← Terug naar "Arrest nr. 52/97 van 14 juli 1997 Rolnummer 1090 In zake : het beroep tot vernietiging
van artikel 143ter van het Gerechtelijk Wetboek, ingevoegd door artikel 3 van de wet van 4 maart 1997
tot instelling van het college van procureurs-generaa Het Arbitragehof, beperkte kamer, samengesteld uit voorzitter
L. De Grève en de rechters-verslag(...)"
Arrest nr. 52/97 van 14 juli 1997 Rolnummer 1090 In zake : het beroep tot vernietiging van artikel 143ter van het Gerechtelijk Wetboek, ingevoegd door artikel 3 van de wet van 4 maart 1997 tot instelling van het college van procureurs-generaa Het Arbitragehof, beperkte kamer, samengesteld uit voorzitter L. De Grève en de rechters-verslag(...) | Arrest nr. 52/97 van 14 juli 1997 Rolnummer 1090 In zake : het beroep tot vernietiging van artikel 143ter van het Gerechtelijk Wetboek, ingevoegd door artikel 3 van de wet van 4 maart 1997 tot instelling van het college van procureurs-generaa Het Arbitragehof, beperkte kamer, samengesteld uit voorzitter L. De Grève en de rechters-verslag(...) |
---|---|
ARBITRAGEHOF | ARBITRAGEHOF |
Arrest nr. 52/97 van 14 juli 1997 | Arrest nr. 52/97 van 14 juli 1997 |
Rolnummer 1090 | Rolnummer 1090 |
In zake : het beroep tot vernietiging van artikel 143ter van het | In zake : het beroep tot vernietiging van artikel 143ter van het |
Gerechtelijk Wetboek, ingevoegd door artikel 3 van de wet van 4 maart | Gerechtelijk Wetboek, ingevoegd door artikel 3 van de wet van 4 maart |
1997 tot instelling van het college van procureurs-generaal en tot | 1997 tot instelling van het college van procureurs-generaal en tot |
instelling van het ambt van nationaal magistraat, ingesteld door L. | instelling van het ambt van nationaal magistraat, ingesteld door L. |
Lamine. | Lamine. |
Het Arbitragehof, beperkte kamer, | Het Arbitragehof, beperkte kamer, |
samengesteld uit voorzitter L. De Grève en de rechters-verslaggevers | samengesteld uit voorzitter L. De Grève en de rechters-verslaggevers |
H. Boel en E. Cerexhe, bijgestaan door de griffier L. Potoms, | H. Boel en E. Cerexhe, bijgestaan door de griffier L. Potoms, |
wijst na beraad het volgende arrest : | wijst na beraad het volgende arrest : |
I. Onderwerp van het beroep | I. Onderwerp van het beroep |
Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 9 mei 1997 | Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 9 mei 1997 |
ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 12 mei | ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 12 mei |
1997, is beroep tot vernietiging ingesteld van artikel 3 van de wet | 1997, is beroep tot vernietiging ingesteld van artikel 3 van de wet |
van 4 maart 1997 tot instelling van het college van | van 4 maart 1997 tot instelling van het college van |
procureurs-generaal en tot instelling van het ambt van nationaal | procureurs-generaal en tot instelling van het ambt van nationaal |
magistraat, bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 30 april | magistraat, bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 30 april |
1997, door L. Lamine, wonende te 3110 Rotselaar, Steenweg op Wezemaal | 1997, door L. Lamine, wonende te 3110 Rotselaar, Steenweg op Wezemaal |
90. | 90. |
II. De rechtspleging | II. De rechtspleging |
Bij beschikking van 12 mei 1997 heeft de voorzitter in functie de | Bij beschikking van 12 mei 1997 heeft de voorzitter in functie de |
rechters van de zetel aangewezen overeenkomstig de artikelen 58 en 59 | rechters van de zetel aangewezen overeenkomstig de artikelen 58 en 59 |
van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof. | van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof. |
