Etaamb.openjustice.be
Meertalige weergave van Arrest Van Het Grondwettelijk Hof van --
← Terug naar "Arrest nr. 64/99 van 9 juni 1999 Rolnummer 1581 In zake : het beroep tot vernietiging van artikel 245 en het cijfer « 245 » in artikel 260, eerste lid, van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestru Het Arbitragehof, samengesteld uit de voorzitters M. Melchior en L. De Grève, en de rechters H. (...)"
Arrest nr. 64/99 van 9 juni 1999 Rolnummer 1581 In zake : het beroep tot vernietiging van artikel 245 en het cijfer « 245 » in artikel 260, eerste lid, van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestru Het Arbitragehof, samengesteld uit de voorzitters M. Melchior en L. De Grève, en de rechters H. (...) Arrest nr. 64/99 van 9 juni 1999 Rolnummer 1581 In zake : het beroep tot vernietiging van artikel 245 en het cijfer « 245 » in artikel 260, eerste lid, van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestru Het Arbitragehof, samengesteld uit de voorzitters M. Melchior en L. De Grève, en de rechters H. (...)
ARBITRAGEHOF ARBITRAGEHOF
Arrest nr. 64/99 van 9 juni 1999 Arrest nr. 64/99 van 9 juni 1999
Rolnummer 1581 Rolnummer 1581
In zake : het beroep tot vernietiging van artikel 245 en het cijfer « In zake : het beroep tot vernietiging van artikel 245 en het cijfer «
245 » in artikel 260, eerste lid, van de wet van 7 december 1998 tot 245 » in artikel 260, eerste lid, van de wet van 7 december 1998 tot
organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op
twee niveaus, ingesteld door A. Vander Zwalmen. twee niveaus, ingesteld door A. Vander Zwalmen.
Het Arbitragehof, Het Arbitragehof,
samengesteld uit de voorzitters M. Melchior en L. De Grève, en de samengesteld uit de voorzitters M. Melchior en L. De Grève, en de
rechters H. Boel, L. François, J. Delruelle, H. Coremans en M. rechters H. Boel, L. François, J. Delruelle, H. Coremans en M.
Bossuyt, bijgestaan door referendaris B. Renauld, waarnemend griffier, Bossuyt, bijgestaan door referendaris B. Renauld, waarnemend griffier,
onder voorzitterschap van voorzitter M. Melchior, onder voorzitterschap van voorzitter M. Melchior,
wijst na beraad het volgende arrest : wijst na beraad het volgende arrest :
I. Onderwerp van het beroep I. Onderwerp van het beroep
Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 5 januari Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 5 januari
1999 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 6 1999 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 6
januari 1999, heeft A. Vander Zwalmen, wonende te 1650 Beersel, januari 1999, heeft A. Vander Zwalmen, wonende te 1650 Beersel,
Diepenbeemd 39, beroep tot vernietiging ingesteld van artikel 245 en Diepenbeemd 39, beroep tot vernietiging ingesteld van artikel 245 en
het cijfer « 245 » in artikel 260, eerste lid, van de wet van 7 het cijfer « 245 » in artikel 260, eerste lid, van de wet van 7
december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst,
gestructureerd op twee niveaus (bekendgemaakt in het Belgisch gestructureerd op twee niveaus (bekendgemaakt in het Belgisch
Staatsblad van 5 januari 1999). Staatsblad van 5 januari 1999).
Bij hetzelfde verzoekschrift vorderde de verzoeker ook de schorsing Bij hetzelfde verzoekschrift vorderde de verzoeker ook de schorsing
van dezelfde wettelijke bepalingen. Bij zijn arrest nr. 31/99 van 10 van dezelfde wettelijke bepalingen. Bij zijn arrest nr. 31/99 van 10
maart 1999 (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 13 maart maart 1999 (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 13 maart
1999) heeft het Hof artikel 260, eerste lid, van vermelde wet, in 1999) heeft het Hof artikel 260, eerste lid, van vermelde wet, in
zoverre het artikel 245 van die wet beoogt, geschorst. zoverre het artikel 245 van die wet beoogt, geschorst.
II. De rechtspleging II. De rechtspleging
Bij beschikking van 6 januari 1999 heeft de voorzitter in functie de Bij beschikking van 6 januari 1999 heeft de voorzitter in functie de
rechters van de zetel aangewezen overeenkomstig de artikelen 58 en 59 rechters van de zetel aangewezen overeenkomstig de artikelen 58 en 59
van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof. van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof.
De rechters-verslaggevers hebben geoordeeld dat er geen aanleiding was De rechters-verslaggevers hebben geoordeeld dat er geen aanleiding was
om artikel 71 of 72 van de organieke wet toe te passen. om artikel 71 of 72 van de organieke wet toe te passen.
Van het beroep is kennisgegeven overeenkomstig artikel 76 van de Van het beroep is kennisgegeven overeenkomstig artikel 76 van de
organieke wet bij op 15 januari 1999 ter post aangetekende brieven. organieke wet bij op 15 januari 1999 ter post aangetekende brieven.
Het bij artikel 74 van de organieke wet voorgeschreven bericht is Het bij artikel 74 van de organieke wet voorgeschreven bericht is
bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 26 januari 1999. bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 26 januari 1999.
De Ministerraad, Wetstraat 16, 1000 Brussel, heeft een memorie De Ministerraad, Wetstraat 16, 1000 Brussel, heeft een memorie
ingediend bij op 26 februari 1999 ter post aangetekende brief. ingediend bij op 26 februari 1999 ter post aangetekende brief.
Van die memorie is kennisgegeven overeenkomstig artikel 89 van de Van die memorie is kennisgegeven overeenkomstig artikel 89 van de
organieke wet bij op 22 april 1999 ter post aangetekende brief. organieke wet bij op 22 april 1999 ter post aangetekende brief.
De verzoekende partij heeft een memorie van antwoord ingediend bij op De verzoekende partij heeft een memorie van antwoord ingediend bij op
30 april 1999 ter post aangetekende brief. 30 april 1999 ter post aangetekende brief.
Bij beschikking van 5 mei 1999 heeft het Hof de zaak in gereedheid Bij beschikking van 5 mei 1999 heeft het Hof de zaak in gereedheid
verklaard en de dag van de terechtzitting bepaald op 26 mei 1999, verklaard en de dag van de terechtzitting bepaald op 26 mei 1999,
nadat het de Ministerraad uitgenodigd heeft om op de terechtzitting nadat het de Ministerraad uitgenodigd heeft om op de terechtzitting
zijn standpunt uiteen te zetten over de pertinente redenen, vanuit het zijn standpunt uiteen te zetten over de pertinente redenen, vanuit het
oogpunt van de doelstelling van de wet, om welke de gerechtelijke oogpunt van de doelstelling van de wet, om welke de gerechtelijke
officieren en agenten die de bij artikel 245 van de aangevochten wet officieren en agenten die de bij artikel 245 van de aangevochten wet
vastgestelde leeftijdsvoorwaarde vervullen, aan de maatregel van vastgestelde leeftijdsvoorwaarde vervullen, aan de maatregel van
ambtshalve inrustestelling zijn onderworpen of eraan ontsnappen ambtshalve inrustestelling zijn onderworpen of eraan ontsnappen
naargelang zij al dan niet vijfentwintig aanneembare dienstjaren naargelang zij al dan niet vijfentwintig aanneembare dienstjaren
tellen voor de opening van het recht op het pensioen. tellen voor de opening van het recht op het pensioen.
Van die beschikking is kennisgegeven aan de partijen en hun advocaten Van die beschikking is kennisgegeven aan de partijen en hun advocaten
bij op 6 mei 1999 ter post aangetekende brieven. bij op 6 mei 1999 ter post aangetekende brieven.
Op de openbare terechtzitting van 26 mei 1999 : Op de openbare terechtzitting van 26 mei 1999 :
- zijn verschenen : - zijn verschenen :
. Mr. J. Putzeys, advocaat bij de balie te Antwerpen, voor de . Mr. J. Putzeys, advocaat bij de balie te Antwerpen, voor de
verzoekende partij; verzoekende partij;
. Mr. R. Ergec loco Mr. P. Peeters en Mr. P. Traest, advocaten bij de . Mr. R. Ergec loco Mr. P. Peeters en Mr. P. Traest, advocaten bij de
balie te Brussel, voor de Ministerraad; balie te Brussel, voor de Ministerraad;
- hebben de rechters-verslaggevers L. François en H. Coremans verslag - hebben de rechters-verslaggevers L. François en H. Coremans verslag
uitgebracht; uitgebracht;
- zijn de voornoemde advocaten gehoord; - zijn de voornoemde advocaten gehoord;
- is de zaak in beraad genomen. - is de zaak in beraad genomen.
De rechtspleging is gevoerd overeenkomstig de artikelen 62 en volgende De rechtspleging is gevoerd overeenkomstig de artikelen 62 en volgende
van de organieke wet, die betrekking hebben op het gebruik van de van de organieke wet, die betrekking hebben op het gebruik van de
talen voor het Hof. talen voor het Hof.
