5). | geldboetes » (Parl. St., Kamer, 1992-1993, nr. 1157/7, p. 5). |
| B.17. Het is diezelfde wil die verklaart dat de « vergoeding » gelijk | B.17. Het is diezelfde wil die verklaart dat de « vergoeding » gelijk |
| is aan het drievoud van de bijdragen bedoeld in artikel 35 van de wet | is aan het drievoud van de bijdragen bedoeld in artikel 35 van de wet |
| van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale | van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale |
| zekerheid voor werknemers (artikel 11bis), dat bij herhaling binnen | zekerheid voor werknemers (artikel 11bis), dat bij herhaling binnen |
| één jaar een « vergoeding » wordt opgelegd gelijk aan het dubbel van | één jaar een « vergoeding » wordt opgelegd gelijk aan het dubbel van |
| het bedrag bedoeld in artikel 11bis (artikel 12bis) en dat de « | het bedrag bedoeld in artikel 11bis (artikel 12bis) en dat de « |
| vergoedingen » bedoeld in de artikelen 11bis en 12bis worden | vergoedingen » bedoeld in de artikelen 11bis en 12bis worden |
| vermenigvuldigd met het aantal werknemers waarvoor een inbreuk is | vermenigvuldigd met het aantal werknemers waarvoor een inbreuk is |
| vastgesteld (artikel 15ter). | vastgesteld (artikel 15ter). |
| B.18. Ten slotte beantwoordt de verplichting om in elk geval de | B.18. Ten slotte beantwoordt de verplichting om in elk geval de |
| veroordelingen waarin de in het geding zijnde bepalingen voorzien op | veroordelingen waarin de in het geding zijnde bepalingen voorzien op |
| te leggen, eveneens aan de zorg het verlies te beperken dat de fraude | te leggen, eveneens aan de zorg het verlies te beperken dat de fraude |
| aan het socialezekerheidsstelsel berokkent. | aan het socialezekerheidsstelsel berokkent. |
| B.19. Uit die elementen kan worden afgeleid dat de wetgever de | B.19. Uit die elementen kan worden afgeleid dat de wetgever de |
| bedoeling had de rechter ertoe te verplichten die veroordelingen op te | bedoeling had de rechter ertoe te verplichten die veroordelingen op te |
| leggen en ze heeft willen onttrekken aan de toepassing van artikel 65 | leggen en ze heeft willen onttrekken aan de toepassing van artikel 65 |
| van het Strafwetboek. Elke andere interpretatie zou leiden tot een | van het Strafwetboek. Elke andere interpretatie zou leiden tot een |
| onaanvaardbaar verschil in behandeling, aangezien diegene die, per | onaanvaardbaar verschil in behandeling, aangezien diegene die, per |
| hypothese, een feit heeft gepleegd dat aanleiding geeft tot twee | hypothese, een feit heeft gepleegd dat aanleiding geeft tot twee |
| tenlasteleggingen, aan de vermelde veroordelingen zou kunnen | tenlasteleggingen, aan de vermelde veroordelingen zou kunnen |
| ontsnappen en op die manier ervan zou zijn vrijgesteld de bedragen die | ontsnappen en op die manier ervan zou zijn vrijgesteld de bedragen die |
| de R.S.Z. toekomen, te betalen. | de R.S.Z. toekomen, te betalen. |
| B.20. Daaruit volgt dat op de veroordeling vermeld in de artikelen | B.20. Daaruit volgt dat op de veroordeling vermeld in de artikelen |
| 11bis, 12bis en 15ter van het koninklijk besluit nr. 5 van 23 oktober | 11bis, 12bis en 15ter van het koninklijk besluit nr. 5 van 23 oktober |
| 1978, de opslorpingsregel bedoeld in artikel 65 van het Strafwetboek | 1978, de opslorpingsregel bedoeld in artikel 65 van het Strafwetboek |
| niet kan worden toegepast en dat het eruit voortvloeiende verschil in | niet kan worden toegepast en dat het eruit voortvloeiende verschil in |
| behandeling redelijkerwijze verantwoord is. | behandeling redelijkerwijze verantwoord is. |
| Ten aanzien van de toepasselijkheid van de wet van 29 juni 1964 | Ten aanzien van de toepasselijkheid van de wet van 29 juni 1964 |
| B.21. De artikelen 1, 3, 6 en 8 van de wet van 29 juni 1964 regelen | B.21. De artikelen 1, 3, 6 en 8 van de wet van 29 juni 1964 regelen |
| het uitstel van de tenuitvoerlegging van de straffen en de opschorting | het uitstel van de tenuitvoerlegging van de straffen en de opschorting |
| van de uitspraak van de veroordeling. | van de uitspraak van de veroordeling. |
| B.22. Artikel 3 staat de rechter toe de uitspraak van de veroordeling | B.22. Artikel 3 staat de rechter toe de uitspraak van de veroordeling |
| op te schorten ten voordele van de beklaagde die nog niet eerder is | op te schorten ten voordele van de beklaagde die nog niet eerder is |
| veroordeeld tot een criminele straf of tot een hoofdgevangenisstraf | veroordeeld tot een criminele straf of tot een hoofdgevangenisstraf |
| van meer dan zes maanden. Artikel 8 staat de rechter toe te gelasten | van meer dan zes maanden. Artikel 8 staat de rechter toe te gelasten |
