gepubliceerd op 07 januari 2005
Ministerieel besluit tot wijziging van het ministerieel besluit van 19 oktober 1979 betreffende de private radioverbindingen
22 DECEMBER 2004. - Ministerieel besluit tot wijziging van het ministerieel besluit van 19 oktober 1979 betreffende de private radioverbindingen
De Minister van Economie, Energie, Buitenlandse Handel en Wetenschapsbeleid, Gelet op de wet van 30 juli 1979 betreffende de radioberichtgeving, inzonderheid op artikel 3 dat door het Arbitragehof gedeeltelijk vernietigd is bij het arrest nr. 1/91 van 7 februari 1991;
Gelet op het ministerieel besluit van 19 oktober 1979 betreffende de private radioverbindingen, inzonderheid op de bijlagen, gewijzigd bij de ministerièle besluiten van 19 februari 1982, 24 december 1982, 12 juli 1985, 28 mei 1986, 13 november 1987, 1 februari 1988, 9 juni 1989, 20 november 1989, 6 september 1990, 7 augustus 1992, 18 januari 1994 en 19 oktober 1999;
Gelet op het advies dat door de Europese Commissie is gemaakt in toepassing van Richtlijn 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij, gewijzigd bij Richtlijn 98/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 juli 1998;
Gelet op het advies 37.096 van de Raad van State, gegeven op 10/6/2004 met toepassing van artikel 84, § 1, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, Besluit :
Artikel 1.De bijlagen B1 tot B12 bij het ministerieel besluit van 19 oktober 1979 betreffende de private radioverbindingen worden vervangen door de bijlagen bij dit besluit.
Art. 2.De zend- en ontvangsttoestellen voor radioverbindingen voldoen aan de minimum vereisten in verband met het efficient gebruik van het spectrum zoals vermeld in de bijlagen bij dit besluit. Ze worden geacht te beantwoorden aan de basisvereisten voorzien in artikel 93, §§ 1 en 2, van de wet van 21 maart 1991 op de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven wanneer ze overeenstemmen de NBN-normen die in de bijlagen bij dit besluit vermeld staan.
Brussel, 22 december 2004.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Economie, Energie, Buitenlandse Handel en Wetenschapsbeleid, M. VERWILGHEN De Minister van Werk, Mevr. F. VAN DEN BOSSCHE
Radio-interface B1 (V1.1) voor toestellen voor radioverbinding op korte afstand voor niet-specifieke toepassingen VOORWOORD - De Belgische beschrijving legt de minimum vereisten van de toestellen vast in verband met het efficiënt gebruik van het spectrum (essentièle eis 3.2). - De radio-interface bevat ook een aantal informatieve elementen, zoals het toe te passen vergunningsregime, de radiodienst waartoe het toestel behoort en de geharmoniseerde norm die het vermoeden van conformiteit geeft met de essentièle eis 3.2. - Wat de definitie van collectieve frequenties betreft wordt verwezen naar artikel 1, 13°, van het koninklijk besluit van 15 oktober 1979 betreffende de private radioverbindingen. 1. Minimum vereisten in verband met het efficiènt gebruik van het spectrum. 1A. De draaggolf frequentie wordt gekozen uit de frequentiebanden in de hieronder opgenomen tabel van collectieve frequenties. Het maximaal toegestane vermogen of maximaal toegestaan magnetisch veld evenals de maximaal toegestane duty cycle zijn afhankelijk van de frequentieband en mogen de hieronder aangegeven waarden niet overschrijden : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld (1) Deze band wordt ook gebruikt voor industriële, wetenschappelijke en medische toepassingen (ISM) zoals gedefinieerd in de ITU radioreglement.(2) Effectief uitgestraald vermogen.(3) De toepassingen audio en video zijn niet toegelaten in de band 433,050-434,790 MHz.(4) Teneinde wederzijds storingen tussen CT2 en deze toestellen met beperkt bereik te vermijden, wordt aangeraden om specifieke frequenties te vermijden voor toestellen met beperkt bereik beneden 868,5 MHz en in de plaats hiervan een technologie te gebruiken die een automatische selectie toelaat van een vrij kanaal binnen deze band.(5) Toepassingen in de band 869,3-869,4 MHz moeten een geschikt toegangsprotocol gebruiken zoals bijvoorbeeld EN 301 391.(6) Deze ganse band mag ook als 1 kanaal gebruikt worden voor datatransmissie op hoge snelheid.(7) De fabrikanten moeten rekening houden met de toepassingen in de aangrenzende frequentieband net boven deze band.(8) Effectief isotroop uitgestraald vermogen.(9) Momenteel geen ETSI standaard beschikbaar.(10) Duty cycle 100 % in de band 434,040-434,790MHz mits kanalisatie tot 25 kHz.(11) -13 dBm/10 kHz voor breedband kanalen. 