Etaamb.openjustice.be
Meertalige weergave van Arrest Van Het Grondwettelijk Hof van --
← Terug naar "Arrest nr. 103/98 van 21 oktober 1998 Rolnummer 1148 In zake : de prejudiciële vraag betreffende de artikelen 2, 1°, e), en 23, van de wet van 11 april 1995 tot invoering van het « handvest » van de sociaal verzekerde en artikel 71 van de org Het Arbitragehof, samengesteld uit de voorzitters M. Melchior en L. De Grève, en de rechters H. (...)"
Arrest nr. 103/98 van 21 oktober 1998 Rolnummer 1148 In zake : de prejudiciële vraag betreffende de artikelen 2, 1°, e), en 23, van de wet van 11 april 1995 tot invoering van het « handvest » van de sociaal verzekerde en artikel 71 van de org Het Arbitragehof, samengesteld uit de voorzitters M. Melchior en L. De Grève, en de rechters H. (...) Arrest nr. 103/98 van 21 oktober 1998 Rolnummer 1148 In zake : de prejudiciële vraag betreffende de artikelen 2, 1°, e), en 23, van de wet van 11 april 1995 tot invoering van het « handvest » van de sociaal verzekerde en artikel 71 van de org Het Arbitragehof, samengesteld uit de voorzitters M. Melchior en L. De Grève, en de rechters H. (...)
ARBITRAGEHOF ARBITRAGEHOF
Arrest nr. 103/98 van 21 oktober 1998 Arrest nr. 103/98 van 21 oktober 1998
Rolnummer 1148 Rolnummer 1148
In zake : de prejudiciële vraag betreffende de artikelen 2, 1°, e), en In zake : de prejudiciële vraag betreffende de artikelen 2, 1°, e), en
23, van de wet van 11 april 1995 tot invoering van het « handvest » 23, van de wet van 11 april 1995 tot invoering van het « handvest »
van de sociaal verzekerde en artikel 71 van de organieke wet van 8 van de sociaal verzekerde en artikel 71 van de organieke wet van 8
juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn,
gewijzigd bij de wet van 12 januari 1993, gesteld door de gewijzigd bij de wet van 12 januari 1993, gesteld door de
Arbeidsrechtbank te Brussel. Arbeidsrechtbank te Brussel.
Het Arbitragehof, Het Arbitragehof,
samengesteld uit de voorzitters M. Melchior en L. De Grève, en de samengesteld uit de voorzitters M. Melchior en L. De Grève, en de
rechters H. Boel, L. François, G. De Baets, R. Henneuse en M. Bossuyt, rechters H. Boel, L. François, G. De Baets, R. Henneuse en M. Bossuyt,
bijgestaan door de griffier L. Potoms, onder voorzitterschap van bijgestaan door de griffier L. Potoms, onder voorzitterschap van
voorzitter M. Melchior, voorzitter M. Melchior,
wijst na beraad het volgende arrest : wijst na beraad het volgende arrest :
I. Onderwerp van de prejudiciële vraag I. Onderwerp van de prejudiciële vraag
Bij vonnis van 7 augustus 1997 in zake M. ben M'barek Boutgayout tegen Bij vonnis van 7 augustus 1997 in zake M. ben M'barek Boutgayout tegen
het O.C.M.W. van Brussel, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof het O.C.M.W. van Brussel, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof
is ingekomen op 22 augustus 1997, heeft de Arbeidsrechtbank te Brussel is ingekomen op 22 augustus 1997, heeft de Arbeidsrechtbank te Brussel
de volgende prejudiciële vraag gesteld : de volgende prejudiciële vraag gesteld :
« Veroorzaken de artikelen 2, 1°, e), en 23 van de wet van 11 april « Veroorzaken de artikelen 2, 1°, e), en 23 van de wet van 11 april
1995 tot invoering van het " handvest " van de sociaal verzekerde, of 1995 tot invoering van het " handvest " van de sociaal verzekerde, of
artikel 71 van de wet van 8 juli 1976, gewijzigd bij de wet van 12 artikel 71 van de wet van 8 juli 1976, gewijzigd bij de wet van 12
januari 1993, zoals van kracht op 1 januari 1997, gelet op de januari 1993, zoals van kracht op 1 januari 1997, gelet op de
voormelde artikelen van de wet van 11 april 1995, een verschil in voormelde artikelen van de wet van 11 april 1995, een verschil in
behandeling dat niet door een objectief en redelijk criterium behandeling dat niet door een objectief en redelijk criterium
verantwoord is en schenden zij daardoor de artikelen 10 en 11 van de verantwoord is en schenden zij daardoor de artikelen 10 en 11 van de
Belgische Grondwet, gecoördineerd op 17 februari 1994, doordat de Belgische Grondwet, gecoördineerd op 17 februari 1994, doordat de
verzoeker of begunstigde van een sociale bijstand over een termijn van verzoeker of begunstigde van een sociale bijstand over een termijn van
één maand beschikt om een beroep in te stellen voor de één maand beschikt om een beroep in te stellen voor de
