Etaamb.openjustice.be
Ministerieel Besluit van 22 mei 2001
gepubliceerd op 24 mei 2001

Ministerieel besluit houdende tijdelijke maatregelen ter bestrijding van mond- en klauwzeer

bron
ministerie van middenstand en landbouw
numac
2001016179
pub.
24/05/2001
prom.
22/05/2001
ELI
eli/besluit/2001/05/22/2001016179/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

22 MEI 2001. - Ministerieel besluit houdende tijdelijke maatregelen ter bestrijding van mond- en klauwzeer


De Minister van Landbouw en Middenstand, Gelet op de dierengezondheidswet van 24 maart 1987, gewijzigd bij de wetten van 29 december 1990, 20 juli 1991, 6 augustus 1993, 21 december 1994, 20 december 1995, 23 maart 1998 en 5 februari 1999, inzonderheid op artikel 9bis;

Gelet op het koninklijk besluit van 15 februari 1995 houdende bijzondere maatregelen van epidemiologisch toezicht op en preventie van aangifteplichtige varkensziekten;

Gelet op het koninklijk besluit van 15 maart 1995 tot aanwijzing van de dierenziekten die vallen onder de toepassing van artikel 9bis van de dierengezondheidswet van 24 maart 1987;

Gelet op het koninklijk besluit van 28 februari 1999 houdende bijzondere maatregelen van epidemiologisch toezicht op en preventie van aangifteplichtige runderziekten;

Gelet op het koninklijk besluit van 9 juli 1999 betreffende de bescherming van de dieren tijdens het vervoer en de erkenningvoorwaarden van vervoerders, handelaars, halteplaatsen en verzamelcentra;

Gelet op het koninklijk besluit van 3 april 1965 betreffende de bestrijding van mond- en klauwzeer, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 21 februari 1972, 3 april 1989, 18 maart 1991 en 31 oktober 1996, inzonderheid op artikel 53bis;

Gelet op het ministerieel besluit van 11 mei 2001 houdende tijdelijke maatregelen ter bestrijding van mond- en klauwzeer gewijzigd door het ministerieel besluit van 18 mei 2001;

Gelet op de beschikking 2001/356/EG van de Commissie tot vaststelling van beschermende maatregelen in verband met mond- en klauwzeer in het Verenigd koninkrijk en houdende intrekking van Beschikking 2001/172/EG, zoals gewijzigd;

Gelet op de beschikking 2001/208/EG tot vaststelling van beschermende maatregelen in verband met mond- en klauwzeer in Frankrijk, zoals gewijzigd;

Gelet op de beschikking 2001/223/EG tot vaststelling van beschermende maatregelen in verband met mond- en klauwzeer in Nederland, zoals gewijzigd;

Gelet op de beschikking 2001/234/EG tot vaststelling van beschermende maatregelen in verband met mond- en klauwzeer in Ierland, zoals gewijzigd;

Gelet op de beschikking 2001/327/EG tot vaststelling van beperkende maatregelen met betrekking tot verplaatsingen van dieren van voor mond- en klauwzeer gevoelige soorten en houdende intrekking van Beschikking 2001/263/EG, zoals gewijzigd;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, gewijzigd bij de wetten van 9 augustus 1980, 16 juni 1989, 4 juli 1989, 6 april 1995 en 4 augustus 1996;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat het dringend noodzakelijk is de sanitaire maatregelen aan te passen aan de evolutie van de toestand wat betreft mond- en klauwzeer, Besluit : HOOFDSTUK I. - Definities

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : - verzameling : het bijeenbrengen van dieren op openbare plaatsen, meer bepaald de verzamelcentra en markten zoals bedoeld in artikel 2 van het koninklijk besluit van 9 juli 1999 betreffende de bescherming van de dieren tijdens het vervoer en de erkenningvoorwaarden van vervoerders, handelaars, halteplaatsen en verzamelcentra; - bedrijf : elk bedrijf of plaats waar gewoonlijk dieren worden gehouden, erin begrepen de erbijhorende terreinen; - verdacht aangetast bedrijf : bedrijf waar één of meer aangetaste dieren aanwezig zijn en waarvan de laboratoriumonderzoeken, uitgevoerd in het Centrum voor Onderzoek in de Diergeneeskunde en Agrochemie, de aanwezigheid van het mond- en klauwzeervirus niet weerlegd hebben; - verdacht besmet bedrijf : bedrijf waar één of meer van besmetting verdachte dieren aanwezig zijn, zelfs als de termijn van 12 dagen verstreken is; - melkinzamelcentrum : plaats waar melk en melkproducten afkomstig van landbouwbedrijven worden afgeladen en terug verzonden; - hoevetoerisme : het hoevetoerisme, het plattelandstoerisme en gastenkamers voor zover het verblijf minstens één overnachting omvat. HOOFDSTUK II. - Algemene bepalingen

Art. 2.§ 1. Het verzamelen van tweehoevigen, met uitzondering van schapen en geiten, is toegelaten. § 2. Elke verantwoordelijke of elke inwonende van een uitbating waar tweehoevigen worden gehouden die terugkeert van een land waar beperkende maatregelen van toepassing zijn ter bestrijding van mond- en klauwzeer is verplicht de nodige hygienische en ontsmettingsvoorzorgen te nemen bij het betreden van het bedrijf volgens de voorschriften van de dienst. § 3. De toegang tot bedrijven en uitbatingen waar landbouwhuisdieren worden gehouden alsook de toegang tot melkinzamelcentra, gelegen op het grondgebied van het Rijk, is verboden voor elke verantwoordelijke of inwonende van een landbouwbedrijf gelegen op het grondgebied van een land vermeld in bijlage I van dit besluit. § 4. De toegang tot bedrijven en uitbatingen waar landbouwhuisdieren worden gehouden alsook de toegang tot melkinzamelcentra gelegen op het grondgebied van een land vermeld in bijlage I van dit besluit, is verboden voor elke verantwoordelijke of inwonende van een landbouwbedrijf gelegen op het grondgebied van het Rijk.

