Etaamb.openjustice.be
Meertalige weergave van Arrest Van Het Grondwettelijk Hof van --
← Terug naar "Arrest nr. 15/99 van 10 februari 1999 Rolnummer 1285 In zake : het beroep tot vernietiging van de wet van 24 juni 1997 tot wijziging van de wet van 16 juli 1948 tot oprichting van de Belgische Dienst voor de Buitenlandse Handel, ingesteld doo Het Arbitragehof, samengesteld uit de voorzitters L. De Grève en M. Melchior, en de rechters H. (...)"
Arrest nr. 15/99 van 10 februari 1999 Rolnummer 1285 In zake : het beroep tot vernietiging van de wet van 24 juni 1997 tot wijziging van de wet van 16 juli 1948 tot oprichting van de Belgische Dienst voor de Buitenlandse Handel, ingesteld doo Het Arbitragehof, samengesteld uit de voorzitters L. De Grève en M. Melchior, en de rechters H. (...) Arrest nr. 15/99 van 10 februari 1999 Rolnummer 1285 In zake : het beroep tot vernietiging van de wet van 24 juni 1997 tot wijziging van de wet van 16 juli 1948 tot oprichting van de Belgische Dienst voor de Buitenlandse Handel, ingesteld doo Het Arbitragehof, samengesteld uit de voorzitters L. De Grève en M. Melchior, en de rechters H. (...)
ARBITRAGEHOF ARBITRAGEHOF
Arrest nr. 15/99 van 10 februari 1999 Arrest nr. 15/99 van 10 februari 1999
Rolnummer 1285 Rolnummer 1285
In zake : het beroep tot vernietiging van de wet van 24 juni 1997 tot In zake : het beroep tot vernietiging van de wet van 24 juni 1997 tot
wijziging van de wet van 16 juli 1948 tot oprichting van de Belgische wijziging van de wet van 16 juli 1948 tot oprichting van de Belgische
Dienst voor de Buitenlandse Handel, ingesteld door de Vlaamse Dienst voor de Buitenlandse Handel, ingesteld door de Vlaamse
Regering. Regering.
Het Arbitragehof, Het Arbitragehof,
samengesteld uit de voorzitters L. De Grève en M. Melchior, en de samengesteld uit de voorzitters L. De Grève en M. Melchior, en de
rechters H. Boel, L. François, P. Martens, J. Delruelle, G. De Baets, rechters H. Boel, L. François, P. Martens, J. Delruelle, G. De Baets,
E. Cerexhe, H. Coremans, A. Arts, R. Henneuse en M. Bossuyt, E. Cerexhe, H. Coremans, A. Arts, R. Henneuse en M. Bossuyt,
bijgestaan door de griffier L. Potoms, onder voorzitterschap van bijgestaan door de griffier L. Potoms, onder voorzitterschap van
voorzitter L. De Grève, voorzitter L. De Grève,
wijst na beraad het volgende arrest : wijst na beraad het volgende arrest :
I. Onderwerp van het beroep I. Onderwerp van het beroep
Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 30 januari Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 30 januari
1998 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 2 1998 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 2
februari 1998, heeft de Vlaamse Regering, Martelaarsplein 19, 1000 februari 1998, heeft de Vlaamse Regering, Martelaarsplein 19, 1000
Brussel, beroep tot vernietiging ingesteld van de wet van 24 juni 1997 Brussel, beroep tot vernietiging ingesteld van de wet van 24 juni 1997
tot wijziging van de wet van 16 juli 1948 tot oprichting van de tot wijziging van de wet van 16 juli 1948 tot oprichting van de
Belgische Dienst voor de Buitenlandse Handel (bekendgemaakt in het Belgische Dienst voor de Buitenlandse Handel (bekendgemaakt in het
Belgisch Staatsblad van 31 juli 1997). Belgisch Staatsblad van 31 juli 1997).
II. De rechtspleging II. De rechtspleging
Bij beschikking van 2 februari 1998 heeft de voorzitter in functie de Bij beschikking van 2 februari 1998 heeft de voorzitter in functie de
rechters van de zetel aangewezen overeenkomstig de artikelen 58 en 59 rechters van de zetel aangewezen overeenkomstig de artikelen 58 en 59
van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof. van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof.
De rechters-verslaggevers hebben geoordeeld dat er geen aanleiding was De rechters-verslaggevers hebben geoordeeld dat er geen aanleiding was
om artikel 71 of 72 van de organieke wet toe te passen. om artikel 71 of 72 van de organieke wet toe te passen.
Van het beroep is kennisgegeven overeenkomstig artikel 76 van de Van het beroep is kennisgegeven overeenkomstig artikel 76 van de
organieke wet bij op 26 februari 1998 ter post aangetekende brieven. organieke wet bij op 26 februari 1998 ter post aangetekende brieven.
Het bij artikel 74 van de organieke wet voorgeschreven bericht is Het bij artikel 74 van de organieke wet voorgeschreven bericht is
bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 11 maart 1998. bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 11 maart 1998.
Memories zijn ingediend door : Memories zijn ingediend door :
- de Ministerraad, Wetstraat 16, 1000 Brussel, bij op 9 april 1998 ter - de Ministerraad, Wetstraat 16, 1000 Brussel, bij op 9 april 1998 ter
post aangetekende brief; post aangetekende brief;
- de Waalse Regering, rue Mazy 25-27, 5100 Namen, bij op 14 april 1998 - de Waalse Regering, rue Mazy 25-27, 5100 Namen, bij op 14 april 1998
ter post aangetekende brief. ter post aangetekende brief.
Van die memories is kennisgegeven overeenkomstig artikel 89 van de Van die memories is kennisgegeven overeenkomstig artikel 89 van de
organieke wet bij op 8 juni 1998 ter post aangetekende brieven. organieke wet bij op 8 juni 1998 ter post aangetekende brieven.
De Vlaamse Regering heeft een memorie van antwoord ingediend bij op 9 De Vlaamse Regering heeft een memorie van antwoord ingediend bij op 9
juli 1998 ter post aangetekende brief. juli 1998 ter post aangetekende brief.
Bij beschikkingen van 30 juni 1998 en 16 december 1998 heeft het Hof Bij beschikkingen van 30 juni 1998 en 16 december 1998 heeft het Hof
de termijn waarbinnen het arrest moet worden gewezen, verlengd tot 30 de termijn waarbinnen het arrest moet worden gewezen, verlengd tot 30
januari 1999 en 30 juli 1999. januari 1999 en 30 juli 1999.
Bij beschikking van 18 november 1998 heeft voorzitter L. De Grève de Bij beschikking van 18 november 1998 heeft voorzitter L. De Grève de
zaak voorgelegd aan het Hof in voltallige zitting. zaak voorgelegd aan het Hof in voltallige zitting.
Bij beschikking van dezelfde dag heeft het Hof de zaak in gereedheid Bij beschikking van dezelfde dag heeft het Hof de zaak in gereedheid
verklaard en de dag van de terechtzitting bepaald op 16 december 1998 verklaard en de dag van de terechtzitting bepaald op 16 december 1998
nadat zij de partijen verzocht zich ter zitting nader te verklaren nadat zij de partijen verzocht zich ter zitting nader te verklaren
over de aard en de vorm van de contacten tussen de federale overheid over de aard en de vorm van de contacten tussen de federale overheid
en de respectieve gewesten in het raam van het overleg dat zou hebben en de respectieve gewesten in het raam van het overleg dat zou hebben
plaatsgehad naar aanleiding van de totstandkoming van de bestreden plaatsgehad naar aanleiding van de totstandkoming van de bestreden
wet. wet.
Van die beschikking is kennisgegeven aan de partijen en hun advocaten Van die beschikking is kennisgegeven aan de partijen en hun advocaten
bij op 19 november 1998 ter post aangetekende brieven. bij op 19 november 1998 ter post aangetekende brieven.