arbeidsrechtbank tegen een beslissing die te zijnen aanzien is genomen arbeidsrechtbank tegen een beslissing die te zijnen aanzien is genomen
door een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn, terwijl de door een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn, terwijl de
verzoeker of begunstigde van het bestaansminimum, sedert 1 januari verzoeker of begunstigde van het bestaansminimum, sedert 1 januari
1997, over een termijn van drie maanden beschikt voor hetzelfde beroep 1997, over een termijn van drie maanden beschikt voor hetzelfde beroep
? » ? »
II. De feiten en de rechtspleging in het bodemgeschil II. De feiten en de rechtspleging in het bodemgeschil
Op 27 januari 1997 kent het openbaar centrum voor maatschappelijk Op 27 januari 1997 kent het openbaar centrum voor maatschappelijk
welzijn van Brussel aan M. ben M'barek Boutgayout sociale bijstand toe welzijn van Brussel aan M. ben M'barek Boutgayout sociale bijstand toe
op voorwaarde dat laatstgenoemde een betrekking zoekt via Job Service; op voorwaarde dat laatstgenoemde een betrekking zoekt via Job Service;
van die beslissing wordt hem kennisgegeven op 25 februari 1997. van die beslissing wordt hem kennisgegeven op 25 februari 1997.
M. ben M'barek Boutgayout stelt voor de verwijzende rechter beroep in M. ben M'barek Boutgayout stelt voor de verwijzende rechter beroep in
tegen de voormelde beslissing. Daar het beroep is ingesteld op 14 mei tegen de voormelde beslissing. Daar het beroep is ingesteld op 14 mei
1997, rijst de vraag naar de ontvankelijkheid ervan ratione temporis. 1997, rijst de vraag naar de ontvankelijkheid ervan ratione temporis.
Aangezien de in de prejudiciële vraag genoemde bepalingen in Aangezien de in de prejudiciële vraag genoemde bepalingen in
verschillende beroepstermijnen voorzien, naar gelang van het geval één verschillende beroepstermijnen voorzien, naar gelang van het geval één
of drie maanden, wordt aan het Hof de vraag gesteld of die bepalingen of drie maanden, wordt aan het Hof de vraag gesteld of die bepalingen
in overeenstemming zijn met het gelijkheidsbeginsel. in overeenstemming zijn met het gelijkheidsbeginsel.
III. De rechtspleging voor het Hof III. De rechtspleging voor het Hof
Bij beschikking van 22 augustus 1997 heeft de voorzitter in functie de Bij beschikking van 22 augustus 1997 heeft de voorzitter in functie de
rechters van de zetel aangewezen overeenkomstig de artikelen 58 en 59 rechters van de zetel aangewezen overeenkomstig de artikelen 58 en 59
van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof. van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof.
De rechters-verslaggevers hebben geoordeeld dat er geen aanleiding was De rechters-verslaggevers hebben geoordeeld dat er geen aanleiding was
om artikel 71 of 72 van de organieke wet toe te passen. om artikel 71 of 72 van de organieke wet toe te passen.
Van de verwijzingsbeslissing is kennisgegeven overeenkomstig artikel Van de verwijzingsbeslissing is kennisgegeven overeenkomstig artikel
77 van de organieke wet bij op 2 oktober 1997 ter post aangetekende 77 van de organieke wet bij op 2 oktober 1997 ter post aangetekende
brieven. brieven.
Het bij artikel 74 van de organieke wet voorgeschreven bericht is Het bij artikel 74 van de organieke wet voorgeschreven bericht is
bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 1 oktober 1997. bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 1 oktober 1997.
Memories zijn ingediend door : Memories zijn ingediend door :
- het O.C.M.W. van Brussel, waarvan de zetel is gevestigd te 1000 - het O.C.M.W. van Brussel, waarvan de zetel is gevestigd te 1000
Brussel, Hoogstraat 298A, bij op 14 november 1997 ter post Brussel, Hoogstraat 298A, bij op 14 november 1997 ter post
aangetekende brief; aangetekende brief;
- M. ben M'barek Boutgayout, wonende te 1000 Brussel, F. - M. ben M'barek Boutgayout, wonende te 1000 Brussel, F.
Anneessensplein 15, bij op 26 november 1997 ter post aangetekende Anneessensplein 15, bij op 26 november 1997 ter post aangetekende
brief. brief.
Van die memories is kennisgegeven overeenkomstig artikel 89 van de Van die memories is kennisgegeven overeenkomstig artikel 89 van de
organieke wet bij op 1 december 1997 ter post aangetekende brieven. organieke wet bij op 1 december 1997 ter post aangetekende brieven.
