Etaamb.openjustice.be
Ministerieel Besluit van 31 januari 2008
gepubliceerd op 25 april 2008

Ministerieel besluit tot vaststelling van de lijst van opleidingstitels van arts afgeleverd door de lidstaten van de Europese Unie

bron
federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu
numac
2008024035
pub.
25/04/2008
prom.
31/01/2008
ELI
eli/besluit/2008/01/31/2008024035/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

31 JANUARI 2008. - Ministerieel besluit tot vaststelling van de lijst van opleidingstitels van arts afgeleverd door de lidstaten van de Europese Unie


De Minister van Volksgezondheid, Gelet op het koninklijk besluit nr. 78 van 10 november 1967 betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen, inzonderheid op artikel 44quinquies, § 1;

Gelet op Richtlijn 2005/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 september 2005 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties, gewijzigd bij Richtlijn 2006/100/EG;

Gelet op het advies 43.757/3 van de Raad van State, gegeven op 27 november 2007, overeenkomstig artikel 84, § 3, eerste lid, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, Besluit :

Artikel 1.Onder voorbehoud te zijn afgeleverd overeenkomstig de in artikel 2 van dit besluit vermelde minimum opleidingsnormen, wordt de lijst van opleidingstitels van arts, zoals bedoeld in artikel 44quinquies, § 1, van het koninklijk besluit nr. 78 van 10 november 1967 betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen, in bijlage bepaald.

Art. 2.Voor de afgifte van de in bijlage bedoelde opleidingstitels van arts gelden de volgende minimum voorwaarden : 1° de opleiding waarmee de opleidingstitel van arts wordt verkregen, waarborgt dat de betrokkene : a) voldoende kennis heeft verworven van de wetenschappen waarop de geneeskunde berust, alsmede een goed inzicht heeft verkregen in de wetenschappelijke methoden, met inbegrip van de beginselen van de meting van biologische functies, in de beoordeling van wetenschappelijk vastgestelde feiten alsmede in de analyse van gegevens;b) voldoende kennis heeft verworven van de structuur, de functies en het gedrag van gezonde en zieke personen, alsmede van de wijze waarop de gezondheidstoestand van de mens wordt beïnvloed door zijn natuurlijke en sociale omgeving;c) voldoende kennis heeft verworven van de klinische studievakken en de klinische praktijk, waardoor hij een samenhangend beeld heeft van de ziekten van lichaam en geest, van de preventieve, diagnostische en therapeutische aspecten van de geneeskunde en van de voortplanting van de mens;d) voldoende klinische ervaring heeft opgedaan onder deskundig toezicht in ziekenhuizen.2° voor de toelating tot de opleiding waarmee de opleidingstitel van arts wordt verkregen, wordt het bezit vereist van een diploma of certificaat dat voor de betrokken studie toegang geeft tot universiteiten.3° de opleiding waarmee de opleidingstitel van arts wordt verkregen, omvat in totaal ten minste zes studiejaren of 5500 uur theoretisch en praktisch onderwijs, gegeven aan een universiteit of onder toezicht van een universiteit. Voor personen die vóór 1 januari 1972 met hun studie zijn begonnen, kan de hierboven bedoelde opleiding een praktische opleiding op universitair niveau van zes maanden omvatten, in de vorm van een voltijdse opleiding onder toezicht van de bevoegde autoriteiten. 4° niettegenstaande het bepaalde in de punten 1° tot en met 3° kan een deeltijdse opleiding toegestaan worden op voorwaarden waarmee de bevoegde nationale autoriteiten instemmen. De totale duur van de deeltijdse opleiding mag niet korter zijn dan die van de voltijdse opleiding. Het opleidingsniveau en de kwaliteit mogen niet door het deeltijdse karakter in gevaar worden gebracht.

Art. 3.De opleidingstitels van arts die niet beantwoorden aan alle in artikel 2 van dit besluit vermelde minimum opleidingseisen en die werden afgegeven ter afsluiting van een opleiding die vóór de in bijlage opgenomen referentiedata is begonnen, worden gelijk gesteld met de opleidingstitels van arts vermeld in bijlage, indien deze vergezeld gaan van een verklaring waarin wordt bevestigd dat de houders van deze titels de werkzaamheden van arts gedurende ten minste drie opeenvolgende jaren tijdens de vijf jaar die aan de afgifte van de verklaring voorafgaan, daadwerkelijk en op wettige wijze hebben verricht.