Op 26 mei 1997 hebben de rechters-verslaggevers H. Boel en E. Cerexhe, | Op 26 mei 1997 hebben de rechters-verslaggevers H. Boel en E. Cerexhe, |
met toepassing van artikel 71, eerste lid, van de organieke wet, de | met toepassing van artikel 71, eerste lid, van de organieke wet, de |
voorzitter ervan in kennis gesteld dat zij ertoe zouden kunnen worden | voorzitter ervan in kennis gesteld dat zij ertoe zouden kunnen worden |
gebracht aan het Hof, zitting houdende in beperkte kamer, voor te | gebracht aan het Hof, zitting houdende in beperkte kamer, voor te |
stellen een arrest te wijzen waarin wordt vastgesteld dat het beroep | stellen een arrest te wijzen waarin wordt vastgesteld dat het beroep |
tot vernietiging klaarblijkelijk niet ontvankelijk is wegens gebrek | tot vernietiging klaarblijkelijk niet ontvankelijk is wegens gebrek |
aan belang. | aan belang. |
Overeenkomstig artikel 71, tweede lid, van de organieke wet is van de | Overeenkomstig artikel 71, tweede lid, van de organieke wet is van de |
conclusies van de rechters-verslaggevers aan de verzoekende partij | conclusies van de rechters-verslaggevers aan de verzoekende partij |
kennisgegeven bij op 26 mei 1997 ter post aangetekende brief. | kennisgegeven bij op 26 mei 1997 ter post aangetekende brief. |
L. Lamine heeft bij op 2 juni 1997 ter post aangetekende brief een | L. Lamine heeft bij op 2 juni 1997 ter post aangetekende brief een |
memorie met verantwoording ingediend. | memorie met verantwoording ingediend. |
De rechtspleging is gevoerd overeenkomstig de artikelen 62 en volgende | De rechtspleging is gevoerd overeenkomstig de artikelen 62 en volgende |
van de organieke wet, die betrekking hebben op het gebruik van de | van de organieke wet, die betrekking hebben op het gebruik van de |
talen voor het Hof. | talen voor het Hof. |
III. In rechte | III. In rechte |
Ten aanzien van de beweerde schending van artikel 6 van het Europees | Ten aanzien van de beweerde schending van artikel 6 van het Europees |
Verdrag voor de Rechten van de Mens | Verdrag voor de Rechten van de Mens |
1. In zijn memorie met verantwoording beweert de verzoeker dat de | 1. In zijn memorie met verantwoording beweert de verzoeker dat de |
rechtspleging op grond van artikel 71 van de bijzondere wet van 6 | rechtspleging op grond van artikel 71 van de bijzondere wet van 6 |
januari 1989 op het Arbitragehof in strijd is met artikel 6.1 van het | januari 1989 op het Arbitragehof in strijd is met artikel 6.1 van het |
Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens doordat de mogelijkheid | Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens doordat de mogelijkheid |
om gehoord te worden, inzonderheid in openbare terechtzitting, niet is | om gehoord te worden, inzonderheid in openbare terechtzitting, niet is |
geëerbiedigd. De verzoeker vermeldt dat hij op de hoogte is van de | geëerbiedigd. De verzoeker vermeldt dat hij op de hoogte is van de |
rechtspraak van de Europese Commissie voor de Rechten van de Mens, die | rechtspraak van de Europese Commissie voor de Rechten van de Mens, die |
oordeelde dat artikel 6.1 van vermeld Verdrag niet van toepassing is | oordeelde dat artikel 6.1 van vermeld Verdrag niet van toepassing is |
op het Comité van drie rechters van het Duitse | op het Comité van drie rechters van het Duitse |
Bundesverfassungsgericht. Vermelde Commissie heeft evenwel niet de | Bundesverfassungsgericht. Vermelde Commissie heeft evenwel niet de |
vraag beantwoord of dat artikel ook geen toepassing vindt wanneer het | vraag beantwoord of dat artikel ook geen toepassing vindt wanneer het |