Art. 3.Op geheel het grondgebied van het Rijk zijn volgende maatregelen van kracht : 1° de toegang tot een bedrijf of een uitbating, met inbegrip van de slachthuizen, waar runderen, varkens, schapen, geiten of andere tweehoevigen worden gehouden is toegelaten voor personen of voertuigen die niet behoren tot dit bedrijf of de hierboven vermelde uitbating op voorwaarde dat de nodige hygiënische en ontsmettingsvoorzorgen genomen worden bij het betreden en verlaten van het bedrijf of uitbating volgens de voorschriften van de Dienst : - gebruik van een ontsmettingsvoetbad met een erkend ontsmettingsmiddel bij het betreden en verlaten van het bedrijf of de uitbating; - wassen van de handen bij het verlaten van het bedrijf of de uitbating; - gebruik van bedrijfskledij en laarzen; - reiniging en ontsmetting van de voorwerpen die in contact kwamen met de dieren; 2° voor hoevetoerisme geldt dat de toeristen de nodige hygiënische en ontsmettingsvoorzorgen nemen volgens de voorschriften van de Dienst en dat ze het document invullen zoals bedoeld in bijlage VIII van het onderhavig besluit waarin ze verklaren de laatste acht dagen geen contact te hebben gehad met tweehoevigen in een land waar beperkende maatregelen gelden ter bestrijding van mond- en klauwzeer en waarin ze zich ertoe verbinden geen andere uitbatingen of plaatsen te zullen bezoeken waar tweehoevigen gehouden worden;3° de bedrijven, anderen dan bedoeld in punt 2° en met een recreatief en/of educatief karakter zijn toegankelijk voor het publiek indien de inrichting de nodige maatregelen neemt opdat elk direct contact tussen de bezoekers met de in punt 1° vermelde dieren vermeden wordt.De genomen maatregelen moeten voorafgaandelijk aan de openstelling worden goedgekeurd door de bevoegde inspecteur-dierenarts; 4° aan de ingang van elk bedrijf of uitbating waar tweehoevigen worden gehouden, wordt een ontsmettingsvoetbad met een erkend ontsmettingsmiddel geplaatst volgens de voorschriften van de dienst;5° elke verantwoordelijke van een bedrijf waar tweehoevigen worden gehouden, moet een register bijhouden waarvan een model in bijlage II van dit besluit en waarin hij dagelijks in chronologische volgorde de personen noteert die zijn bedrijf bezoeken.

Art. 4.In alle inrichtingen of plaatsen van het Rijk waar zich tweehoevige dieren bevinden, kan het Hoofd van de Veterinaire Diensten op basis van een gemotiveerd advies beslissen om over te gaan tot de preventieve opruiming van alle er aanwezige tweehoevige dieren.

Art. 5.In alle bedrijven waar schapen, geiten, hertachtigen of camelidae afkomstig uit het Verenigd Koninkrijk werden binnengebracht sedert 1 februari 2001, worden alle vatbare dieren behorende tot deze soorten preventief afgemaakt. HOOFDSTUK III. - Vervoer van dieren

Art. 6.§ 1. Het transport van tweehoevigen is verboden op het grondgebied van het Rijk. § 2. 1° In afwijking van § 1 is het transport van runderen toegelaten. 2° Het verzamelen van kalveren bestemd voor de erkende kalvermesterijen in een kalververzamelcentrum is toegelaten onder de volgende voorwaarden : - het kalververzamelcentrum heeft een aanvraag tot erkenning ingediend op basis van het koninklijk besluit van 9 juli 1999 betreffende de bescherming van de dieren tijdens het vervoer en de erkenningsvoorwaarden van vervoerders, handelaars, halteplaatsen en verzamelcentra; - het kalververzamelcentrum moet in staat zijn binnen een termijn van 6 weken na het in voege treden van dit besluit zijn bewegingsregister op basis van sanitel gegevens, via het computersysteem ontwikkeld door de Centrale Dierengezondheidsvereniging door te sturen; - buiten de openingsuren mag geen enkel dier in het ontvangstcentrum aanwezig zijn. 3° Het verzamelen van fok-, gebruiks- en slachtrunderen voor export is toegelaten binnen de bedrijfsruimten van een erkende exporterende handelaar.Deze laatste moet voldoen aan de voorwaarden zoals beschreven in het koninklijk besluit van 9 juli 1999, vooral wat betreft de scheiding tussen de bedrijfsruimte en het permanent beslag.