1B. De afstand tussen de kanalen kan vrij gekozen worden behalve in de frequentiebanden 869,3-869,4 MHz en 869,4-869,65 MHz waar deze 25 kHz bedraagt. 2. Vergunningsregime (informatief). Vrijstelling van individuele vergunning. (KB van 13 februari 2003, Belgisch Staatsblad van 14 april 2003) 3. Statuut van de radiodienst (informatief). De toegewezen frequenties mogen geen storing veroorzaken noch bescherming eisen tegen storing. Sommige toegewezen frequenties behoren tot de zogenaamde ISM-band. (art. S5.150 van het RR van de ITU). 4. Norm. Het respecteren van de volgende NBN-norm geeft een vermoeden van overeenstemming met de basisvereisten vermeld in artikel 93, §§ 1 en 2, van de wet van 21 maart 1991 op de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven. - NBN EN 300 220-3 : Geharmoniseerde norm die de essentiële vereisten bevat onder artikel 3.2 van de R&TTE richtlijn voor toestellen voor radioverbinding voor beperkt bereik te gebruiken tussen 25 MHz en 1000 MHz met een vermogen tot maximaal 500 mW. - NBN EN 300 330-2 : Geharmoniseerde norm die de essentiële vereisten bevat onder artikel 3.2 van de R&TTE richtlijn voor toestellen voor radioverbinding voor beperkt bereik te gebruiken tussen 9 kHz en 25 MHz en inductieve systemen tussen 9 kHz en 30 MHz. - NBN EN 300 440-2 : Geharmoniseerde norm die de essentièle vereisten bevat onder artikel 3.2 van de R&TTE richtlijn voor toestellen voor radioverbinding voor beperkt bereik te gebruiken tussen 1 GHz en 25 GHz. 5. De antennes (informatief). Het toestel moet gebruikt worden met de door de fabrikant voorgeschreven antenne. 6. Opmerking. Voor de duty cycle worden volgende beperkingen gehanteerd : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld 7. Bijkomende informatie. Vragen in verband met deze radio-interface kunnen gericht worden aan het volgend adres : freqadmin@bipt.be 8. Versie van de huidige interface. Versie 1.1 a) Bij elke wijziging van de minimale vereisten van deze radiointerface, wordt het eerste cijfer vermeerderd met één eenheid.b) Bij elke wijziging van andere punten van de interface wordt het laatste cijfer vermeerderd met één eenheid.Deze wijzigingen zullen geen aanleiding tot een notificatie zoals voorzien in de richtlijn 98/34/EG. Gezien om te worden gevoegd bij het ministerieel besluit van 22 december 2004 tot wijziging van het ministerieel besluit van 19 oktober 1979 betreffende de private radioverbindingen.
De Minister van Economie, Energie, Buitenlandse Handel en Wetenschapsbeleid, M. VERWILGHEN De Minister van Werk, Mevr. F. VAN DEN BOSSCHE
Radio-interface B2 (V1.1) voor toestellen voor radioverbinding met beperkt bereik bedoeld voor de breedbanddatatransmissie die werken in de 2,4 GigaHertz-ISM-band VOORWOORD - De Belgische beschrijving legt de minimum vereisten van de toestellen vast in verband met het efficiènt gebruik van het spectrum (essentièle eis 3.2). - De radio-interface bevat ook een aantal informatieve elementen, zoals het toe te passen vergunningsregime, de radiodienst waartoe het toestel behoort en de geharmoniseerde norm die het vermoeden van conformiteit geeft met de essentiële eis 3.2. - Wat de definitie van collectieve frequenties betreft wordt verwezen naar artikel 1, 13°, van het koninklijk besluit van 15 oktober 1979 betreffende de private radioverbindingen. 1. Minimum vereisten in verband met het efficiënt gebruik van het spectrum. 1.A. De volgende collectieve frequentieband wordt toegewezen : 2400-2483,5 MHz. 1.B. Het vermogen is beperkt tot 100 mW e.u.i.v. 1.B.1. Direct sequence spread spectrum of een ander gelijkaardig modulatie mechanisme (bij voorbeeld OFDM) De maximale dichtheid van de flux van het effectief isotroop uitgestraald vermogen is - 20 dBW/MHz. 1.B.2. Frequency hopping spread spectrum.
De maximale dichtheid van de flux van het effectief isotroop uitgestraald vermogen is - 10 dBW/100 kHz. 2. Vergunningsregime (informatief). Vrijstelling van individuele vergunning. (Koninklijk besluit van 13 februari 2003, Belgisch Staatsblad van 14 april 2003) 3. Statuut van de radiodienst (informatief). De toegewezen frequenties mogen geen storing veroorzaken noch bescherming eisen tegen storing. Sommige toegewezen frequenties behoren tot de zogenaamde ISM-band. (art. S5.150 van het RR van de ITU). 4. Norm. Het respecteren van de volgende NBN-norm geeft een vermoeden van overeenstemming met de basisvereisten vermeld in artikel 93, §§ 1 en 2, van de wet van 21 maart 1991 op de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven.