III. In rechte III. In rechte
- A - - A -
Ten aanzien van het belang van de verzoeker Ten aanzien van het belang van de verzoeker
A.1.1. De verzoeker heeft op 30 juli 1997 de leeftijd van zestig jaar A.1.1. De verzoeker heeft op 30 juli 1997 de leeftijd van zestig jaar
bereikt en is, door de onmiddellijke inwerkingtreding die aan de wet bereikt en is, door de onmiddellijke inwerkingtreding die aan de wet
is gegeven, ambtshalve gepensioneerd op 5 januari 1999. Hij wil aldus is gegeven, ambtshalve gepensioneerd op 5 januari 1999. Hij wil aldus
het vereiste belang bewijzen om de vernietiging te vorderen van de het vereiste belang bewijzen om de vernietiging te vorderen van de
aangevochten bepalingen, met inbegrip van die van het tweede lid van aangevochten bepalingen, met inbegrip van die van het tweede lid van
artikel 245, dat op hem van toepassing zou zijn ten gevolge van de artikel 245, dat op hem van toepassing zou zijn ten gevolge van de
vernietiging van het eerste lid. vernietiging van het eerste lid.
A.1.2. Het belang waarvan de verzoeker doet blijken is zowel geldelijk A.1.2. Het belang waarvan de verzoeker doet blijken is zowel geldelijk
als moreel. Het nadeel kan op ongeveer een vierde van zijn inkomsten als moreel. Het nadeel kan op ongeveer een vierde van zijn inkomsten
worden geraamd; zoals ieder vooruitziend ambtenaar heeft hij worden geraamd; zoals ieder vooruitziend ambtenaar heeft hij
financiële verbintenissen aangegaan « om zich veilig te stellen » financiële verbintenissen aangegaan « om zich veilig te stellen »
(levensverzekering, leningen, enz.), tot de normale pensioenleeftijd, (levensverzekering, leningen, enz.), tot de normale pensioenleeftijd,
namelijk vijfenzestig jaar. Nu heeft de aangevochten maatregel in geen namelijk vijfenzestig jaar. Nu heeft de aangevochten maatregel in geen
enkele overgangsmaatregel voorzien en ontneemt hem, voor de berekening enkele overgangsmaatregel voorzien en ontneemt hem, voor de berekening
van zijn pensioen, een activiteitsduur van drie jaar en zeven maanden. van zijn pensioen, een activiteitsduur van drie jaar en zeven maanden.
Overigens ontnemen de aangevochten bepalingen, door de verzoeker uit Overigens ontnemen de aangevochten bepalingen, door de verzoeker uit
zijn ambt te ontzetten, hem het vereiste gezag en de vereiste ervaring zijn ambt te ontzetten, hem het vereiste gezag en de vereiste ervaring
om zijn ambt opnieuw op te nemen, zij het bij gelijkwaardigheid. om zijn ambt opnieuw op te nemen, zij het bij gelijkwaardigheid.
Ten gronde Ten gronde
A.2.1. Het aangevochten artikel 245 van de wet van 7 december 1998 A.2.1. Het aangevochten artikel 245 van de wet van 7 december 1998
dient in werking te treden op de dag van de bekendmaking ervan in het dient in werking te treden op de dag van de bekendmaking ervan in het
Belgisch Staatsblad krachtens een koninklijk besluit dat tot op heden Belgisch Staatsblad krachtens een koninklijk besluit dat tot op heden
nog niet is bekendgemaakt. Door een ambtshalve pensionering op de nog niet is bekendgemaakt. Door een ambtshalve pensionering op de
leeftijd van zestig jaar enkel op te leggen aan de ambtenaren die het leeftijd van zestig jaar enkel op te leggen aan de ambtenaren die het
bedoelt, terwijl de aangevochten wet thans geen dergelijke maatregelen bedoelt, terwijl de aangevochten wet thans geen dergelijke maatregelen
oplegt aan de andere leden van de lokale politie en de federale oplegt aan de andere leden van de lokale politie en de federale
politie die de geïntegreerde politiedienst verzekeren, schendt het politie die de geïntegreerde politiedienst verzekeren, schendt het
voormelde artikel 245 de artikelen 10 en 11 van de Grondwet. voormelde artikel 245 de artikelen 10 en 11 van de Grondwet.
A.2.2. In artikel 245, eerste lid, zijn dezelfde bewoordingen gebruikt A.2.2. In artikel 245, eerste lid, zijn dezelfde bewoordingen gebruikt
als die welke een vroeger wetsontwerp wilde geven aan een bepaling die als die welke een vroeger wetsontwerp wilde geven aan een bepaling die
het invoegde in de wet van 7 april 1919 tot instelling van het invoegde in de wet van 7 april 1919 tot instelling van
rechterlijke officieren en agenten bij de parketten. Dat ontwerp had rechterlijke officieren en agenten bij de parketten. Dat ontwerp had
tot doel de gemiddelde leeftijd van de leden van de gerechtelijke tot doel de gemiddelde leeftijd van de leden van de gerechtelijke
politie die overgaan naar het operationeel korps te verlagen en, in politie die overgaan naar het operationeel korps te verlagen en, in
afwachting van een vaststelling van de pensioenleeftijd van alle leden afwachting van een vaststelling van de pensioenleeftijd van alle leden
van het operationeel korps van de nationale politie, de persoonlijke van het operationeel korps van de nationale politie, de persoonlijke
situatie van de gewezen leden van de gerechtelijke politie te situatie van de gewezen leden van de gerechtelijke politie te
harmoniseren met de pensioenleeftijden die gelden bij de rijkswacht. harmoniseren met de pensioenleeftijden die gelden bij de rijkswacht.
Weliswaar erkennend dat de wetgever zou kunnen streven naar een Weliswaar erkennend dat de wetgever zou kunnen streven naar een
verlaging van de gemiddelde leeftijd van het operationeel korps, deed verlaging van de gemiddelde leeftijd van het operationeel korps, deed
de verzoeker in een (eerste) verzoekschrift aan de Kamer van de verzoeker in een (eerste) verzoekschrift aan de Kamer van
volksvertegenwoordigers gelden dat dat ontwerp discriminerend was, met volksvertegenwoordigers gelden dat dat ontwerp discriminerend was, met
name doordat de leden van de gerechtelijke politie slechts een name doordat de leden van de gerechtelijke politie slechts een
categorie van personeelsleden vormen die zijn overgeheveld naar het categorie van personeelsleden vormen die zijn overgeheveld naar het
operationeel korps, en dat enkel aan die categorie de maatregel van operationeel korps, en dat enkel aan die categorie de maatregel van
ambtshalve pensionering wordt opgelegd. De personeelsleden van andere ambtshalve pensionering wordt opgelegd. De personeelsleden van andere
diensten, meer bepaald de leden van de rijkswacht (wet van 18 augustus diensten, meer bepaald de leden van de rijkswacht (wet van 18 augustus
1923) en de leden van de politiedienst (wet van 21 juli 1844, artikel 1923) en de leden van de politiedienst (wet van 21 juli 1844, artikel
1 en de wet van 14 februari 1961, artikel 115; voor de leden van de 1 en de wet van 14 februari 1961, artikel 115; voor de leden van de
gemeentepolities, artikel 156 van de nieuwe gemeentewet) komen immers gemeentepolities, artikel 156 van de nieuwe gemeentewet) komen immers
niet in aanmerking voor een ambtshalve pensionering. niet in aanmerking voor een ambtshalve pensionering.
A.2.3. De verzoeker deed ook gelden dat het ontwerp niet voorzag in A.2.3. De verzoeker deed ook gelden dat het ontwerp niet voorzag in
begeleidende modaliteiten met betrekking tot de verkregen rechten die begeleidende modaliteiten met betrekking tot de verkregen rechten die
getuigen van de zorg om de gevolgen van de betwiste maatregel te getuigen van de zorg om de gevolgen van de betwiste maatregel te
milderen, noch in enig element dat zou kunnen aantonen of doen milderen, noch in enig element dat zou kunnen aantonen of doen
vermoeden dat het vrijwillig vertrek op zich ontoereikend zou zijn om vermoeden dat het vrijwillig vertrek op zich ontoereikend zou zijn om
het nagestreefde doel te bereiken (cf. arrest nr. 39/97 van 14 juli het nagestreefde doel te bereiken (cf. arrest nr. 39/97 van 14 juli
1997, in de zaak B.R.T.N., waar bepaald was dat de ambtshalve 1997, in de zaak B.R.T.N., waar bepaald was dat de ambtshalve
gepensioneerden een tijdsbonificatie toegekend kregen gelijk aan het gepensioneerden een tijdsbonificatie toegekend kregen gelijk aan het
aantal maanden die verlopen tussen het tijdstip waarop zij aantal maanden die verlopen tussen het tijdstip waarop zij
gepensioneerd worden en het tijdstip waarop zij de leeftijd van gepensioneerd worden en het tijdstip waarop zij de leeftijd van
vijfenzestig jaar bereiken). vijfenzestig jaar bereiken).