De handelaar moet in staat zijn, zijn register door te sturen via het computersysteem ontwikkeld door de Centrale Dierengezondheidsvereniging binnen een termijn van 6 weken na het in voege treden van dit besluit. De aanvraag tot bestelling van dit informaticamateriaal moet ingediend worden bij het Verbond voor Dierenziektenbestrijding binnen een termijn van 10 dagen na het in voege treden van dit besluit. § 3. In afwijking van § 1 is het transport van schapen, geiten en herten toegelaten rechtstreeks van : 1° een beslag naar een slachthuis;2° één beslag naar andere beslagen in dezelfde provincie of naar max. tien beslagen gesitueerd in een andere provincie onder de volgende bijkomende voorwaarden : 3° tijdens transport naar een andere lidstaat van schapen en geiten mogen dieren van verschillende beslagen niet samen getransporteerd worden en niet in contact komen met dieren van een ander beslag tijdens het transport;4° de dieren hebben gedurende ten minste 20 dagen voorafgaand aan de toelating verbleven op het beslag van herkomst of sinds hun geboorte indien de dieren jonger zijn dan 20 dagen en geen enkel dier behorende tot een gevoelige diersoort werd toegevoegd aan het beslag gedurende deze periode. Deze bepaling is niet van toepassing voor schapen, geiten en herten bestemd voor de slachting. § 4. 1° In afwijking van § 1 kunnen varkens vanaf een beslag vervoerd worden : - rechtstreeks of via een erkend ontvangstcentrum naar een slachthuis, of - rechtstreeks naar één ander beslag, onder de volgende voorwaarden : het achtereenvolgens laden van varkens op maximum 5 bedrijven is toegelaten. 2° Het verzamelen van slachtvarkens in een erkend ontvangstcentrum is toegelaten onder de volgende voorwaarden : - de ontvangstcentra voor varkens worden onderworpen aan een versnelde erkenningsprocedure.Deze erkenning wordt gegeven door het Hoofd van de Veterinaire Diensten op voorstel van de inspecteur-dierenarts voor een periode van 15 dagen en is eventueel hernieuwbaar. De voorwaarden en procedure voor erkenning staan vermeld in bijlage V van onderhavig besluit; - buiten de openingsuren mag geen enkel dier in het ontvangstcentrum aanwezig zijn; - elk erkend ontvangstcentrum wordt door de bevoegde inspecteur- dierenarts onder toezicht geplaatst van een erkende dierenarts, die hiervoor speciaal is aangeduid; - de dierenarts voert controle uit tijdens de openingsuren van het ontvangstcentrum volgens de instructies van de Dienst. Hij controleert de identificatie van de varkens, voert een klinisch onderzoek uit waarbij hij speciaal let op symptomen die kunnen wijzen op mond- en klauwzeer en verifieert of aan de voorwaarden betreffende het dierenwelzijn voldaan zijn. Indien nodig euthanaseert hij ter plaatse, op koste van de verantwoordelijke, de dieren die niet geschikt zijn voor transport. Elke vaststelling van niet-correcte identificatie wordt onmiddelijk gemeld aan de bevoegde inspecteur-dierenarts; - de erkende dierenarts controleert ook de reiniging en ontsmetting van de transportmiddelen en van het ontvangstcentrum; - de kosten die voortvloeien uit de toepassing van de maatregelen in de ontvangscentra zijn ten laste van de verantwoordelijke.

Alle vervoerders van varkens zijn er toe gehouden om de vervoersdocumenten dagelijks over te maken aan het Verbond voor dierenziektenbestrijding. § 5. Het transport van dieren bedoeld in § 2, § 3 en § 4 is toegelaten onder de volgende voorwaarden : - elk transport moet worden uitgevoerd door een geregistreerde vervoerder. Elk transport moet worden begeleid door de documenten zoals voorzien in bijlage III en IV van dit besluit; - na elk transport van dieren moeten de transportmiddelen worden gereinigd en ontsmet. § 6. Voor elk transport van dieren met als bestemming een slachthuis gelden de volgende bepalingen : 1° geen enkel dier op een transport dat een slachthuis aandoet mag, eens aangekomen op de terreinen van een slachthuis, het slachthuis nog verlaten;2° elk, voor dierenvervoer, gebruikt transportmiddel moet vóór het verlaten van het slachthuis gereinigd en ontsmet worden op de daarvoor ingerichte plaats van het slachthuis en mag slechts als dusdanig het slachthuis verlaten;3° het op de transportdocumenten voorziene ontsmettingsluik of het document bedoeld in de bijlage IV moet ingevuld en ondertekend worden door een dierenarts van het IVK of door een erkende dierenarts die hiervoor speciaal is aangeduid door de bevoegde inspecteur-dierenarts en belast met de controle op de goede reiniging en ontsmetting.De kosten zijn ten laste van de vervoerder; 4° voor transporten afkomstig uit andere lidstaten of derde landen dient bij de controle op de reiniging en ontsmetting het document waarvan een model in bijlage VI ingevuld te worden.Een kopie ervan wordt gefaxt aan de bevoegde inspecteur-dierenarts. Een kopie ervan wordt chronologisch bewaard in een register « reiniging en ontsmetting » op het slachtuis.

Art. 7.In afwijking van artikel 6, § 1, is, met uitzondering voor een bufferzone, het naar de weide brengen van dieren toegelaten onder de volgende voorwaarden : - de weiden moeten gelegen zijn op het grondgebied van de gemeente waar de dieren worden gehouden of in een straal van 5 km rond het bedrijf; - in elk ander geval moet een aanvraag ingediend worden bij de inspecteur-dierenarts die bevoegd is voor het ambstgebied waarin de bedrijfszetel gevestigd is aan de hand van een document zoals bedoeld in bijlage VII van onderhavig besluit; - een zelfde aanvraag mag slechts weiden bevatten die in eenzelfde provincie zijn gelegen. Per provincie moet voor de betrokken weiden een nieuwe aanvraag worden opgesteld; - de weiden mogen niet gelegen zijn in een bufferzone noch in een bewakingszone.