grondwettelijk beroep als enige procedure wordt gevoerd of wanneer dat | grondwettelijk beroep als enige procedure wordt gevoerd of wanneer dat |
de enige mogelijke procedure is. | de enige mogelijke procedure is. |
2.1. Volgens de rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van | 2.1. Volgens de rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van |
de Mens kan artikel 6.1 toepasselijk zijn op een grondwettelijk hof | de Mens kan artikel 6.1 toepasselijk zijn op een grondwettelijk hof |
(arrest Ruiz-Mateos, 23 juni 1993, 57 tot 60, Serie A, nr. 262). Dat | (arrest Ruiz-Mateos, 23 juni 1993, 57 tot 60, Serie A, nr. 262). Dat |
grondwettelijk hof dient in concreto na te gaan of het voorliggend | grondwettelijk hof dient in concreto na te gaan of het voorliggend |
geschil, waarop artikel 6.1 toepasselijk zou zijn, betrekking heeft op | geschil, waarop artikel 6.1 toepasselijk zou zijn, betrekking heeft op |
de vaststelling van burgerlijke rechten en verplichtingen of handelt | de vaststelling van burgerlijke rechten en verplichtingen of handelt |
over de gegrondheid van een tegen een verzoekende partij ingestelde | over de gegrondheid van een tegen een verzoekende partij ingestelde |
strafvervolging. | strafvervolging. |
2.2. Het beroep tot vernietiging is gericht tegen artikel 143ter van | 2.2. Het beroep tot vernietiging is gericht tegen artikel 143ter van |
het Gerechtelijk Wetboek, zoals ingevoegd door artikel 3 van de wet | het Gerechtelijk Wetboek, zoals ingevoegd door artikel 3 van de wet |
van 4 maart 1997 « tot instelling van het college van | van 4 maart 1997 « tot instelling van het college van |
procureurs-generaal en tot instelling van het ambt van nationaal | procureurs-generaal en tot instelling van het ambt van nationaal |
magistraat ». Artikel 143ter van het Gerechtelijk Wetboek luidt : | magistraat ». Artikel 143ter van het Gerechtelijk Wetboek luidt : |
« De minister van Justitie legt de richtlijnen van het strafrechtelijk | « De minister van Justitie legt de richtlijnen van het strafrechtelijk |
beleid vast, inclusief die van het opsporings- en vervolgingsbeleid, | beleid vast, inclusief die van het opsporings- en vervolgingsbeleid, |
nadat hij het advies van het college van procureurs-generaal heeft | nadat hij het advies van het college van procureurs-generaal heeft |
ingewonnen. | ingewonnen. |
Deze richtlijnen zijn bindend voor alle leden van het openbaar | Deze richtlijnen zijn bindend voor alle leden van het openbaar |
ministerie. | ministerie. |
De procureurs-generaal bij de hoven van beroep staan in voor de | De procureurs-generaal bij de hoven van beroep staan in voor de |
tenuitvoerlegging van deze richtlijnen binnen hun rechtsgebied. » | tenuitvoerlegging van deze richtlijnen binnen hun rechtsgebied. » |
2.3. Zonder dat het Hof dient na te gaan of artikel 6.1 van het | 2.3. Zonder dat het Hof dient na te gaan of artikel 6.1 van het |
Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens toepasselijk is op de | Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens toepasselijk is op de |
voorafgaande rechtspleging waarin hoofdstuk II van titel V van de | voorafgaande rechtspleging waarin hoofdstuk II van titel V van de |
bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof voorziet, stelt | bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof voorziet, stelt |
het Hof vast dat het door de verzoeker aan het Hof voorgelegde geschil | het Hof vast dat het door de verzoeker aan het Hof voorgelegde geschil |
geen betrekking heeft op burgerlijke rechten en verplichtingen noch op | geen betrekking heeft op burgerlijke rechten en verplichtingen noch op |
