gepubliceerd op 13 oktober 1998
Ministerieel besluit tot verlening, voor het vervoer van springstoffen aan bepaalde kaaien van de haven van Antwerpen, van een afwijking op de bepalingen van het koninklijk besluit van 23 september 1958 houdende algemeen reglement betreffende het fabriceren, opslaan, onder zich houden, verkopen, vervoeren en gebruiken van springstoffen
30 JULI 1998. - Ministerieel besluit tot verlening, voor het vervoer van springstoffen aan bepaalde kaaien van de haven van Antwerpen, van een afwijking op de bepalingen van het koninklijk besluit van 23 september 1958 houdende algemeen reglement betreffende het fabriceren, opslaan, onder zich houden, verkopen, vervoeren en gebruiken van springstoffen
De Minister van Economie, Gelet op de wet van 28 mei 1956 betreffende de ontplofbare en voor deflagratie vatbare stoffen en mengsels en de daarmede geladen tuigen;
Gelet op het koninklijk besluit van 23 september 1958 houdende algemeen reglement betreffende het fabriceren, opslaan, onder zich houden, verkopen, vervoeren en gebruiken van springstoffen, inzonderheid op de artikelen 75, 93, 147 t.e.m. 150, 152 en 153;
Gelet op het koninklijk besluit van 23 september 1992 houdende politiereglement van de Beneden-Zeeschelde;
Gelet op het ministerieel besluit van 3 november 1958 houdende ambtelijke erkenning en indeling van de springstoffen;
Gelet op het verslag van de Dienst der Springstoffen, nr.
E6/EX/98/6326/696 van 11 juni 1998, waaruit blijkt dat op het stuk van het springstoffenvervoer de haven van Antwerpen nieuwe mogelijkheden biedt om middelgrote verschepingen van explosieven uit te voeren aan bepaalde kaaien van het Delwaidedok, de Europaterminal en de Noordzeeterminal zonder de openbare veiligheid in het gedrang te brengen;
Overwegende dat in toepassing van artikel 75 van het voormelde koninklijk besluit van 23 september 1958 mag worden afgeweken van de bepalingen betreffende het vervoer, Besluit :
Artikel 1.Voor de toepassing van deze afwijking wordt verstaan onder : 1. I.M.O. : Internationale Maritieme Organisatie; 2. I.M.D.G.-Code : de bepalingen van de Internationale maritieme Code voor gevaarlijke goederen, opgemaakt door de I.M.O. en van artikel 108 van het koninklijk besluit van 20 juli 1973 houdende zeevaartinspectiereglement, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 23 mei 1985; 3. Springstoffen : ontplofbare stoffen en voorwerpen behorend tot de volgende klassen en subklassen van de I.M.D.G.-Code : Klasse 1.1 : Stoffen en voorwerpen met gevaar voor massale explosie (een massale explosie is een explosie die vrijwel ogenblikkelijk in nagenoeg de gehele lading plaatsvindt).
Klasse 1.2 : Stoffen en voorwerpen met gevaar voor scherfwerking, zonder gevaar voor massale explosie.
Klasse 1.3 : Stoffen en voorwerpen met gevaar voor brand en met een gering gevaar voor luchtdruk- of scherfwerking of voor beide, maar zonder gevaar voor massale explosie : a) waarvan de verbranding aanleiding geeft tot een aanzienlijke warmtestraling, of b) die één voor één uitbranden, met een geringe luchtdruk- of scherfwerking, of beide. Klasse 1.4 : Stoffen en voorwerpen die slechts een gering gevaar opleveren indien ze tijdens het vervoer tot ontsteking of inleiding komen. De gevolgen blijven wezenlijk beperkt tot het collo en leiden nomalerwijze niet tot scherfwerking van noemenswaardige omvang of reikwijdte. Een van buitenaf inwerkende brand mag niet leiden tot een vrijwel ogenblikkelijke explosie van nagenoeg de gehele inhoud van het collo.
