gepubliceerd op 26 augustus 1997
Ministerieel besluit tot vaststelling van het organiek reglement van de Diensten van de Eerste Minister, met uitzondering van de Federale Diensten voor wetenschappelijke, technische en culturele aangelegenheden
31 JULI 1997. Ministerieel besluit tot vaststelling van het organiek reglement van de Diensten van de Eerste Minister, met uitzondering van de Federale Diensten voor wetenschappelijke, technische en culturele aangelegenheden
De Eerste Minister, Gelet op de wet van 22 juli 1993 houdende bepaalde maatregelen inzake ambtenarenzaken, inzonderheid op artikel 15;
Gelet op het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het Rijkspersoneel, inzonderheid op de artikelen 6 en 72, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 17 september 1969, 10 maart 1989, 14 september 1994 en 10 april 1995;
Gelet op het koninklijk besluit van 7 augustus 1939 betreffende de beoordeling en de loopbaan van het Rijkspersoneel, inzonderheid op artikel 26, 1, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 16 maart 1964, 17 september 1969 en 14 september 1994, op artikel 35, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 17 september 1969 en 14 september 1994, en op artikel 64, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 17 september 1969;
Gelet op het advies van de Directieraad;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 7 oktober 1996;
Gelet op het akkoord van de Minister van Begroting, gegeven op 21 januari 1997;
Gelet op het akkoord van de Minister van Ambtenarenzaken, gegeven op 21 januari 1997;
Gelet op het protocol nr. 71/4 van het Sectorcomité I, Algemeen Bestuur van 15 juli 1997;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, 1, gewijzigd bij de wetten van 9 augustus 1980, 16 juni 1989, 4 juli 1989 en 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid, gemotiveerd door de prioritaire afhandeling van onderhavige reglementaire tekst betreffende de vernieuwde loopbanen van de niveaus 2+ en 1 met inwerkingtreding op de dag van de inwerkingtreding van de overeenkomstige personeelsformatie, Besluit :
Artikel 1.De graden die kunnen worden verleend in de Diensten van de Eerste Minister worden verleend volgens de wijze en de bijzondere voorwaarden die vermeld zijn in bijlage.
Art. 2.Met uitzondering van de bevorderingen door verhoging in weddeschaal in rang 10 die afhankelijk zijn van de vacature van een betrekking, worden de vacatures van door bevordering te verlenen betrekkingen in niveau 1, door middel van dienstmededelingen van vacante betrekking ondertekend door de directeur-generaal van de Kanselarij van de Eerste Minister of, wanneer deze afwezig of verhinderd is, door het hoofd van de personeelsdienst van hetzelfde bestuur, ter kennis gebracht van de ambtenaren die aanspraak kunnen maken op de benoeming. Deze vacatures worden eveneens via een bericht ad valvas bekendgemaakt.
Art. 3.Elk bestuurshoofd wijst, voor zijn bestuur, een ambtenaar aan die verantwoordelijk is voor de vereiste kennisgevingen en de verzendingen.
Art. 4.Met toepassing van artikel 72, 3, van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het rijkspersoneel moeten de kandidaturen voor een vacante betrekking waarop artikel 2 van dit besluit toepasselijk is worden ingediend bij een ter post aangetekende brief gericht aan de directeur-generaal van de Kanselarij van de Eerste Minister.
Art. 5.De sollicitatiebrief waarvan ontvangst wordt bericht, vermeldt de datum, de naam, de voornamen, de graad van de gegadigde, het bestuur waaronder hij ressorteert en het adres waarnaar de kennisgeving moet worden gezonden. De gegadigde dient zijn aanspraken in de sollicitatiebrief uiteen te zetten.
Art. 6.Wanneer de Directieraad niet bij de bevorderingsprocedure is betrokken, worden de voorstellen tot bevordering door verhoging in graad of door verhoging in weddeschaal gedaan door de directeur-generaal van de Kanselarij van de Eerste Minister, of wanneer deze afwezig of verhinderd is, door het hoofd van de personeelsdienst van hetzelfde bestuur.
Art. 7.De ambtenaar die zich benadeeld acht kan bezwaar indienen bij de voorzitter van de Directieraad of bij toepassing van de bepalingen van artikel 6 bij de instantie die het voorstel heeft gedaan. Een bewijs van ontvangst wordt hem toegestuurd. Het voorstel van voornoemde bevoegde instantie, dat na bezwaar wordt uitgebracht, wordt medegedeeld aan alle kandidaten als het eerste voorstel wordt gewijzigd en aan de indiener van het bezwaar indien het eerste voorstel niet wordt gewijzigd.
Art. 8.De beslissing tot benoeming wordt ter kennis gebracht van degenen die gesolliciteerd hebben naar de vacante betrekking of ingeval van ambtshalve kandidaturen, van degenen die de reglementaire voorwaarden vervullen. Deze kennisgeving vermeldt eveneens de redenen die ten grondslag liggen van de beslissing, de beroepsmogelijkheden, de instantie bij wie het beroep moet worden ingesteld en de geldende vormen en termijnen.
Art. 9.Ingeval in een vacante betrekking wordt voorzien door overplaatsing bij vrijwillige mobiliteit wordt een oproep tot gegadigden gedaan door middel van een bericht in het Belgisch Staatsblad. Dit bericht vermeldt de gegevens voorzien in artikel 4, 3, van het koninklijk besluit van 3 november 1993 houdende uitvoeringsmaatregelen betreffende de mobiliteit van het personeel van sommige overheidsdiensten.
Art. 10.1. De geschiktheidstest, waarvan sprake in bijlage 1, bestaat uit een onderzoek naar de persoonlijke geschiktheden van de kandidaten en vergelijking van deze met het uit de functiebeschrijving af te leiden profiel van de functie. 2. Een jury, bestaande uit het hoofd van de personeelsdienst van de Diensten van de Eerste Minister en één of twee dienstverantwoordelijken van de dienst waar de betrekking vacant is, bepaalt het programma van de test en neemt de test af.Een afgevaardigde van de representatieve vakorganisaties kan de test bijwonen.
Art. 11.Het ministerieel besluit van 13 juni 1996 tot vaststelling van het organiek reglement van de Kanselarij van de Eerste Minister, de Diensten van de Vaste Nationale Cultuurpactcommissie en het Bestuur van het Hoog Comité van toezicht wordt opgeheven.
Art. 12.Dit besluit treedt in werking op dezelfde dag als het koninklijk besluit van 6 juli 1997 tot vaststelling van de personeelsformatie van de Kanselarij van de Eerste Minister en van de Diensten van de Vaste Nationale Cultuurpactcommissie.
Brussel, 31 juli 1997.
J.-L. DEHAENE Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Niveau 2+ Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Niveau 2 Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Niveau 3 Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Niveau 4 Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld NIVEAU 1 - CARRIERES PLANES EN EXTINCTION NIVEAU 1 - VLAKKE LOOPBANEN IN UITDOVING Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij het ministerieel besluit van 31 juli 1997.
J.-L. DEHAENE