Op de openbare terechtzitting van 16 december 1998 : Op de openbare terechtzitting van 16 december 1998 :
- zijn verschenen : - zijn verschenen :
. Mr. P. Van Orshoven, advocaat bij de balie te Brussel, voor de . Mr. P. Van Orshoven, advocaat bij de balie te Brussel, voor de
Vlaamse Regering; Vlaamse Regering;
. Mr. P. Peeters, advocaat bij de balie te Brussel, voor de . Mr. P. Peeters, advocaat bij de balie te Brussel, voor de
Ministerraad; Ministerraad;
. Mr. V. Thiry, advocaat bij de balie te Luik, voor de Waalse . Mr. V. Thiry, advocaat bij de balie te Luik, voor de Waalse
Regering; Regering;
- hebben de rechters-verslaggevers A. Arts en J. Delruelle verslag - hebben de rechters-verslaggevers A. Arts en J. Delruelle verslag
uitgebracht; uitgebracht;
- zijn de voornoemde advocaten gehoord; - zijn de voornoemde advocaten gehoord;
- is de zaak in beraad genomen. - is de zaak in beraad genomen.
De rechtspleging is gevoerd overeenkomstig de artikelen 62 en volgende De rechtspleging is gevoerd overeenkomstig de artikelen 62 en volgende
van de organieke wet, die betrekking hebben op het gebruik van de van de organieke wet, die betrekking hebben op het gebruik van de
talen voor het Hof. talen voor het Hof.
III. In rechte III. In rechte
- A - - A -
Ten aanzien van het eerste middel Ten aanzien van het eerste middel
A.1.1. De Vlaamse Regering vordert de vernietiging van de gehele wet A.1.1. De Vlaamse Regering vordert de vernietiging van de gehele wet
van 24 juni 1997 en voert daartoe drie middelen aan. van 24 juni 1997 en voert daartoe drie middelen aan.
Volgens het eerste middel schendt de aangevochten wet artikel 39 van Volgens het eerste middel schendt de aangevochten wet artikel 39 van
de Grondwet en artikel 6, § 1, VI, eerste lid, 3°, van de bijzondere de Grondwet en artikel 6, § 1, VI, eerste lid, 3°, van de bijzondere
wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen. wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen.
Die bepaling van de bijzondere wet maakt de gewesten exclusief bevoegd Die bepaling van de bijzondere wet maakt de gewesten exclusief bevoegd
voor het afzet- en uitvoerbeleid. De federale overheid is weliswaar voor het afzet- en uitvoerbeleid. De federale overheid is weliswaar
bevoegd gebleven voor het verstrekken van waarborgen en voor een bevoegd gebleven voor het verstrekken van waarborgen en voor een
beleid van coördinatie, samenwerking en bevordering, maar de Vlaamse beleid van coördinatie, samenwerking en bevordering, maar de Vlaamse
Regering is van oordeel dat de wetgever die bevoegdheden te buiten is Regering is van oordeel dat de wetgever die bevoegdheden te buiten is
gegaan. gegaan.
A.1.2. De Ministerraad voert aan dat uit de parlementaire A.1.2. De Ministerraad voert aan dat uit de parlementaire
voorbereiding van de bijzondere wet blijkt dat de Belgische Dienst voorbereiding van de bijzondere wet blijkt dat de Belgische Dienst
voor de Buitenlandse Handel (B.D.B.H.) als federale instelling wel voor de Buitenlandse Handel (B.D.B.H.) als federale instelling wel
degelijk past in het kader van de federaal gebleven bevoegdheden degelijk past in het kader van de federaal gebleven bevoegdheden
inzake afzet- en uitvoerbeleid en dat de wetgever dan ook bevoegd was inzake afzet- en uitvoerbeleid en dat de wetgever dan ook bevoegd was
om die federale instelling te reorganiseren. om die federale instelling te reorganiseren.
De Vlaamse Regering erkent dat de wetgever de B.D.B.H. vermocht te De Vlaamse Regering erkent dat de wetgever de B.D.B.H. vermocht te
reorganiseren, maar niet om aan die dienst een opdracht te geven die reorganiseren, maar niet om aan die dienst een opdracht te geven die
ruimer is dan de overblijvende federale bevoegdheden. Zelfs de loutere ruimer is dan de overblijvende federale bevoegdheden. Zelfs de loutere
bevestiging van de vroegere opdracht zou uit den boze zijn geweest. bevestiging van de vroegere opdracht zou uit den boze zijn geweest.
A.1.3. De Vlaamse Regering betoogt dat de bestreden wet niet kan A.1.3. De Vlaamse Regering betoogt dat de bestreden wet niet kan
worden gegrond op een van de bevoegdheden die nog aan de federale worden gegrond op een van de bevoegdheden die nog aan de federale
overheid zijn voorbehouden. overheid zijn voorbehouden.
De wet zou niets uit te staan hebben met het verstrekken van « De wet zou niets uit te staan hebben met het verstrekken van «
waarborgen [...] tegen export-, import- en investeringsrisico's » in waarborgen [...] tegen export-, import- en investeringsrisico's » in
de zin van artikel 6, § 1, VI, eerste lid, 3°, littera a), van de de zin van artikel 6, § 1, VI, eerste lid, 3°, littera a), van de
bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen,
aangezien daarmede de activiteiten van de Nationale Delcrederedienst, aangezien daarmede de activiteiten van de Nationale Delcrederedienst,
Creditexport en Copromex zijn bedoeld. Creditexport en Copromex zijn bedoeld.
De aangevochten wet zou evenmin « coördinatie en samenwerking » in de De aangevochten wet zou evenmin « coördinatie en samenwerking » in de
zin van artikel 6, § 1, VI, eerste lid, 3°, littera b), van de zin van artikel 6, § 1, VI, eerste lid, 3°, littera b), van de
bijzondere wet uitmaken : coördinatie is beperkt tot het op elkaar bijzondere wet uitmaken : coördinatie is beperkt tot het op elkaar
afstemmen van de wijze waarop het afzet- en uitvoerbeleid wordt afstemmen van de wijze waarop het afzet- en uitvoerbeleid wordt
gevoerd en kan geen inhoudelijke draagwijdte hebben; samenwerking kan gevoerd en kan geen inhoudelijke draagwijdte hebben; samenwerking kan
bezwaarlijk eenzijdig worden opgelegd, maar moet worden bezwaarlijk eenzijdig worden opgelegd, maar moet worden
overeengekomen, op voet van gelijkheid, zodat een federale wet niet in overeengekomen, op voet van gelijkheid, zodat een federale wet niet in
aanmerking komt om een maatregel van samenwerking te nemen, tenzij met aanmerking komt om een maatregel van samenwerking te nemen, tenzij met
de instemming van de gewesten, die in casu niet voorhanden is. de instemming van de gewesten, die in casu niet voorhanden is.
Ten slotte zou de bestreden wet evenmin een maatregel van « Ten slotte zou de bestreden wet evenmin een maatregel van «
bevordering » van afzet en uitvoer zijn in de zin van artikel 6, § 1, bevordering » van afzet en uitvoer zijn in de zin van artikel 6, § 1,
VI, eerste lid, 3°, littera c), van de bijzondere wet, aangezien van VI, eerste lid, 3°, littera c), van de bijzondere wet, aangezien van
het daartoe bij die bepaling voorgeschreven « overleg met de Gewesten het daartoe bij die bepaling voorgeschreven « overleg met de Gewesten
» geen sprake is geweest. De toevoeging, in dat artikel, dat het » geen sprake is geweest. De toevoeging, in dat artikel, dat het
beleid van bevordering « bij voorkeur via in artikel 92bis, § 1, beleid van bevordering « bij voorkeur via in artikel 92bis, § 1,
bedoelde samenwerkingsakkoorden met één of meer Gewesten » moet bedoelde samenwerkingsakkoorden met één of meer Gewesten » moet
geschieden, impliceert volgens de Vlaamse Regering dat de federale geschieden, impliceert volgens de Vlaamse Regering dat de federale
overheid aan de gewesten ten minste moet voorstellen over de overheid aan de gewesten ten minste moet voorstellen over de
voorgenomen maatregel een samenwerkingsakkoord te sluiten, wat te voorgenomen maatregel een samenwerkingsakkoord te sluiten, wat te
dezen niet is gebeurd. dezen niet is gebeurd.
A.1.4. De Ministerraad voert aan dat de Vlaamse Regering nalaat aan te A.1.4. De Ministerraad voert aan dat de Vlaamse Regering nalaat aan te
geven in welke zin de omschrijving van de opdracht van de B.D.B.H. de geven in welke zin de omschrijving van de opdracht van de B.D.B.H. de
federale bevoegdheid zou overschrijden en dat de opdracht zoals federale bevoegdheid zou overschrijden en dat de opdracht zoals
omschreven in het nieuwe artikel 2 van de wet van 16 juli 1948 slechts omschreven in het nieuwe artikel 2 van de wet van 16 juli 1948 slechts
een parafrasering is van de federaal gebleven bevoegdheden. een parafrasering is van de federaal gebleven bevoegdheden.