Bij beschikkingen van 22 januari 1998 en 30 juni 1998 heeft het Hof de Bij beschikkingen van 22 januari 1998 en 30 juni 1998 heeft het Hof de
termijn waarbinnen het arrest moet worden gewezen, verlengd tot termijn waarbinnen het arrest moet worden gewezen, verlengd tot
respectievelijk 22 augustus 1998 en 22 februari 1999. respectievelijk 22 augustus 1998 en 22 februari 1999.
Bij beschikking van 8 juli 1998 heeft het Hof de zaak in gereedheid Bij beschikking van 8 juli 1998 heeft het Hof de zaak in gereedheid
verklaard en de dag van de terechtzitting bepaald op 16 september verklaard en de dag van de terechtzitting bepaald op 16 september
1998. 1998.
Van die beschikking is kennisgegeven aan de partijen en hun advocaten Van die beschikking is kennisgegeven aan de partijen en hun advocaten
bij op 10 juli 1998 ter post aangetekende brieven. bij op 10 juli 1998 ter post aangetekende brieven.
Op de openbare terechtzitting van 16 september 1998 : Op de openbare terechtzitting van 16 september 1998 :
- zijn verschenen : - zijn verschenen :
. Mr. M. Aboudi, advocaat bij de balie te Brussel, voor M. ben M'barek . Mr. M. Aboudi, advocaat bij de balie te Brussel, voor M. ben M'barek
Boutgayout; Boutgayout;
. Mr. A. Vercruysse loco Mr. S. Wahis, advocaten bij de balie te . Mr. A. Vercruysse loco Mr. S. Wahis, advocaten bij de balie te
Brussel, voor het O.C.M.W. van Brussel; Brussel, voor het O.C.M.W. van Brussel;
- hebben de rechters-verslaggevers R. Henneuse en M. Bossuyt verslag - hebben de rechters-verslaggevers R. Henneuse en M. Bossuyt verslag
uitgebracht; uitgebracht;
- zijn de voornoemde advocaten gehoord; - zijn de voornoemde advocaten gehoord;
- is de zaak in beraad genomen. - is de zaak in beraad genomen.
De rechtspleging is gevoerd overeenkomstig de artikelen 62 en volgende De rechtspleging is gevoerd overeenkomstig de artikelen 62 en volgende
van de organieke wet, die betrekking hebben op het gebruik van de van de organieke wet, die betrekking hebben op het gebruik van de
talen voor het Hof. talen voor het Hof.
IV. In rechte IV. In rechte
- A - - A -
Memorie van het O.C.M.W. van Brussel Memorie van het O.C.M.W. van Brussel
A.1. Na de in het geding zijnde bepalingen in herinnering te hebben A.1. Na de in het geding zijnde bepalingen in herinnering te hebben
gebracht, betwist het O.C.M.W. van Brussel in hoofdorde dat artikel 23 gebracht, betwist het O.C.M.W. van Brussel in hoofdorde dat artikel 23
van de wet van 11 april 1995, dat in een beroepstermijn van drie van de wet van 11 april 1995, dat in een beroepstermijn van drie
maanden voorziet, toepasselijk is op de door een openbaar centrum voor maanden voorziet, toepasselijk is op de door een openbaar centrum voor
maatschappelijk welzijn genomen beslissingen. De openbare centra voor maatschappelijk welzijn genomen beslissingen. De openbare centra voor
maatschappelijk welzijn hangen immers van geen enkele van de maatschappelijk welzijn hangen immers van geen enkele van de
instellingen af die in artikel 2, 2°, van de voormelde wet als instellingen af die in artikel 2, 2°, van de voormelde wet als
instellingen van sociale zekerheid worden beschouwd. instellingen van sociale zekerheid worden beschouwd.
Ter staving van die interpretatie hanteert het O.C.M.W. van Brussel Ter staving van die interpretatie hanteert het O.C.M.W. van Brussel
als argument dat een wetsontwerp is neergelegd in de Kamer, dat als argument dat een wetsontwerp is neergelegd in de Kamer, dat
precies erin voorziet littera a) van het voormelde artikel 2 te precies erin voorziet littera a) van het voormelde artikel 2 te
wijzigen teneinde de werkingssfeer ervan uit te breiden, wat aldus tot wijzigen teneinde de werkingssfeer ervan uit te breiden, wat aldus tot
gevolg heeft dat de openbare centra voor maatschappelijk welzijn in de gevolg heeft dat de openbare centra voor maatschappelijk welzijn in de
nieuwe definitie worden ingesloten; artikel 28 van hetzelfde ontwerp nieuwe definitie worden ingesloten; artikel 28 van hetzelfde ontwerp
bepaalt dat, inzake het bestaansminimum, de wijziging pas op 1 januari bepaalt dat, inzake het bestaansminimum, de wijziging pas op 1 januari
1999 in werking zal treden, waarbij de parlementaire voorbereiding 1999 in werking zal treden, waarbij de parlementaire voorbereiding
uitdrukkelijk aangeeft dat de doelstelling van de uitbreiding van de uitdrukkelijk aangeeft dat de doelstelling van de uitbreiding van de
werkingssfeer erin bestaat het handvest van de sociale zekerheid werkingssfeer erin bestaat het handvest van de sociale zekerheid
toepasbaar te maken los van de administratie die de rechten van de toepasbaar te maken los van de administratie die de rechten van de
verzekerde vaststelt. verzekerde vaststelt.