het bepalen van de gegrondheid van een tegen hem ingestelde | het bepalen van de gegrondheid van een tegen hem ingestelde |
strafvervolging. Het heeft daarentegen, binnen het raam van een | strafvervolging. Het heeft daarentegen, binnen het raam van een |
objectief contentieux, betrekking op rechten en verplichtingen die | objectief contentieux, betrekking op rechten en verplichtingen die |
voortvloeien uit rechtsverhoudingen tussen de Staat en zijn organen en | voortvloeien uit rechtsverhoudingen tussen de Staat en zijn organen en |
betreft de organisatie van de uitoefening van het staatsgezag. De | betreft de organisatie van de uitoefening van het staatsgezag. De |
omstandigheid dat de met toepassing van artikel 143ter van het | omstandigheid dat de met toepassing van artikel 143ter van het |
Gerechtelijk Wetboek door de Minister van Justitie vast te stellen | Gerechtelijk Wetboek door de Minister van Justitie vast te stellen |
richtlijnen van het strafrechtelijk beleid een weerslag kunnen hebben | richtlijnen van het strafrechtelijk beleid een weerslag kunnen hebben |
op een strafvervolging waarvan de verzoekende partij het voorwerp is | op een strafvervolging waarvan de verzoekende partij het voorwerp is |
of in de toekomst zou kunnen zijn, heeft niet tot gevolg dat het | of in de toekomst zou kunnen zijn, heeft niet tot gevolg dat het |
beroep tot vernietiging bij het Hof ingesteld tegen die bepaling kan | beroep tot vernietiging bij het Hof ingesteld tegen die bepaling kan |
worden beschouwd als betrekking hebbende op « het bepalen van de | worden beschouwd als betrekking hebbende op « het bepalen van de |
gegrondheid van een tegen [haar] ingestelde strafvervolging ». Artikel | gegrondheid van een tegen [haar] ingestelde strafvervolging ». Artikel |
6.1 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens zou dus geen | 6.1 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens zou dus geen |
toepassing kunnen vinden op onderhavig geschil. | toepassing kunnen vinden op onderhavig geschil. |
3. De grieven die door de verzoeker worden aangevoerd tegen de | 3. De grieven die door de verzoeker worden aangevoerd tegen de |
toepassing van artikel 71 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op | toepassing van artikel 71 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op |
het Arbitragehof, worden verworpen. | het Arbitragehof, worden verworpen. |
Ten aanzien van het belang van de verzoeker | Ten aanzien van het belang van de verzoeker |
4. Artikel 142, derde lid, van de Grondwet bepaalt : | 4. Artikel 142, derde lid, van de Grondwet bepaalt : |
« De zaak kan bij het Hof aanhangig worden gemaakt door iedere bij de | « De zaak kan bij het Hof aanhangig worden gemaakt door iedere bij de |
wet aangewezen overheid, door ieder die doet blijken van een belang | wet aangewezen overheid, door ieder die doet blijken van een belang |
of, prejudicieel, door ieder rechtscollege. » | of, prejudicieel, door ieder rechtscollege. » |
Naar luid van artikel 2, 2°, van de bijzondere wet van 6 januari 1989 | Naar luid van artikel 2, 2°, van de bijzondere wet van 6 januari 1989 |
op het Arbitragehof kunnen beroepen worden ingesteld door « iedere | op het Arbitragehof kunnen beroepen worden ingesteld door « iedere |
natuurlijke of rechtspersoon die doet blijken van een belang ». | natuurlijke of rechtspersoon die doet blijken van een belang ». |
De voormelde bepalingen vereisen dat een natuurlijke of rechtspersoon | De voormelde bepalingen vereisen dat een natuurlijke of rechtspersoon |