Art. 8.Na akkoord van de inspecteur-dierenarts van de plaats van vertrek en van de burgemeester van de plaats van bestemming mag elk circus dat gevoelige dieren huisvest zich verplaatsen op grondgebied van het Rijk onder voorwaarden vastgesteld door de inspecteur-dierenarts bevoegd voor de plaats van bestemming. HOOFDSTUK IV. - Maatregelen in het kader van het intracommunautaire handelsverkeer

Art. 9.§ 1. Elke certificatie van een zending van tweehoevigen zoals bedoeld in artikel 6, § 2 en § 3 en § 4 naar een andere lidstaat moet tijdig aangevraagd worden zodat 24 uur voor het transport melding kan gedaan worden door de bevoegde diergeneeskundige inspectie aan de centrale en lokale Veterinaire Diensten van het land van bestemming. § 2. Het verplaatsen van dieren behorende tot een gevoelige diersoort is toegelaten onder de volgende voorwaarden : De dieren hebben gedurende ten minste 30 dagen voorafgaand aan de toelating verbleven op het bedrijf van vertrek of zijn er geboren indien ze jonger zijn dan 30 dagen en in geval van schapen en geiten mag geen enkel dier behorende tot een gevoelige diersoort zijn binnengebracht in het bedrijf gedurende deze periode.

Deze bepaling is niet van toepassing voor dieren bestemd voor de onmiddellijke slachting.

Art. 10.§ 1. Het binnenbrengen van tweehoevigen afkomstig van of via een land, vermeld in bijlage I van dit besluit, is verboden. § 2. Het binnenbrengen van paarden op het grondgebied van het Rijk vanuit een land vermeld in bijlage I is toegelaten volgens de bepalingen van de beschikking 2001/356/EG tot vaststelling van beschermende maateregelen in verband met mond- en klauwzeer in het Verenigd Koninkrijk en houdende intrekking van beschikking 2001/172/EG, zoals gewijzigd. § 3. Het binnenbrengen van levende runderen, varkens, schapen, geiten, herten of andere tweehoevigen, afkomstig van of via Nederland is verboden. § 4. In afwijking van § 3 is met het oog op onmiddellijke slachting het binnenbrengen van slachtvarkens of slachtrunderen uit Nederland afkomstig van een beslag gelegen buiten de gebieden vermeld in bijlage I en II van beschikking 2001/223/EG rechtstreeks naar een slachthuis gelegen op het grondgebied van het Rijk toegelaten. § 5. Het transport van veevoeder of grondstoffen om veevoeders te produceren is toegelaten tussen de productie- of opslagplaats op het grondgebied van een land vermeld in bijlage I van dit besluit en een opslagplaats of veevoederfabriek op het grondgebied van het Rijk waarbij de lading intact moet blijven. Dit transport moet verplicht gebeuren via een autosnelweg.

Vooraleer de plaats van bestemming binnen te rijden, moet het transportmiddel worden gereinigd en ontsmet volgens de procedure bepaald in artikel 14. § 6. De rechtstreekse bevoorrading van landbouwbedrijven, gelegen op het grondgebied van het Rijk, met stro, hooi en veevoeders vanuit een land vermeld in bijlage I van dit besluit is verboden. § 7. Op heel het grondgebied van het Rijk is het binnenbrengen vanuit een land vermeld in bijlage I van dit besluit van mest en gier afkomstig van tweehoevigen en waterrijke dierenvoeders die producten afkomstig van tweehoevigen bevatten verboden.

Art. 11.§ 1. Producten van dierlijke oorsprong, afkomstig van tweehoevigen, die worden binnengebracht vanuit het Verenigd Koninkrijk moeten voldoen aan de bepalingen : - van de beschikking 2001/145/EG van de Commissie van 21 februari 2001 tot vaststelling van beschermende maatregelen in verband met mond- en klauwzeer in het Verenigd Koninkrijk; - van de beschikking 2001/172/EG van de Commissie van 1 maart 2001 tot vaststelling van beschermende maatregelen in verband met mond- en klauwzeer in het Verenigd Koninkrijk, zoals gewijzigd. § 2. Producten van dierlijke oorsprong, afkomstig van tweehoevigen geproduceerd tussen 14 maart 2001 en 12 april 2001, die worden binnengebracht vanuit Frankrijk moeten voldoen aan de bepalingen van de beschikking 2001/208/EG van de Commissie van 14 maart 2001 tot vaststelling van beschermende maatregelen in verband met mond- en klauwzeer in Frankrijk, zoals gewijzigd. § 3. Producten van dierlijke oorsprong, afkomstig van tweehoevigen, die worden binnengebracht vanuit Nederland moeten voldoen aan de bepalingen van de beschikking 2001/223/EG van de Commissie van 21 maart 2001 tot vaststelling van beschermende maatregelen in verband met mond- en klauwzeer in Nederland, zoals gewijzigd. § 4. Producten van dierlijke oorsprong, afkomstig van tweehoevigen geproduceerd tussen 2 maart 2001 en 19 april 2001, die worden binnengebracht vanuit Ierland moeten voldoen aan de bepalingen van de beschikking 2001/234/EG van de Commissie van 22 maart 2001 tot vaststelling van beschermende maatregelen in verband met mond- en klauwzeer in Ierland, zoals gewijzigd. § 5. Het binnenbrengen van vlees, vlees- of melkproducten afkomstig van een land waar beperkende maatregelen van toepassing zijn ter bestrijding van mond- en klauwzeer door particulieren voor persoonlijk gebruik is verboden behalve voor conserven en thermisch behandelde melk.