De Vlaamse Regering repliceert dat in het verzoekschrift voldoende De Vlaamse Regering repliceert dat in het verzoekschrift voldoende
duidelijk is uiteengezet in welk opzicht artikel 6, § 1, VI, eerste duidelijk is uiteengezet in welk opzicht artikel 6, § 1, VI, eerste
lid, 3°, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 is geschonden en lid, 3°, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 is geschonden en
dat uit de vergelijking van die bepaling met de nieuwe dat uit de vergelijking van die bepaling met de nieuwe
taakomschrijving van de B.D.B.H. slechts kan worden afgeleid dat de taakomschrijving van de B.D.B.H. slechts kan worden afgeleid dat de
nieuwe opdracht, zelfs al zou zij de federale bevoegdheid omvatten, nieuwe opdracht, zelfs al zou zij de federale bevoegdheid omvatten,
zeker verder reikt dan dat. zeker verder reikt dan dat.
A.1.5. De Ministerraad betoogt dat met artikel 6, § 1, VI, eerste lid, A.1.5. De Ministerraad betoogt dat met artikel 6, § 1, VI, eerste lid,
3°, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 aan de federale overheid 3°, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 aan de federale overheid
wel degelijk de bevoegdheid werd gelaten om - zij het in overleg met wel degelijk de bevoegdheid werd gelaten om - zij het in overleg met
de gewesten - een beleid te voeren ter bevordering van de afzet en de de gewesten - een beleid te voeren ter bevordering van de afzet en de
uitvoer. uitvoer.
De Ministerraad doet ook opmerken dat artikel 5 van de wet van 24 juni De Ministerraad doet ook opmerken dat artikel 5 van de wet van 24 juni
1997 bijna integraal overeenstemt met het tekstvoorstel dat naar 1997 bijna integraal overeenstemt met het tekstvoorstel dat naar
aanleiding van het overleg met de kabinetten van de aanleiding van het overleg met de kabinetten van de
Ministers-Presidenten werd geformuleerd door de kabinetschef van de Ministers-Presidenten werd geformuleerd door de kabinetschef van de
Minister-President van de Vlaamse Regering. Minister-President van de Vlaamse Regering.
De Vlaamse Regering erkent dat tussen het tekstvoorstel en de nieuwe De Vlaamse Regering erkent dat tussen het tekstvoorstel en de nieuwe
bevoegdheidsomschrijving van de B.D.B.H. gelijkenissen bestaan, maar bevoegdheidsomschrijving van de B.D.B.H. gelijkenissen bestaan, maar
wijst ook op de verschillen en doet opmerken dat de auteur van het wijst ook op de verschillen en doet opmerken dat de auteur van het
tekstvoorstel uitdrukkelijk voorbehoud maakte « bij het commentaar op tekstvoorstel uitdrukkelijk voorbehoud maakte « bij het commentaar op
dit artikel, omdat dit onvoldoende duidelijk maakt dat [het] dit artikel, omdat dit onvoldoende duidelijk maakt dat [het]
initiatiefrecht van [de] BDBH inzake promotieacties ingeperkt wordt initiatiefrecht van [de] BDBH inzake promotieacties ingeperkt wordt
door initiatieven van de gewesten ». Daarin kan bezwaarlijk de « grote door initiatieven van de gewesten ». Daarin kan bezwaarlijk de « grote
mate van consensus » worden gezien waarvan de Ministerraad gewag mate van consensus » worden gezien waarvan de Ministerraad gewag
maakt. maakt.
Ten aanzien van het tweede middel Ten aanzien van het tweede middel
A.2.1. In dat middel, dat subsidiair is aan het eerste, wordt de A.2.1. In dat middel, dat subsidiair is aan het eerste, wordt de
schending aangevoerd van artikel 6, § 1, VI, eerste lid, 3°, littera schending aangevoerd van artikel 6, § 1, VI, eerste lid, 3°, littera
c), van de bijzondere wet van 8 augustus 1980. c), van de bijzondere wet van 8 augustus 1980.
Indien het Hof al zou aannemen dat de bestreden wet een maatregel van Indien het Hof al zou aannemen dat de bestreden wet een maatregel van
« bevordering » van de afzet en de uitvoer zou zijn in de zin van het « bevordering » van de afzet en de uitvoer zou zijn in de zin van het
voormelde artikel, quod non, dan nog moet volgens de Vlaamse Regering voormelde artikel, quod non, dan nog moet volgens de Vlaamse Regering
worden vastgesteld dat niet is voldaan aan de bij die bepaling worden vastgesteld dat niet is voldaan aan de bij die bepaling
opgelegde vereiste van overleg. opgelegde vereiste van overleg.
De Vlaamse Regering doet opmerken dat het overlegcomité zich over de De Vlaamse Regering doet opmerken dat het overlegcomité zich over de
aangelegenheid heeft gebogen naar aanleiding van een motie van de aangelegenheid heeft gebogen naar aanleiding van een motie van de
Vlaamse Raad. Evenwel, zo betoogt de Vlaamse Regering, impliceert de Vlaamse Raad. Evenwel, zo betoogt de Vlaamse Regering, impliceert de
vereiste van overleg die de federale bevoegdheid conditioneert vereiste van overleg die de federale bevoegdheid conditioneert
noodzakelijk dat het de federale overheid is die formeel overleg moet noodzakelijk dat het de federale overheid is die formeel overleg moet
organiseren, wat volgens haar bovendien vóór het indienen van het organiseren, wat volgens haar bovendien vóór het indienen van het
ontwerp moet gebeuren, wil de notie « overleg » niet van elke zin ontwerp moet gebeuren, wil de notie « overleg » niet van elke zin
worden ontdaan. worden ontdaan.
A.2.2. Volgens de Ministerraad impliceert de voorwaarde van overleg in A.2.2. Volgens de Ministerraad impliceert de voorwaarde van overleg in
de eerste plaats dat er een gedachtewisseling tot stand wordt de eerste plaats dat er een gedachtewisseling tot stand wordt
gebracht, opdat de ene overheid rekening houdt met het standpunt van gebracht, opdat de ene overheid rekening houdt met het standpunt van
de andere overheid. De beslissende overheid behoudt evenwel haar de andere overheid. De beslissende overheid behoudt evenwel haar
volledige vrijheid van handelen. volledige vrijheid van handelen.
De Ministerraad wijst erop dat de wetten tot hervorming der De Ministerraad wijst erop dat de wetten tot hervorming der
instellingen geen bepalingen bevatten die een procedure voor het instellingen geen bepalingen bevatten die een procedure voor het
overleg voorschrijven. Er zijn wel protocollen tot regeling van de overleg voorschrijven. Er zijn wel protocollen tot regeling van de
onderscheiden vormen van medewerking, maar die zijn niet in rechte onderscheiden vormen van medewerking, maar die zijn niet in rechte
afdwingbaar. afdwingbaar.
Volgens de Ministerraad is er wel degelijk overleg gepleegd met de Volgens de Ministerraad is er wel degelijk overleg gepleegd met de
gewesten : het ontwerp is voorgelegd aan de kabinetten van de gewesten : het ontwerp is voorgelegd aan de kabinetten van de
Ministers-Presidenten, die opmerkingen en suggesties konden Ministers-Presidenten, die opmerkingen en suggesties konden
formuleren; het ontwerp is op diverse punten aangepast, rekening formuleren; het ontwerp is op diverse punten aangepast, rekening
houdend met die commentaren; uit de briefwisseling van de kabinetschef houdend met die commentaren; uit de briefwisseling van de kabinetschef
van de Minister-President van de Vlaamse Gemeenschap en de van de Minister-President van de Vlaamse Gemeenschap en de
kabinetschef van de Minister van Buitenlandse Handel blijkt dat er kabinetschef van de Minister van Buitenlandse Handel blijkt dat er
niet alleen schriftelijk overleg is geweest, maar tevens dat er niet alleen schriftelijk overleg is geweest, maar tevens dat er
mondelinge besprekingen hebben plaatsgevonden. mondelinge besprekingen hebben plaatsgevonden.
