gepubliceerd op 31 januari 2003
Ministerieel besluit tot wijziging van het ministerieel besluit van 17 december 2002 houdende tijdelijke aanvullende maatregelen tot het behoud van de visbestanden in zee
27 JANUARI 2003. - Ministerieel besluit tot wijziging van het ministerieel besluit van 17 december 2002 houdende tijdelijke aanvullende maatregelen tot het behoud van de visbestanden in zee
De Vlaamse minister van Leefmilieu en Landbouw, Gelet op verordening (EG) nr. 2340/2002 van de Raad van 16 december 2002 tot vaststelling voor 2003 en 2004, van de vangstmogelijkheden voor bestanden van diepzeevissen;
Gelet op verordening (EG) nr. 2341/2002 van de Raad van 20 december 2002 tot vaststelling voor 2003, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden die in de wateren van de Gemeenschap en voor vaartuigen van de Gemeenschap, in andere wateren met vangstbeperkingen van toepassing zijn, en tot vaststelling van de bij de visserij in acht te nemen voorschriften, inzonderheid op bijlage XVII inzake visserij-inspanning en aanvullende voorwaarden op het gebied van controle, inspectie en toezicht in de context van het herstel van de kabeljauw- en heekbestanden;
Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, inzonderheid op artikel 6, § 1, V, vervangen bij de bijzondere wet van 13 juli 2001;
Gelet op de wet van 12 april 1957 waarbij de Koning wordt gemachtigd maatregelen voor te schrijven ter bescherming van de biologische hulpbronnen van de zee, gewijzigd bij de wetten van 23 februari 1971, 18 juli 1973, 22 april 1999 en 3 mei 1999;
Gelet op de wet van 28 maart 1975 betreffende de handel in landbouw-, tuinbouw- en zeevisserijproducten, gewijzigd bij de wetten van 11 april 1983, 29 december 1990 en 5 februari 1999;
Gelet op het koninklijk besluit van 21 juni 1994 tot het instellen van een visvergunning en houdende tijdelijke maatregelen voor de uitvoering van de communautaire regeling voor de instandhouding en het beheer van de visbestanden, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 15 december 1994, 4 mei 1995, 4 augustus 1996, 2 december 1996, 13 september 1998, 3 februari 1999, 13 mei 1999, 20 december 1999 en 20 augustus 2000, inzonderheid op artikel 18;
Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 13 juli 2001 tot bepaling van de bevoegdheden van de leden van de Vlaamse regering;
Gelet op het ministerieel besluit van 17 december 2002 houdende tijdelijke aanvullende maatregelen tot het behoud van de visbestanden in zee;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat met het oog op het goede beheer van de visserij-inspanning in de Noordzee, zoals verplicht gesteld in bijlage XVII van verordening (EG) nr. 2341/2002, het noodzakelijk is maatregelen te nemen vanaf 1 februari 2003;
Overwegende dat voor het jaar 2003 vangstbeperkingen moeten worden vastgesteld om de aanvoer te spreiden, is het bijgevolg nodig zonder uitstel behoudsmaatregelen te nemen om de door de EG toegestane vangsten niet te overschrijden;
Overwegende dat een betere spreiding van de aanvoer van tong, schol en kabeljauw kan worden bewerkstelligd door het instellen van maximale vangsten per kalenderdag, per vaartdag of per uur in bepaalde i.c.e.s. -gebieden en door het instellen van een maximumaantal vaartdagen per jaar voor de vissersvaartuigen;
Overwegende dat Belgische havens dienen aangewezen te worden waar krachtens de bepalingen vervat in verordening (EG) nr. 2341/2002 van de Raad, aanlandingen door communautaire vaartuigen van meer dan 2 000 kg kabeljauw dienen te gebeuren, Besluit :