Art. 12.In afwijking van artikel 11 moeten producten van dierlijke oorsprong afkomstig van tweehoevigen, komende uit het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk, Nederland en Ierland die reeds aanwezig waren op het grondgebied van het Rijk op het moment van het in voege treden van de hier vermelde Europese Beschikkingen een specifieke behandeling ondergaan welke gespecifieerd wordt in diezelfde beschikkingen.

Indien deze behandeling niet kan worden uitgevoerd, moeten de producten worden teruggestuurd of vernietigd.

Art. 13.§ 1. De toegang tot het grondgebied van het Rijk is verboden voor elk transportmiddel komende van een landbouwbedrijf, waar gevoelige dieren worden gehouden en dat gelegen is in een land vermeld in bijlage I van het onderhavig besluit. § 2. De toegang tot een bedrijf of een uitbating waar landbouwhuisdieren worden gehouden gelegen op het grondgebied van een land vermeld in bijlage I van dit besluit, is verboden voor elk transportmiddel, zijn bestuurder en begeleiders komende van het grondgebied van het Rijk. § 3. Alvorens het bedrijf van bestemming te betreden wordt het vervoer opgesomd in § 1 onderworpen aan de voorwaarden van het artikel 14. § 5. Elke vervoerder, die verantwoordelijk is voor een voertuig dat dieren heeft vervoerd bestemd voor of herkomstig van een land vermeld in bijlage I van dit besluit, ongeacht de eindbestemming, is verplicht dit bij terugkeer op het grondgebied van het Rijk, onverwijld te melden aan de inspecteur-dierenarts die territoriaal bevoegd is voor de plaats waar de zetel van de vervoersonderneming is gevestigd.

Art. 14.§ 1. Onverminderd de bepalingen van het koninklijk besluit van 9 juli 1999 betreffende de bescherming van de dieren tijdens het vervoer en de erkenningvoorwaarden van vervoerders, handelaars, halteplaatsen en verzamelcentra, moet er een bijkomende reiniging en ontsmetting worden uitgevoerd onder officieel toezicht, vooraleer men toegang heeft tot een bedrijf of uitbating met inbegrip van de slachthuizen waar landbouwhuisdieren worden gehouden.

De bijkomende reiniging en ontsmetting van het vervoermiddel moet ten laatste binnen de drie werkdagen volgend op de terugkeer op het grondgebied van het Rijk, worden uitgevoerd op de daartoe ingerichte plaats van de bedrijfszetel van de vervoerder, onder officieel toezicht van een aangenomen dierenarts die daartoe door de territoriaal bevoegde inspecteur-dierenarts werd aangeduid.

De reiniging en de ontsmetting moet onder officieel toezicht worden uitgevoerd volgens de procedure en met de ontsmettingsmiddelen voorgeschreven door de inspecteur-dierenarts. § 2. De erkende dierenarts belast met het officieel toezicht op de reiniging en ontsmetting van het transportmiddel, controleert, tekent en brengt zijn stempel aan op het daarvoor voorziene luik van het gezondmakingsdocument en overhandigt dit aan de verantwoordelijke van het transportmiddel. § 3. Na de bijkomende reiniging en ontsmetting zendt de vervoerder het dubbel van het document voor gezondmaking onverwijld naar de inspecteur-dierenarts.

Het origineel van het document voor gezondmaking wordt door de vervoerder gedurende tenminste één jaar bewaard. HOOFDSTUK V. - Maatregelen in een bufferzone

Art. 15.§ 1. Voor de toepassing van dit besluit bakent de inspecteur-dierenarts een bufferzone, met een straal van tenminste 10 kilometer rond een verdacht aangetast bedrijf.

Het bestaan van de zone wordt bekendgemaakt aan het publiek door de burgemeester. Met dit doel plaatst hij op de wegen aan de grens van de bufferzone witte waarschuwingsborden met in zwarte hoofdletters het opschrift : « BUFFERZONE MOND- EN KLAUWZEER BEPERKENDE MAATREGELEN VAN TOEPASSING ». § 2. In de bufferzone zijn de volgende maatregelen van kracht : - elk vervoer of verplaatsen van tweehoevigen op de openbare weg is verboden; - alle varkens moeten worden binnengehouden in de bedrijfsgebouwen; - van elk vervoermiddel dat een bedrijf verlaat waar tweehoevigen worden gehouden, worden de wielen en de banden ontsmet; - de toegang tot elk bedrijf waar tweehoevigen worden gehouden, wordt afgesloten met een rood-witte ketting met een waarschuwingsbord waarop duidelijk leesbaar de vermelding « TOEGANG VERBODEN »; - het ophalen van melk is verboden behalve volgens de voorschriften van de Dienst; - honden, katten en loslopend pluimvee op bedrijven waar tweehoevigen worden gehouden, moeten worden opgesloten; - het verzamelen van andere landbouwdieren dan tweehoevigen is verboden; - huisslachtingen van tweehoevigen zijn verboden; - sperma, eicellen en embryo's van tweehoevigen mogen niet buiten de bufferzone worden gebracht; - vlees en vleesproducten, diervoeders, landbouwgereedschap, verpakkingen, mest, alsmede alle voorwerpen of afvallen die de vermoede ziekte kunnen overbrengen, mogen niet buiten het bedrijf gebracht worden. HOOFDSTUK VI Maatregelen in een verdacht besmet bedrijf