A.2.4. In een (tweede) verzoekschrift aan de Kamer van A.2.4. In een (tweede) verzoekschrift aan de Kamer van
volksvertegenwoordigers, dat werd ingediend na het neerleggen van het volksvertegenwoordigers, dat werd ingediend na het neerleggen van het
wetsontwerp waaruit de aangevochten bepalingen zijn voortgesproten, wetsontwerp waaruit de aangevochten bepalingen zijn voortgesproten,
beweerde de verzoeker dat de ambtshalve pensionering van de ambtenaren beweerde de verzoeker dat de ambtshalve pensionering van de ambtenaren
van de lokale politie op de volle leeftijd van zestig jaar niet vóór 1 van de lokale politie op de volle leeftijd van zestig jaar niet vóór 1
januari 2001 zal plaatsvinden; de gerechtelijke officieren en agenten januari 2001 zal plaatsvinden; de gerechtelijke officieren en agenten
daarentegen zullen nooit in de federale politie worden geïntegreerd daarentegen zullen nooit in de federale politie worden geïntegreerd
indien, op de datum van de bekendmaking van de wet (1998), zij reeds indien, op de datum van de bekendmaking van de wet (1998), zij reeds
de volle leeftijd van zestig jaar hebben bereikt, of zullen erin de volle leeftijd van zestig jaar hebben bereikt, of zullen erin
worden geïntegreerd tot zij de volle leeftijd van zestig jaar hebben worden geïntegreerd tot zij de volle leeftijd van zestig jaar hebben
bereikt, vóór 1 januari 2001, of zullen hebben bereikt gedurende de bereikt, vóór 1 januari 2001, of zullen hebben bereikt gedurende de
periode die zich uitstrekt tot de datum van inwerkingtreding van de periode die zich uitstrekt tot de datum van inwerkingtreding van de
wet, uiterlijk op 1 januari 2001. wet, uiterlijk op 1 januari 2001.
A.2.5. De verzoeker deed ook gelden dat in het ontwerp niet het lot A.2.5. De verzoeker deed ook gelden dat in het ontwerp niet het lot
werd geregeld, vóór de leeftijd van het definitieve pensioen, van de werd geregeld, vóór de leeftijd van het definitieve pensioen, van de
agenten en officieren van de gerechtelijke politie die in de federale agenten en officieren van de gerechtelijke politie die in de federale
politie worden geïntegreerd en niet de volle leeftijd van zestig jaar politie worden geïntegreerd en niet de volle leeftijd van zestig jaar
hebben bereikt op 1 januari 2001, noch dat van dezelfde leden van de hebben bereikt op 1 januari 2001, noch dat van dezelfde leden van de
gerechtelijke politie die niet ten minste vijfentwintig jaar gerechtelijke politie die niet ten minste vijfentwintig jaar
aanneembare dienstjaren tellen en die zullen kunnen blijven werken tot aanneembare dienstjaren tellen en die zullen kunnen blijven werken tot
de leeftijd van vijfenzestig jaar. Aldus zullen de officieren en de leeftijd van vijfenzestig jaar. Aldus zullen de officieren en
agenten die de leeftijd van zestig jaar hebben bereikt zonder agenten die de leeftijd van zestig jaar hebben bereikt zonder
vijfentwintig aanneembare dienstjaren te tellen, en de leden van de vijfentwintig aanneembare dienstjaren te tellen, en de leden van de
federale en lokale politie worden gepensioneerd op grond van de federale en lokale politie worden gepensioneerd op grond van de
leeftijds- en anciënniteitsvoorwaarden die eigen zijn aan hun huidig leeftijds- en anciënniteitsvoorwaarden die eigen zijn aan hun huidig
statuut, « op een datum vastgesteld op 1 januari 2001 » (sic) en dus, statuut, « op een datum vastgesteld op 1 januari 2001 » (sic) en dus,
in beginsel, met een volledig pensioen, bij overgangsmaatregel die zal in beginsel, met een volledig pensioen, bij overgangsmaatregel die zal
moeten worden bestudeerd binnen de twee komende jaren tijdens het moeten worden bestudeerd binnen de twee komende jaren tijdens het
onderzoek van de ontwerpen van statuut van de federale politie door de onderzoek van de ontwerpen van statuut van de federale politie door de
vakbondsorganisaties. vakbondsorganisaties.
A.2.6. De verzoeker voerde ook aan dat, in tegenstelling met de A.2.6. De verzoeker voerde ook aan dat, in tegenstelling met de
commissarissen van de gerechtelijke politie die een gelijkwaardige commissarissen van de gerechtelijke politie die een gelijkwaardige
graad hebben, de brigadecommissarissen niet aan de betwiste maatregel graad hebben, de brigadecommissarissen niet aan de betwiste maatregel
zijn onderworpen (artikel 240 van de wet). zijn onderworpen (artikel 240 van de wet).
A.2.7. Ook hier beweerde de verzoeker dat in geen enkele A.2.7. Ook hier beweerde de verzoeker dat in geen enkele
begeleidingsmaatregel was voorzien, terwijl de pensioenen van de begeleidingsmaatregel was voorzien, terwijl de pensioenen van de
betrokkenen over een uitzonderlijk lange loopbaan worden berekend, betrokkenen over een uitzonderlijk lange loopbaan worden berekend,
zodat het maximum pas na de leeftijd van zestig of vijfenzestig jaar zodat het maximum pas na de leeftijd van zestig of vijfenzestig jaar
kan worden bereikt. Volgens de memorie van toelichting gaat het niet kan worden bereikt. Volgens de memorie van toelichting gaat het niet
om het « moderniseren » van de gerechtelijke politie als voorbereiding om het « moderniseren » van de gerechtelijke politie als voorbereiding
op de overgang ervan in de federale politie, maar om het verwijderen op de overgang ervan in de federale politie, maar om het verwijderen
van die personeelsleden die de leeftijd van zestig jaar hebben bereikt van die personeelsleden die de leeftijd van zestig jaar hebben bereikt
of zullen bereiken. of zullen bereiken.
A.2.8. De bespreking van het wetsontwerp bracht de minister ertoe het A.2.8. De bespreking van het wetsontwerp bracht de minister ertoe het
bekritiseerde verschil in behandeling te verantwoorden : zijn bekritiseerde verschil in behandeling te verantwoorden : zijn
argumenten houden in dat slechts vijftien personen, onder wie vijf argumenten houden in dat slechts vijftien personen, onder wie vijf
hoofdofficieren, betrokken zijn (maar het gelijkheidsbeginsel wordt hoofdofficieren, betrokken zijn (maar het gelijkheidsbeginsel wordt
niet aan de kwantiteit gemeten) en dat, enerzijds, de ambtenaren die niet aan de kwantiteit gemeten) en dat, enerzijds, de ambtenaren die
meer dan zestig jaar oud zijn, niet meer geschikt zijn voor de dienst meer dan zestig jaar oud zijn, niet meer geschikt zijn voor de dienst
want zij zijn niet meer in staat zich aan te passen of te veranderen want zij zijn niet meer in staat zich aan te passen of te veranderen
en zij zijn niet meer gemotiveerd en, anderzijds, de harmonisering van en zij zijn niet meer gemotiveerd en, anderzijds, de harmonisering van
de pensioenregelingen in de betrokken dienst noodzakelijk is. de pensioenregelingen in de betrokken dienst noodzakelijk is.
A.2.9. Om het argument van de harmonisering van de pensioenregelingen A.2.9. Om het argument van de harmonisering van de pensioenregelingen
te beoordelen dient men, volgens de verzoeker, rekening te houden met te beoordelen dient men, volgens de verzoeker, rekening te houden met
het feit dat bij de rijkswacht de norm op zesenvijftig jaar ligt, het feit dat bij de rijkswacht de norm op zesenvijftig jaar ligt,
behalve voor de korpsoversten, terwijl de luitenanten-generaal worden behalve voor de korpsoversten, terwijl de luitenanten-generaal worden
gepensioneerd op de leeftijd van tweeënzestig jaar (aldus is duidelijk gepensioneerd op de leeftijd van tweeënzestig jaar (aldus is duidelijk
uiting gegeven aan de wil om de leiding van de federale politie in de uiting gegeven aan de wil om de leiding van de federale politie in de
handen van de rijkswacht te laten), en met het feit dat de agenten die handen van de rijkswacht te laten), en met het feit dat de agenten die
in de federale politie worden geïntegreerd (operationeel korps) de in de federale politie worden geïntegreerd (operationeel korps) de
volgens hun statuut verkregen rechten behouden en derhalve, in volgens hun statuut verkregen rechten behouden en derhalve, in
voorkomend geval, het recht op een ambt tot vijfenzestig jaar. Ten voorkomend geval, het recht op een ambt tot vijfenzestig jaar. Ten
aanzien van het nieuwe statuut van de leden van de federale politie en aanzien van het nieuwe statuut van de leden van de federale politie en
van de lokale politie, dienen de beslissingen nog te worden genomen. van de lokale politie, dienen de beslissingen nog te worden genomen.
Aldus blijkt dat de aangevochten bepalingen tot doel hebben Aldus blijkt dat de aangevochten bepalingen tot doel hebben
onmiddellijk, zonder overgangs- of begeleidingsmaatregel, en zonder onmiddellijk, zonder overgangs- of begeleidingsmaatregel, en zonder
overleg, het lot te regelen van de enkele officieren van de overleg, het lot te regelen van de enkele officieren van de
gerechtelijke politie die zestig jaar oud zijn. De verzoeker stelt de gerechtelijke politie die zestig jaar oud zijn. De verzoeker stelt de
vraag of hun integratie in de top van de hiërarchie de « integratie » vraag of hun integratie in de top van de hiërarchie de « integratie »
in de rijkswacht, die de federale politie is geworden, zou kunnen in de rijkswacht, die de federale politie is geworden, zou kunnen
hinderen. hinderen.