A.2.3. De Vlaamse Regering erkent dat er informele contacten hebben A.2.3. De Vlaamse Regering erkent dat er informele contacten hebben
plaatsgevonden tussen medewerkers van de twee voormelde kabinetten, plaatsgevonden tussen medewerkers van de twee voormelde kabinetten,
maar betoogt dat met die contacten niet is voldaan aan de bij artikel maar betoogt dat met die contacten niet is voldaan aan de bij artikel
6, § 1, VI, eerste lid, 3°, littera c), van de bijzondere wet 6, § 1, VI, eerste lid, 3°, littera c), van de bijzondere wet
voorgeschreven vereiste van overleg : in de eerste plaats had de voorgeschreven vereiste van overleg : in de eerste plaats had de
gedachtewisseling geen betrekking op een door de federale Ministerraad gedachtewisseling geen betrekking op een door de federale Ministerraad
goedgekeurd voorontwerp van wet, maar op loutere werkdocumenten van goedgekeurd voorontwerp van wet, maar op loutere werkdocumenten van
kabinetsmedewerkers; de Ministerraad heeft de Raad van State advies kabinetsmedewerkers; de Ministerraad heeft de Raad van State advies
gevraagd over een voorontwerp dat afwijkt van de voormelde gevraagd over een voorontwerp dat afwijkt van de voormelde
werkdocumenten; dat voorontwerp werd nooit aan de Vlaamse Regering of werkdocumenten; dat voorontwerp werd nooit aan de Vlaamse Regering of
aan het kabinet van de Minister-President overgezonden; de vermelding, aan het kabinet van de Minister-President overgezonden; de vermelding,
in de memorie van toelichting, dat de tekst is gewijzigd om rekening in de memorie van toelichting, dat de tekst is gewijzigd om rekening
te houden met het advies van de Raad van State en zulks na nieuw te houden met het advies van de Raad van State en zulks na nieuw
overleg met de gewesten, doet de waarheid geweld aan, tenzij een overleg met de gewesten, doet de waarheid geweld aan, tenzij een
telefoongesprek van 8 maart 1996 daarvoor zou moeten doorgaan, wat telefoongesprek van 8 maart 1996 daarvoor zou moeten doorgaan, wat
onaanvaardbaar is. onaanvaardbaar is.
De Vlaamse Regering voert ook aan dat de Ministerraad in gebreke De Vlaamse Regering voert ook aan dat de Ministerraad in gebreke
blijft om het bewijs te leveren van het overleg met de andere gewesten blijft om het bewijs te leveren van het overleg met de andere gewesten
en preciseert dat er van overleg slechts sprake kan zijn wanneer dit en preciseert dat er van overleg slechts sprake kan zijn wanneer dit
plaatsvindt tussen de respectieve regeringen, minstens tussen de plaatsvindt tussen de respectieve regeringen, minstens tussen de
bevoegde ministers, en niet tussen kabinetten of kabinetsmedewerkers. bevoegde ministers, en niet tussen kabinetten of kabinetsmedewerkers.
Volgens de Vlaamse Regering moet het protocol « tot regeling van de Volgens de Vlaamse Regering moet het protocol « tot regeling van de
onderscheiden vormen van medewerking tussen de Federale Regering en de onderscheiden vormen van medewerking tussen de Federale Regering en de
Gemeenschaps- en Gewestregeringen » (Belgisch Staatsblad, 5 oktober Gemeenschaps- en Gewestregeringen » (Belgisch Staatsblad, 5 oktober
1995) minstens worden beschouwd als een overeenkomst tussen de 1995) minstens worden beschouwd als een overeenkomst tussen de
betrokken regeringen over hun interpretatie van de notie « overleg ». betrokken regeringen over hun interpretatie van de notie « overleg ».
De bij artikel 2 van dat protocol bepaalde procedure - inzonderheid de De bij artikel 2 van dat protocol bepaalde procedure - inzonderheid de
tijdige mededeling, vóór de beslissing, van alle nodige documenten - tijdige mededeling, vóór de beslissing, van alle nodige documenten -
werd niet gerespecteerd, terwijl enkel een dergelijke werkwijze naar werd niet gerespecteerd, terwijl enkel een dergelijke werkwijze naar
het oordeel van de Vlaamse Regering beantwoordt aan de door het Hof het oordeel van de Vlaamse Regering beantwoordt aan de door het Hof
gegeven definitie van overleg. gegeven definitie van overleg.
Ten aanzien van het derde middel Ten aanzien van het derde middel
A.3.1. In dat middel, gericht tegen de artikelen 6 en 10 van de wet A.3.1. In dat middel, gericht tegen de artikelen 6 en 10 van de wet
van 24 juni 1997, wordt de schending aangevoerd van artikel 92ter, van 24 juni 1997, wordt de schending aangevoerd van artikel 92ter,
eerste lid, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming eerste lid, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming
der instellingen en, bijkomend, van de artikelen 10 en 11 van de der instellingen en, bijkomend, van de artikelen 10 en 11 van de
Grondwet, zowel op zichzelf beschouwd als in samenhang met de Grondwet, zowel op zichzelf beschouwd als in samenhang met de
voormelde bepaling van de bijzondere wet, doordat in de bestreden voormelde bepaling van de bijzondere wet, doordat in de bestreden
artikelen de vertegenwoordiging van de gewesten in de organen van de artikelen de vertegenwoordiging van de gewesten in de organen van de
B.D.B.H. is geregeld zonder het vereiste akkoord. B.D.B.H. is geregeld zonder het vereiste akkoord.
De Vlaamse Regering citeert uit het advies van de Raad van State De Vlaamse Regering citeert uit het advies van de Raad van State
waarin is gesteld dat zowel het optreden van de Koning als de waarin is gesteld dat zowel het optreden van de Koning als de
goedkeuring door de gewesten vereist is. goedkeuring door de gewesten vereist is.
Volgens de Vlaamse Regering maakt het regelen van de Volgens de Vlaamse Regering maakt het regelen van de
vertegenwoordiging van de gewesten in de B.D.B.H. bij wet in plaats vertegenwoordiging van de gewesten in de B.D.B.H. bij wet in plaats
van bij een in Ministerraad overlegd besluit, zoals is opgelegd bij van bij een in Ministerraad overlegd besluit, zoals is opgelegd bij
artikel 92ter van de bijzondere wet, a fortiori zonder het akkoord van artikel 92ter van de bijzondere wet, a fortiori zonder het akkoord van
de gewesten, in ieder geval een onverantwoorde ongelijke behandeling de gewesten, in ieder geval een onverantwoorde ongelijke behandeling
uit ten opzichte van de gevallen waarin dat recht van de gewesten niet uit ten opzichte van de gevallen waarin dat recht van de gewesten niet
met voeten werd getreden. met voeten werd getreden.
A.3.2. De Ministerraad antwoordt dat het betoog van de Vlaamse A.3.2. De Ministerraad antwoordt dat het betoog van de Vlaamse
Regering misleidend is waar enkel het advies van de Raad van State van Regering misleidend is waar enkel het advies van de Raad van State van
12 februari 1996 wordt geciteerd. De Ministerraad doet opmerken dat 12 februari 1996 wordt geciteerd. De Ministerraad doet opmerken dat
dat advies betrekking had op het oorspronkelijke voorontwerp, waarin dat advies betrekking had op het oorspronkelijke voorontwerp, waarin
de medewerking van de gewestregeringen in de organen van de B.D.B.H. de medewerking van de gewestregeringen in de organen van de B.D.B.H.
eenzijdig was opgelegd. eenzijdig was opgelegd.
Wegens die kritiek werd het ontwerp nadien zo opgevat dat de gewesten Wegens die kritiek werd het ontwerp nadien zo opgevat dat de gewesten
over de mogelijkheid konden beschikken om zich te laten over de mogelijkheid konden beschikken om zich te laten
vertegenwoordigen in de B.D.B.H., zonder daartoe verplicht te zijn. vertegenwoordigen in de B.D.B.H., zonder daartoe verplicht te zijn.