Daaruit vloeit voort dat, in de huidige stand van de wetgeving, de Daaruit vloeit voort dat, in de huidige stand van de wetgeving, de
beslissingen van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn beslissingen van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn
inzake bestaansminimum geregeld blijven door artikel 10 van de wet van inzake bestaansminimum geregeld blijven door artikel 10 van de wet van
7 augustus 1974, dat voorziet in een beroepstermijn van één maand 7 augustus 1974, dat voorziet in een beroepstermijn van één maand
vanaf de kennisgeving van de beslissing. Bijgevolg is de vanaf de kennisgeving van de beslissing. Bijgevolg is de
beroepstermijn dezelfde - één maand - zowel inzake bestaansminimum als beroepstermijn dezelfde - één maand - zowel inzake bestaansminimum als
inzake sociale bijstand, zodat er geen enkel verschil in behandeling inzake sociale bijstand, zodat er geen enkel verschil in behandeling
is. is.
A.2. In ondergeschikte orde, in het geval waarin het Hof zou oordelen A.2. In ondergeschikte orde, in het geval waarin het Hof zou oordelen
dat artikel 23 van de wet van 11 april 1995 - en de beroepstermijn van dat artikel 23 van de wet van 11 april 1995 - en de beroepstermijn van
drie maanden waarin het voorziet - van toepassing is op de drie maanden waarin het voorziet - van toepassing is op de
beslissingen van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn beslissingen van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn
inzake bestaansminimum, onderzoekt het O.C.M.W. van Brussel de vraag inzake bestaansminimum, onderzoekt het O.C.M.W. van Brussel de vraag
of de aangelegenheden inzake bestaansminimum en sociale bijstand of de aangelegenheden inzake bestaansminimum en sociale bijstand
voldoende vergelijkbaar zijn opdat het bestaande verschil in voldoende vergelijkbaar zijn opdat het bestaande verschil in
behandeling op het vlak van de beroepstermijnen discriminerend kan behandeling op het vlak van de beroepstermijnen discriminerend kan
zijn. zijn.
Het recht op het bestaansminimum wordt, volgens een vaste rechtsleer, Het recht op het bestaansminimum wordt, volgens een vaste rechtsleer,
gelijkgesteld met de rechten op de andere uitkeringen van sociale gelijkgesteld met de rechten op de andere uitkeringen van sociale
zekerheid; die gelijkstelling vloeit voort uit het feit dat het zekerheid; die gelijkstelling vloeit voort uit het feit dat het
genoemde recht onderworpen is aan toekenningsvoorwaarden en een genoemde recht onderworpen is aan toekenningsvoorwaarden en een
forfaitair karakter vertoont, waarbij dat alles in een bijzondere forfaitair karakter vertoont, waarbij dat alles in een bijzondere
wetgeving is vastgesteld. wetgeving is vastgesteld.
In het geval van de sociale bijstand daarentegen wordt geen enkele In het geval van de sociale bijstand daarentegen wordt geen enkele
forfaitaire uitkering toegekend op basis van een of andere voorwaarde forfaitaire uitkering toegekend op basis van een of andere voorwaarde
waaraan de begunstigde moet voldoen; het gaat erom, geval per geval waaraan de begunstigde moet voldoen; het gaat erom, geval per geval
een persoon te helpen, hetzij door een financiële hulp of een andere een persoon te helpen, hetzij door een financiële hulp of een andere
begeleiding. Daaruit volgt dat de aangelegenheid van de sociale begeleiding. Daaruit volgt dat de aangelegenheid van de sociale
bijstand niet kan worden beschouwd als een deel van de sociale bijstand niet kan worden beschouwd als een deel van de sociale
zekerheid. zekerheid.
Het verschil in behandeling inzake de beroepstermijnen betreft Het verschil in behandeling inzake de beroepstermijnen betreft
bijgevolg twee onderscheiden en niet-vergelijkbare aangelegenheden en bijgevolg twee onderscheiden en niet-vergelijkbare aangelegenheden en
is bijgevolg niet discriminerend. is bijgevolg niet discriminerend.