Art. 4.De opleidingstitels van arts die niet overeenstemmen met de benamingen die voor de Lidstaten voorkomen in bijlage, worden voor de toepassing van dit besluit met de in de bijlage vermelde opleidingstitels van arts gelijkgesteld, indien deze vergezeld gaan van een door de bevoegde autoriteiten of instellingen afgegeven verklaring waarin wordt bevestigd dat deze opleidingstitels van arts werden afgegeven na afsluiting van een opleiding die in overeenstemming is met artikel 2 van dit besluit en dat zij door de Lidstaat die deze heeft afgegeven worden gelijkgesteld met die waarvan de benamingen voorkomen in bijlage.

Art. 5.De opleidingstitels van arts, die zijn behaald na een op het grondgebied van de voormalige Duitse Democratische Republiek ontvangen opleiding en die niet voldoen aan alle in artikel 2 van dit besluit vermelde minimum opleidingseisen, worden gelijk gesteld met de opleidingstitels van arts die aan deze eisen beantwoorden, indien deze: 1° zijn behaald na een opleiding die vóór 3 oktober 1990 is begonnen, en 2° vergezeld gaan van een door de bevoegde Duitse autoriteiten afgegeven verklaring waarin wordt bevestigd dat de houders van deze titels het recht hebben om op het gehele Duitse grondgebied de werkzaamheden van arts uit te oefenen onder dezelfde voorwaarden als die welke gelden voor de door de bevoegde Duitse autoriteiten afgegeven opleidingstitels bedoeld in bijlage, en waarin bovendien wordt bevestigd dat de houders van deze titels tijdens de vijf aan de afgifte van de verklaring voorafgaande jaren de werkzaamheden van arts gedurende ten minste drie opeenvolgende jaren daadwerkelijk en op wettige wijze op het grondgebied van Duitsland hebben verricht.

Art. 6.Worden voor de toepassing van dit besluit eveneens gelijkgesteld met de opleidingstitels vermeld in bijlage, de opleidingstitels van arts welke door de voormalige Sovjet-Unie zijn afgegeven of die werden uitgereikt aan personen waarvan de opleiding tot arts vóór 20 augustus 1991 in Estland werd aangevat, op voorwaarde dat : 1° de Estse autoriteiten verklaren dat die titels, wat betreft de toegang tot en de uitoefening van het beroep van arts, op Ests grondgebied dezelfde rechtsgeldigheid hebben als de Estse titels van arts, en 2° de Estse autoriteiten een verklaring afgeven waaruit blijkt dat de houders van die opleidingstitels tijdens de vijf aan de afgifte van de verklaring voorafgaande jaren de werkzaamheden van arts gedurende ten minste drie opeenvolgende jaren daadwerkelijk en op wettige wijze op het grondgebied van Estland hebben verricht.

Art. 7.Worden voor de toepassing van dit besluit eveneens gelijkgesteld met de opleidingstitels vermeld in bijlage, de opleidingstitels van arts welke door de voormalige Sovjet-Unie zijn afgegeven of die werden uitgereikt aan personen waarvan de opleiding tot arts in Letland werd aangevat vóór 21 augustus 1991, op voorwaarde dat : 1° de Letse autoriteiten verklaren dat die titels, wat betreft de toegang tot en de uitoefening van het beroep van arts, op Lets grondgebied dezelfde rechtsgeldigheid hebben als de Letse titels van arts, en 2° de Letse autoriteiten een verklaring afgeven waaruit blijkt dat de houders van die opleidingstitels tijdens de vijf aan de afgifte van de verklaring voorafgaande jaren de werkzaamheden van arts gedurende ten minste drie opeenvolgende jaren daadwerkelijk en op wettige wijze op het grondgebied van Letland hebben verricht.