Aangezien er niet langer een eenzijdig opgelegde verplichting bestond, Aangezien er niet langer een eenzijdig opgelegde verplichting bestond,
kon de procedure van artikel 92ter, eerste lid, van de bijzondere wet kon de procedure van artikel 92ter, eerste lid, van de bijzondere wet
naar het oordeel van de Ministerraad buiten toepassing worden gelaten naar het oordeel van de Ministerraad buiten toepassing worden gelaten
op het niveau van de wet. op het niveau van de wet.
De Ministerraad doet opmerken dat de Raad van State zich nadien over De Ministerraad doet opmerken dat de Raad van State zich nadien over
de aangepaste tekst van het ontwerp heeft gebogen, naar aanleiding van de aangepaste tekst van het ontwerp heeft gebogen, naar aanleiding van
een amendement dat ertoe strekte de vertegenwoordiging aan te passen een amendement dat ertoe strekte de vertegenwoordiging aan te passen
om voor de particuliere sector rekening te houden met de respectieve om voor de particuliere sector rekening te houden met de respectieve
aandelen van de gewesten. De Raad van State was toen van oordeel dat aandelen van de gewesten. De Raad van State was toen van oordeel dat
er geen bezwaren waren tegen de niet-toepassing van de procedure van er geen bezwaren waren tegen de niet-toepassing van de procedure van
artikel 92ter, eerste lid, van de bijzondere wet, voor zover de artikel 92ter, eerste lid, van de bijzondere wet, voor zover de
vertegenwoordiging van de gewesten binnen de organen van de B.D.B.H. vertegenwoordiging van de gewesten binnen de organen van de B.D.B.H.
als een mogelijkheid en op basis van de pariteitsregel werd als een mogelijkheid en op basis van de pariteitsregel werd
geconcipieerd. geconcipieerd.
A.3.3. De Vlaamse Regering repliceert dat het middel niet is afgeleid A.3.3. De Vlaamse Regering repliceert dat het middel niet is afgeleid
uit de schending van een advies van de Raad van State en dat niet kan uit de schending van een advies van de Raad van State en dat niet kan
worden ingezien waarom artikel 92ter, eerste lid, van de bijzondere worden ingezien waarom artikel 92ter, eerste lid, van de bijzondere
wet niet toepasselijk zou zijn op de zogenaamde facultatieve wet niet toepasselijk zou zijn op de zogenaamde facultatieve
vertegenwoordiging in federale instellingen, laat staan wanneer de vertegenwoordiging in federale instellingen, laat staan wanneer de
delegaties van de deelstaten even omvangrijk zouden zijn, nu dat delegaties van de deelstaten even omvangrijk zouden zijn, nu dat
artikel ter zake geen enkel onderscheid maakt. artikel ter zake geen enkel onderscheid maakt.
Volgens de Vlaamse Regering heeft de Raad van State in het tweede Volgens de Vlaamse Regering heeft de Raad van State in het tweede
advies niet gezegd dat het voormelde artikel 92ter niet toepasselijk advies niet gezegd dat het voormelde artikel 92ter niet toepasselijk
was, maar dat het artikel integendeel niet werd toegepast, zodat het was, maar dat het artikel integendeel niet werd toegepast, zodat het
advies geen argumenten biedt om het middel te ontkrachten. advies geen argumenten biedt om het middel te ontkrachten.
Voor het overige stelt de Vlaamse Regering vast dat de Ministerraad Voor het overige stelt de Vlaamse Regering vast dat de Ministerraad
zich niet verweert op het stuk van de miskenning van het bij artikel zich niet verweert op het stuk van de miskenning van het bij artikel
92ter, eerste lid, van de bijzondere wet bevestigde prerogatief van de 92ter, eerste lid, van de bijzondere wet bevestigde prerogatief van de
Koning. Koning.
A.4. De Waalse Regering heeft een memorie ingediend waarin zij A.4. De Waalse Regering heeft een memorie ingediend waarin zij
verklaart zich te gedragen naar de wijsheid van het Hof. verklaart zich te gedragen naar de wijsheid van het Hof.
- B - - B -
Ten aanzien van het eerste en het tweede middel Ten aanzien van het eerste en het tweede middel
B.1. In die middelen voert de Vlaamse Regering de schending aan van B.1. In die middelen voert de Vlaamse Regering de schending aan van
artikel 39 van de Grondwet en van artikel 6, § 1, VI, eerste lid, 3°, artikel 39 van de Grondwet en van artikel 6, § 1, VI, eerste lid, 3°,
van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der
instellingen (eerste middel) en inzonderheid van littera c) van instellingen (eerste middel) en inzonderheid van littera c) van
voormeld artikel (tweede middel). Die middelen, gericht tegen het voormeld artikel (tweede middel). Die middelen, gericht tegen het
geheel van de bestreden bepalingen, worden samen onderzocht. geheel van de bestreden bepalingen, worden samen onderzocht.
B.2.1. Artikel 6, § 1, VI, eerste lid, 3°, van de bijzondere wet van 8 B.2.1. Artikel 6, § 1, VI, eerste lid, 3°, van de bijzondere wet van 8
augustus 1980 tot hervorming der instellingen, zoals gewijzigd bij de augustus 1980 tot hervorming der instellingen, zoals gewijzigd bij de
bijzondere wet van 16 juli 1993, bepaalt : bijzondere wet van 16 juli 1993, bepaalt :
« De aangelegenheden bedoeld in artikel 107quater van de Grondwet « De aangelegenheden bedoeld in artikel 107quater van de Grondwet
[thans artikel 39] zijn : [thans artikel 39] zijn :
[...] [...]
VI. Wat de economie betreft : VI. Wat de economie betreft :
[...] [...]
3° Het afzet- en uitvoerbeleid, onverminderd de federale bevoegdheid 3° Het afzet- en uitvoerbeleid, onverminderd de federale bevoegdheid
om : om :
a) waarborgen te verstrekken tegen export-, import- en a) waarborgen te verstrekken tegen export-, import- en
investeringsrisico's; investeringsrisico's;
b) een beleid van coördinatie en samenwerking te voeren; b) een beleid van coördinatie en samenwerking te voeren;
c) een beleid van bevordering te voeren in overleg met de Gewesten en, c) een beleid van bevordering te voeren in overleg met de Gewesten en,
met het oog op een maximale efficiëntie, bij voorkeur via in artikel met het oog op een maximale efficiëntie, bij voorkeur via in artikel
92bis, § 1, bedoelde samenwerkingsakkoorden met één of meer Gewesten 92bis, § 1, bedoelde samenwerkingsakkoorden met één of meer Gewesten
». ».
B.2.2. Uit de parlementaire voorbereiding van de bijzondere wet van 16 B.2.2. Uit de parlementaire voorbereiding van de bijzondere wet van 16
juli 1993 blijkt dat met het verstrekken van waarborgen tegen export-, juli 1993 blijkt dat met het verstrekken van waarborgen tegen export-,
import- en investeringsrisico's zijn bedoeld de activiteiten van de import- en investeringsrisico's zijn bedoeld de activiteiten van de
Nationale Delcrederedienst, Creditexport en Copromex en dat die Nationale Delcrederedienst, Creditexport en Copromex en dat die
bevoegdheid niet exclusief aan de federale overheid is voorbehouden : bevoegdheid niet exclusief aan de federale overheid is voorbehouden :
de gewesten zijn parallel bevoegd om met eigen middelen analoge de gewesten zijn parallel bevoegd om met eigen middelen analoge
waarborgen te verstrekken (Gedr. St., Senaat, 1992-1993, nr. 558-1, p. waarborgen te verstrekken (Gedr. St., Senaat, 1992-1993, nr. 558-1, p.
23, en nr. 558-5, pp. 68, 143 en 153-154). 23, en nr. 558-5, pp. 68, 143 en 153-154).