die een verzoekschrift indient, doet blijken van het belang om voor | die een verzoekschrift indient, doet blijken van het belang om voor |
het Hof in rechte te treden. | het Hof in rechte te treden. |
Van het vereiste belang doen slechts blijken de personen wier situatie | Van het vereiste belang doen slechts blijken de personen wier situatie |
door de bestreden norm rechtstreeks en ongunstig zou kunnen worden | door de bestreden norm rechtstreeks en ongunstig zou kunnen worden |
geraakt. | geraakt. |
5. De verzoekende partij stelt dat « ten minste eenieder die zich op | 5. De verzoekende partij stelt dat « ten minste eenieder die zich op |
het Belgische grondgebied woont, zoals de verzoeker, er belang bij | het Belgische grondgebied woont, zoals de verzoeker, er belang bij |
heeft dat de strafwet wordt toegepast overeenkomstig de Grondwet, en | heeft dat de strafwet wordt toegepast overeenkomstig de Grondwet, en |
inzonderheid de artikelen 10 en 11; Dat ten minste eenieder die in | inzonderheid de artikelen 10 en 11; Dat ten minste eenieder die in |
België woont er een rechtstreeks en persoonlijk belang bij heeft de | België woont er een rechtstreeks en persoonlijk belang bij heeft de |
vernietiging van de bestreden bepaling te vragen ». In zijn memorie | vernietiging van de bestreden bepaling te vragen ». In zijn memorie |
met verantwoording voegt hij daaraan toe dat de gelijkheid van de | met verantwoording voegt hij daaraan toe dat de gelijkheid van de |
burgers voor de strafwet zulk een essentieel aspect is van de vrijheid | burgers voor de strafwet zulk een essentieel aspect is van de vrijheid |
van de burger en zulk een fundamenteel politiek en burgerlijk recht is | van de burger en zulk een fundamenteel politiek en burgerlijk recht is |
in een representatieve democratie dat iedere natuurlijke persoon er | in een representatieve democratie dat iedere natuurlijke persoon er |
voortdurend belang bij heeft dat de wetten, decreten en ordonnanties | voortdurend belang bij heeft dat de wetten, decreten en ordonnanties |
die een strafrechtelijk karakter hebben niet buiten werking worden | die een strafrechtelijk karakter hebben niet buiten werking worden |
gesteld door de federale uitvoerende macht en dat de bindende kracht | gesteld door de federale uitvoerende macht en dat de bindende kracht |
der strafwetten wordt geëerbiedigd, zelfs wanneer hij of zij nog niet | der strafwetten wordt geëerbiedigd, zelfs wanneer hij of zij nog niet |
op discriminerende wijze werd vervolgd. | op discriminerende wijze werd vervolgd. |
Ten aanzien van de overweging in de conclusies van de | Ten aanzien van de overweging in de conclusies van de |
rechters-verslaggevers waarin gesteld is dat de verzoeker niet | rechters-verslaggevers waarin gesteld is dat de verzoeker niet |
aantoont dat hij in een rechtssituatie verkeert waarin hij door de | aantoont dat hij in een rechtssituatie verkeert waarin hij door de |
bestreden maatregel, die regels bevat inzake de werking van het | bestreden maatregel, die regels bevat inzake de werking van het |
openbaar ministerie, rechtstreeks zou kunnen worden geraakt, laat de | openbaar ministerie, rechtstreeks zou kunnen worden geraakt, laat de |
verzoeker in zijn memorie met verantwoording gelden dat hij « om zijn | verzoeker in zijn memorie met verantwoording gelden dat hij « om zijn |
belang bij het door hem ingestelde beroep uitputtend te rechtvaardigen | belang bij het door hem ingestelde beroep uitputtend te rechtvaardigen |
zou moeten kenbaar maken aan welke misdrijven, misdaden, wanbedrijven | zou moeten kenbaar maken aan welke misdrijven, misdaden, wanbedrijven |
