Etaamb.openjustice.be
Meertalige weergave van Arrest van --
← Terug naar "Uittreksel uit arrest nr. 29/2000 van 21 maart 2000 Rolnummer 1615 In zake : de prejudiciële vraag over artikel 93 van de wet van 20 mei 1994 inzake de rechtstoestanden van het militair personeel, gesteld door het Militair Gerechtshof. Het samengesteld uit de voorzitters M. Melchior en G. De Baets, en de rechters H. Boel, E. Cerexhe, A. (...)"
Uittreksel uit arrest nr. 29/2000 van 21 maart 2000 Rolnummer 1615 In zake : de prejudiciële vraag over artikel 93 van de wet van 20 mei 1994 inzake de rechtstoestanden van het militair personeel, gesteld door het Militair Gerechtshof. Het samengesteld uit de voorzitters M. Melchior en G. De Baets, en de rechters H. Boel, E. Cerexhe, A. (...) Uittreksel uit arrest nr. 29/2000 van 21 maart 2000 Rolnummer 1615 In zake : de prejudiciële vraag over artikel 93 van de wet van 20 mei 1994 inzake de rechtstoestanden van het militair personeel, gesteld door het Militair Gerechtshof. Het samengesteld uit de voorzitters M. Melchior en G. De Baets, en de rechters H. Boel, E. Cerexhe, A. (...)
ARBITRAGEHOF ARBITRAGEHOF
Uittreksel uit arrest nr. 29/2000 van 21 maart 2000 Uittreksel uit arrest nr. 29/2000 van 21 maart 2000
Rolnummer 1615 Rolnummer 1615
In zake : de prejudiciële vraag over artikel 93 van de wet van 20 mei In zake : de prejudiciële vraag over artikel 93 van de wet van 20 mei
1994 inzake de rechtstoestanden van het militair personeel, gesteld 1994 inzake de rechtstoestanden van het militair personeel, gesteld
door het Militair Gerechtshof. door het Militair Gerechtshof.
Het Arbitragehof, Het Arbitragehof,
samengesteld uit de voorzitters M. Melchior en G. De Baets, en de samengesteld uit de voorzitters M. Melchior en G. De Baets, en de
rechters H. Boel, E. Cerexhe, A. Arts, R. Henneuse en E. De Groot, rechters H. Boel, E. Cerexhe, A. Arts, R. Henneuse en E. De Groot,
bijgestaan door de griffier L. Potoms, onder voorzitterschap van bijgestaan door de griffier L. Potoms, onder voorzitterschap van
voorzitter M. Melchior, voorzitter M. Melchior,
wijst na beraad het volgende arrest : wijst na beraad het volgende arrest :
I. Onderwerp van de prejudiciële vraag I. Onderwerp van de prejudiciële vraag
Bij arrest van 27 januari 1999 in zake het openbaar ministerie en de Bij arrest van 27 januari 1999 in zake het openbaar ministerie en de
Belgische Staat tegen L.L., waarvan de expeditie ter griffie van het Belgische Staat tegen L.L., waarvan de expeditie ter griffie van het
Arbitragehof is ingekomen op 5 februari 1999, heeft het Militair Arbitragehof is ingekomen op 5 februari 1999, heeft het Militair
Gerechtshof de volgende prejudiciële vraag gesteld : Gerechtshof de volgende prejudiciële vraag gesteld :
« Is artikel 93 van de wet van 20 mei 1994 inzake de rechtstoestanden « Is artikel 93 van de wet van 20 mei 1994 inzake de rechtstoestanden
van het militair personeel, in zoverre het de ontvankelijkheid van de van het militair personeel, in zoverre het de ontvankelijkheid van de
rechtsvordering van de Staat tegen een militair ondergeschikt maakt rechtsvordering van de Staat tegen een militair ondergeschikt maakt
aan de voorafgaande formulering van een aanbod tot dading, in aan de voorafgaande formulering van een aanbod tot dading, in
overeenstemming met de artikelen 10, 11 en 13 van de Grondwet ? » overeenstemming met de artikelen 10, 11 en 13 van de Grondwet ? »
(...) (...)
IV. In rechte IV. In rechte
(...) (...)