Memorie van M. ben M'barek Boutgayout Memorie van M. ben M'barek Boutgayout
A.3. In hoofdorde onderstreept M. ben M'barek Boutgayout dat de wet A.3. In hoofdorde onderstreept M. ben M'barek Boutgayout dat de wet
van 11 april 1995 tot invoering van het « handvest » van de sociaal van 11 april 1995 tot invoering van het « handvest » van de sociaal
verzekerde in de eerste plaats tot doel heeft te strijden tegen de verzekerde in de eerste plaats tot doel heeft te strijden tegen de
onzekerheid en de armoede. Volgens de recente rechtsleer is dat onzekerheid en de armoede. Volgens de recente rechtsleer is dat
handvest niet alleen van toepassing op de sociale zekerheid van handvest niet alleen van toepassing op de sociale zekerheid van
werknemers en zelfstandigen maar ook op de sociale bijstand. werknemers en zelfstandigen maar ook op de sociale bijstand.
Door in artikel 2 het begrip sociale zekerheid te definiëren heeft de Door in artikel 2 het begrip sociale zekerheid te definiëren heeft de
wetgever een zo ruim mogelijke interpretatie van het begrip willen wetgever een zo ruim mogelijke interpretatie van het begrip willen
geven. Wegens de voormelde ratio legis van de wet dient ervan te geven. Wegens de voormelde ratio legis van de wet dient ervan te
worden uitgegaan dat zij niet alleen inzake bestaansminimum van worden uitgegaan dat zij niet alleen inzake bestaansminimum van
toepassing is - de enige uitdrukkelijk bedoelde materie - maar meer toepassing is - de enige uitdrukkelijk bedoelde materie - maar meer
algemeen genomen op de hele sociale bijstand; zo niet zou een groot algemeen genomen op de hele sociale bijstand; zo niet zou een groot
aantal personen die nog meer bescherming door de wetgever behoeven, aantal personen die nog meer bescherming door de wetgever behoeven,
van het voordeel van die wetgeving worden uitgesloten. van het voordeel van die wetgeving worden uitgesloten.
A.4. In ondergeschikte orde, in de veronderstelling dat het Hof A.4. In ondergeschikte orde, in de veronderstelling dat het Hof
oordeelt dat de wet van 11 april 1995 niet van toepassing is op de oordeelt dat de wet van 11 april 1995 niet van toepassing is op de
begunstigden van de sociale bijstand, dient daaruit te worden afgeleid begunstigden van de sociale bijstand, dient daaruit te worden afgeleid
dat die wetgeving discriminerend is ten aanzien van de artikelen 6 en dat die wetgeving discriminerend is ten aanzien van de artikelen 6 en
14 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. 14 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens.
Daar de wet van 11 april 1995 niet van toepassing is op de sociale Daar de wet van 11 april 1995 niet van toepassing is op de sociale
bijstand, voert zij « een op de nationale oorsprong gebaseerde bijstand, voert zij « een op de nationale oorsprong gebaseerde
discriminatie in, in zoverre zij het haar eigen ingezetenen mogelijk discriminatie in, in zoverre zij het haar eigen ingezetenen mogelijk
maakt beroep in te stellen tegen elke beslissing van de openbare maakt beroep in te stellen tegen elke beslissing van de openbare
centra voor maatschappelijk welzijn binnen een termijn van drie centra voor maatschappelijk welzijn binnen een termijn van drie
maanden vanaf de kennisgeving van de beslissing, terwijl de maanden vanaf de kennisgeving van de beslissing, terwijl de
vreemdeling slechts een termijn van één maand zou genieten »; er wordt vreemdeling slechts een termijn van één maand zou genieten »; er wordt
opgemerkt dat « dat verschil in behandeling wat betreft de toegang tot opgemerkt dat « dat verschil in behandeling wat betreft de toegang tot
het gerecht op basis van de nationale oorsprong strijdig is met de het gerecht op basis van de nationale oorsprong strijdig is met de
bepalingen van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens bepalingen van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens
alsmede met de Grondwet waarvan het Arbitragehof de inachtneming alsmede met de Grondwet waarvan het Arbitragehof de inachtneming
verzekert ». verzekert ».
- B - - B -
B.1.1. De wet van 11 april 1995 voert het « handvest » van de sociaal B.1.1. De wet van 11 april 1995 voert het « handvest » van de sociaal
verzekerde in. Hoofdstuk I bepaalt het toepassingsveld van de wet en verzekerde in. Hoofdstuk I bepaalt het toepassingsveld van de wet en
preciseert verscheidene begrippen. Hoofdstuk II preciseert de preciseert verscheidene begrippen. Hoofdstuk II preciseert de
verplichtingen van de instellingen van sociale zekerheid en hoofdstuk verplichtingen van de instellingen van sociale zekerheid en hoofdstuk
III regelt de toekenningsprocedure voor sociale uitkeringen. III regelt de toekenningsprocedure voor sociale uitkeringen.