Klasse 1.5 : Zeer weinig gevoelige stoffen met gevaar voor massale explosie, die zodanig ongevoelig zijn dat er onder normale vervoersomstandigheden slechts een zeer kleine kans bestaat op inleiding of op de overgang van verbranding naar detonatie.
Klasse 1.6 : Uiterst weinig gevoelige voorwerpen, zonder gevaar voor massale explosie. Deze voorwerpen bevatten enkel uiterst weinig gevoelige springstoffen en er gaat een verwaarloosbaar kleine kans op accidentele inleiding of voortplanting van uit.
Art. 2.In afwijking van de artikelen 93, 147 t.e.m. 150, 152 en 153 van het koninklijk besluit van 23 september 1958 houdende algemeen reglement betreffende het fabriceren, opslaan, onder zich houden, verkopen, vervoeren en gebruiken van springstoffen, mogen de hoeveelheden springstoffen groter dan deze toegelaten in artikel 150 van het voormelde reglement en voorkomend in de hierna volgende tabel aangevoerd en verscheept worden aan de kaaien van het Delwaidedok, de Europaterminal en de Noordzeeterminal, zoals hierna aangeduid : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Onder NEC (net explosive content) wordt het nettogewicht springstoffen bedoeld, zowel in de zuivere ontplofbare stoffen of vervat in de munitie, met inbegrip van rookverwekkende, lichtgevende en brandstichtende stoffen.
Wanneer springstoffen van verschillende klassen op hetzelfde schip zijn geladen, geldt het maximumgewicht van de meest gevaarlijke klasse als maatstaf voor de ganse lading, tenzij er een afstand van ten minste 50 m wordt gelaten tussen de klassen onderling.
Art. 3.De toegelaten hoeveelheden springstoffen in brutogewicht zijn bovendien beperkt tot de hoeveelheden bepaald in het koninklijk besluit van 23 september 1992 houdende politiereglement van de Beneden-Zeeschelde.
Art. 4.Aan de verschillende voormelde kaaien dienen de springstofverhandelingen te gebeuren op een veilige plaats, waar elk verkeer van andere goederen verhinderd wordt; desnoods zal deze plaats afgebakend worden door bijvoorbeeld verplaatsbare hekkens of andere middelen die in geval van nood snel kunnen verwijderd worden.
In elk geval zal deze plaats gelegen zijn op tenminste 400 m van belangrijke wegen en van het publiek domein.
Aan de sporenbundel van de Europaterminal mogen de springstoffen van de gevarengroepen 1.1, 1.2 en 1.5 uitsluitend in gesloten containers worden behandeld. Het in- en uitladen van containers is er verboden, behalve voor springstoffen van de gevarengroepen 1.3, 1.4 en 1.6.
De toegang tot de behandelingsplaats en tot het schip of de boot is voorbehouden aan personen die er beroepshalve moeten zijn.
Art. 5.Ieder schip of iedere boot geladen met springstoffen in hoeveelheden groter dan die bepaald in artikel 150 van bovenvermeld koninklijk besluit van 23 september 1958 moet worden bewaakt door twee begeleiders, waarvan er een beëdigd is, in de zin van artikel 84 van het hetzelfde besluit.