en overtredingen, waarvoor de verjaring nog niet bereikt is, hij zich | en overtredingen, waarvoor de verjaring nog niet bereikt is, hij zich |
schuldig heeft gemaakt; Dat verzoeker zich beroept op het | schuldig heeft gemaakt; Dat verzoeker zich beroept op het |
Internationaal verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten | Internationaal verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten |
opgemaakt te New York op 19 december 1966 [...] en inzonderheid op | opgemaakt te New York op 19 december 1966 [...] en inzonderheid op |
artikel 14, 3°, g, dat bepaalt : ' Bij het bepalen van de gegrondheid | artikel 14, 3°, g, dat bepaalt : ' Bij het bepalen van de gegrondheid |
van een tegen hem ingestelde strafvervolging heeft eenieder, in volle | van een tegen hem ingestelde strafvervolging heeft eenieder, in volle |
gelijkheid, recht op de volgende minimumgaranties : [...] niet te | gelijkheid, recht op de volgende minimumgaranties : [...] niet te |
worden gedwongen tegen zichzelf te getuigen of een bekentenis af te | worden gedwongen tegen zichzelf te getuigen of een bekentenis af te |
leggen '; Dat deze bepaling door de voorzitter van de | leggen '; Dat deze bepaling door de voorzitter van de |
Commissie-Dutroux voor ieder getuigenverhoor werd voorgelezen aan de | Commissie-Dutroux voor ieder getuigenverhoor werd voorgelezen aan de |
getuigen, voor zij de eed aflegden; dat zij dus kennelijk een algemene | getuigen, voor zij de eed aflegden; dat zij dus kennelijk een algemene |
strekking heeft en moet begrepen worden als een codificatie van de | strekking heeft en moet begrepen worden als een codificatie van de |
regel ' nemo tenetur edere contra se ', analoog aan het Amerikaanse | regel ' nemo tenetur edere contra se ', analoog aan het Amerikaanse |
Vijfde Amendement; Dat de bestreden bepaling tot gevolg kan hebben dat | Vijfde Amendement; Dat de bestreden bepaling tot gevolg kan hebben dat |
er ministeriële richtlijnen worden uitgevaardigd die tot gevolg hebben | er ministeriële richtlijnen worden uitgevaardigd die tot gevolg hebben |
dat verzoeker, die evenwel nooit iemand één frank armer heeft gemaakt, | dat verzoeker, die evenwel nooit iemand één frank armer heeft gemaakt, |
zou worden vervolgd, terwijl daders van misdrijven met zware gevolgen | zou worden vervolgd, terwijl daders van misdrijven met zware gevolgen |
straffeloos zouden kunnen blijven ». Voorts laat de verzoeker gelden : | straffeloos zouden kunnen blijven ». Voorts laat de verzoeker gelden : |
« Aangezien verzoeker nog gedurende jaren het gevaar loopt vervolgd te | « Aangezien verzoeker nog gedurende jaren het gevaar loopt vervolgd te |
worden op grond van artikel 84 van de wet van 8 april 1965 betreffende | worden op grond van artikel 84 van de wet van 8 april 1965 betreffende |
de jeugdbescherming, gewijzigd door artikel 51 van de wet van 30 | de jeugdbescherming, gewijzigd door artikel 51 van de wet van 30 |
januari 1990; Dat dit blijkt uit een strafdossier berustend bij het | januari 1990; Dat dit blijkt uit een strafdossier berustend bij het |
Parket van de Procureur des Konings [...]; Dat verzoeker er een | Parket van de Procureur des Konings [...]; Dat verzoeker er een |
persoonlijk belang bij heeft dat er door het Parket over zijn | persoonlijk belang bij heeft dat er door het Parket over zijn |
eventuele vervolging op grond van artikel 84 van de wet van 8 april | eventuele vervolging op grond van artikel 84 van de wet van 8 april |
1965 betreffende de jeugdbescherming, gewijzigd door artikel 51 van de | 1965 betreffende de jeugdbescherming, gewijzigd door artikel 51 van de |