A.2.10. Volgens de verzoeker is het aangevochten artikel 245 de enige A.2.10. Volgens de verzoeker is het aangevochten artikel 245 de enige
bepaling betreffende het statuut van de « geïntegreerde » agenten die bepaling betreffende het statuut van de « geïntegreerde » agenten die
in werking treedt op de dag van de bekendmaking van de wet in het in werking treedt op de dag van de bekendmaking van de wet in het
Belgisch Staatsblad. De overige maatregelen die betrekking hebben op Belgisch Staatsblad. De overige maatregelen die betrekking hebben op
de andere agenten van de politiekorpsen zullen uiterlijk pas op 1 de andere agenten van de politiekorpsen zullen uiterlijk pas op 1
januari 2001 moeten worden genomen. januari 2001 moeten worden genomen.
A.2.11. Volgens de verzoeker kan het argument van het gebrek aan A.2.11. Volgens de verzoeker kan het argument van het gebrek aan
motivatie of aanpassingsvermogen slechts verontwaardiging of een motivatie of aanpassingsvermogen slechts verontwaardiging of een
glimlach opwekken. Een algemene en niet-discriminerende toepassing van glimlach opwekken. Een algemene en niet-discriminerende toepassing van
dat nieuwe beginsel toestaan zou leiden tot een algemene beweging in dat nieuwe beginsel toestaan zou leiden tot een algemene beweging in
de gerechtelijke besturen en korpsen en, althans mathematisch, tot een de gerechtelijke besturen en korpsen en, althans mathematisch, tot een
verjonging van de personeelsformatie. verjonging van de personeelsformatie.
A.3.1. De Ministerraad herinnert aan het door de wetgever nagestreefde A.3.1. De Ministerraad herinnert aan het door de wetgever nagestreefde
doel, namelijk de modernisering van de gerechtelijke politie, de doel, namelijk de modernisering van de gerechtelijke politie, de
verlaging van de gemiddelde leeftijd van de leden ervan en de verlaging van de gemiddelde leeftijd van de leden ervan en de
harmonisering van de pensioenen, en is van mening dat de gerechtelijke harmonisering van de pensioenen, en is van mening dat de gerechtelijke
officieren en agenten zich niet in een situatie bevinden die officieren en agenten zich niet in een situatie bevinden die
vergelijkbaar is met die van de andere leden van de lokale politie en vergelijkbaar is met die van de andere leden van de lokale politie en
de federale politie. Hun statuten zijn steeds verschillend geweest en de federale politie. Hun statuten zijn steeds verschillend geweest en
de harmonisering ervan zal geleidelijk verlopen in afwachting van de de harmonisering ervan zal geleidelijk verlopen in afwachting van de
inwerkingtreding van het eenheidsstatuut. inwerkingtreding van het eenheidsstatuut.
A.3.2. Zelfs mocht het om vergelijkbare situaties gaan, dan nog zou de A.3.2. Zelfs mocht het om vergelijkbare situaties gaan, dan nog zou de
betwiste maatregel verantwoord blijven. Gelet op de verschillen tussen betwiste maatregel verantwoord blijven. Gelet op de verschillen tussen
de agenten van de onderscheiden politiediensten inzake de leeftijd van de agenten van de onderscheiden politiediensten inzake de leeftijd van
pensionering en de berekening van het pensioen en op de noodzaak om pensionering en de berekening van het pensioen en op de noodzaak om
een zo harmonieus mogelijke integratie in een eenheidsstatuut voor te een zo harmonieus mogelijke integratie in een eenheidsstatuut voor te
bereiden, werden overgangsmaatregelen genomen waarvan de aangevochten bereiden, werden overgangsmaatregelen genomen waarvan de aangevochten
bepalingen deel uitmaken. Om te kunnen overleven moet de gerechtelijke bepalingen deel uitmaken. Om te kunnen overleven moet de gerechtelijke
politie immers beschikken over kaderpersoneel dat een zekere politie immers beschikken over kaderpersoneel dat een zekere
continuïteit kan verzekeren zodra de overgangsfase beëindigd is. Het continuïteit kan verzekeren zodra de overgangsfase beëindigd is. Het
is dus niet wenselijk dat de gerechtelijke politie gedurende die fase is dus niet wenselijk dat de gerechtelijke politie gedurende die fase
wordt geleid door personen die moeten worden gepensioneerd op het wordt geleid door personen die moeten worden gepensioneerd op het
ogenblik van hun integratie in de federale politie. Nu is de leeftijd ogenblik van hun integratie in de federale politie. Nu is de leeftijd
een bepalend element in een operationele dienst die moet worden een bepalend element in een operationele dienst die moet worden
geïntegreerd in jongere korpsen. Het gaat er dus niet om de top van de geïntegreerd in jongere korpsen. Het gaat er dus niet om de top van de
gerechtelijke politie te onthoofden aangezien de in het geding zijnde gerechtelijke politie te onthoofden aangezien de in het geding zijnde
maatregel geen betrekking heeft op de agenten die minder dan zestig maatregel geen betrekking heeft op de agenten die minder dan zestig
jaar oud zijn noch op degenen die minder dan vijfentwintig jaar dienst jaar oud zijn noch op degenen die minder dan vijfentwintig jaar dienst
tellen. tellen.
A.3.3. Het verschil ten aanzien van de datum van inwerkingtreding van A.3.3. Het verschil ten aanzien van de datum van inwerkingtreding van
de maatregelen van ambtshalve pensionering bij de gerechtelijke de maatregelen van ambtshalve pensionering bij de gerechtelijke
politie en bij de gemeentepolitie wordt volgens de Ministerraad politie en bij de gemeentepolitie wordt volgens de Ministerraad
verantwoord door een financieel argument. verantwoord door een financieel argument.
De last van de pensioenen van de leden van de gerechtelijke politie De last van de pensioenen van de leden van de gerechtelijke politie
wordt en zal worden gedragen door de Openbare Schatkist terwijl de wordt en zal worden gedragen door de Openbare Schatkist terwijl de
financiële last van de pensioenen van de leden van de gemeentepolitie financiële last van de pensioenen van de leden van de gemeentepolitie
op de gemeenten terechtkomt en zulks tot de dag van de oprichting van op de gemeenten terechtkomt en zulks tot de dag van de oprichting van
de nieuwe juridische structuren, de politiezones. Gelet op de de nieuwe juridische structuren, de politiezones. Gelet op de
onzekerheid die ten aanzien van de meergemeentezones bestaat, was het onzekerheid die ten aanzien van de meergemeentezones bestaat, was het
niet opportuun dat de pensionering van de leden van de toekomstige niet opportuun dat de pensionering van de leden van de toekomstige
lokale politie zou gebeuren vóór de samenstelling van de nieuwe lokale politie zou gebeuren vóór de samenstelling van de nieuwe
overheid belast met het beheer van het personeel en van de pensioenen. overheid belast met het beheer van het personeel en van de pensioenen.
Dat wordt verklaard door de zorg om te vermijden dat de overheid die Dat wordt verklaard door de zorg om te vermijden dat de overheid die
thans de maatregel van pensionering zou hebben genomen, zou thans de maatregel van pensionering zou hebben genomen, zou
verschillen van de entiteit die de pensioenlast op zich zal nemen. In verschillen van de entiteit die de pensioenlast op zich zal nemen. In
de meergemeentezones zal immers een juridische entiteit los van de de meergemeentezones zal immers een juridische entiteit los van de
gemeenten worden opgericht en zij zal het beheer van het personeel gemeenten worden opgericht en zij zal het beheer van het personeel
overnemen volgens thans nog niet bekende formuleringen. Er diende dus overnemen volgens thans nog niet bekende formuleringen. Er diende dus
te worden gewacht tot de financiële gevolgen van de pensionering van te worden gewacht tot de financiële gevolgen van de pensionering van
de leden van de toekomstige lokale politie duidelijk zouden zijn, quod de leden van de toekomstige lokale politie duidelijk zouden zijn, quod
non, alvorens een dergelijke maatregel ten uitvoer te leggen. Is het non, alvorens een dergelijke maatregel ten uitvoer te leggen. Is het
weliswaar zo dat dat argument enkel geldt voor de meergemeentezones, weliswaar zo dat dat argument enkel geldt voor de meergemeentezones,
dan behoudt die redenering evenwel haar volle gewicht indien men weet dan behoudt die redenering evenwel haar volle gewicht indien men weet
dat op het ogenblik van de goedkeuring van de wet de verdeelsleutel dat op het ogenblik van de goedkeuring van de wet de verdeelsleutel
betreffende de gemeenten die zich veeleer in een eengemeentezone dan betreffende de gemeenten die zich veeleer in een eengemeentezone dan
in een meergemeentezone bevinden, niet bekend was. in een meergemeentezone bevinden, niet bekend was.
A.3.4. Tot slot dient men, volgens de Ministerraad, rekening te houden A.3.4. Tot slot dient men, volgens de Ministerraad, rekening te houden
met het feit dat de federale Regering geen tijdsbonificatie toekent met het feit dat de federale Regering geen tijdsbonificatie toekent
aan personen van meer dan zestig jaar oud. Er dient onder meer te aan personen van meer dan zestig jaar oud. Er dient onder meer te
worden verwezen naar artikel 279, § 2, van de programmawet van 22 worden verwezen naar artikel 279, § 2, van de programmawet van 22
december 1989 (Belgisch Staatsblad, 30 december 1989; err. 4 april december 1989 (Belgisch Staatsblad, 30 december 1989; err. 4 april
1990) waarin de tijdsbonificatie wordt beperkt « tot de periode 1990) waarin de tijdsbonificatie wordt beperkt « tot de periode
gelegen tussen het ogenblik van de ambtshalve oppensioenstelling en de gelegen tussen het ogenblik van de ambtshalve oppensioenstelling en de
laatste dag van de maand tijdens welke het personeelslid de leeftijd laatste dag van de maand tijdens welke het personeelslid de leeftijd
van 60 jaar bereikt ». Aangezien de verzoeker het plafond van het van 60 jaar bereikt ». Aangezien de verzoeker het plafond van het
maximale pensioen reeds heeft bereikt - het pensioen bereikt het maximale pensioen reeds heeft bereikt - het pensioen bereikt het
maximum na zevenendertig jaar dienst - zou een tijdsbonificatie te maximum na zevenendertig jaar dienst - zou een tijdsbonificatie te
dezen het bedrag van zijn pensioen niet hebben kunnen verhogen. dezen het bedrag van zijn pensioen niet hebben kunnen verhogen.