Uit die parlementaire voorbereiding blijkt eveneens dat de federale Uit die parlementaire voorbereiding blijkt eveneens dat de federale
bevoegdheid inzake coördinatie en samenwerking inhoudt « dat de bevoegdheid inzake coördinatie en samenwerking inhoudt « dat de
Belgische Dienst voor Buitenlandse Handel instaat voor een centraal Belgische Dienst voor Buitenlandse Handel instaat voor een centraal
gegevens- en informatiebestand. Om redenen van functionele en gegevens- en informatiebestand. Om redenen van functionele en
budgettaire aard is het aangewezen dat er slechts één centrale budgettaire aard is het aangewezen dat er slechts één centrale
(federale) databank zou worden beheerd voor het inwinnen, verwerken en (federale) databank zou worden beheerd voor het inwinnen, verwerken en
verspreiden van gegevens en informatie over de buitenlandse markten verspreiden van gegevens en informatie over de buitenlandse markten
(handelswetgevingen, douanereglementeringen, normen, (handelswetgevingen, douanereglementeringen, normen,
handelsstatistieken, zakenvoorstellen, aanbestedingen, grote handelsstatistieken, zakenvoorstellen, aanbestedingen, grote
projecten, e.d.) met dien verstande en op voorwaarde dat deze databank projecten, e.d.) met dien verstande en op voorwaarde dat deze databank
rechtstreeks toegankelijk wordt gesteld voor de gewestelijke rechtstreeks toegankelijk wordt gesteld voor de gewestelijke
instanties (zonder dat ze hiervoor een vergoeding dienen te betalen) instanties (zonder dat ze hiervoor een vergoeding dienen te betalen)
en de Belgische diplomatieke en consulaire posten, [en] de bedrijven en de Belgische diplomatieke en consulaire posten, [en] de bedrijven
die uitvoeren in het buitenland » (ibid., nr. 558-1, p. 24). die uitvoeren in het buitenland » (ibid., nr. 558-1, p. 24).
Met betrekking tot het federale beleid inzake de bevordering van het Met betrekking tot het federale beleid inzake de bevordering van het
afzet- en uitvoerbeleid kan de federale overheid « initiatieven voor afzet- en uitvoerbeleid kan de federale overheid « initiatieven voor
bevordering nemen in overleg met de Gewesten en, met het oog op een bevordering nemen in overleg met de Gewesten en, met het oog op een
maximale efficiëntie, bij voorkeur via in artikel 92bis, § 1, bedoelde maximale efficiëntie, bij voorkeur via in artikel 92bis, § 1, bedoelde
samenwerkingsakkoorden [...] met één of meer Gewesten [...]. [...] Ten samenwerkingsakkoorden [...] met één of meer Gewesten [...]. [...] Ten
einde de efficiëntie en de samenwerking nog verder te stimuleren zal einde de efficiëntie en de samenwerking nog verder te stimuleren zal
de betrokkenheid [...] bij het beheer van de Belgische Dienst voor de betrokkenheid [...] bij het beheer van de Belgische Dienst voor
Buitenlandse Handel worden versterkt » (ibid., pp. 24-25). Buitenlandse Handel worden versterkt » (ibid., pp. 24-25).
B.3. De bestreden wet van 24 juni 1997 strekt ertoe de inrichting van B.3. De bestreden wet van 24 juni 1997 strekt ertoe de inrichting van
de Belgische Dienst voor de Buitenlandse Handel (B.D.B.H.) aan te de Belgische Dienst voor de Buitenlandse Handel (B.D.B.H.) aan te
passen aan de « nieuwe context van samenwerking met de Gewesten » ten passen aan de « nieuwe context van samenwerking met de Gewesten » ten
gevolge van de overdracht, bij de bijzondere wet van 16 juli 1993, van gevolge van de overdracht, bij de bijzondere wet van 16 juli 1993, van
de bevoegdheid inzake het afzet- en uitvoerbeleid aan de Gewesten, « de bevoegdheid inzake het afzet- en uitvoerbeleid aan de Gewesten, «
terwijl de federale overheid bepaalde bevoegdheden inzake terwijl de federale overheid bepaalde bevoegdheden inzake
handelsbevordering, samenwerking en coördinatie blijft behouden » handelsbevordering, samenwerking en coördinatie blijft behouden »
(Gedr. St., Kamer, 1995-1996, nr. 535/1, p. 2, en nr. 535/3, p. 2). (Gedr. St., Kamer, 1995-1996, nr. 535/1, p. 2, en nr. 535/3, p. 2).
B.4. De artikelen 1 en 2 van de wet bevatten inleidende bepalingen. B.4. De artikelen 1 en 2 van de wet bevatten inleidende bepalingen.
Artikel 3 betreft een terminologische aanpassing in het Nederlands Artikel 3 betreft een terminologische aanpassing in het Nederlands
waarbij de de woorden « Raad van Beheer » in de wet worden vervangen waarbij de de woorden « Raad van Beheer » in de wet worden vervangen
door « Raad van Bestuur ». door « Raad van Bestuur ».
Artikel 4 bepaalt dat de zetel van de B.D.B.H. is gevestigd in één van Artikel 4 bepaalt dat de zetel van de B.D.B.H. is gevestigd in één van
de gemeenten van het administratief arrondissement « Brussel-Hoofdstad de gemeenten van het administratief arrondissement « Brussel-Hoofdstad
». Volgens de parlementaire voorbereiding bij die bepaling is het als ». Volgens de parlementaire voorbereiding bij die bepaling is het als
gevolg van de nieuwe bevoegdheidsverdeling niet langer nodig over gevolg van de nieuwe bevoegdheidsverdeling niet langer nodig over
gedecentraliseerde diensten te beschikken (Gedr. St., Kamer, gedecentraliseerde diensten te beschikken (Gedr. St., Kamer,
1995-1996, nr. 535/1, p. 2). 1995-1996, nr. 535/1, p. 2).
Artikel 5 van de bestreden wet vervangt artikel 2 van de wet van 16 Artikel 5 van de bestreden wet vervangt artikel 2 van de wet van 16
juli 1948 als volgt : juli 1948 als volgt :
« De Belgische Dienst voor de Buitenlandse Handel heeft tot doel bij « De Belgische Dienst voor de Buitenlandse Handel heeft tot doel bij
te dragen tot de ontwikkeling van de Belgische handel met het te dragen tot de ontwikkeling van de Belgische handel met het
buitenland. Hij oefent deze opdracht uit overeenkomstig de richtlijnen buitenland. Hij oefent deze opdracht uit overeenkomstig de richtlijnen
van de federale minister onder wie de buitenlandse handel ressorteert, van de federale minister onder wie de buitenlandse handel ressorteert,
en in het kader van het handelsbeleid van de bevoegde federale en en in het kader van het handelsbeleid van de bevoegde federale en
gewestelijke overheden. Met het oog hierop handelt de Dienst in gewestelijke overheden. Met het oog hierop handelt de Dienst in
overleg en coördinatie met de bevoegde gewestelijke overheden en in overleg en coördinatie met de bevoegde gewestelijke overheden en in
functie van de noden van de economische kringen die in het bijzonder functie van de noden van de economische kringen die in het bijzonder
bij de buitenlandse handel geïnteresseerd zijn. bij de buitenlandse handel geïnteresseerd zijn.
In uitvoering van zijn opdracht is de Dienst belast met studie, In uitvoering van zijn opdracht is de Dienst belast met studie,
documentatie en voorlichting ten dienste van de buitenlandse handel en documentatie en voorlichting ten dienste van de buitenlandse handel en
voert hij een promotiebeleid in overleg met de Gewesten. Hij kan voert hij een promotiebeleid in overleg met de Gewesten. Hij kan
eveneens zijn medewerking verlenen met het doel om de minnelijke eveneens zijn medewerking verlenen met het doel om de minnelijke
beslechting van handelsgeschillen van private aard te beslechting van handelsgeschillen van private aard te
vergemakkelijken. » vergemakkelijken. »
De artikelen 6 en volgende van de bestreden wet hebben betrekking op De artikelen 6 en volgende van de bestreden wet hebben betrekking op
de inrichting en werking van de B.D.B.H. de inrichting en werking van de B.D.B.H.
De bestreden bepalingen betreffen aangelegenheden die door artikel 6, De bestreden bepalingen betreffen aangelegenheden die door artikel 6,
§ 1, VI, eerste lid, 3°, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 § 1, VI, eerste lid, 3°, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980
onder de bevoegdheid van de federale overheid zijn gelaten. onder de bevoegdheid van de federale overheid zijn gelaten.
B.5. De Vlaamse Regering is evenwel van oordeel dat het geheel van de B.5. De Vlaamse Regering is evenwel van oordeel dat het geheel van de
betwiste bepalingen niet kon worden aangenomen zonder inachtneming van betwiste bepalingen niet kon worden aangenomen zonder inachtneming van
het in voormelde littera c) bedoelde overleg. het in voormelde littera c) bedoelde overleg.