De prejudiciële vraag heeft betrekking op artikel 2, 1°, e), en op De prejudiciële vraag heeft betrekking op artikel 2, 1°, e), en op
artikel 23 van die wet, die bepalen : artikel 23 van die wet, die bepalen :
«

Art. 2.Voor de uitvoering en de toepassing van deze wet en van haar

«

Art. 2.Voor de uitvoering en de toepassing van deze wet en van haar

uitvoeringsmaatregelen wordt verstaan onder : uitvoeringsmaatregelen wordt verstaan onder :
1° » sociale zekerheid » : 1° » sociale zekerheid » :
e) alle regelingen van het stelsel van sociale bijstand, bestaande uit e) alle regelingen van het stelsel van sociale bijstand, bestaande uit
de tegemoetkomingen aan gehandicapten, het recht op een de tegemoetkomingen aan gehandicapten, het recht op een
bestaansminimum, de gewaarborgde gezinsbijslag en het gewaarborgd bestaansminimum, de gewaarborgde gezinsbijslag en het gewaarborgd
inkomen voor bejaarden; inkomen voor bejaarden;

Art. 23.Onverminderd gunstiger bepalingen van specifieke wetten moet

Art. 23.Onverminderd gunstiger bepalingen van specifieke wetten moet

tegen de beslissingen van de instellingen van sociale zekerheid die tegen de beslissingen van de instellingen van sociale zekerheid die
bevoegd zijn voor de toekenning, de uitbetaling of de terugvordering bevoegd zijn voor de toekenning, de uitbetaling of de terugvordering
van prestaties, op straffe van verval, beroep worden ingesteld binnen van prestaties, op straffe van verval, beroep worden ingesteld binnen
drie maanden na de kennisgeving van die beslissingen of na de drie maanden na de kennisgeving van die beslissingen of na de
kennisneming van de beslissing door de betrokkene. kennisneming van de beslissing door de betrokkene.
Elk beroep tot erkenning van een recht tegen een instelling van Elk beroep tot erkenning van een recht tegen een instelling van
sociale zekerheid moet ook worden ingesteld op straffe van verval, sociale zekerheid moet ook worden ingesteld op straffe van verval,
binnen drie maanden na de vaststelling van het in gebreke blijven van binnen drie maanden na de vaststelling van het in gebreke blijven van
de instelling. » de instelling. »
B.1.2. De prejudiciële vraag beoogt eveneens artikel 71 van de B.1.2. De prejudiciële vraag beoogt eveneens artikel 71 van de
organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor
maatschappelijk welzijn, dat bepaalt : maatschappelijk welzijn, dat bepaalt :
« Eenieder kan bij de arbeidsrechtbank in beroep gaan tegen een « Eenieder kan bij de arbeidsrechtbank in beroep gaan tegen een
beslissing inzake individuele dienstverlening te zijnen opzichte beslissing inzake individuele dienstverlening te zijnen opzichte
genomen door de raad van het openbaar centrum voor maatschappelijk genomen door de raad van het openbaar centrum voor maatschappelijk
welzijn of door één van de organen aan wie de raad bevoegdheden heeft welzijn of door één van de organen aan wie de raad bevoegdheden heeft
overgedragen. overgedragen.
Hetzelfde geldt wanneer één der organen van het centrum één maand, te Hetzelfde geldt wanneer één der organen van het centrum één maand, te
rekenen van de ontvangst van het verzoek, heeft laten verstrijken rekenen van de ontvangst van het verzoek, heeft laten verstrijken
zonder een beslissing te nemen. zonder een beslissing te nemen.
Het beroep moet worden ingesteld binnen de maand te rekenen vanaf Het beroep moet worden ingesteld binnen de maand te rekenen vanaf
hetzij de datum van afgifte ter post van de aangetekende brief waarmee hetzij de datum van afgifte ter post van de aangetekende brief waarmee
de beslissing wordt meegedeeld, hetzij vanaf de datum van het de beslissing wordt meegedeeld, hetzij vanaf de datum van het
ontvangstbewijs van de beslissing, hetzij vanaf de datum van het ontvangstbewijs van de beslissing, hetzij vanaf de datum van het
verstrijken van de termijn bepaald in het vorige lid. verstrijken van de termijn bepaald in het vorige lid.
Het beroep werkt niet schorsend. Het beroep werkt niet schorsend.