A.4.1. In zijn memorie van antwoord doet de verzoeker gelden, ten A.4.1. In zijn memorie van antwoord doet de verzoeker gelden, ten
aanzien van artikel 260 van de aangevochten wet (geschorst bij het aanzien van artikel 260 van de aangevochten wet (geschorst bij het
arrest nr. 31/99 van het Hof), dat de mening van de Ministerraad arrest nr. 31/99 van het Hof), dat de mening van de Ministerraad
volgens welke een maatregel van veralgemeende oppensioenstelling de volgens welke een maatregel van veralgemeende oppensioenstelling de
meergemeentezones in een onomkeerbare situatie zou plaatsen, weliswaar meergemeentezones in een onomkeerbare situatie zou plaatsen, weliswaar
kan worden gedeeld maar dat dit de vervroeging van de aangevochten kan worden gedeeld maar dat dit de vervroeging van de aangevochten
maatregel enkel voor de gerechtelijke agenten en officieren niet maatregel enkel voor de gerechtelijke agenten en officieren niet
verantwoordt. Bij ontstentenis van andere argumenten kan het Hof niet verantwoordt. Bij ontstentenis van andere argumenten kan het Hof niet
anders dan in een vernietigingsarrest de beslissing bevestigen die het anders dan in een vernietigingsarrest de beslissing bevestigen die het
in het schorsingsarrest heeft genomen. in het schorsingsarrest heeft genomen.
A.4.2. De verzoeker, die vaststelt dat het Hof, verwijzend naar de A.4.2. De verzoeker, die vaststelt dat het Hof, verwijzend naar de
politieke beoordeling door een democratisch verkozen vergadering die politieke beoordeling door een democratisch verkozen vergadering die
het niet kan vervangen, artikel 245 niet heeft geschorst, doet gelden het niet kan vervangen, artikel 245 niet heeft geschorst, doet gelden
dat die overweging van het Hof niet voor kritiek vatbaar is op dat die overweging van het Hof niet voor kritiek vatbaar is op
voorwaarde dat de beoordeling door de wetgevende organen redelijk voorwaarde dat de beoordeling door de wetgevende organen redelijk
verantwoord wordt door coherente, objectieve en niet-tegenstrijdige verantwoord wordt door coherente, objectieve en niet-tegenstrijdige
motieven. Nu blijkt uit het voorstel van statuut van de leden van het motieven. Nu blijkt uit het voorstel van statuut van de leden van het
operationeel kader van de geïntegreerde politie onder meer dat de operationeel kader van de geïntegreerde politie onder meer dat de
pensioenleeftijd op 65 jaar zou worden vastgesteld, en dat de pensioenleeftijd op 65 jaar zou worden vastgesteld, en dat de
officieren hun pensionering vroeger kunnen vragen; het is thans officieren hun pensionering vroeger kunnen vragen; het is thans
onmogelijk te zeggen welke beslissingen zullen worden genomen. Maar de onmogelijk te zeggen welke beslissingen zullen worden genomen. Maar de
tegenstrijdige standpunten van de Ministerraad tonen aan dat de tegenstrijdige standpunten van de Ministerraad tonen aan dat de
aangevochten maatregel een inderhaast genomen maatregel is die niet op aangevochten maatregel een inderhaast genomen maatregel is die niet op
enige redelijke verantwoording berust en het zou onaanvaardbaar zijn enige redelijke verantwoording berust en het zou onaanvaardbaar zijn
dat de harmonisering waartoe later zou worden beslist, zonder gevolg dat de harmonisering waartoe later zou worden beslist, zonder gevolg
zou zijn voor degenen die vanaf 5 januari 1999 ambtshalve worden zou zijn voor degenen die vanaf 5 januari 1999 ambtshalve worden
gepensioneerd. gepensioneerd.
Artikel 245, zoals het thans is geformuleerd, verplicht de verzoeker Artikel 245, zoals het thans is geformuleerd, verplicht de verzoeker
met pensioen te gaan op 60 jaar, onder het voorwendsel de toekomstige met pensioen te gaan op 60 jaar, onder het voorwendsel de toekomstige
harmonisering te vergemakkelijken, terwijl op dit ogenblik de harmonisering te vergemakkelijken, terwijl op dit ogenblik de
interministeriële werkgroep het harmoniseringscriterium vaststelt op interministeriële werkgroep het harmoniseringscriterium vaststelt op
65 jaar, en niet meer op 60 jaar, zoals opgelegd bij artikel 245. 65 jaar, en niet meer op 60 jaar, zoals opgelegd bij artikel 245.
Mocht artikel 245 niet worden vernietigd, dan zou de verzoeker Mocht artikel 245 niet worden vernietigd, dan zou de verzoeker
ambtshalve worden gepensioneerd, hetzij op 5 januari 1999, hetzij op ambtshalve worden gepensioneerd, hetzij op 5 januari 1999, hetzij op
de dag van de uitspraak van het arrest, dat wil zeggen vóór 1 januari de dag van de uitspraak van het arrest, dat wil zeggen vóór 1 januari
2001, terwijl voor alle andere agenten en officieren van de drie 2001, terwijl voor alle andere agenten en officieren van de drie
politiediensten de toepassingsbesluiten die vóór begin 2000 moeten politiediensten de toepassingsbesluiten die vóór begin 2000 moeten
worden gepubliceerd, de pensioenregeling van de leden van de worden gepubliceerd, de pensioenregeling van de leden van de
geïntegreerde politie op 65 jaar zullen vaststellen. geïntegreerde politie op 65 jaar zullen vaststellen.
- B - - B -
B.1. De wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde B.1. De wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde
politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, voorziet in de politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, voorziet in de
oprichting van een lokale politie (titel II, artikelen 9 en volgende) oprichting van een lokale politie (titel II, artikelen 9 en volgende)
en van een federale politie (titel III, artikelen 92 en volgende). De en van een federale politie (titel III, artikelen 92 en volgende). De
lokale en de federale politie zijn beide samengesteld uit een lokale en de federale politie zijn beide samengesteld uit een
operationeel kader dat politieambtenaren omvat en uit een operationeel kader dat politieambtenaren omvat en uit een
administratief en logistiek kader dat bestaat uit personeelsleden administratief en logistiek kader dat bestaat uit personeelsleden
zonder bevoegdheid inzake bestuurlijke of gerechtelijke politie zonder bevoegdheid inzake bestuurlijke of gerechtelijke politie
(artikelen 116 tot 118). Artikel 119 van de wet bepaalt : « Het (artikelen 116 tot 118). Artikel 119 van de wet bepaalt : « Het
statuut is voor alle politieambtenaren gelijk, ongeacht of zij tot de statuut is voor alle politieambtenaren gelijk, ongeacht of zij tot de
federale politie of tot de lokale politie behoren. Hetzelfde geldt, federale politie of tot de lokale politie behoren. Hetzelfde geldt,
per categorie, voor de hulpagenten van politie en het personeel van per categorie, voor de hulpagenten van politie en het personeel van
het administratief en logistiek kader ». het administratief en logistiek kader ».
De artikelen 235 en 241 van de wet voorzien in de overgang van de De artikelen 235 en 241 van de wet voorzien in de overgang van de
leden van de gemeentepolitie en van ermee gelijkgestelde ambtenaren leden van de gemeentepolitie en van ermee gelijkgestelde ambtenaren
naar de lokale politie, en van de leden van de rijkswacht en van de naar de lokale politie, en van de leden van de rijkswacht en van de
gerechtelijke politie en ermee gelijkgestelde ambtenaren naar de gerechtelijke politie en ermee gelijkgestelde ambtenaren naar de
federale politie. De artikelen 236 en 242 bepalen dat dat personeel federale politie. De artikelen 236 en 242 bepalen dat dat personeel
onderworpen is aan de bepalingen die het statuut of de rechtspositie onderworpen is aan de bepalingen die het statuut of de rechtspositie
vastleggen die zullen gelden voor het personeel van de lokale politie vastleggen die zullen gelden voor het personeel van de lokale politie
en de federale politie, tenzij de betrokkenen verkiezen onderworpen te en de federale politie, tenzij de betrokkenen verkiezen onderworpen te
blijven aan de wetten en reglementen die op hen van toepassing waren blijven aan de wetten en reglementen die op hen van toepassing waren
vóór de hervorming. Die artikelen moeten door de Koning in werking vóór de hervorming. Die artikelen moeten door de Koning in werking
worden gesteld op een datum die niet later kan vallen dan 1 januari worden gesteld op een datum die niet later kan vallen dan 1 januari
2001 (artikel 260, vijfde lid). 2001 (artikel 260, vijfde lid).