| dat de tenuitvoerlegging van het vonnis zal worden uitgesteld indien | dat de tenuitvoerlegging van het vonnis zal worden uitgesteld indien |
| de beklaagde niet eerder is veroordeeld tot een criminele straf of tot | de beklaagde niet eerder is veroordeeld tot een criminele straf of tot |
| een hoofdgevangenisstraf van meer dan twaalf maanden. | een hoofdgevangenisstraf van meer dan twaalf maanden. |
| B.23. Aangezien de in de artikelen 11bis, 12bis en 15ter van het | B.23. Aangezien de in de artikelen 11bis, 12bis en 15ter van het |
| koninklijk besluit nr. 5 van 23 oktober 1978 betreffende het bijhouden | koninklijk besluit nr. 5 van 23 oktober 1978 betreffende het bijhouden |
| van sociale documenten bedoelde sancties als sancties van | van sociale documenten bedoelde sancties als sancties van |
| strafrechtelijke aard worden beschouwd, verbiedt geen enkele bepaling | strafrechtelijke aard worden beschouwd, verbiedt geen enkele bepaling |
| de rechter, in de huidige stand van de wetgeving, om op de beklaagde | de rechter, in de huidige stand van de wetgeving, om op de beklaagde |
| de wet van 29 juni 1964 toe te passen. Noch de tekst van de wet, noch | de wet van 29 juni 1964 toe te passen. Noch de tekst van de wet, noch |
| de parlementaire voorbereiding ervan tonen aan dat de wetgever van | de parlementaire voorbereiding ervan tonen aan dat de wetgever van |
| oordeel zou zijn geweest dat die toepassing onverenigbaar zou zijn met | oordeel zou zijn geweest dat die toepassing onverenigbaar zou zijn met |
| de doelstellingen van voormeld koninklijk besluit. | de doelstellingen van voormeld koninklijk besluit. |
| B.24. Daaruit volgt dat, wat betreft de toepasselijkheid van de wet | B.24. Daaruit volgt dat, wat betreft de toepasselijkheid van de wet |
| van 29 juni 1964, de krachtens de in het geding zijnde bepalingen | van 29 juni 1964, de krachtens de in het geding zijnde bepalingen |
| vervolgde personen niet anders worden behandeld dan andere beklaagden. | vervolgde personen niet anders worden behandeld dan andere beklaagden. |
| Om die redenen, | Om die redenen, |
| het Hof | het Hof |
| zegt voor recht : | zegt voor recht : |
| - De artikelen 11bis, 12bis en 15ter van het koninklijk besluit nr. 5 | - De artikelen 11bis, 12bis en 15ter van het koninklijk besluit nr. 5 |
| van 23 oktober 1978 betreffende het bijhouden van sociale documenten, | van 23 oktober 1978 betreffende het bijhouden van sociale documenten, |
| ingevoegd bij de programmawet van 6 juli 1989, en daarna vervangen bij | ingevoegd bij de programmawet van 6 juli 1989, en daarna vervangen bij |
| de wet van 26 juni 1992, zoals ze van kracht waren vóór de | de wet van 26 juni 1992, zoals ze van kracht waren vóór de |
| inwerkingtreding van de wet van 23 maart 1994, schenden de artikelen | inwerkingtreding van de wet van 23 maart 1994, schenden de artikelen |
| 10 en 11 van de Grondwet niet doordat het op grond ervan niet mogelijk | 10 en 11 van de Grondwet niet doordat het op grond ervan niet mogelijk |
| is de veroordelingen waarin ze voorzien, met toepassing van artikel 65 | is de veroordelingen waarin ze voorzien, met toepassing van artikel 65 |
| van het Strafwetboek uit te sluiten wanneer de uitgesproken hoofdstraf | van het Strafwetboek uit te sluiten wanneer de uitgesproken hoofdstraf |
| die is waarin een andere bepaling voorziet. | die is waarin een andere bepaling voorziet. |
| - De prejudiciële vragen zijn zonder voorwerp in zoverre zij het Hof | - De prejudiciële vragen zijn zonder voorwerp in zoverre zij het Hof |
| vragen naar de toepasselijkheid van de wet van 29 juni 1964 | vragen naar de toepasselijkheid van de wet van 29 juni 1964 |
| betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie. | betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie. |
| Aldus uitgesproken in het Nederlands en het Frans, overeenkomstig | Aldus uitgesproken in het Nederlands en het Frans, overeenkomstig |
| artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het | artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het |
| Arbitragehof, op de openbare terechtzitting van 7 juni 2001, door de | Arbitragehof, op de openbare terechtzitting van 7 juni 2001, door de |
| voormelde zetel, waarin emeritus voorzitter G. De Baets voor de | voormelde zetel, waarin emeritus voorzitter G. De Baets voor de |
| uitspraak is vervangen door rechter A. Arts, overeenkomstig artikel | uitspraak is vervangen door rechter A. Arts, overeenkomstig artikel |
| 110 van de voormelde wet. | 110 van de voormelde wet. |
| De griffier, | De griffier, |
| P.-Y. Dutilleux. | P.-Y. Dutilleux. |
| De wnd. voorzitter, | De wnd. voorzitter, |
| A. Arts. | A. Arts. |