Aangezien het voormelde artikel enkel in littera c), betreffende het « Aangezien het voormelde artikel enkel in littera c), betreffende het «
beleid van bevordering », in het overleg met de gewesten voorziet, beleid van bevordering », in het overleg met de gewesten voorziet,
heeft die verplichting van overleg geen betrekking op het geheel van heeft die verplichting van overleg geen betrekking op het geheel van
de in het 3° van die bepaling beoogde aangelegenheden. Weliswaar de in het 3° van die bepaling beoogde aangelegenheden. Weliswaar
belast het tweede lid van artikel 5 van de bestreden wet de Dienst met belast het tweede lid van artikel 5 van de bestreden wet de Dienst met
het voeren van « een promotiebeleid in overleg met de Gewesten ». Die het voeren van « een promotiebeleid in overleg met de Gewesten ». Die
bepaling stelt evenwel niet een dergelijk beleid in werking, maar bepaling stelt evenwel niet een dergelijk beleid in werking, maar
wijst een instrument aan dat met name die inwerkingstelling mogelijk wijst een instrument aan dat met name die inwerkingstelling mogelijk
moet maken. De aanwijzing van een dergelijk instrument vereist niet moet maken. De aanwijzing van een dergelijk instrument vereist niet
het overleg bedoeld in littera c). Het is in het stadium van de het overleg bedoeld in littera c). Het is in het stadium van de
concretisering van het federale beleid inzake de afzet en uitvoer dat concretisering van het federale beleid inzake de afzet en uitvoer dat
dit overleg plaatsvindt. dit overleg plaatsvindt.
B.6. Het eerste en het tweede middel zijn niet gegrond. B.6. Het eerste en het tweede middel zijn niet gegrond.
Ten aanzien van het derde middel Ten aanzien van het derde middel
B.7. Het middel, gericht tegen de artikelen 6 en 10 van de wet van 24 B.7. Het middel, gericht tegen de artikelen 6 en 10 van de wet van 24
juni 1997, is afgeleid uit de schending van artikel 92ter, eerste lid, juni 1997, is afgeleid uit de schending van artikel 92ter, eerste lid,
van de bijzondere wet van 8 augustus 1980. Bijkomend wordt ook de van de bijzondere wet van 8 augustus 1980. Bijkomend wordt ook de
schending aangevoerd van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, al dan schending aangevoerd van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, al dan
niet gelezen in samenhang met de voormelde bepaling van de bijzondere niet gelezen in samenhang met de voormelde bepaling van de bijzondere
wet. wet.
B.8. Artikel 6 van de bestreden wet bepaalt : B.8. Artikel 6 van de bestreden wet bepaalt :
« Artikel 3 van dezelfde wet wordt vervangen door de volgende bepaling « Artikel 3 van dezelfde wet wordt vervangen door de volgende bepaling
: :
"

Art. 3.De Dienst wordt beheerd door een Raad van Bestuur die is

"

Art. 3.De Dienst wordt beheerd door een Raad van Bestuur die is

samengesteld uit vierentwintig leden. samengesteld uit vierentwintig leden.
De federale overheid wordt hierin vertegenwoordigd door zes leden De federale overheid wordt hierin vertegenwoordigd door zes leden
benoemd door de Koning, bij een in Ministerraad overlegd koninklijk benoemd door de Koning, bij een in Ministerraad overlegd koninklijk
besluit, op voordracht van de federale minister onder wie de besluit, op voordracht van de federale minister onder wie de
buitenlandse handel ressorteert. Van deze leden zijn er drie buitenlandse handel ressorteert. Van deze leden zijn er drie
Franstalig en drie Nederlandstalig. Franstalig en drie Nederlandstalig.
De gewestelijke overheden beschikken over de mogelijkheid zich te De gewestelijke overheden beschikken over de mogelijkheid zich te
laten vertegenwoordigen door zes leden benoemd door de Koning. Twee laten vertegenwoordigen door zes leden benoemd door de Koning. Twee
leden kunnen worden voorgedragen door de Regering van het Waalse leden kunnen worden voorgedragen door de Regering van het Waalse
Gewest, twee door de Vlaamse Regering en twee door de Brusselse Gewest, twee door de Vlaamse Regering en twee door de Brusselse
Hoofdstedelijke Regering, van wie, wat deze laatsten betreft, de ene Hoofdstedelijke Regering, van wie, wat deze laatsten betreft, de ene
Franstalig en de andere Nederlandstalig is. Franstalig en de andere Nederlandstalig is.
De particuliere sector wordt vertegenwoordigd door twaalf leden De particuliere sector wordt vertegenwoordigd door twaalf leden
benoemd door de Koning op voordracht van de federale minister onder benoemd door de Koning op voordracht van de federale minister onder
wie de buitenlandse handel ressorteert. Vier leden, twee Franstaligen wie de buitenlandse handel ressorteert. Vier leden, twee Franstaligen
en twee Nederlandstaligen, worden benoemd op grond van een lijst met en twee Nederlandstaligen, worden benoemd op grond van een lijst met
acht kandidaten voorgedragen door de federale representatieve acht kandidaten voorgedragen door de federale representatieve
werkgeversorganisaties. Twee leden, de ene Franstalig en de andere werkgeversorganisaties. Twee leden, de ene Franstalig en de andere
Nederlandstalig, worden benoemd op grond van een lijst met vier Nederlandstalig, worden benoemd op grond van een lijst met vier
kandidaten voorgedragen door de representatieve kandidaten voorgedragen door de representatieve
werknemersorganisaties. De gewestelijke ministers onder wie de werknemersorganisaties. De gewestelijke ministers onder wie de
buitenlandse handel ressorteert, beschikken over de mogelijkheid zes buitenlandse handel ressorteert, beschikken over de mogelijkheid zes
leden voor benoeming voor te dragen : twee op voordracht van de leden voor benoeming voor te dragen : twee op voordracht van de
minister van de Vlaamse Regering, twee op voordracht van de minister minister van de Vlaamse Regering, twee op voordracht van de minister
van de Regering van het Waalse Gewest en twee, één Franstalige en één van de Regering van het Waalse Gewest en twee, één Franstalige en één
Nederlandstalige, op voordracht van de minister van de Brusselse Nederlandstalige, op voordracht van de minister van de Brusselse
Hoofdstedelijke Regering. De gewestelijke ministers doen dan hun Hoofdstedelijke Regering. De gewestelijke ministers doen dan hun
voordracht op grond van een lijst van telkens vier kandidaten voordracht op grond van een lijst van telkens vier kandidaten
voorgedragen door de gewestelijke representatieve voorgedragen door de gewestelijke representatieve
werkgeversorganisaties. werkgeversorganisaties.
De leden van de Raad van Bestuur die de particuliere sector De leden van de Raad van Bestuur die de particuliere sector
vertegenwoordigen, worden benoemd voor een periode van vier jaar. Hun vertegenwoordigen, worden benoemd voor een periode van vier jaar. Hun
mandaat is vernieuwbaar. mandaat is vernieuwbaar.
De duur van het mandaat van de leden die de federale overheid en de De duur van het mandaat van de leden die de federale overheid en de
gewestelijke overheden vertegenwoordigen, is gebonden aan de duur van gewestelijke overheden vertegenwoordigen, is gebonden aan de duur van
hun respectieve regeringen. De bestuurders vervullen evenwel hun hun respectieve regeringen. De bestuurders vervullen evenwel hun
mandaat totdat hun vervanging effectief is. mandaat totdat hun vervanging effectief is.