Artikel 1.Het artikel 1 van het ministerieel besluit van 17 december 2002, houdende tijdelijke aanvullende maatregelen tot het behoud van de visbestanden in zee, wordt aangevuld met de volgende leden : « 8° zeedag : een periode op zee van maximaal 24 uur gedurende dezelfde kalenderdag; 9° stoomdagen : bijkomende zeedagen om de vaartijd tussen thuishavens en visgronden te compenseren;10° overgehevelde dagen : bijkomende zeedagen ingevolge herverdeling tussen de vissersvaartuigen;11° VMS : satelliet volgsysteem voor vissersvaartuigen;12° : thuishaven : vissershaven gelegen bezuiden 51° 20' noorderbreedte;13° : Noordzee : geografische zone zoals bepaald in bijlage XVII, 2, b), van verordening (EG) nr.2341/2002. »
Art. 2.In artikel 7 van hetzelfde besluit wordt de bepaling « 1 200 kg per kalenderdag in het i. c. e. s. -gebied VIIh,j,k » vervangen door : « 1 200 kg per kalenderdag in het i.c.e.s. -gebied VIIh,j,k, ingeval het motorvermogen meer dan 221 kW bedraagt, 600 kg per kalenderdag in het i.c.e.s. -gebied VIIh,j,k, ingeval het motorvermogen 221 kW of minder bedraagt. »
Art. 3.Het artikel 9 van hetzelfde besluit wordt vervangen door volgende bepaling : «
Art. 9.Volgende minimummaten zijn van toepassing vanaf 1 februari 2003 : schol : 27 cm aanvoerlengte; kabeljauw : 40 cm aanvoerlengte; tarbot : 30 cm aanvoerlengte; griet : 30 cm aanvoerlengte; tongschar : 25 cm aanvoerlengte; zeeduivel : geheel 500 g aanvoergewicht; zeeduivel : gekopt 250 g aanvoergewicht;
Het vissen, het aan boord houden en de aanvoer in communautaire havens van deze soorten beneden de respectievelijke minimummaten is verboden. »
Art. 4.Een artikel 9bis wordt ingevoegd in hetzelfde besluit : «
Art. 9bis.Een vissersvaartuig mag gedurende de maand februari 2003 maximaal 14 zeedagen realiseren in de i.c.e.s.-gebieden VIIf,g.
Het aantal overschreden dagen wordt gekort van het maximaal toegelaten aantal vaartdagen gedurende de eerste viermaandelijkse periode zoals bepaald in artikel 18. »
Art. 5.In het artikel 10 van hetzelfde besluit worden volgende wijzigingen aangebracht : 1° In § 7 wordt het woord « vissersvaartuig » vervangen door de woorden « vissersvaartuig met een motorvermogen van meer dan 221 kW »;2° Een § 8 wordt toegevoegd : « § 8.In de periode van 1 februari 2003 tot en met 31 december 2003 is het in de i.c.e.s.-gebieden VIIh,j,k verboden dat de totale scholvangst per zeereis gerealiseerd door een vissersvaartuig met een motorvermogen van 221 kW of minder, een hoeveelheid overschrijdt die gelijk is aan 600 kg vermenigvuldigd met het aantal vaartdagen gerealiseerd tijdens die visreis in de betreffende i.c.e.s. -gebieden. »
Art. 6.Het artikel 15, § 1 van hetzelfde besluit wordt aangevuld met het volgende lid : « In afwijking met vorig lid is het in de i.c.e.s. -gebieden II, IV (Noordzee en Schelde-estuarium) verboden dat de kabeljauwvangst, gerealiseerd door een vissersvaartuig van minder dan 100 BT ingeval het vist met de borden en met netmazen van minimum 120 mm een hoeveelheid overschrijdt die gelijk is aan 3 000 kg per maand en dit voor de maanden februari, november en december 2003. »
Art. 7.Het artikel 16, § 2, van hetzelfde besluit wordt aangevuld met het volgende lid : « In afwijking met vorig lid is het in de periode 1 februari 2003 tot en met 31 december 2003 in alle i.c.e.s.-gebieden verboden dat de totale schelvisvangst per zeereis, gerealiseerd door een vissersvaartuig met een motorvermogen van meer dan 221 kW en dat volgens de Officiële lijst der Belgische vissersvaartuigen 2003 enkel is uitgerust met de borden, een hoeveelheid overschrijdt die gelijk is aan 500 kg vermenigvuldigd met het aantal vaartdagen gerealiseerd tijdens die zeereis in de betreffende i.c.e.s.-gebieden. »
Art. 8.In hetzelfde besluit wordt volgend artikel 16bis ingevoegd : «
Art. 16bis.In uitvoering van verordening (EG) nr. 2341/2002 mogen communautaire vissersvaartuigen enkel in daartoe aangewezen havens meer dan 2 000 kg kabeljauw per zeereis aanvoeren. De vissershavens Nieuwpoort, Oostende en Zeebrugge worden hiervoor aangeduid. »
Art. 9.In artikel 18 van hetzelfde besluit worden het derde en vierde lid geschrapt.