B.1.3. Uit de bewoordingen van de prejudiciële vraag alsmede uit het B.1.3. Uit de bewoordingen van de prejudiciële vraag alsmede uit het
aan de verwijzende rechter voorgelegde geschil blijkt dat de vraag aan de verwijzende rechter voorgelegde geschil blijkt dat de vraag
zich beperkt tot het verschil in termijn voor het beroep tegen de zich beperkt tot het verschil in termijn voor het beroep tegen de
beslissingen van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, beslissingen van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn,
naargelang die beslissingen de toekenning van het bestaansminimum of naargelang die beslissingen de toekenning van het bestaansminimum of
van individuele dienstverlening betreffen. van individuele dienstverlening betreffen.
Daaruit volgt dat het Hof de bestaanbaarheid met de artikelen 10 en 11 Daaruit volgt dat het Hof de bestaanbaarheid met de artikelen 10 en 11
van de Grondwet enkel zal onderzoeken voor de voormelde artikelen 23, van de Grondwet enkel zal onderzoeken voor de voormelde artikelen 23,
eerste lid, en 71, derde lid, en enkel in zoverre zij in een eerste lid, en 71, derde lid, en enkel in zoverre zij in een
verschillende beroepstermijn voorzien, respectievelijk van drie verschillende beroepstermijn voorzien, respectievelijk van drie
maanden en één maand. maanden en één maand.
B.2. Door het bestaansminimum in te delen bij de sociale zekerheid, in B.2. Door het bestaansminimum in te delen bij de sociale zekerheid, in
de zin van de in het geding zijnde wet, kent de wetgever de de zin van de in het geding zijnde wet, kent de wetgever de
hoedanigheid van openbare instelling van sociale zekerheid, bedoeld in hoedanigheid van openbare instelling van sociale zekerheid, bedoeld in
artikel 2, 2°, a), van de wet van 11 april 1995, toe aan de openbare artikel 2, 2°, a), van de wet van 11 april 1995, toe aan de openbare
centra voor maatschappelijk welzijn, in zoverre zij bevoegd zijn centra voor maatschappelijk welzijn, in zoverre zij bevoegd zijn
inzake het bestaansminimum. inzake het bestaansminimum.
B.3. De situaties van de personen die een beroep tegen een beslissing B.3. De situaties van de personen die een beroep tegen een beslissing
van een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn instellen, van een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn instellen,
dienen te worden vergeleken naargelang die beslissing betrekking heeft dienen te worden vergeleken naargelang die beslissing betrekking heeft
op het bestaansminimum of op individuele dienstverlening. op het bestaansminimum of op individuele dienstverlening.
B.4. Hoewel zowel het bestaansminimum als de individuele B.4. Hoewel zowel het bestaansminimum als de individuele
dienstverlening regelingen zijn die worden beheerd door de openbare dienstverlening regelingen zijn die worden beheerd door de openbare
centra voor maatschappelijk welzijn, bestaan er tussen beide stelsels centra voor maatschappelijk welzijn, bestaan er tussen beide stelsels
niettemin objectieve verschillen die een verschil in procedureregels niettemin objectieve verschillen die een verschil in procedureregels
inzake beroep kunnen verantwoorden. inzake beroep kunnen verantwoorden.
Overeenkomstig de wet van 7 augustus 1974 tot instelling van het recht Overeenkomstig de wet van 7 augustus 1974 tot instelling van het recht
op een bestaansminimum, wordt dat minimum toegekend aan diegene die op een bestaansminimum, wordt dat minimum toegekend aan diegene die
geen toereikende bestaansmiddelen heeft en die niet in staat is deze geen toereikende bestaansmiddelen heeft en die niet in staat is deze
hetzij door eigen inspanningen, hetzij op een andere manier te hetzij door eigen inspanningen, hetzij op een andere manier te
verwerven. De bedoeling ervan is een behoorlijk minimum van verwerven. De bedoeling ervan is een behoorlijk minimum van
bestaansmiddelen te garanderen aan elke persoon die niet in staat is bestaansmiddelen te garanderen aan elke persoon die niet in staat is
in zijn onderhoud te voorzien, noch door zijn arbeid, noch door andere in zijn onderhoud te voorzien, noch door zijn arbeid, noch door andere
toelagen, noch door zijn eigen inkomsten van welke aard ook of voor toelagen, noch door zijn eigen inkomsten van welke aard ook of voor
wie die inkomsten ontoereikend zijn. Het bestaansminimum is een vast wie die inkomsten ontoereikend zijn. Het bestaansminimum is een vast
bedrag; het verschilt naar gelang van de gezinssituatie van de bedrag; het verschilt naar gelang van de gezinssituatie van de
betrokkene. Bij de toekenning ervan wordt rekening gehouden met de betrokkene. Bij de toekenning ervan wordt rekening gehouden met de
andere bestaansmiddelen van de rechthebbende en van zijn echtgenoot. andere bestaansmiddelen van de rechthebbende en van zijn echtgenoot.