Wat het onderwerp van de prejudiciële vraag betreft Wat het onderwerp van de prejudiciële vraag betreft
B.1. Bij beschikking van 24 februari 2000 heeft het Hof de B.1. Bij beschikking van 24 februari 2000 heeft het Hof de
prejudiciële vraag als volgt geherformuleerd : prejudiciële vraag als volgt geherformuleerd :
« Is artikel 93 van de wet van 20 mei 1994 inzake de rechtstoestanden « Is artikel 93 van de wet van 20 mei 1994 inzake de rechtstoestanden
van het militair personeel, in zoverre het de ontvankelijkheid van de van het militair personeel, in zoverre het de ontvankelijkheid van de
rechtsvordering van de Staat tegen een militair ondergeschikt maakt rechtsvordering van de Staat tegen een militair ondergeschikt maakt
aan de voorafgaande formulering van een aanbod tot dading, in aan de voorafgaande formulering van een aanbod tot dading, in
overeenstemming met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, alsmede met overeenstemming met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, alsmede met
artikel 13 van de Grondwet, gelezen in samenhang met de voormelde artikel 13 van de Grondwet, gelezen in samenhang met de voormelde
artikelen 10 en 11 ? » artikelen 10 en 11 ? »
B.2. Uit de feiten van de zaak en uit de motivering van de B.2. Uit de feiten van de zaak en uit de motivering van de
verwijzingsbeslissing blijkt dat deze betrekking heeft op de verwijzingsbeslissing blijkt dat deze betrekking heeft op de
verplichting, die voortvloeit uit paragraaf 1 van artikel 93 van de verplichting, die voortvloeit uit paragraaf 1 van artikel 93 van de
wet van 20 mei 1994 inzake de rechtstoestanden van het militair wet van 20 mei 1994 inzake de rechtstoestanden van het militair
personeel, om elke aansprakelijkheidsvordering ingesteld door de Staat personeel, om elke aansprakelijkheidsvordering ingesteld door de Staat
tegen een militair te laten voorafgaan door een aanbod tot dading, en tegen een militair te laten voorafgaan door een aanbod tot dading, en
niet op de wijze of de procedure volgens welke dat aanbod moet worden niet op de wijze of de procedure volgens welke dat aanbod moet worden
gedaan, zoals die zijn beschreven in paragraaf 2 van dezelfde gedaan, zoals die zijn beschreven in paragraaf 2 van dezelfde
bepaling. bepaling.
Het Hof zal zijn onderzoek dus beperken tot paragraaf 1 van artikel 93 Het Hof zal zijn onderzoek dus beperken tot paragraaf 1 van artikel 93
van de wet van 20 mei 1994. van de wet van 20 mei 1994.
B.3. Artikel 93, §1, van de wet van 20 mei 1994 inzake de B.3. Artikel 93, §1, van de wet van 20 mei 1994 inzake de
rechtstoestanden van het militair personeel bepaalt : rechtstoestanden van het militair personeel bepaalt :
«

Art. 93.§ 1. De rechtsvordering die door de Staat tegen een

«

Art. 93.§ 1. De rechtsvordering die door de Staat tegen een

militair op grond van artikel 92 wordt ingesteld, is pas ontvankelijk, militair op grond van artikel 92 wordt ingesteld, is pas ontvankelijk,
indien zij wordt voorafgaan [lees : voorafgegaan] door een aanbod tot indien zij wordt voorafgaan [lees : voorafgegaan] door een aanbod tot
dading aan de verweerder. Dit aanbod tot dading gaat uit van de dading aan de verweerder. Dit aanbod tot dading gaat uit van de
overheid aangewezen door de Koning. overheid aangewezen door de Koning.
Dit aanbod omvat, afgezien van de evaluatie van het gevorderde bedrag, Dit aanbod omvat, afgezien van de evaluatie van het gevorderde bedrag,
de nadere regels van de betaling. de nadere regels van de betaling.
