gepubliceerd op 21 januari 2003
Ministerieel besluit betreffende de overdracht van bevoegdheid aan sommige ambtenaren van de Federale Overheidsdienst Budget en Beheerscontrole inzake de gunning en de uitvoering van overheidsopdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten
24 DECEMBER 2002. - Ministerieel besluit betreffende de overdracht van bevoegdheid aan sommige ambtenaren van de Federale Overheidsdienst Budget en Beheerscontrole inzake de gunning en de uitvoering van overheidsopdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten
De Minister van Begroting, Gelet op de wet van 24 december 1993 betreffende de overheidsopdrachten en sommige opdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten, inzonderheid op artikel 6;
Gelet op het koninklijk besluit van 8 januari 1996 betreffende de overheidsopdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten en de concessies voor openbare werken;
Gelet op het koninklijk besluit van 26 september 1996 tot bepaling van de algemene uitvoeringsregels van de overheidsopdrachten en van de concessies voor openbare werken;
Gelet op het koninklijk besluit van 14 oktober 1996 betreffende het voorafgaand toezicht en de overdracht van bevoegdheid inzake de gunning en de uitvoering van overheidsopdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten en inzake de toekenning van concessies voor openbare werken op federaal niveau;
Gelet op het koninklijk besluit van 15 mei 2001 houdende oprichting van de Federale Overheidsdienst Budget en Beheerscontrole, Besluit :
Artikel 1.§ 1. Inzake de gunning en uitvoering van opdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten ten laste van de begroting van de Federale Overheidsdienst Budget en Beheerscontrole, wordt de bevoegdheid : 1° a) om de wijze van gunning te kiezen;b) om het bestek of de documenten die het vervangen, vast te stellen en zo nodig van de algemene aannemingsvoorwaarden af te wijken;c) om de procedure in te zetten;2° om de kwalitatieve selectie, naargelang het geval, van de inschrijvers of van de kandidaten te verrichten;3° om de opdracht te gunnen;4° om de eruit volgende schuldverklaringen goed te keuren en om over te gaan tot de ermee verband houdende ordonnanceringen;5° om af te wijken van de essentiële clausules of voorwaarden van de afgesloten opdracht, om een dading te treffen en om boetes voor vertraging bij de uitvoering kwijt te schelden; overgedragen aan de titularissen van de hieronder vermelde functies, elk binnen de perken van zijn bevoegdheid, tot een voor elk van hen aangegeven bedrag en ongeacht de wijze van gunning van de opdracht : a) de voorzitter van het Directiecomité : 67.000,00 euro; b) het hoofd van de dienst Algemene ondersteuning : 13.500,00 euro; § 2. De in § 1, 4°, bedoelde bevoegdheid wordt evenwel zonder beperking van het bedrag overgedragen aan de voorzitter van het Directiecomité en aan het hoofd van de dienst Algemene ondersteuning, voorzover de bevoegde overheid de desbetreffende verbintenissen heeft aangegaan.
Art. 2.In geval van afwezigheid of verhindering van de titularis van een der in artikel 1 beoogde functies kunnen de overeenkomstige overgedragen bevoegdheden worden uitgeoefend door het hoofd van de dienst Algemene ondersteuning of door de Directeur-generaal van de dienst Begeleiding Begroting.
Wanneer er voor één van deze functies geen titularis is, worden de overeenkomstige overgedragen bevoegdheden uitgeoefend door de ambtenaar van niveau 1 die is aangewezen door de voorzitter van het Directiecomité.
Art. 3.Voor de opdrachten die zij overeenkomstig de bovenvermelde artikelen gegund hebben, kan de voorzitter van het Directiecomité de in artikel 1, 5° vermelde bevoegdheid overdragen aan het hoofd van de dienst Algemene ondersteuning.
Deze overdracht is beperkt tot de opdrachten van ten hoogste 33.500,00 euro.
Art. 4.§ 1. Deze overdracht van bevoegdheden geldt niet : 1° wanneer, na het afwerken van een gunningsprocedure, het de bedoeling is de opdracht niet te gunnen en de procedure te herbeginnen, zo nodig op een andere wijze, op grond van artikel 18 van de wet van 24 december 1993 betreffende de overheidsopdrachten en sommige opdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten;2° in geval van afwijking van een offerte op grond van artikel 110, § 3 en § 4, van het koninklijk besluit van 8 januari 1996 betreffende de overheidsopdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten en de concessies voor openbare werken;3° in geval van toepassing van maatregelen van ambtswege. § 2. Wat betreft het opmaken van het bestek of van de documenten die het vervangen, kan enkel de voorzitter van het Directiecomité de volgende beslissingen nemen : a) voorzien in de toekenning van voorschotten, met toepassing van artikel 5 van het koninklijk besluit van 26 september 1996 tot bepaling van de algemene uitvoeringsregels van de overheidsopdrachten en van de concessies voor openbare werken;b) voorzien in het onderzoek van de prijzen, met toepassing van artikel 88 van het koninklijk besluit van 8 januari 1996 betreffende de overheidsopdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten en de concessies voor openbare werken;c) voorzien in de gunning van de opdracht, hetzij op grond van werkelijke uitgaven, hetzij eerst tegen voorlopige prijzen en vervolgens tegen forfaitaire prijzen, met toepassing van de artikelen 86 en 87 van hetzelfde besluit. Deze bevoegdheid is evenwel beperkt tot de opdrachten van ten hoogste 33.500,00 euro voor de voorzitter van het Directiecomité en tot de opdrachten van ten hoogste 6.750,00 euro voor het hoofd van de dienst Algemene Ondersteuning.
Art. 5.Elk bij dit besluit vastgelegd bedrag behelst het totale reële of geraamde bedrag van de uitgave in euro, met inbegrip van de bijkomende kosten maar met uitsluiting van de belasting op de toegevoegde waarde, rekening houdend met de regels van de artikelen 2, 28 en 54 van het koninklijk besluit van 8 januari 1996 betreffende de overheidsopdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten en de concessies voor openbare werken.
Art. 6.Geen enkele opdracht mag worden gesplitst om ze te onttrekken aan de toepassing van dit besluit.
Art. 7.Behalve voor wat in dit besluit is voorzien, kan de overgedragen bevoegdheid niet verder overgedragen worden.
Art. 8.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2003.
Brussel, 24 december 2002.
J. VANDE LANOTTE