Art. 16.In een verdacht besmet bedrijf zijn de volgende maatregelen van kracht : - elke aanvoer of afvoer van dieren is verboden; - alle tweehoevige dieren van het bedrijf moeten afgezonderd worden of in kantonnement geplaatst. Alle varkens moeten worden binnengehouden in de bedrijfsgebouwen; - het is verboden het bedrijf te betreden of te verlaten, behoudens toelating van de inspecteur-dierenarts. De wielen en de banden van de voertuigen die het bedrijf verlaten, moeten afgespoten worden en ontsmet met een erkend product; - de toegang tot het bedrijf wordt afgesloten met een rood-witte ketting met een waarschuwingsbord waarop duidelijk leesbaar de vermelding : « TOEGANG VERBODEN »; - het ophalen van melk is verboden, behalve volgens de voorschriften van de Dienst; - honden, katten en loslopend pluimvee moeten worden opgesloten; - huisslachtingen van tweehoevigen zijn verboden; - sperma, eicellen en embryo's van tweehoevigen mogen niet buiten het bedrijf worden gebracht; - vlees en vleesproducten, diervoeders, landbouwgereedschap, verpakkingen, mest, alsmede alle voorwerpen of afvallen die de vermoede ziekte kunnen overbrengen, mogen niet buiten het bedrijf gebracht worden. HOOFDSTUK VII. - De verhoogde epidemiologische bewaking

Art. 17.In toepassing van artikel 6, § 2, van dit besluit controleert de bedrijfsdierenarts van een rundveebeslag tijdens de aankooponderzoeken van een lot runderen ook of de aanvoer van de runderen in het register vermeld in artikel 3, punt 5°, van dit besluit ingeschreven werd.

Art. 18.Op bedrijven met productieve zeugen wordt door de bedrijfsdierenarts tijdens het opmaken van het bezoekrapport in toepassing van het koninklijk besluit van 15 februari 1995 houdende bijzondere maatregelen van epidemiologisch toezicht op en preventie van aangifteplichtige varkensziekten in detail het verbruik van de beslagoormerken in de afgelopen vier maanden berekend. Elk verschil van meer dan 5 % ten opzichte van de vorige periode wordt door de verantwoordelijke in detail verantwoord en door de bedrijfsdierenarts vermeld op de achterzijde van het bezoekrapport. Beide dateren en ondertekenen deze verantwoording. HOOFDSTUK VIII. - Slotbepalingen

Art. 19.De kosten die voortvloeien uit de toepassing van dit besluit zijn ten laste van de verantwoordelijke.

Art. 20.Overtredingen van de bepalingen van dit besluit worden gestraft overeenkomstig de dierengezondheidswet van 24 maart 1987.

Art. 21.Bij dringende gevallen, welke niet beschreven zijn in dit besluit, kan het Hoofd van de Veterinaire Diensten een beslissing nemen op basis van een gemotiveerd advies.

Art. 22.Het ministerieel besluit van 11 mei 2001 houdende tijdelijke maatregelen ter bestrijding van mond- en klauwzeer, gewijzigd door het ministerieel besluit van 18 mei wordt opgeheven.

Art. 23.Dit besluit treedt in werking op 25 mei 2001 om 00 uur.

Brussel, 22 mei 2001.

J. GABRIELS

Bijlage I bij het ministerieel besluit van 22 mei 2001 houdende tijdelijke maatregelen ter bestrijding van mond- en klauwzeer Landen waarvoor de bepalingen, vermeld in dit besluit van toepassing zijn : 1. Verenigd Koninkrijk. Gezien om te worden gevoegd bij het ministerieel besluit van 22 mei 2001.

De Minister van Landbouw en Middenstand, J. GABRIELS

Bijlage II bij het ministerieel besluit van 22 mei 2001 houdende tijdelijke maatregelen ter bestrijding van mond- en klauwzeer.

REGISTER VAN BEDRIJFSBEZOEKEN Beslagnummer : . . . . .

Naam van de verantwoordelijke : . . . . .

Adres van het beslag : . . . . . . . . . .

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij het ministerieel besluit van 22 mei 2001.

De Minister van Landbouw en Middenstand, J. GABRIELS

Bijlage III van het ministerieel besluit van 22 mei 2001 houdende tijdelijke maatregelen ter bestrijding van mond- en klauwzeer Register Vervoerder Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij het ministerieel besluit van 22 mei 2001.

De Minister van Landbouw en Middenstand, J. GABRIELS

Bijlage IV van het ministerieel besluit van 22 mei 2001 houdende tijdelijke maatregelen ter bestrijding van mond- en klauwzeer Ontsmettingsregister Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld (*) Enkel in te vullen indien de ontsmetting niet plaatsvindt bij de inrichting van de vervoerder.

Gezien om te worden gevoegd bij het ministerieel besluit van 22 mei 2001.

