gepubliceerd op 21 februari 1998
Ministerieel besluit tot wijziging van verscheidene bepalingen betreffende het statuut van de militairen van het actief kader
29 JANUARI 1998. Ministerieel besluit tot wijziging van verscheidene bepalingen betreffende het statuut van de militairen van het actief kader
De Minister van Landsverdediging, Gelet op de wet van 1 maart 1958 betreffende het statuut der beroepsofficieren van de land-, de lucht-, de zeemacht en de medische dienst en der reserveofficieren van alle krijgsmachtdelen en van de medische dienst, inzonderheid op artikel 40 en artikel 41, vervangen door de wet van 28 december 1990;
Gelet op de wet van 27 december 1961 houdende statuut van de onderofficieren van het actief kader der land-, lucht- en zeemacht en van de medische dienst, inzonderheid op artikel 35, § 1, en artikel 39bis, ingevoegd bij de wet van 20 mei 1994;
Gelet op het koninklijk besluit van 7 april 1959 betreffende de stand en de bevordering van de beroepsofficieren van de land-, de lucht- en de zeemacht en van de medische dienst, inzonderheid op artikel 3, eerste lid;
Gelet op het koninklijk besluit van 25 oktober 1963 betreffende het statuut van de onderofficieren van het actief kader der land-, lucht- en zeemacht en van de medische dienst, inzonderheid op de artikelen 3, § 3, 5 en 11, hersteld bij het koninklijk besluit van 13 december 1995;
Gelet op het koninklijk besiuit van 7 februari 1994 betreffende de voortgezette vorming van de lagere officieren van het actief kader van de krijgsmacht en de beroepsproeven, door de beroepsofficieren van de krijgsmacht af te leggen met het oog op de bevordering tot de graad van majoor of tot een gelijkwaardige graad, inzonderheid op artikel 30, § 2, vierde lid;
Gelet op het ministerieel besluit van 31 maart 1971 betreffende de samenstelling en de werking van de bevorderingscomités, inzonderheid op de artikelen 4, § 1, 4°, 10, § 1, a, 4°, en 11, 4°, gewijzigd bij de ministeriële besiuiten van 25 juni 1991 en 28 juli 1995;
Gelet op het ministerieel besiuit van 8 februari 1994 betreffende de voortgezette vorming van de lagere officieren van het actief kader van de krijgsmacht en de beroepsproeven, door de beroepsofficieren van de krijgsmacht af te leggen met het oog op de bevordering tot de graad van majoor of tot een gelijkwaardige graad, inzonderheid op artikel 22, § 3;
Gelet op het ministerieel besluit van 13 december 1995 betreffende de adviezen over de kandidatuur voor de bevordering van de onderofficieren en betreffende de samenstelling en de werking van de bevorderingscomités voor de bevordering tot de graad van adjudant-majoor, inzonderheid op de artikelen 3, § 3, eerste lid, 16, 2°, en 19, 2° en 3°;
Gelet op het protocol van het onderhandelingscomité, afgesloten op 16 mei 1997;
Gelet op het advies van de Raad van State, Besluit :
Artikel 1.In artikel 4, § 1, 4°, van het ministerieel besluit van 31 maart 1971 betreffende de samenstelling en de werking van de bevorderingscomités, gewijzigd bij de ministeriële besluiten van 25 juni 1991 en 28 juli 1995, worden de woorden "de commandant van de interventiemacht" vervangen door de woorden "de chef van het operationeel commando van de landmacht".
Art. 2.In artikel 10, § 1, a, 4°, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de ministeriële besiuiten van 25 juni 1991 en 28 juli 1995, worden de woorden "de commandant van de interventiemacht" vervangen door de woorden "de chef van het operationeel commando van de landmacht".
Art. 3.In artikel 11, 4°, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de ministeriële besiuiten van 25 juni 1991 en 28 juli 1995, worden de woorden "de commandant van de interventiemacht" vervangen door de woorden "de chef van het operationeel commando van de landmacht".
Art. 4.Artikel 22, § 3, van het ministerieel besiuit van 8 februari 1994 betreffende de voortgezette vorming van de lagere officieren van het actief kader van de krijgsmacht en de beroepsproeven, door de beroepsofficieren van de krijgsmacht af te leggen met het oog op de bevordering tot de graad van majoor of tot een gelijkwaardige graad wordt aangevuld met het volgende lid : « Deze paragraaf is evenwel niet van toepassing voor de beoordeling door de examencommissie van de schriftelijke proef over de fase "intermachten". » .
Art. 5.In artikel 3, § 3, eerste lid, van het ministerieel besiuit van 13 december 1995 betreffende de adviezen over de kandidatuur voor de bevordering van de onderofficieren en betreffende de samenstelling en de werking van de bevorderingscomités voor de bevordering tot de graad van adjudant-majoor, worden de woorden "door de chef van de sectie "personeel en organisatie" van de staf van het krijgsmachtdeel waartoe de kandidaat behoort" vervangen door de woorden "door de onmiddellijk hogere hiërarchische overheid van de officier die ten opzichte van de onderofficier ten minste de bevoegdheid van korpscommandant uitoefent. » .
Art. 6.In artikel 16, 2°, a) van hetzelfde besluit worden de woorden "de interventiemacht" vervangen door de woorden "het operationeel commando van de landmacht".
Art. 7.In artikel 19 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° onderdeel 2° wordt opgeheven;2° onderdeel 3° wordt vervangen door de volgende tekst: « 3° drie hoofdofficieren aangewezen door de stafchef van de medische dienst.» .
Art. 8.Dit besluit treedt in werking op 1 januari 1998, met uitzondering van de artikelen 4 en 5 die uitwerking hebben met ingang van 1 september 1997.
Brussel, 29 januari 1998.
J.-P. PONCELET