wet van 30 januari 1990, zou kunnen worden geoordeeld in alle | wet van 30 januari 1990, zou kunnen worden geoordeeld in alle |
onafhankelijkheid en zonder gebonden te zijn door mogelijke | onafhankelijkheid en zonder gebonden te zijn door mogelijke |
discriminatoire richtlijnen van de Minister van Justitie ». | discriminatoire richtlijnen van de Minister van Justitie ». |
6.1. De opmerkingen van verzoeker zijn niet pertinent in zoverre zij | 6.1. De opmerkingen van verzoeker zijn niet pertinent in zoverre zij |
verwijzen naar artikel 14.3, g), van het Internationaal Verdrag inzake | verwijzen naar artikel 14.3, g), van het Internationaal Verdrag inzake |
burgerrechten en politieke rechten opgemaakt te New York op 19 | burgerrechten en politieke rechten opgemaakt te New York op 19 |
december 1966 en goedgekeurd bij de wet van 15 mei 1981. Niet alleen | december 1966 en goedgekeurd bij de wet van 15 mei 1981. Niet alleen |
heeft het door de verzoeker ingestelde beroep tot vernietiging in geen | heeft het door de verzoeker ingestelde beroep tot vernietiging in geen |
enkel opzicht als voorwerp « het bepalen van de gegrondheid van een | enkel opzicht als voorwerp « het bepalen van de gegrondheid van een |
tegen hem ingestelde strafvervolging », bovendien behoeft de uit het | tegen hem ingestelde strafvervolging », bovendien behoeft de uit het |
belangvereiste afgeleide eis dat de verzoeker moet aantonen dat hij in | belangvereiste afgeleide eis dat de verzoeker moet aantonen dat hij in |
een rechtssituatie verkeert waarin hij door de door hem bestreden | een rechtssituatie verkeert waarin hij door de door hem bestreden |
maatregel rechtstreeks en ongunstig zou kunnen worden geraakt niet | maatregel rechtstreeks en ongunstig zou kunnen worden geraakt niet |
noodzakelijk te bestaan in een getuigenis tegen zichzelf of in een | noodzakelijk te bestaan in een getuigenis tegen zichzelf of in een |
bekentenis als bedoeld door voormelde bepaling. | bekentenis als bedoeld door voormelde bepaling. |
6.2. De door verzoeker in zijn memorie met verantwoording aangebrachte | 6.2. De door verzoeker in zijn memorie met verantwoording aangebrachte |
gegevens doen er niet van blijken dat hij door de bestreden bepaling | gegevens doen er niet van blijken dat hij door de bestreden bepaling |
in zijn situatie rechtstreeks zou kunnen worden geraakt. Zij doen er | in zijn situatie rechtstreeks zou kunnen worden geraakt. Zij doen er |
hoogstens van blijken dat hij door de met toepassing van die bepaling | hoogstens van blijken dat hij door de met toepassing van die bepaling |
door de Minister van Justitie vastgestelde richtlijnen onrechtstreeks | door de Minister van Justitie vastgestelde richtlijnen onrechtstreeks |
in zijn situatie zou kunnen worden geraakt. | in zijn situatie zou kunnen worden geraakt. |
Evenmin toont hij aan hoe hij mocht hij nu of in de toekomst het | Evenmin toont hij aan hoe hij mocht hij nu of in de toekomst het |
voorwerp uitmaken van een strafvervolging door de bestreden maatregel | voorwerp uitmaken van een strafvervolging door de bestreden maatregel |
ongunstig zou kunnen worden geraakt. De bestreden bepaling beperkt | ongunstig zou kunnen worden geraakt. De bestreden bepaling beperkt |
zich ertoe in een wettelijke bepaling een feitelijke, met de Grondwet | zich ertoe in een wettelijke bepaling een feitelijke, met de Grondwet |
in overeenstemming zijnde praktijk te bevestigen. De in die bepaling | in overeenstemming zijnde praktijk te bevestigen. De in die bepaling |
bedoelde richtlijnen kunnen « algemene criteria en modaliteiten | bedoelde richtlijnen kunnen « algemene criteria en modaliteiten |