Ten aanzien van de aangevochten bepalingen Ten aanzien van de aangevochten bepalingen
B.2. De artikelen 245 en 260 van de wet van 7 december 1998 bepalen : B.2. De artikelen 245 en 260 van de wet van 7 december 1998 bepalen :
«

Art. 245.De gerechtelijke officieren en agenten die op de datum van

«

Art. 245.De gerechtelijke officieren en agenten die op de datum van

inwerkingtreding van dit artikel de volle leeftijd van zestig jaar inwerkingtreding van dit artikel de volle leeftijd van zestig jaar
hebben bereikt, worden ambtshalve gepensioneerd op voorwaarde dat zij hebben bereikt, worden ambtshalve gepensioneerd op voorwaarde dat zij
ten minste vijfentwintig jaar aanneembare dienstjaren tellen voor de ten minste vijfentwintig jaar aanneembare dienstjaren tellen voor de
opening van het recht op pensioen in de openbare sector, met opening van het recht op pensioen in de openbare sector, met
uitsluiting van de bonificaties voor studies en andere perioden die uitsluiting van de bonificaties voor studies en andere perioden die
voor de vaststelling van de wedde in aanmerking werden genomen. voor de vaststelling van de wedde in aanmerking werden genomen.
Tijdens de periode die aanvangt op de datum van inwerkingtreding van Tijdens de periode die aanvangt op de datum van inwerkingtreding van
dit artikel en eindigt op de datum van inwerkingtreding van artikel dit artikel en eindigt op de datum van inwerkingtreding van artikel
241, worden de gerechtelijke agenten en officieren ambtshalve 241, worden de gerechtelijke agenten en officieren ambtshalve
gepensioneerd op de eerste dag van de maand die volgt op de datum gepensioneerd op de eerste dag van de maand die volgt op de datum
waarop ze de volle leeftijd van zestig jaar bereiken of hebben bereikt waarop ze de volle leeftijd van zestig jaar bereiken of hebben bereikt
en de bij het vorige lid vermelde voorwaarde inzake het aantal en de bij het vorige lid vermelde voorwaarde inzake het aantal
aanneembare dienstjaren vervullen. » aanneembare dienstjaren vervullen. »
«

Art. 260.De artikelen 1, 2, 5, 9, 121 tot 127 en 130 tot 133, 139,

«

Art. 260.De artikelen 1, 2, 5, 9, 121 tot 127 en 130 tot 133, 139,

141, 142, 197 en 198, 2°, 3° en 6°, 245 en 258 treden in werking op de 141, 142, 197 en 198, 2°, 3° en 6°, 245 en 258 treden in werking op de
dag van de bekendmaking van deze wet in het Belgisch Staatsblad. dag van de bekendmaking van deze wet in het Belgisch Staatsblad.
Tot de oprichting van de federale politie en van de lokale Tot de oprichting van de federale politie en van de lokale
politiekorpsen, zijn de artikelen 122, tweede lid, 123, 125, tweede en politiekorpsen, zijn de artikelen 122, tweede lid, 123, 125, tweede en
derde lid, 126, 127, tweede en derde lid, 130, tweede en derde lid, derde lid, 126, 127, tweede en derde lid, 130, tweede en derde lid,
131, tweede en derde lid, en 132 van toepassing op de leden van de 131, tweede en derde lid, en 132 van toepassing op de leden van de
gemeentepolitie, de leden van het operationeel korps en van de gemeentepolitie, de leden van het operationeel korps en van de
personeelscategorie bijzondere politie van de rijkswacht, en op de personeelscategorie bijzondere politie van de rijkswacht, en op de
officieren en agenten van gerechtelijke politie bij de parketten, officieren en agenten van gerechtelijke politie bij de parketten,
alsook, volgens het onderscheid gemaakt in artikel 133, op de alsook, volgens het onderscheid gemaakt in artikel 133, op de
hulpagenten van politie van de gemeentepolitie, de militairen, de hulpagenten van politie van de gemeentepolitie, de militairen, de
overgedragen militairen en de burgerlijke personeelsleden die deel overgedragen militairen en de burgerlijke personeelsleden die deel
uitmaken van het administratief en logistiek korps van de rijkswacht, uitmaken van het administratief en logistiek korps van de rijkswacht,
het burgerlijk hulppersoneel van de rijkswacht, het hulppersoneel van het burgerlijk hulppersoneel van de rijkswacht, het hulppersoneel van
de gerechtelijke politie bij de parketten, het statutair en de gerechtelijke politie bij de parketten, het statutair en
contractueel personeel van de parketten dat is aangesteld bij de contractueel personeel van de parketten dat is aangesteld bij de
gerechtelijke politie en het contractueel personeel van de algemene gerechtelijke politie en het contractueel personeel van de algemene
politiesteundienst. politiesteundienst.
Tijdens de periode bedoeld in het tweede lid, wordt de bij artikel Tijdens de periode bedoeld in het tweede lid, wordt de bij artikel
126, § 2, toegekende bevoegdheid, uitgeoefend volgens het hierna 126, § 2, toegekende bevoegdheid, uitgeoefend volgens het hierna
gemaakte onderscheid : gemaakte onderscheid :
1° door de minister van Binnenlandse Zaken en de minister van 1° door de minister van Binnenlandse Zaken en de minister van
Justitie, gezamenlijk, met betrekking tot de leden van het Justitie, gezamenlijk, met betrekking tot de leden van het
operationeel korps en van de personeelscategorie bijzondere politie operationeel korps en van de personeelscategorie bijzondere politie
van de rijkswacht, de militairen, de overgedragen militairen, de van de rijkswacht, de militairen, de overgedragen militairen, de
burgers die deel uitmaken van het administratief en logistiek korps burgers die deel uitmaken van het administratief en logistiek korps
van de rijkswacht en van het burgerlijk hulppersoneel van de van de rijkswacht en van het burgerlijk hulppersoneel van de
rijkswacht; rijkswacht;
2° door de minister van Justitie, met betrekking tot de officieren en 2° door de minister van Justitie, met betrekking tot de officieren en
agenten van gerechtelijke politie bij de parketten, het hulppersoneel agenten van gerechtelijke politie bij de parketten, het hulppersoneel
van de gerechtelijke politie bij de parketten en het statutair en van de gerechtelijke politie bij de parketten en het statutair en
contractueel personeel van de parketten dat is aangesteld bij de contractueel personeel van de parketten dat is aangesteld bij de
gerechtelijke politie; gerechtelijke politie;
3° door de minister van Binnenlandse Zaken en de minister van Justitie 3° door de minister van Binnenlandse Zaken en de minister van Justitie
samen, met betrekking tot het contractueel personeel van de algemene samen, met betrekking tot het contractueel personeel van de algemene
politiesteundienst; politiesteundienst;
4° door de burgemeester, met betrekking tot de leden van de 4° door de burgemeester, met betrekking tot de leden van de
gemeentepolitie en de hulpagenten van politie van de gemeentepolitie. gemeentepolitie en de hulpagenten van politie van de gemeentepolitie.
De Koning bepaalt de datum van inwerkingtreding van de artikelen 4, 6 De Koning bepaalt de datum van inwerkingtreding van de artikelen 4, 6
tot 8, 11, 38, 39, 41, 47 tot 60, 65 tot 90, 93, 94, 96, tweede lid, tot 8, 11, 38, 39, 41, 47 tot 60, 65 tot 90, 93, 94, 96, tweede lid,
98, 106, 108, 128, 149, 247 en 257, die niet later kan plaatsvinden 98, 106, 108, 128, 149, 247 en 257, die niet later kan plaatsvinden
dan 1 januari 2000. dan 1 januari 2000.
De Koning bepaalt de datum van inwerkingtreding van de andere De Koning bepaalt de datum van inwerkingtreding van de andere
artikelen van deze wet, die niet later kan plaatsvinden dan 1 januari artikelen van deze wet, die niet later kan plaatsvinden dan 1 januari
2001. » 2001. »
Ten aanzien van het belang van de verzoeker Ten aanzien van het belang van de verzoeker
B.3.1. De verzoeker, adjunct-commissaris-generaal van de gerechtelijke B.3.1. De verzoeker, adjunct-commissaris-generaal van de gerechtelijke
politie, waar hij op 5 september 1958 in dienst is getreden, heeft op politie, waar hij op 5 september 1958 in dienst is getreden, heeft op
30 juli 1997 de leeftijd van zestig jaar bereikt. Hij doet blijken van 30 juli 1997 de leeftijd van zestig jaar bereikt. Hij doet blijken van
het vereiste belang om de vernietiging te vorderen van artikel 245, het vereiste belang om de vernietiging te vorderen van artikel 245,
eerste lid, van de wet van 7 december 1998, waarbij de gerechtelijke eerste lid, van de wet van 7 december 1998, waarbij de gerechtelijke
officieren en agenten die op die datum de volle leeftijd van zestig officieren en agenten die op die datum de volle leeftijd van zestig
jaar hebben bereikt en ten minste vijfentwintig aanneembare jaar hebben bereikt en ten minste vijfentwintig aanneembare
dienstjaren tellen in de zin van de aangevochten wet, ambtshalve dienstjaren tellen in de zin van de aangevochten wet, ambtshalve
worden gepensioneerd op de datum waarop die bepaling in het Belgisch worden gepensioneerd op de datum waarop die bepaling in het Belgisch
Staatsblad is bekendgemaakt, namelijk op 5 januari 1999. Staatsblad is bekendgemaakt, namelijk op 5 januari 1999.