De in het eerste lid bedoelde overheid kan beslissen dat de schade De in het eerste lid bedoelde overheid kan beslissen dat de schade
slechts gedeeltelijk moet worden vergoed. » slechts gedeeltelijk moet worden vergoed. »
B.4. Voor het verwijzende rechtscollege heeft de Staat doen gelden dat B.4. Voor het verwijzende rechtscollege heeft de Staat doen gelden dat
het voormelde artikel 93, § 1, een onverantwoord verschil in het voormelde artikel 93, § 1, een onverantwoord verschil in
behandeling teweegbracht betreffende de algemene regeling van de behandeling teweegbracht betreffende de algemene regeling van de
ontvankelijkheidsvoorwaarden van een rechtsvordering, regeling die een ontvankelijkheidsvoorwaarden van een rechtsvordering, regeling die een
dergelijke verplichting van aanbod tot dading niet oplegt aan dergelijke verplichting van aanbod tot dading niet oplegt aan
particulieren noch aan rechtspersonen, met inbegrip van de Staat, particulieren noch aan rechtspersonen, met inbegrip van de Staat,
wanneer hij een rechtsvordering instelt tegen personeel dat van andere wanneer hij een rechtsvordering instelt tegen personeel dat van andere
ministeriële departementen afhangt. Enkel artikel 49 van de wet van 5 ministeriële departementen afhangt. Enkel artikel 49 van de wet van 5
augustus 1992 op het politieambt voorziet in een soortgelijke augustus 1992 op het politieambt voorziet in een soortgelijke
voorwaarde voor het instellen van een rechtsvordering door de Staat of voorwaarde voor het instellen van een rechtsvordering door de Staat of
de gemeenten tegen de ambtenaren van de gemeentepolitie, de rijkswacht de gemeenten tegen de ambtenaren van de gemeentepolitie, de rijkswacht
en de gerechtelijke politie. en de gerechtelijke politie.
B.5.1. Volgens de memorie van toelichting bij de betwiste bepaling, « B.5.1. Volgens de memorie van toelichting bij de betwiste bepaling, «
[beoogt] de regeling vervat in paragraaf 1 [...] de rechtsvorderingen [beoogt] de regeling vervat in paragraaf 1 [...] de rechtsvorderingen
waardoor de Staat [...] zich tegen een militair kan keren, zoveel waardoor de Staat [...] zich tegen een militair kan keren, zoveel
mogelijk te beperken. [...] Het dadingsaanbod zal [...] steunen op de mogelijk te beperken. [...] Het dadingsaanbod zal [...] steunen op de
evaluatie van de te vergoeden schade zoals ze beslist werd door de evaluatie van de te vergoeden schade zoals ze beslist werd door de
rechtbank. Bij gebrek aan gerechtelijke beslissing zal de overheid rechtbank. Bij gebrek aan gerechtelijke beslissing zal de overheid
zich vooraf moeten uitspreken over de omvang van de in aanmerking te zich vooraf moeten uitspreken over de omvang van de in aanmerking te
nemen schade en soms zelfs over de manier om ze te evalueren. [...] De nemen schade en soms zelfs over de manier om ze te evalueren. [...] De
voorgestelde oplossing laat toe via een dading een minnelijke regeling voorgestelde oplossing laat toe via een dading een minnelijke regeling
te bereiken. Bij gebrek aan dading, zal de rechtbank van eerste aanleg te bereiken. Bij gebrek aan dading, zal de rechtbank van eerste aanleg
bevoegd zijn om van de vordering van de Staat kennis te nemen, bevoegd zijn om van de vordering van de Staat kennis te nemen,
ongeacht het bedrag ervan. Dit moet de eenheid van rechtspraak ten ongeacht het bedrag ervan. Dit moet de eenheid van rechtspraak ten
goede komen. In de aldus ingestelde rechtsvordering zal de Staat goede komen. In de aldus ingestelde rechtsvordering zal de Staat
uiteraard niet gebonden zijn door de voorgestelde dading » (Parl. St., uiteraard niet gebonden zijn door de voorgestelde dading » (Parl. St.,
Senaat, 1993-1994, nr. 928-1, memorie van toelichting, pp. 25-26). Senaat, 1993-1994, nr. 928-1, memorie van toelichting, pp. 25-26).