Het wordt toegekend door het openbaar centrum voor maatschappelijk Het wordt toegekend door het openbaar centrum voor maatschappelijk
welzijn; minstens de helft van dat bedrag wordt aan het centrum welzijn; minstens de helft van dat bedrag wordt aan het centrum
terugbetaald door het Ministerie van Volksgezondheid. terugbetaald door het Ministerie van Volksgezondheid.
De individuele dienstverlening daarentegen, toegekend overeenkomstig De individuele dienstverlening daarentegen, toegekend overeenkomstig
artikel 57 van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de artikel 57 van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de
openbare centra voor maatschappelijk welzijn, kan om het even welke openbare centra voor maatschappelijk welzijn, kan om het even welke
hulp in contanten of in natura zijn die zowel van lenigende, curatieve hulp in contanten of in natura zijn die zowel van lenigende, curatieve
of preventieve aard kan zijn. De wet preciseert niet waarin die hulp of preventieve aard kan zijn. De wet preciseert niet waarin die hulp
bestaat noch onder welke voorwaarden zij wordt toegekend, tenzij dat bestaat noch onder welke voorwaarden zij wordt toegekend, tenzij dat
die hulp « eenieder in de mogelijkheid [moet] stellen een leven te die hulp « eenieder in de mogelijkheid [moet] stellen een leven te
leiden dat beantwoordt aan de menselijke waardigheid » (artikel 1, leiden dat beantwoordt aan de menselijke waardigheid » (artikel 1,
eerste lid). Zij kan worden toegekend met het oog op het aanvullen van eerste lid). Zij kan worden toegekend met het oog op het aanvullen van
het bestaansminimum maar ook aan diegene die geen recht heeft op dat het bestaansminimum maar ook aan diegene die geen recht heeft op dat
minimum. minimum.
Gelet op die verschillende doelstellingen van de beide stelsels, en Gelet op die verschillende doelstellingen van de beide stelsels, en
met name de noodzaak die eruit voortvloeit de individuele met name de noodzaak die eruit voortvloeit de individuele
dienstverlening aan te passen aan een concrete situatie die snel kan dienstverlening aan te passen aan een concrete situatie die snel kan
evolueren, is het bestaande verschil inzake beroepstermijn - drie evolueren, is het bestaande verschil inzake beroepstermijn - drie
maanden wat betreft het bestaansminimum, één maand voor de individuele maanden wat betreft het bestaansminimum, één maand voor de individuele
dienstverlening - niet discriminerend. dienstverlening - niet discriminerend.
Om die redenen, Om die redenen,
het Hof het Hof
zegt voor recht : zegt voor recht :
De artikelen 2, 1°, e), en 23 van de wet van 11 april 1995 tot De artikelen 2, 1°, e), en 23 van de wet van 11 april 1995 tot
invoering van het « handvest » van de sociaal verzekerde en artikel 71 invoering van het « handvest » van de sociaal verzekerde en artikel 71
van de organieke wet van 8 juli 1976 betrefffende de openbare centra van de organieke wet van 8 juli 1976 betrefffende de openbare centra
voor maatschappelijk welzijn, gewijzigd bij de wet van 11 april 1995, voor maatschappelijk welzijn, gewijzigd bij de wet van 11 april 1995,
zoals die van kracht waren op 1 januari 1997, schenden de artikelen 10 zoals die van kracht waren op 1 januari 1997, schenden de artikelen 10
en 11 van de Grondwet niet doordat de verzoeker of begunstigde van een en 11 van de Grondwet niet doordat de verzoeker of begunstigde van een
individuele dienstverlening over een termijn van één maand beschikt om individuele dienstverlening over een termijn van één maand beschikt om
een beroep in te stellen voor de arbeidsrechtbank tegen een beslissing een beroep in te stellen voor de arbeidsrechtbank tegen een beslissing
die te zijnen aanzien is genomen door een openbaar centrum voor die te zijnen aanzien is genomen door een openbaar centrum voor
maatschappelijk welzijn, terwijl de verzoeker of begunstigde van het maatschappelijk welzijn, terwijl de verzoeker of begunstigde van het
bestaansminimum over een termijn van drie maanden beschikt. bestaansminimum over een termijn van drie maanden beschikt.
Aldus uitgesproken in het Frans en het Nederlands, overeenkomstig Aldus uitgesproken in het Frans en het Nederlands, overeenkomstig
artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het
Arbitragehof, op de openbare terechtzitting van 21 oktober 1998. Arbitragehof, op de openbare terechtzitting van 21 oktober 1998.
De griffier, De griffier,
L. Potoms. L. Potoms.
De voorzitter, De voorzitter,
M. Melchior. M. Melchior.
^