Art. 10.In hetzelfde besluit wordt volgend artikel 17bis ingevoegd : « Art. 17bis. § 1. Er wordt een systeem van beperking van zeedagen ingevoerd op maandbasis bij vissen in de Noordzee. § 2. Het wordt niet toegestaan dat tussen individuele vissersvaartuigen zeedagen worden overgeheveld. § 3. Het wordt niet toegestaan dat vissersvaartuigen zeedagen waarvoor zij in aanmerking komen van de ene maand naar de andere maand overhevelen. § 4. Zeedagen per maand, die door vissersvaartuigen waarvoor zij in aanmerking komen, niet gepresteerd worden in de Noordzee, komen ambtshalve voor herverdeling ter beschikking van de Dienst Zeevisserij. § 5. De Dienst kan deze zeedagen toewijzen per maand en per type vistuig aan vissersvaartuigen met een gelijkaardig of kleiner motorvermogen, die vissen in de Noordzee. § 6. Eigenaars van vissersvaartuigen, die overgehevelde zeedagen in de Noordzee wensen, moeten deze voor de 15de van de lopende maand schriftelijk aanvragen bij de Dienst. § 7. Het aantal overgehevelde zeedagen in de Noordzee zal maandelijks per vistype berekend worden en aan alle aanvragers medegedeeld worden door de Dienst. § 8. Vissersvaartuigen uitgerust met een functionerend VMS, die vanuit hun thuishavens stomen naar bepaalde visgronden in de Noordzee, krijgen stoomdagen voor de heenreis alsook voor de terugreis naar de thuishavens.
Deze stoomdagen zijn verworven bij het overschrijden van de overeenkomstige breedtegraden zowel bij de heenreis als bij de terugreis naar de thuishaven, als volgt : visgronden ten noorden van 52° 30' : 1/2 stoomdag, visgronden ten Noorden van 54° 00' : 1 stoomdag, visgronden ten Noorden van 55° 30' : 1 en 1/2 stoomdag, visgronden ten Noorden van 57° 00' : 2 stoomdagen. § 9. Vissersvaartuigen die hun aantal zeedagen, eventueel vermeerderd met bijkomende toegewezen zeedagen per maand overschrijden, verliezen hun recht op overgehevelde dagen voor een volgende maand. Bovendien wordt het maximaal toegekende aantal vaartdagen per viermaandelijkse periode zoals bepaald in artikel 18 gekort met het aantal overschreden zeedagen. »
Art. 11.In artikel 21 van hetzelfde besluit wordt het getal « 17 » vervangen door de woorden « 17 en artikel 18bis ».
Art. 12.Dit besluit treedt in werking op 1 februari 2003 en treedt buiten werking op 31 december 2003, om 24 uur, met uitzondering van het artikel 10.
Brussel, 27 januari 2003.
V. DUA