De Voorzitter wordt benoemd uit de federale leden van de Raad door de De Voorzitter wordt benoemd uit de federale leden van de Raad door de
Koning op voordracht van de federale minister onder wie de Koning op voordracht van de federale minister onder wie de
buitenlandse Handel ressorteert. Bovendien kiest de Raad uit zijn buitenlandse Handel ressorteert. Bovendien kiest de Raad uit zijn
midden twee ondervoorzitters." » midden twee ondervoorzitters." »
Artikel 10 van die wet luidt : Artikel 10 van die wet luidt :
« Artikel 9 van dezelfde wet wordt vervangen door de volgende bepaling « Artikel 9 van dezelfde wet wordt vervangen door de volgende bepaling
: :
"

Art. 9.Een Coördinatiecomité onderzoekt de zaken die aan de Raad van

"

Art. 9.Een Coördinatiecomité onderzoekt de zaken die aan de Raad van

Bestuur dienen te worden voorgelegd, staat in voor de opvolging Bestuur dienen te worden voorgelegd, staat in voor de opvolging
daarvan alsook voor de coördinatie van de bevordering van de daarvan alsook voor de coördinatie van de bevordering van de
buitenlandse handel tussen de federale en gewestelijke overheden. Het buitenlandse handel tussen de federale en gewestelijke overheden. Het
oefent zijn activiteiten uit in het kader van de algemene, door de oefent zijn activiteiten uit in het kader van de algemene, door de
Raad van Bestuur bepaalde richtlijnen. Raad van Bestuur bepaalde richtlijnen.
Het Coördinatiecomité is samengesteld uit : Het Coördinatiecomité is samengesteld uit :
- de Directeur-generaal van de Dienst, de - de Directeur-generaal van de Dienst, de
Administrateur-Directeur-generaal van de Buitenlandse Economische Administrateur-Directeur-generaal van de Buitenlandse Economische
Betrekkingen en een afgevaardigde van de federale Regering benoemd op Betrekkingen en een afgevaardigde van de federale Regering benoemd op
voordracht van de federale minister onder wie de buitenlandse handel voordracht van de federale minister onder wie de buitenlandse handel
ressorteert, in de hoedanigheid van vertegenwoordigers van de federale ressorteert, in de hoedanigheid van vertegenwoordigers van de federale
overheid; overheid;
- als de Regering van het betrokken Gewest aldus beslist, de leidende - als de Regering van het betrokken Gewest aldus beslist, de leidende
ambtenaar van de Agence wallonne à l'Exportation, van de Vlaamse ambtenaar van de Agence wallonne à l'Exportation, van de Vlaamse
Dienst voor de Buitenlandse Handel en van de Dienst van de Dienst voor de Buitenlandse Handel en van de Dienst van de
Buitenlandse Handel van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, in de Buitenlandse Handel van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, in de
hoedanigheid van vertegenwoordigers van de gewestelijke overheid die hoedanigheid van vertegenwoordigers van de gewestelijke overheid die
zitting hebben in de Raad van Bestuur; zitting hebben in de Raad van Bestuur;
- zes leden benoemd door de Raad van Bestuur uit de vertegenwoordigers - zes leden benoemd door de Raad van Bestuur uit de vertegenwoordigers
van de particuliere sector die daarin zitting hebben. Van deze zes van de particuliere sector die daarin zitting hebben. Van deze zes
leden zijn er drie gekozen uit de leden die benoemd werden op leden zijn er drie gekozen uit de leden die benoemd werden op
voordracht van de representatieve federale werkgeversorganisaties. De voordracht van de representatieve federale werkgeversorganisaties. De
drie andere leden worden gekozen uit de leden benoemd op voordracht drie andere leden worden gekozen uit de leden benoemd op voordracht
van elk van de gewestelijke Ministers. van elk van de gewestelijke Ministers.
Het Comité kiest uit zijn midden een voorzitter en een Het Comité kiest uit zijn midden een voorzitter en een
ondervoorzitter. Het vergadert ten minste tien keer per jaar. ondervoorzitter. Het vergadert ten minste tien keer per jaar.
Niettemin kan de voorzitter of, bij ontstentenis van deze, de Niettemin kan de voorzitter of, bij ontstentenis van deze, de
ondervoorzitter, het Comité te allen tijde bijeenroepen, hetzij op ondervoorzitter, het Comité te allen tijde bijeenroepen, hetzij op
zijn initiatief, hetzij op verzoek van ten minste drie van zijn zijn initiatief, hetzij op verzoek van ten minste drie van zijn
leden." » leden." »
B.9. Het eerste lid van artikel 92ter van de bijzondere wet van 8 B.9. Het eerste lid van artikel 92ter van de bijzondere wet van 8
augustus 1980 bepaalt : augustus 1980 bepaalt :
« Bij in Ministerraad overlegd koninklijk besluit, genomen na akkoord « Bij in Ministerraad overlegd koninklijk besluit, genomen na akkoord
van de bevoegde Regeringen, regelt de Koning de vertegenwoordiging van van de bevoegde Regeringen, regelt de Koning de vertegenwoordiging van
de Gemeenschappen en de Gewesten, naargelang van het geval, in de de Gemeenschappen en de Gewesten, naargelang van het geval, in de
beheers- of beslissingsorganen van de nationale instellingen en beheers- of beslissingsorganen van de nationale instellingen en
organismen, onder meer met een adviserende en controlerende taak, die organismen, onder meer met een adviserende en controlerende taak, die
Hij aanduidt. » Hij aanduidt. »
B.10. Zonder dat uitspraak moet worden gedaan over de toepasselijkheid B.10. Zonder dat uitspraak moet worden gedaan over de toepasselijkheid
van artikel 92ter, eerste lid, van de bijzondere wet van 8 augustus van artikel 92ter, eerste lid, van de bijzondere wet van 8 augustus
1980, bij ontstentenis van de door die bepaling, in fine, vereiste 1980, bij ontstentenis van de door die bepaling, in fine, vereiste
aanwijzing, door de Koning, van de federale instellingen en organen aanwijzing, door de Koning, van de federale instellingen en organen
binnen welke de vertegenwoordiging van de gemeenschappen en de binnen welke de vertegenwoordiging van de gemeenschappen en de
gewesten moet worden geregeld bij in Ministerraad overlegd koninklijk gewesten moet worden geregeld bij in Ministerraad overlegd koninklijk
besluit, genomen na akkoord van de bevoegde regeringen, volstaat het besluit, genomen na akkoord van de bevoegde regeringen, volstaat het
op te merken dat die bepaling in de bijzondere wet van 8 augustus 1980 op te merken dat die bepaling in de bijzondere wet van 8 augustus 1980
werd ingevoegd om een verplichte deelname van de gemeenschappen en de werd ingevoegd om een verplichte deelname van de gemeenschappen en de
gewesten aan de betrokken organen te organiseren, en niet om de gewesten aan de betrokken organen te organiseren, en niet om de
facultatieve deelnameprocédés in werking te stellen. facultatieve deelnameprocédés in werking te stellen.
Te dezen, en in tegenstelling tot het voorontwerp van wet, dat de Te dezen, en in tegenstelling tot het voorontwerp van wet, dat de
gewesten ertoe verplichtte deel te nemen aan de oprichting van de gewesten ertoe verplichtte deel te nemen aan de oprichting van de
organen van de B.D.B.H., maakt de aangenomen tekst die deelname organen van de B.D.B.H., maakt de aangenomen tekst die deelname
facultatief. Het was dus niet noodzakelijk een beroep te doen op de facultatief. Het was dus niet noodzakelijk een beroep te doen op de
procédés beoogd door artikel 92ter, eerste lid, van de bijzondere wet. procédés beoogd door artikel 92ter, eerste lid, van de bijzondere wet.
In zoverre het middel betrekking heeft op de schending van artikel In zoverre het middel betrekking heeft op de schending van artikel
92ter van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 is het niet gegrond. 92ter van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 is het niet gegrond.
B.11. De verzoekende partij verklaart dat de miskenning van artikel B.11. De verzoekende partij verklaart dat de miskenning van artikel
92ter van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 « derhalve tevens een 92ter van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 « derhalve tevens een
schending uit[maakt] van het gelijkheidsbeginsel ». schending uit[maakt] van het gelijkheidsbeginsel ».
Aangezien artikel 92ter niet is geschonden, faalt het middel in dit Aangezien artikel 92ter niet is geschonden, faalt het middel in dit
onderdeel naar recht. onderdeel naar recht.
Om die redenen, Om die redenen,
het Hof het Hof
verwerpt het beroep. verwerpt het beroep.
Aldus uitgesproken in het Nederlands, het Frans en het Duits, Aldus uitgesproken in het Nederlands, het Frans en het Duits,
overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op
het Arbitragehof, op de openbare terechtzitting van 10 februari 1999. het Arbitragehof, op de openbare terechtzitting van 10 februari 1999.
De griffier, De griffier,
L. Potoms. L. Potoms.
De voorzitter, De voorzitter,
L. De Grève. L. De Grève.
^