Art. 8.Worden voor de toepassing van dit besluit eveneens gelijkgesteld met de opleidingstitels vermeld in bijlage, de opleidingstitels van arts welke door de voormalige Sovjet-Unie zijn afgegeven of die werden uitgereikt aan personen waarvan de opleiding tot arts in Litouwen werd aangevat vóór 11 maart 1990, op voorwaarde dat : 1° de Litouwse autoriteiten verklaren dat die titels, wat betreft de toegang tot en de uitoefening van het beroep van arts, op Litouws grondgebied dezelfde rechtsgeldigheid hebben als de Litouwse titels van arts, en 2° de Litouwse autoriteiten een verklaring afgeven waaruit blijkt dat de houders van die opleidingstitels tijdens de vijf aan de afgifte van de verklaring voorafgaande jaren de werkzaamheden van arts gedurende ten minste drie opeenvolgende jaren daadwerkelijk en op wettige wijze op het grondgebied van Litouwen hebben verricht.

Art. 9.Worden voor de toepassing van dit besluit eveneens gelijkgesteld met de opleidingstitels vermeld in bijlage, de opleidingstitels van arts welke door het voormalige Tsjechoslowakije zijn afgegeven of die werden uitgereikt aan personen waarvan de opleiding tot arts vóór 1 januari 1993 in Slowakije werd aangevat, op voorwaarde dat : 1° de Slowaakse autoriteiten verklaren dat die titels, wat betreft de toegang tot en de uitoefening van het beroep van arts, op Slowaaks grondgebied dezelfde rechtsgeldigheid hebben als de Slowaakse titels van arts, en 2° de Slowaakse autoriteiten een verklaring afgeven waaruit blijkt dat de houders van die opleidingstitels tijdens de vijf aan de afgifte van de verklaring voorafgaande jaren de werkzaamheden van arts gedurende ten minste drie opeenvolgende jaren daadwerkelijk en op wettige wijze op het grondgebied van Slowakije hebben verricht.

Art. 10.Worden voor de toepassing van dit besluit eveneens gelijkgesteld met de opleidingstitels vermeld in bijlage, de opleidingstitels van arts welke door het voormalige Tsjechoslowakije zijn afgegeven of die werden uitgereikt aan personen waarvan de opleiding tot arts vóór 1 januari 1993 in de Tsjechische Republiek werd aangevat, op voorwaarde dat : 1° de Tsjechische autoriteiten verklaren dat die titels, wat betreft de toegang tot en de uitoefening van het beroep van arts, op Tsjechisch grondgebied dezelfde rechtsgeldigheid hebben als de Tsjechische titels van arts, en 2° de Tsjechische autoriteiten een verklaring afgeven waaruit blijkt dat de houders van die opleidingstitels tijdens de vijf aan de afgifte van de verklaring voorafgaande jaren de werkzaamheden van arts gedurende ten minste drie opeenvolgende jaren daadwerkelijk en op wettige wijze op het grondgebied van de Tsjechische Republiek hebben verricht.

Art. 11.Worden voor de toepassing van dit besluit eveneens gelijkgesteld met de opleidingstitels vermeld in bijlage, de opleidingstitels van arts die door het voormalige Joegoslavië zijn afgegeven of die werden uitgereikt aan personen waarvan de opleiding tot arts in Slovenië werd aangevat vóór 25 juni 1991, op voorwaarde dat : 1° de Sloveense autoriteiten verklaren dat die titels, wat betreft de toegang tot en de uitoefening van het beroep van arts, op Sloveens grondgebied dezelfde rechtsgeldigheid hebben als de Sloveense titels van arts, en 2° de Sloveense autoriteiten een verklaring afgeven waaruit blijkt dat de houders van die opleidingstitels tijdens de vijf aan de afgifte van de verklaring voorafgaande jaren de werkzaamheden van arts gedurende ten minste drie opeenvolgende jaren daadwerkelijk en op wettige wijze op het grondgebied van Slovenië hebben verricht.

Art. 12.Het ministerieel besluit van 16 november 2005 tot vaststelling van de lijst van diploma's, certificaten en andere titels van arts afgeleverd door de Lidstaten van de Europese Unie wordt opgeheven.

Brussel, 31 januari 2008.

Mevr. L. ONKELINX

Bijlage. Opleidingstitels van arts Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij het ministerieel besluit van 31 januari 2008 tot vaststelling van de lijst van opleidingstitels van arts afgeleverd door de Lidstaten van de Europese Unie.

De Minister van Volksgezondheid, Mevr. L. ONKELINX

^