gepubliceerd op 01 maart 2001
Ministerieel besluit tot het instellen van een tijdelijke stillegging van bepaalde categorieën van Belgische vissersvaartuigen
27 FEBRUARI 2001. - Ministerieel besluit tot het instellen van een tijdelijke stillegging van bepaalde categorieën van Belgische vissersvaartuigen
De Minister van Landbouw en Middenstand, Gelet op de wet van 12 april 1957 waarbij de Koning wordt gemachtigd maatregelen voor te schrijven ter bescherming van de biologische hulpbronnen van de zee, gewijzigd bij de wetten van 23 februari 1971, 18 juli 1973, 22 april 1999 en 3 mei 1999;
Gelet op de wet van 28 maart 1975 betreffende de handel in landbouw-, tuinbouw- en zeevisserijproducten, gewijzigd bij de wetten van 11 april 1983, 29 december 1990 en 5 februari 1999;
Gelet op het koninklijk besluit van 21 juni 1994 tot het instellen van een visvergunning en houdende tijdelijke maatregelen voor de uitvoering van de communautaire regeling voor de instandhouding en het beheer van de visbestanden, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 15 december 1994, 4 mei 1995, 4 augustus 1996, 2 december 1996, 13 september 1998, 3 februari 1999, 13 mei 1999, 20 december 1999 en 20 augustus 2000, inzonderheid artikel 18;
Gelet op het ministerieel besluit van 21 december 2000 houdende tijdelijke aanvullende maatregelen tot het behoud van de visbestanden in zee;
Gelet op de Verordening (EG) nr. 1260/1999 van de Raad van 21 juni 1999 houdende algemene bepalingen inzake de Structuurfondsen;
Gelet op de Verordening (EG) nr. 2792/1999 van de Raad van 17 december 1999 tot vaststelling van de uitvoeringsbepalingen en voorwaarden voor de structurele acties van de Gemeenschap in de visserijsector;
Gelet op de Verordening (EG) nr. 259/2001 van de Commissie van 7 februari 2001 tot vaststelling van maatregelen voor het herstel van het kabeljauwbestand in de Noordzee (ICES-deelgebied IV) en van de daarmee samenhangende voorwaarden voor de controle op de activiteiten van vissersvaartuigen;
Gelet op de beslissing van de Ministerraad van 16 februari 2001 met betrekking tot de goedkeuring van een tijdelijke stillegging in het kader van het herstelplan voor kabeljauw;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën;
Gelet op de brief van Europese Commissie van 20 februari 2001 waarin wordt bepaald dat een tijdelijke nationale stillegging kan beschouwd worden in de zin van artikel 16, 1, a van Verordening (EG) nr. 2792/1999 van de Raad van 17 december 1999;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat het herstelplan van het kabeljauwbestand opgelegd door de Europese Commissie reeds gestart is op 14 februari 2001 en eindigt op 30 april 2001, is het bijgevolg nodig om bijkomende maatregelen in te voeren gedurende de periode van het Europese herstelplan;
Overwegende dat gedurende een stilligperiode de kabeljauw meer mogelijkheden zal hebben tot paaien;
Overwegende dat tijdens een stilligperiode de visserij-inspanning op de visbestanden wezenlijk zal dalen;
Overwegende het feit dat bepaalde categorieën van vissersvaartuigen dienen uitgesloten te worden van de tijdelijke stilligging ingevolge de aard van hun visserijactiviteiten;
Overwegende het feit dat een premie dient toegekend te worden aan de eigenaars van de vissersvaartuigen ter compensatie van hun vaste kosten gedurende de stilligperiode;
Overwegende het feit dat een premie dient toegekend te worden aan de bemanningsleden van de vissersvaartuigen ter compensatie van de loonderving gedurende de stilligperiode, Besluit :
Artikel 1.In afwijking van de bepaling van artikel 17, lid 1, van het ministerieel besluit van 21 december 2000 houdende tijdelijke aanvullende maatregelen tot het behoud van de visbestanden in zee, wordt het aantal vaartdagen als volgt beperkt : In de loop van het jaar 2001 is het in de eerste viermaandelijkse periode die een aanvang neemt op 1 januari 2001, verboden voor de vissersvaartuigen met een motorvermogen van 221 kW of minder, de vissersvaartuigen die de visserij uitoefenen met het staand wand en de vissersvaartuigen die in de periode van 1 januari 2001 tot en met 28 februari 2001 niet meer dan twintig vaartdagen hebben gerealiseerd, meer dan tweeënnegentig vaartdagen te realiseren.
