gepubliceerd op 08 december 2021
Ministerieel besluit tot vaststelling van de aan de beheerder van het platform verschuldigde retributie in het kader van de openbare gerechtelijke elektronische verkoop van roerende goederen
29 NOVEMBER 2021. - Ministerieel besluit tot vaststelling van de aan de beheerder van het platform verschuldigde retributie in het kader van de openbare gerechtelijke elektronische verkoop van roerende goederen
De Minister van Justitie, Gelet op het Gerechtelijk Wetboek, artikel 1526, derde lid, ingevoegd bij de
wet van 5 mei 2019Relevante gevonden documenten
type
wet
prom.
05/05/2019
pub.
19/06/2019
numac
2019041200
bron
federale overheidsdienst justitie
Wet houdende diverse bepalingen inzake informatisering van Justitie, modernisering van het statuut van rechters in ondernemingszaken en inzake de notariële aktebank
type
wet
prom.
05/05/2019
pub.
24/05/2019
numac
2019030435
bron
federale overheidsdienst justitie
Wet houdende diverse bepalingen in strafzaken en inzake erediensten, en tot wijziging van de wet van 28 mei 2002 betreffende de euthanasie en van het Sociaal Strafwetboek
sluiten en gewijzigd bij de wet van 28 november 2021;
Gelet op het koninklijk besluit van 28 november 2021 tot vastlegging van de modaliteiten van de openbare gerechtelijke elektronische verkoop van roerende goederen krachtens artikelen 1516, 1522 en 1526 van het Gerechtelijk Wetboek, artikel 8, § 2, tweede lid;
Gelet op het advies van de Nationale kamer van gerechtsdeurwaarders van 5 november 2021, Besluit :
Artikel 1.Voor elke verkoop op het elektronisch platform bedoeld in het koninklijk besluit van 28 november 2021 tot vastlegging van de modaliteiten van de openbare gerechtelijke elektronische verkoop van roerende goederen krachtens artikelen 1516, 1522 en 1526 van het Gerechtelijk Wetboek, bedraagt de door de koper aan de beheerder van het platform verschuldigde retributie 7,5% van de verkoopprijs.
Art. 2.Het bedrag van de in artikel 1 vastgestelde retributie wordt in december van elk jaar beoordeeld en desnoods aangepast.
Brussel op 29 november 2021.
V. VAN QUICKENBORNE