B.5.2. Het verschil in behandeling tussen militairen, enerzijds, en B.5.2. Het verschil in behandeling tussen militairen, enerzijds, en
andere ambtenaren, anderzijds, wat betreft de verplichting voor de andere ambtenaren, anderzijds, wat betreft de verplichting voor de
Staat om een aanbod tot dading te doen alvorens een Staat om een aanbod tot dading te doen alvorens een
aansprakelijkheidsvordering op grond van artikel 92 van de voormelde aansprakelijkheidsvordering op grond van artikel 92 van de voormelde
wet in te stellen, steunt op een objectief criterium, namelijk het wet in te stellen, steunt op een objectief criterium, namelijk het
bijzonder statuut waaraan militairen in vergelijking met andere bijzonder statuut waaraan militairen in vergelijking met andere
ambtenaren zijn onderworpen. ambtenaren zijn onderworpen.
De wetgever heeft immers in redelijkheid kunnen oordelen dat de De wetgever heeft immers in redelijkheid kunnen oordelen dat de
specifieke opdrachten waarmee militairen zijn belast, hen, meer dan specifieke opdrachten waarmee militairen zijn belast, hen, meer dan
andere ambtenaren, blootstellen aan het risico dat zij schade andere ambtenaren, blootstellen aan het risico dat zij schade
aanrichten die vele malen hun persoonlijke draagkracht te boven gaat aanrichten die vele malen hun persoonlijke draagkracht te boven gaat
en heeft aldus kunnen oordelen dat zij een bijzondere bescherming en heeft aldus kunnen oordelen dat zij een bijzondere bescherming
behoefden, door de Staat te verplichten, alvorens een behoefden, door de Staat te verplichten, alvorens een
aansprakelijkheidsvordering in te stellen, een aanbod tot dading te aansprakelijkheidsvordering in te stellen, een aanbod tot dading te
doen, dat moet uitgaan van de door de Koning aangewezen overheid en doen, dat moet uitgaan van de door de Koning aangewezen overheid en
dat erin kan bestaan dat de schade slechts ten dele moet worden dat erin kan bestaan dat de schade slechts ten dele moet worden
vergoed. vergoed.
Nu die regel een snellere afwikkeling van de betwistingen mogelijk Nu die regel een snellere afwikkeling van de betwistingen mogelijk
maakt en aldus dure en tijdrovende gerechtelijke procedures kan maakt en aldus dure en tijdrovende gerechtelijke procedures kan
vermijden, worden daarmee niet alleen de belangen van de militairen, vermijden, worden daarmee niet alleen de belangen van de militairen,
maar ook die van de Staat gediend. maar ook die van de Staat gediend.
Het Hof stelt bovendien vast dat soortgelijke maatregelen werden Het Hof stelt bovendien vast dat soortgelijke maatregelen werden
genomen ten aanzien van andere ambtenaren met een vergelijkbaar genomen ten aanzien van andere ambtenaren met een vergelijkbaar
statuut en met vergelijkbare opdrachten, inzonderheid de statuut en met vergelijkbare opdrachten, inzonderheid de
politieambtenaren. politieambtenaren.
Om die redenen, Om die redenen,
het Hof het Hof
zegt voor recht : zegt voor recht :
Doordat artikel 93, § 1, van de wet van 20 mei 1994 inzake de Doordat artikel 93, § 1, van de wet van 20 mei 1994 inzake de
rechtstoestanden van het militair personeel de ontvankelijkheid van de rechtstoestanden van het militair personeel de ontvankelijkheid van de
rechtsvordering van de Staat tegen een militair afhankelijk stelt van rechtsvordering van de Staat tegen een militair afhankelijk stelt van
de voorafgaande formulering van een aanbod tot dading, schendt het de de voorafgaande formulering van een aanbod tot dading, schendt het de
artikelen 10 en 11 van de Grondwet niet, noch afzonderlijk gelezen, artikelen 10 en 11 van de Grondwet niet, noch afzonderlijk gelezen,
noch gelezen in samenhang met artikel 13 van de Grondwet. noch gelezen in samenhang met artikel 13 van de Grondwet.
Aldus uitgesproken in het Frans en het Nederlands, overeenkomstig Aldus uitgesproken in het Frans en het Nederlands, overeenkomstig
artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het
Arbitragehof, op de openbare terechtzitting van 21 maart 2000. Arbitragehof, op de openbare terechtzitting van 21 maart 2000.
De griffier, De griffier,
L. Potoms. L. Potoms.
De voorzitter, De voorzitter,
M. Melchior. M. Melchior.
^