Hetzelfde geldt voor artikel 260, eerste lid, van de aangevochten wet, Hetzelfde geldt voor artikel 260, eerste lid, van de aangevochten wet,
in zoverre het artikel 245, eerste lid, in werking doet treden en dus in zoverre het artikel 245, eerste lid, in werking doet treden en dus
onlosmakelijk ermee verbonden is. onlosmakelijk ermee verbonden is.
B.3.2. Artikel 245, tweede lid, van de aangevochten wet voorziet, B.3.2. Artikel 245, tweede lid, van de aangevochten wet voorziet,
tijdens de periode tussen 5 januari 1999 en de datum van de oprichting tijdens de periode tussen 5 januari 1999 en de datum van de oprichting
van de federale politie, in een ambtshalve pensionering van de van de federale politie, in een ambtshalve pensionering van de
gerechtelijke officieren en agenten die de volle leeftijd van zestig gerechtelijke officieren en agenten die de volle leeftijd van zestig
jaar bereiken of hebben bereikt en die de voormelde voorwaarde van jaar bereiken of hebben bereikt en die de voormelde voorwaarde van
dienstanciënniteit vervullen; de verzoeker kan door die bepaling dienstanciënniteit vervullen; de verzoeker kan door die bepaling
worden beoogd indien het Hof artikel 245, eerste lid, vernietigt, en worden beoogd indien het Hof artikel 245, eerste lid, vernietigt, en
doet blijken van een belang om de vernietiging van het tweede lid te doet blijken van een belang om de vernietiging van het tweede lid te
vorderen. vorderen.
Ten gronde Ten gronde
B.4.1. De verzoeker klaagt aan dat de door hem aangevochten B.4.1. De verzoeker klaagt aan dat de door hem aangevochten
bepalingen, met schending van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, bepalingen, met schending van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet,
voorzien in de ambtshalve pensionering, vanaf 5 januari 1999, van de voorzien in de ambtshalve pensionering, vanaf 5 januari 1999, van de
gerechtelijke officieren en agenten die op die datum de volle leeftijd gerechtelijke officieren en agenten die op die datum de volle leeftijd
van zestig jaar hebben bereikt en ten minste vijfentwintig aanneembare van zestig jaar hebben bereikt en ten minste vijfentwintig aanneembare
dienstjaren tellen in de zin van de aangevochten bepaling. dienstjaren tellen in de zin van de aangevochten bepaling.
Volgens de verzoeker zouden de betrokkenen op een algemene manier een Volgens de verzoeker zouden de betrokkenen op een algemene manier een
discriminatie ondergaan ten opzichte van de andere ambtenaren bedoeld discriminatie ondergaan ten opzichte van de andere ambtenaren bedoeld
in de wet van 7 december 1998, doordat de eerstgenoemden de enigen in de wet van 7 december 1998, doordat de eerstgenoemden de enigen
zijn voor wie een bepaling die voorziet in een ambtshalve pensionering zijn voor wie een bepaling die voorziet in een ambtshalve pensionering
in werking treedt vanaf de bekendmaking van de wet in het Belgisch in werking treedt vanaf de bekendmaking van de wet in het Belgisch
Staatsblad. Voorts zouden de betrokkenen een discriminatie ondergaan Staatsblad. Voorts zouden de betrokkenen een discriminatie ondergaan
ten opzichte van andere officieren en agenten van de gerechtelijke ten opzichte van andere officieren en agenten van de gerechtelijke
politie die, hoewel zij de leeftijd van zestig jaar hebben bereikt op politie die, hoewel zij de leeftijd van zestig jaar hebben bereikt op
5 januari 1999, minder dan vijfentwintig aanneembare dienstjaren 5 januari 1999, minder dan vijfentwintig aanneembare dienstjaren
tellen en dus aan de bekritiseerde maatregel ontsnappen, alsmede ten tellen en dus aan de bekritiseerde maatregel ontsnappen, alsmede ten
opzichte van de brigadecommissarissen die, krachtens artikel 240 van opzichte van de brigadecommissarissen die, krachtens artikel 240 van
de wet van 7 december 1998, hun ambt kunnen blijven uitoefenen met de wet van 7 december 1998, hun ambt kunnen blijven uitoefenen met
behoud van hun rechtspositie. behoud van hun rechtspositie.
B.4.2. De grondwettelijke regels van de gelijkheid en de B.4.2. De grondwettelijke regels van de gelijkheid en de
niet-discriminatie sluiten niet uit dat een verschil in behandeling niet-discriminatie sluiten niet uit dat een verschil in behandeling
tussen categorieën van personen wordt ingesteld, voor zover dat tussen categorieën van personen wordt ingesteld, voor zover dat
verschil op een objectief criterium berust en het redelijk verantwoord verschil op een objectief criterium berust en het redelijk verantwoord
is. is.
Het bestaan van een dergelijke verantwoording moet worden beoordeeld Het bestaan van een dergelijke verantwoording moet worden beoordeeld
rekening houdend met het doel en de gevolgen van de betwiste maatregel rekening houdend met het doel en de gevolgen van de betwiste maatregel
en met de aard van de ter zake geldende beginselen; het en met de aard van de ter zake geldende beginselen; het
gelijkheidsbeginsel is geschonden wanneer vaststaat dat er geen gelijkheidsbeginsel is geschonden wanneer vaststaat dat er geen
redelijk verband van evenredigheid bestaat tussen de aangewende redelijk verband van evenredigheid bestaat tussen de aangewende
middelen en het beoogde doel. middelen en het beoogde doel.
B.4.3. Het Hof stelt vast dat de betwiste maatregelen genomen zijn in B.4.3. Het Hof stelt vast dat de betwiste maatregelen genomen zijn in
het kader van een algemene herstructurering van de politiediensten, het kader van een algemene herstructurering van de politiediensten,
dat zij deel uitmaken van een geheel van maatregelen en dat tot de dat zij deel uitmaken van een geheel van maatregelen en dat tot de
pensionering is besloten op grond van de objectieve criteria van de pensionering is besloten op grond van de objectieve criteria van de
leeftijd van de betrokkenen en hun dienstanciënniteit. leeftijd van de betrokkenen en hun dienstanciënniteit.
Zoals de verzoeker erkent, komt het de wetgever toe te oordelen in Zoals de verzoeker erkent, komt het de wetgever toe te oordelen in
hoeverre de verlaging van de gemiddelde leeftijd van de leden van een hoeverre de verlaging van de gemiddelde leeftijd van de leden van een
politiekorps wenselijk is; het staat aan de wetgever te oordelen welke politiekorps wenselijk is; het staat aan de wetgever te oordelen welke
maatregelen dienen te worden genomen « om de gerechtelijke politie te maatregelen dienen te worden genomen « om de gerechtelijke politie te
moderniseren ter voorbereiding van haar overgang in de federale moderniseren ter voorbereiding van haar overgang in de federale
politie » (Parl. St., Kamer, 1997-1998, nr. 1676/1, p. 117). politie » (Parl. St., Kamer, 1997-1998, nr. 1676/1, p. 117).
Het Hof zou zijn oordeel in de plaats stellen van dat van een Het Hof zou zijn oordeel in de plaats stellen van dat van een
democratisch verkozen vergadering mocht het een beslissing om een democratisch verkozen vergadering mocht het een beslissing om een
bepaalde openbare dienst vlugger of minder vlug te moderniseren dan bepaalde openbare dienst vlugger of minder vlug te moderniseren dan
een andere, censureren, of mocht het de maatregelen censureren die een andere, censureren, of mocht het de maatregelen censureren die
door de wetgever zijn genomen om die beslissing ten uitvoer te leggen. door de wetgever zijn genomen om die beslissing ten uitvoer te leggen.
Met betrekking tot een zo belangrijke hervorming als die waarin de wet Met betrekking tot een zo belangrijke hervorming als die waarin de wet
van 7 december 1998 voorziet, kan men ervan uitgaan dat, met het doel van 7 december 1998 voorziet, kan men ervan uitgaan dat, met het doel
om de eenheid in de rechtspositie van de ambtenaren die tot eenzelfde om de eenheid in de rechtspositie van de ambtenaren die tot eenzelfde
korps behoren te verwezenlijken (artikel 119 van de voormelde wet), de korps behoren te verwezenlijken (artikel 119 van de voormelde wet), de
wetgever maatregelen neemt om de verschillende stelsels die op de wetgever maatregelen neemt om de verschillende stelsels die op de
betrokken ambtenaren van toepassing zijn te harmoniseren en dat die betrokken ambtenaren van toepassing zijn te harmoniseren en dat die
harmonisering geleidelijk verloopt (ibid., p. 8). harmonisering geleidelijk verloopt (ibid., p. 8).
B.4.4. Dergelijke maatregelen mogen evenwel geen verschillen in B.4.4. Dergelijke maatregelen mogen evenwel geen verschillen in
behandeling teweegbrengen die niet op een objectief criterium zouden behandeling teweegbrengen die niet op een objectief criterium zouden
berusten of die niet pertinent of niet evenredig zouden zijn. berusten of die niet pertinent of niet evenredig zouden zijn.