Art. 6.1) De vaartuigen met springstoffen aan boord mogen de haven van Antwerpen slechts aandoen indien ter zake een voorafgaande aangifte aan de havenkapitein werd overgemaakt en desgevallend van de Dienst der Springstoffen voor dat transport, een vervoersvergunning werd verkregen. 2) De aanlegplaats van de vaartuigen dient aangevraagd bij de havenkapitein overeenkomstig de toegelaten hoeveelheden hierboven bepaald.3) Elk vaartuig dat springstoffen aan boord heeft, moet steeds vertrekkensklaar gehouden worden en moet onmiddellijk elk bevel van de havenkapitein of brandweerofficier opvolgen.4) De te verschepen springstoffen mogen principieel pas op de kaai aangevoerd worden op het ogenblik dat de inscheping kan aanvangen.5) Springstoffen die om een of andere reden niet op het vaartuig geladen worden, moeten principieel onmiddellijk uit het havengebied weggevoerd worden.6) Kortstondig verblijf van springstoffen op de kaai kan in uitzonderlijke omstandigheden toegestaan worden mits akkoord van de havenkapitein en na eventueel advies van de controleur der springstoffen.7) Indien de controleur der springstoffen vaststelt dat de springstoffen aan boord van het vaartuig geladen zijn in strijd met de geldende voorschriften, zal hij onmiddellijk verslag uitbrengen bij de havenkapitein en de zeevaartinspectie met een voorstel tot te nemen maatregelen.
Art. 7.1) Elk vaartuig dat springstoffen aan boord heeft moet gedurende het verblijf in de haven aan boord alle nodige voorzorgen nemen om alle begin van brand doeltreffend te bestrijden. Tenminste twee waterslangen van voldoende lengte, die het ganse ruim waarin gewerkt wordt kunnen bestrijken, moeten aangekoppeld zijn om zonder tijdverlies te kunnen optreden, ofwel moeten er efficiënte en verplaatsbare blustoestellen van voldoende capaciteit (samen minimum 50 kg) op gemakkelijk te bereiken plaatsen voorhanden zijn.
Indien wordt vastgesteld dat de genomen voorzorgen onvoldoende zijn, kan de havenkapitein eisen dat de vereiste veiligheidsmaatregelen zonder verwijl getroffen worden. 2) Gedurende de laad- en losoperaties moeten aan wal de vereiste voorzorgsmaatregelen getroffen zijn om alle begin van brand doeltreffend te bestrijden. De behandelaar van de goederen moet ervoor zorgen dat waterslangen aangekoppeld zijn of dat efficiënte en verplaatsbare blustoestellen van voldoende capaciteit (minimum 50 kg) op gemakkelijk te bereiken plaatsen voorhanden zijn. 3) Bij onweer moet de behandeling van springstoffen stopgezet worden. De ruimen, containers, wagons of vrachtwagens geladen met springstoffen moeten worden gesloten. 4) Het gebruik van vorkliften in een ruim met springstoffen is toegelaten op voorwaarde dat ze elektrisch aangedreven zijn en regelmatig gecontroleerd en goedgekeurd werden door een erkend controle-organisme.Op kaai mogen met ontploffingsmotor aangedreven vorkliften gebruikt worden.
Art. 8.1) Binnen een afstand van 50 meter van elke plaats waar zich springstoffen bevinden is het aan wal verboden te roken of vuur te maken.
De behandelaar van de goederen moet de nodige borden plaatsen om dit verbod ter kennis van de belanghebbenden te brengen. 2) Aan boord van een vaartuig geladen met springstoffen dat in de haven verblijft, is het verboden werken uit te voeren die brand of ontploffingen aan boord kunnen veroorzaken.Alleen met de voorafgaande toestemming van de havenkapitein mogen de allernodigste herstellingen uitgevoerd worden.
Art. 9.Elk vaartuig dat springstoffen aan boord heeft moet na het beëindigen van zijn laad- en/of losoperaties, of indien de havenkapitein daartoe het bevel geeft, onmiddellijk de haven verlaten.
Art. 10.De verscheping van springstoffen 's nachts is toegelaten mits naleving van de bepalingen van het ministerieel besluit van 14 mei 1982 waarbij onder bepaalde voorwaarden het nachtelijk verschepen aan de havendam te Zeebrugge is toegelaten.
Art. 11.Eenieder is verplicht de bevelen van de havenkapitein tot handhaving van de openbare orde en de veiligheid, ter voorkoming van brand en ter uitvoering van deze voorschriften, na te komen.
Art. 12.Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.
Brussel, 30 juli 1998.
E. DI RUPO