In de loop van het jaar 2001 is het verboden voor alle andere vissersvaartuigen, in de eerste viermaandelijkse periode, die een aanvang neemt op 1 januari 2001, meer dan tweeënzeventig vaartdagen te realiseren. Het is voor deze categorie van vissersvaartuigen verboden om meer dan zevenentwintig vaartdagen te realiseren in de periode van 1 maart 2001 tot en met 30 april 2001.
Art. 2.Aan de eigenaars van de vissersvaartuigen, die niet meer dan zevenentwintig vaartdagen mogen realiseren in de periode van 1 maart 2001 tot en met 30 april 2001, wordt een premie toegekend voor hoogstens twintig vaartdagen.
De premie per vaartdag is bepaald als volgt : - 135 frank per BT ingeval de brutotonnage van het vissersvaartuig hoger is dan 300, - 180 frank per BT ingeval de brutotonnage van het vissersvaartuig kleiner is dan 250, - 160 frank per BT ingeval de brutotonnage van het vissersvaartuig groter of gelijk is dan 250 maar niet groter dan 300, - 150 frank per BT ingeval het vissersvaartuig in de vaart is gekomen tussen 1 januari 2000 en 31 januari 2001.
Het aantal overschreden dagen boven de zevenentwintig vaartdagen wordt in het tweevoud afgetrokken van het maximum aantal te vergoeden dagen.
De premie dient aangevraagd te worden op een formulier dat door de Dienst Zeevisserij Oostende ter beschikking wordt gesteld.
Art. 3.Ingeval van overschrijding van respectievelijk tweeënnegentig of tweeënzeventig vaartdagen zijn de bepalingen van de artikelen 18 en 20 van het miniserieel besluit van 21 december 2000 houdende tijdelijke aanvullende maatregelen tot het behoud van de visbestanden in zee, van toepassing.
Het aantal overschreden vaartdagen boven de toegelaten zevenentwintig vaartdagen in die periode van 1 maart 2001 tot en met 30 april 2001 wordt in het drievoud in mindering gebracht van het maximaal toegelaten aantal vaartdagen van de volgende viermaandelijkse periode.
Art. 4.De eigenaar van een vissersvaartuig dient minstens drie dagen van vooraf de stilligging van zijn vissersvaartuig per aangetekend schrijven aan te kondigen bij de Dienst Zeevisserij Oostende.
Art. 5.Aan de bemanningsleden van de vissersvaartuigen die tijdens de stilligperiode werkloos zijn, wordt een premie toegekend van 1 150 frank per dag voor hoogstens twintig dagen en dit volgens een protocol tussen het Ministerie van Middenstand en Landbouw en het Fonds voor bestaanszekerheid « Zeevissersfonds ».
Enkel de dagen waarvoor een werkloosheidsuitkering wordt ontvangen komen in aanmerking als dagen waarvoor een premie kan toegekend worden.
Art. 6.De bewijsstukken moeten voor 15 mei 2001 ingediend worden bij de Dienst Zeevisserij Oostende.
Art. 7.Het Belgisch Interventie- en Restitutiebureau wordt belast met de uitbetaling van de in dit besluit voorziene premies.
Art. 8.Overtredingen van de bepalingen van dit besluit en van de beperkingen aangebracht aan de visvergunningen worden opgespoord, vastgesteld en gestraft overeenkomstig de bepalingen van de wet van 12 april 1957, waarbij de Koning wordt gemachtigd maatregelen voor te schrijven ter bescherming van de biologische hulpbronnen van de zee en van de wet van 28 maart 1975 betreffende de handel in landbouw-, tuinbouw- en zeevisserijproducten.
Art. 9.Dit besluit treedt in werking op 1 maart 2001.
Brussel, 27 februari 2001.
J. GABRIELS