bevatten om het opsporings- en vervolgingsbeleid uit te oefenen ». Zij | bevatten om het opsporings- en vervolgingsbeleid uit te oefenen ». Zij |
mogen evenwel niet « leiden tot het buiten werking stellen van een wet | mogen evenwel niet « leiden tot het buiten werking stellen van een wet |
of impliceren dat de minister van Justitie een individueel negatief | of impliceren dat de minister van Justitie een individueel negatief |
injunctierecht zou uitoefenen » (Gedr. St., Kamer, 1996-1997, nr. | injunctierecht zou uitoefenen » (Gedr. St., Kamer, 1996-1997, nr. |
867/6, p. 4). Voor zover nodig kan erop worden gewezen dat de Minister | 867/6, p. 4). Voor zover nodig kan erop worden gewezen dat de Minister |
van Justitie bij de uitoefening van de hem toegekende bevoegdheid de | van Justitie bij de uitoefening van de hem toegekende bevoegdheid de |
Grondwet, inzonderheid de artikelen 10 en 11 ervan, in acht moet | Grondwet, inzonderheid de artikelen 10 en 11 ervan, in acht moet |
nemen. Het komt de administratieve of de gewone rechtscolleges, al | nemen. Het komt de administratieve of de gewone rechtscolleges, al |
naar het geval, toe om daarop binnen de grenzen van hun bevoegdheid | naar het geval, toe om daarop binnen de grenzen van hun bevoegdheid |
toe te zien. De bestreden bepaling beïnvloedt bijgevolg de situatie | toe te zien. De bestreden bepaling beïnvloedt bijgevolg de situatie |
van verzoeker niet op ongunstige wijze. | van verzoeker niet op ongunstige wijze. |
6.3. De enkele hoedanigheid van mogelijk subject van de strafwet | 6.3. De enkele hoedanigheid van mogelijk subject van de strafwet |
volstaat niet om het rechtens vereiste belang op te leveren om een | volstaat niet om het rechtens vereiste belang op te leveren om een |
bepaling die betrekking heeft op het strafrechtelijk beleid aan te | bepaling die betrekking heeft op het strafrechtelijk beleid aan te |
vechten. Het erkennen van het door de verzoeker omschreven belang, dat | vechten. Het erkennen van het door de verzoeker omschreven belang, dat |
niet onderscheiden is van het belang dat iedere persoon erbij heeft | niet onderscheiden is van het belang dat iedere persoon erbij heeft |
dat de wettigheid in alle omstandigheden in acht zou worden genomen, | dat de wettigheid in alle omstandigheden in acht zou worden genomen, |
zou neerkomen op het aanvaarden van de actio popularis, hetgeen de | zou neerkomen op het aanvaarden van de actio popularis, hetgeen de |
Grondwetgever niet heeft gewild. | Grondwetgever niet heeft gewild. |
7. Het beroep tot vernietiging is dan ook klaarblijkelijk niet | 7. Het beroep tot vernietiging is dan ook klaarblijkelijk niet |
ontvankelijk wegens ontstentenis van het rechtens vereiste belang. | ontvankelijk wegens ontstentenis van het rechtens vereiste belang. |
Om die redenen, | Om die redenen, |
het Hof, beperkte kamer, | het Hof, beperkte kamer, |
met eenparigheid van stemmen uitspraak doende, | met eenparigheid van stemmen uitspraak doende, |
verklaart het beroep tot vernietiging niet-ontvankelijk. | verklaart het beroep tot vernietiging niet-ontvankelijk. |
Aldus uitgesproken in het Nederlands, het Frans en het Duits, | Aldus uitgesproken in het Nederlands, het Frans en het Duits, |
overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op | overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op |
het Arbitragehof, op de openbare terechtzitting van 14 juli 1997. | het Arbitragehof, op de openbare terechtzitting van 14 juli 1997. |
De griffier, De voorzitter, | De griffier, De voorzitter, |
L. Potoms. L. De Grève. | L. Potoms. L. De Grève. |