B.4.5. Het verschil in behandeling tussen de gerechtelijke officieren B.4.5. Het verschil in behandeling tussen de gerechtelijke officieren
en agenten die ambtshalve worden gepensioneerd op de leeftijd van en agenten die ambtshalve worden gepensioneerd op de leeftijd van
zestig jaar en de brigadecommissarissen die aan die maatregel zestig jaar en de brigadecommissarissen die aan die maatregel
ontsnappen, is verantwoord door de omstandigheid dat - zelfs indien, ontsnappen, is verantwoord door de omstandigheid dat - zelfs indien,
door het feit van de verdwijning van de landelijke politie, de door het feit van de verdwijning van de landelijke politie, de
brigadecommissarissen de opdracht van begeleiding, ondersteuning en brigadecommissarissen de opdracht van begeleiding, ondersteuning en
inspectie van laatstgenoemde verliezen - door hun functies van inspectie van laatstgenoemde verliezen - door hun functies van
gespecialiseerde medewerkers, die zij bij de provinciegouverneurs gespecialiseerde medewerkers, die zij bij de provinciegouverneurs
uitoefenen voor veiligheidszaken, zij worden aangewezen om een rol van uitoefenen voor veiligheidszaken, zij worden aangewezen om een rol van
verbindingsambtenaar bij de gouverneur te verzekeren, die een algemene verbindingsambtenaar bij de gouverneur te verzekeren, die een algemene
bevoegdheid heeft inzake de handhaving van de openbare orde alsmede bevoegdheid heeft inzake de handhaving van de openbare orde alsmede
bepaalde bevoegdheden op het gebied van wapens, privé-wachters en bepaalde bevoegdheden op het gebied van wapens, privé-wachters en
jachtwachters (ibid., pp. 111 en 112). jachtwachters (ibid., pp. 111 en 112).
B.4.6. Artikel 260, eerste lid, van de wet van 7 december 1998 B.4.6. Artikel 260, eerste lid, van de wet van 7 december 1998
daarentegen brengt een verschil in behandeling teweeg tussen de daarentegen brengt een verschil in behandeling teweeg tussen de
gerechtelijke officieren en agenten bedoeld in artikel 245 van die wet gerechtelijke officieren en agenten bedoeld in artikel 245 van die wet
en de ambtenaren van de gemeentelijke politie bedoeld in artikel 237, en de ambtenaren van de gemeentelijke politie bedoeld in artikel 237,
doordat het de maatregel van ambtshalve pensionering van de doordat het de maatregel van ambtshalve pensionering van de
eerstgenoemden, voorgeschreven bij artikel 245, vanaf de bekendmaking eerstgenoemden, voorgeschreven bij artikel 245, vanaf de bekendmaking
van de wet in werking stelt, terwijl de analoge maatregel die van de wet in werking stelt, terwijl de analoge maatregel die
toepasselijk is op de laatstgenoemden, overeenkomstig de artikelen toepasselijk is op de laatstgenoemden, overeenkomstig de artikelen
237, 248 en 260, vijfde lid, pas in werking zal treden binnen een 237, 248 en 260, vijfde lid, pas in werking zal treden binnen een
termijn van verschillende maanden, of zelfs verschillende jaren. termijn van verschillende maanden, of zelfs verschillende jaren.
Het is niet noodzakelijkerwijs onredelijk dat verschillende bepalingen Het is niet noodzakelijkerwijs onredelijk dat verschillende bepalingen
van eenzelfde wet op een ander tijdstip in werking treden, maar noch van eenzelfde wet op een ander tijdstip in werking treden, maar noch
uit de parlementaire voorbereiding van de aangevochten wet, noch uit uit de parlementaire voorbereiding van de aangevochten wet, noch uit
de procedurestukken, noch uit de antwoorden gegeven ter terechtzitting de procedurestukken, noch uit de antwoorden gegeven ter terechtzitting
op de vragen van het Hof, die juist betrekking hadden op het feit dat op de vragen van het Hof, die juist betrekking hadden op het feit dat
de noodzaak om de maatregel van ambtshalve pensionering in werking te de noodzaak om de maatregel van ambtshalve pensionering in werking te
doen treden vanaf de bekendmaking van de wet in het geval van de in de doen treden vanaf de bekendmaking van de wet in het geval van de in de
aangevochten bepaling bedoelde gerechtelijke officieren en agenten zou aangevochten bepaling bedoelde gerechtelijke officieren en agenten zou
zijn waargenomen en niet in het geval van de leden van de zijn waargenomen en niet in het geval van de leden van de
gemeentepolitie, blijkt te dezen de reden waarom de voormelde gemeentepolitie, blijkt te dezen de reden waarom de voormelde
maatregel sneller toepasselijk zou moeten zijn op de enen dan op de maatregel sneller toepasselijk zou moeten zijn op de enen dan op de
anderen. anderen.
Het argument dat de Ministerraad afleidt uit het feit dat het probleem Het argument dat de Ministerraad afleidt uit het feit dat het probleem
van de financiering van de pensioenen van de leden van de toekomstige van de financiering van de pensioenen van de leden van de toekomstige
lokale politie thans nog niet is geregeld en dus belet dat de lokale politie thans nog niet is geregeld en dus belet dat de
maatregel van ambtshalve pensionering die van toepassing is op de maatregel van ambtshalve pensionering die van toepassing is op de
lokale politie ten uitvoer wordt gelegd vóór de oprichting van de lokale politie ten uitvoer wordt gelegd vóór de oprichting van de
lokale politie, volstaat niet om te verantwoorden dat een dergelijke lokale politie, volstaat niet om te verantwoorden dat een dergelijke
maatregel onmiddellijk van toepassing zou zijn wanneer hij de agenten maatregel onmiddellijk van toepassing zou zijn wanneer hij de agenten
van de gerechtelijke politie raakt. van de gerechtelijke politie raakt.
Door artikel 245 van de aangevochten wet te vermelden, is artikel 260, Door artikel 245 van de aangevochten wet te vermelden, is artikel 260,
eerste lid, van die wet derhalve niet in overeenstemming met de eerste lid, van die wet derhalve niet in overeenstemming met de
vereisten van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet. vereisten van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet.
B.4.7. Het door de verzoeker uiteengezette argument volgens hetwelk de B.4.7. Het door de verzoeker uiteengezette argument volgens hetwelk de
overheid de bedoeling zou hebben in de toekomstige geïntegreerde overheid de bedoeling zou hebben in de toekomstige geïntegreerde
politie de pensioenleeftijd op vijfenzestig jaar vast te stellen, politie de pensioenleeftijd op vijfenzestig jaar vast te stellen,
zodat het incoherent en discriminerend zou zijn de aangevochten zodat het incoherent en discriminerend zou zijn de aangevochten
maatregel te handhaven, kan niet in aanmerking worden genomen maatregel te handhaven, kan niet in aanmerking worden genomen
aangezien de aangevoerde bedoelingen tot heden niet zijn aangezien de aangevoerde bedoelingen tot heden niet zijn
verwezenlijkt. verwezenlijkt.
B.4.8. Ten aanzien van de vanuit het oogpunt van de doelstelling van B.4.8. Ten aanzien van de vanuit het oogpunt van de doelstelling van
de wet pertinente motieven, om welke de gerechtelijke officieren en de wet pertinente motieven, om welke de gerechtelijke officieren en
agenten die de bij artikel 245 vastgestelde leeftijdsvoorwaarde agenten die de bij artikel 245 vastgestelde leeftijdsvoorwaarde
vervullen, aan de maatregel van ambtshalve pensionering zijn vervullen, aan de maatregel van ambtshalve pensionering zijn
onderworpen of eraan ontsnappen naargelang zij al dan niet onderworpen of eraan ontsnappen naargelang zij al dan niet
vijfentwintig aanneembare dienstjaren tellen voor de opening van het vijfentwintig aanneembare dienstjaren tellen voor de opening van het
recht op pensioen, kan de stelling die de Ministerraad tijdens de recht op pensioen, kan de stelling die de Ministerraad tijdens de
terechtzitting heeft voorgebracht, worden aanvaard : aan de wetgever terechtzitting heeft voorgebracht, worden aanvaard : aan de wetgever
kan niet worden verweten het toepassingsgebied van de maatregel van kan niet worden verweten het toepassingsgebied van de maatregel van
pensionering op zestig jaar op die wijze te hebben beperkt, gelet op pensionering op zestig jaar op die wijze te hebben beperkt, gelet op
de weerslag die een dergelijke maatregel op het pensioen kan hebben. de weerslag die een dergelijke maatregel op het pensioen kan hebben.
Om die redenen, Om die redenen,
het Hof het Hof
- vernietigt artikel 260, eerste lid, van de wet van 7 december 1998 - vernietigt artikel 260, eerste lid, van de wet van 7 december 1998
tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op
twee niveaus, in zoverre het melding maakt van artikel 245 van die twee niveaus, in zoverre het melding maakt van artikel 245 van die
wet; wet;
- verwerpt het beroep voor het overige. - verwerpt het beroep voor het overige.
Aldus uitgesproken in het Frans, het Nederlands en het Duits, Aldus uitgesproken in het Frans, het Nederlands en het Duits,
overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op
het Arbitragehof, op de openbare terechtzitting van 9 juni 1999. het Arbitragehof, op de openbare terechtzitting van 9 juni 1999.
De wnd. griffier, De wnd. griffier,
B. Renauld. B. Renauld.
De voorzitter, De voorzitter,
M. Melchior. M. Melchior.
^