De Minister van Landbouw en Middenstand, J. GABRIELS

Bijlage V bij het ministerieel besluit van 22 mei 2001 houdende tijdelijke maatregelen ter bestrijding van mond- en klauwzeer ERKENNINGSVOORWAARDEN VOOR EEN ONTVANGSTCENTRUM VOOR KALVEREN, FOK- EN GEBRUIKSRUNDEREN VAN MEER DAN 42 DAGEN OUD EN SLACHTRUNDEREN BESTEMD VOOR ANDERE LIDSTATEN IN HET KADER VAN TIJDELIJKE MAATREGELEN TER BESTRIJDING VAN MOND- EN KLAUWZEER. Om een ontvangstcentrum in het kader van het ministerieel besluit houdende tijdelijke maatregelen ter bestrijding van mond- en klauwzeer te laten erkennen, moet de verantwoordelijke een aanvraag overeenkomstig het model hier bijgevoegd indienen bij de inspecteur-dierenarts. Deze aanvraag moet volgende gegevens vermelden : 1°naam en adres van het ontvangstcentrum en van de verantwoordelijke; 2° een plattegrond van het ontvangstcentrum met aanduiding van de uitrusting bedoeld hieronder;3° naam en adres van de twee erkende dierenartsen voorgesteld door de verantwoordelijke voor het sanitair toezicht op het ontvangstcentrum. Om te worden erkend dient het ontvangstcentrum voor kalveren aan volgende voorwaarden te voldoen : 1° goed bereikbaar zijn via verharde weg;2° afgescheiden zijn door een afstand van minimum 50 meter van elk beslag met rundvee, varkens, schapen of geiten en van elke weide die dieren kan bevatten van voornoemde soort;3° beschikken over een laad- en losplaats met een bodem die makkelijk kan gereinigd en ontsmet worden;4° beschikken over een overdekte ruimte die voldoende groot is waar de runderen bij slechte weersomstandigheden beschutting kunnen vinden;5° beschikken over een reinigings- en ontsmettingsinstallatie om de voertuigen die runderen vervoerd hebben gezond te maken na de aflading op het ontvangstcentrum;6° beschikken over een reservoir om de lozingen op te vangen;7° beschikken over een opslagplaats voor mest overeenkomstig de geldende reglementering;8° beschikken over een afsluitbare en afgedekte ruimte met verharde ondergrond voor het opslaan van krengen;9° buiten de openingsuren geen enkel dier houden. De inspecteur-dierenarts controleert de naleving van de erkenningsvoorwaarden en maakt de door hem geviseerde aanvraag over aan het Hoofd van de Veterinaire Diensten. Deze gaat over tot de ontvankelijkheid van de aanvraag binnen de twee werkdagen.

De inspecteur-dierenarts duidt de erkende dierenarts aan belast met het toezicht op het ontvangstcentrum voor kalveren uit de voorgestelde dierenartsen door de verantwoordelijke.

Het erkende ontvangstcentrum mag enkel runderen verzamelen afkomstig van een beslag gelegen in het Koninkrijk.

Telkens de verantwoordelijke het ontvangstcentrum wil openen, verwittigt hij van tevoren, per fax, de bevoegde inspecteur-dierenarts van de openingsdag en de openingsuren.

Hij verwittigt eveneens de dierenarts belast met het toezicht op het ontvangstcentrum voor kalveren. Buiten deze uren is het ontvangstcentrum gesloten en mag er geen enkel dier aanwezig zijn.

Aanvraag tot erkenning van een ontvangstcentrum voor kalveren/fok- en gebruiksrunderen van meer dan 42 dagen oud of slachtrunderen bestemd voor andere lidstaten (*) 1° Verantwoordelijke Naam : .. . . .

Adres : straat . . . . . postnummer ................ gemeente . . . . .

Telefoon : . . . . . 2° Ontvangstcentrum Naam : .. . . .

Adres : straat . . . . . postnummer ................ gemeente . . . . .

Kandidaat dierenartsen :a (volledige naam en adres) . . . . . . . . . . Ordenummer . . . . . b (volledige naam en adres) . . . . . . . . . . Ordenummer . . . . . 3° Capaciteit van het ontvangstcentrum : .. . . . (aantal kalveren/runderen) (*) 4° Advies van de inspecteur-dierenarts (+ datum, stempel en handtekening) : .. . . .

Gezien om gevoegd te worden bij het ministerieel besluit van 22 mei 2001.

De Minister van Landbouw en Middenstand, J. GABRIELS (*) Schrappen wat niet past

Bijlage VI bij het ministerieel besluit van 22 mei 2001 houdende tijdelijke maatregelen ter bestrijding van mond- en klauwzeer Document voor de gezondmaking van vervoermiddelen die gediend hebben voor het vervoer van slachtdieren naar slachthuizen op het grondgebied van het rijk door buitenlandse vervoerders met buitenlandse vervoermiddelen.

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld 1. Luik in te vullen door de vervoerder : Ondergetekende, .. . . . (naam en voornaam van de vervoerder), straat, nr. : . . . . . postcode - gemeente : . . . . . land : . . . . . bestuurder van het vervoermiddel : voertuig : . . . . . (nummerplaat) (1) aanhangwagen : . . . . . (nummerplaat) (1) bestemd voor het vervoer van dieren, verklaart kennis te hebben genomen van de bepalingen van het ministerieel besluit tot vaststelling van bepaalde beschermende maatregelen in verband met mond- en klauwzeer.

Naam en handtekening van de vervoerder, 2. Luik in te vullen door het slachthuis : Ondergetekende, .. . . . belast met de controle op de reiniging en ontsmetting van de transportmiddelen voor dieren op het slachthuis: . . . . . . . . . . gelegen te (adres) : . . . . . . . . . . verklaart dat het voertuig met nummerplaat . . . . . gereinigd en ontsmed werd op de voorziene plaats in dit slachthuis.

