gepubliceerd op 27 december 2005
Ministerieel besluit houdende aanduiding binnen de Federale Overheidsdienst Personeel en Organisatie, van de hiërarchische meerderen die bevoegd zijn om voorlopige voorstellen te doen inzake tuchtstraffen
28 NOVEMBER 2005. - Ministerieel besluit houdende aanduiding binnen de Federale Overheidsdienst Personeel en Organisatie, van de hiërarchische meerderen die bevoegd zijn om voorlopige voorstellen te doen inzake tuchtstraffen
De Minister van Ambtenarenzaken, Gelet op de wetten op het gebruik van talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1966, zoals tot op heden gewijzigd;
Gelet op het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het rijkspersoneel, inzonderheid op artikel 6, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 5 september 2002 en artikel 78, § 5, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 31 maart 1995;
Gelet op het koninklijk besluit van 11 mei 2001 houdende oprichting van de Federale Overheidsdienst Personeel en Organisatie, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 28 augustus 2002;
Gelet op het advies van het Directiecomité van de Federale Overheidsdienst Personeel en Organisatie van 3 juni 2005;
Gelet op het Protocol nr. 131/2 van 19 oktober 2005 van het Sectorcomité I;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat het zonder verwijl noodzakelijk is de verantwoordelijken aan te duiden die gemachtigd zijn een voorlopig voorstel uit te brengen binnen de overheidsdienst, Besluit : Voorstellen van tuchtstraf. - Bevoegdheid
Artikel 1.De ambtenaren die voorkomen in de tabel van bijlage I van dit besluit worden aangewezen als bevoegde hiërarchische meerderen die gemachtigd zijn om een voorlopig voorstel uit te brengen inzake tuchtzaken.
Art. 2.Indien in toepassing van de gecoördineerde wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, de krachtens het artikel 1 aangewezen ambtenaar het voorlopig voorstel niet kan doen, wordt dit gedaan door de rijksambtenaar van niveau A die tot de hoogste klasse van de betrokken directie behoort; indien meerdere personeelsleden tot die klasse behoren, wordt het voorstel door degene met de grootste anciënniteit gedaan.
Art. 3.De artikelen 6 en 7 van het hoofdstuk IV van het ministerieel besluit van 15 juli 1997 tot vaststelling van sommige bijzondere bepalingen om de uitvoering, binnen het Ministerie van Ambtenarenzaken, van het statuut van het rijkspersoneel te waarborgen, en de daaraan verbonden bijlagen worden opgeheven.
Art. 4.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 november 2005.
Brussel, 28 november 2005.
C. DUPONT Bijlage I Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 28 november 2005.
De Minister van Ambtenarenzaken, C. DUPONT