Het gebruikte ontsmettingsmiddel : . . . . .

Het voertuig heeft het slachthuis als dusdanig verlaten.

Opgemaakt op : ......../......../.........

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Een KOPIE van het volledig ingevuld en ondertekend document voor gezondmaking wordt door het slachthuis overgemaakt naar de inspecteur-dierenarts. Een KOPIE wordt chronologisch bewaard in een register « reiniging en ontsmetting » op het slachthuis.

Gezien om te worden gevoegd bij het ministerieel besluit van 22 mei 2001.

De Minister van Landbouw en Middenstand, J. GABRIELS

Bijlage VII aan het ministerieel besluit van 22 mei 2001 houdende tijdelijke maatregelen ter bestrijding van mond- en klauwzeer HET BEWEIDEN BUITEN DE GEMEENTE VAN DE BEDRIJFSZETEL OP EEN AFSTAND VAN MEER DAN 5 KM TEN OPZICHTE VAN DE BEDRIJFSZETEL Toepassing van het artikel 7 van het ministerieel besluit van 22 mei 2001 houdende tijdelijke maatregelen ter bestrijding van mond- en klauwzeer IN TE VULLEN IN HOOFDLETTERS De ondergetekende . . . . . (naam, voornaam), wonende te . . . . . (gemeente), ................. (postcode), straat . . . . . , nr. .................., informeert Dr. . . . . . ........, inspecteur-dierenarts van de provincie . . . . . , van de situatie van verschillende weiden waar hij dieren houdt en die zich bevinden buiten de gemeente van de bedrijfszetel of buiten een zone met een straal van 5 km rond deze zetel en vraagt de toestemming om er dieren te mogen zetten.

De gegevens met betrekking tot deze weiden bevinden zich op de keerzijde van dit blad.

Voor waar en echt verklaard, Gedaan te ............................ (gemeente), op ........................................ (datum), Mevr., Mr. ........................................... (naam en voornaam).

Handtekening .....................

DIT DOCUMENT MOET HET TRANSPORTMIDDEL VERGEZELLEN TIJDENS HET TRANSPORT NAAR DE WEIDE EN MOET DAARBUITEN TE ALLEN TIJDE KUNNEN WORDEN VOORGELEGD OP DE BEDRIJFSZETEL. Voor elke weide dient opgegeven te worden : - het kadastraal nummer en/of de identificatie (benaming) - het adres - de lijst van officiële oornummers van de er te plaatsen dieren - een plan van de ligging met aanduiding van de aangrenzende weiden en naam van de gebruikers De ondergetekende Dr. ......................................................... (naam), inspecteur-dierenarts van de provincie .............................. geeft toelating aan Mevr., Dhr. ...................................... (naam, voornaam) om zijn dieren in de hoger vermelde weiden te plaatsen.

Gedaan te .................................., op ................................. (datum).

Handtekening en stempel van de inspecteur-dierenarts, .......................................................................................

Dit document geldt als een voorlopige vergunning voor het transportmiddel waarin de dieren vervoerd worden indien de vervoerder nog niet in het bezit is van een officieel document.

Gezien om te worden gevoegd bij het ministerieel besluit van 22 mei 2001.

De Minister van Landbouw en Middenstand, J. GABRIELS

Bijlage VIII het ministerieel besluit van 22 mei 2001 houdende tijdelijke maatregelen ter bestrijding van mond- en klauwzeer MODEL VAN INTENTIEVERKLARING DOOR DE TOERIST TE LATEN INVULLEN EN ONDERTEKENEN Toepassing van het artikel 2, § 3, 2°, van het ministerieel besluit van 28april 2001 houdende tijdelijke maatregelen ter bestrijding van mond- en klauwzeer Naam : . . . . . . Voornaam : . . . . . .

Adres : Straat : . . . . . Nr. : . . . . . ..

Postcode : ................. Gemeente . . . . . Land . . . . . verblijft van . . . . . tot . . . . . maand : met . . . . . personen in de uitbating voor hoeve- of plattelandstoerisme of kamer met ontbijt met de naam : . . . . .

Ondergetekende : - verklaart dat hij/zij en zijn/haar reisgezellen de laatste acht dagen geen contact gehad hebben met tweehoevigen in een land waar beperkende maatregelen ter bestrijding van mond- en klauwzeer van toepassing zijn; - verbindt zich ertoe dat hij/zij en zijn/haar reisgezellen de volgende maatregelen zullen respecteren : - de geldende maatregelen op het grondgebied van het Rijk - tijdens zijn/haar verblijf op voornoemde uitbating voor hoeve- of plattelandstoerisme geen enkel ander bedrijf of enige andere plaats (kinderboerderij) zal bezoeken waar ook gevoelige dieren (runderen, varkens, schapen, geiten of andere tweehoevigen) worden gehouden.

Datum : . . . . .

Handtekening van de toerist : . . . . .

Ik (= uitbater) verklaar dat ik de gasten gewezen heb op de geldende maatregelen op mijn bedrijf. (2) Ik stuur onmiddellijk een kopie van de intentieverklaring naar de bevoegde inspecteur-dierenarts.

Handtekening uitbater : . . . . .

Gezien om te worden gevoegd bij het ministerieel besluit van 22 mei 2001.

De Minister van Landbouw en Middenstand, J. GABRIELS

^