NBN EN 300 328-2 : Geharmoniseerde norm die de essentiële vereisten bevat onder artikel 3.2 van de R & TTE richtlijn voor toestellen voor radioverbinding bedoeld voor breedbanddatatransmissie die werken in de 2,4 GigaHertz-ISM-band. 5. Bijkomende informatie. Vragen in verband met deze radio-interface kunnen gericht worden aan het volgend adres : freqadmin@bipt.be 6. De antennes (informatief) Het toestel moet gebruikt worden met de door de fabrikant voorgeschreven antenne.7. Versie van de huidige interface. Versie 1.1 a) Bij elke wijziging van de minimale vereisten van deze radiointerface, wordt het eerste cijfer vermeerderd met één eenheid.b) Bij elke wijziging van andere punten van de interface wordt het laatste cijfer vermeerderd met één eenheid.Deze wijzigingen zullen geen aanleiding tot een notificatie zoals voorzien in de richtlijn 98/34/EG. Gezien om te worden gevoegd bij het ministerieel besluit van 22 december 2004 tot wijziging van het ministerieel besluit van 19 oktober 1979 betreffende de private radioverbindingen.
De Minister van Economie, Energie, Buitenlandse Handel en Wetenschapsbeleid, M. VERWILGHEN De Minister van Werk, Mevr. F. VAN DEN BOSSCHE
Radio-interface B3 (V1.1) voor toestellen voor radioverbinding bedoeld voor lokale netwerken VOORWOORD - De Belgische beschrijving legt de minimum vereisten van de toestellen vast in verband met het efficiènt gebruik van het spectrum (essentièle eis 3.2). - De radio-interface bevat ook een aantal informatieve elementen, zoals het toe te passen vergunningsregime, de radiodienst waartoe het toestel behoort en de geharmoniseerde norm die het vermoeden van conformiteit geeft met de essentiële eis 3.2. - Wat de definitie van collectieve frequenties betreft wordt verwezen naar art. 1,13° van het koninklijk besluit van 15 oktober 1979 betreffende de private radioverbindingen. 1. Minimum vereisten in verband met het efficiènt gebruik van het spectrum. 1.A. De volgende collectieve frequentiebanden worden toegewezen, met de daarbijhorende maximale vermogens. : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld 1.B. Toestellen die werken in de band 5150-5350 MHz mogen enkel binnen een gebouw gebruikt worden. 1.C. Het maximaal isotroop uitgestraald vermogen dat in punt 1A aangegeven wordt is een gemiddelde waarde. 2. Vergunningsregime(informatief). Vrijstelling van individuele vergunning. (Koninklijk besluit van 13 februari 2003, Belgisch Staatsblad van 14 april 2003) 3. Statuut van de radiodienst (informatief). De toegewezen frequenties mogen geen storing veroorzaken noch bescherming eisen tegen storing. Sommige toegewezen frequenties behoren tot de zogenaamde ISM-band. (art. S5.150 van het RR van de ITU). 4. Norm. Het respecteren van de volgende NBN-norm geeft een vermoeden van overeenstemming met de basisvereisten vermeld in artikel 93, §§ 1 en 2, van de wet van 21 maart 1991 op de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven.
NBN EN 301 893 : Geharmoniseerde norm die de essentièle vereisten bevat onder artikel 3.2 van de R&TTE richtlijn voor toestellen voor radioverbinding bedoeld voor lokale netwerken 5. Bijkomende informatie. Vragen in verband met deze radio-interface kunnen gericht worden aan het volgend adres : freqadmin@bipt.be 6. Versie van de huidige interface. Versie 1.1 a) Bij elke wijziging van de minimale vereisten van deze radiointerface, wordt het eerste cijfer vermeerderd met één eenheid.b) Bij elke wijziging van andere punten van de interface wordt het laatste cijfer vermeerderd met één eenheid.Deze wijzigingen zullen geen aanleiding tot een notificatie zoals voorzien in de richtlijn 98/34/EG. Gezien om te worden gevoegd bij het ministerieel besluit van 22 december 2004 tot wijziging van het ministerieel besluit van 19 oktober 1979 betreffende de private radioverbindingen.
De Minister van Economie, Energie, Buitenlandse Handel en Wetenschapsbeleid, M. VERWILGHEN De Minister van Werk, Mevr. F. VAN DEN BOSSCHE
Radio-interface B4 (V1.1) voor toestellen voor radioverbinding bedoeld voor telematicatoepassingen voor wegtransport (RTTT : Road Transport and Transport Telematics) VOORWOORD - De Belgische beschrijving legt de minimum vereisten van de toestellen vast in verband met het efficiènt gebruik van het spectrum (essentiële eis 3.2). - De radio-interface bevat ook een aantal informatieve elementen, zoals het toe te passen vergunningsregime, de radiodienst waartoe het toestel behoort en de geharmoniseerde norm die het vermoeden van conformiteit geeft met de essentiële eis 3.2. - Wat de definitie van collectieve frequenties betreft wordt verwezen naar artikel 1, 13°, van het koninklijk besluit van 15 oktober 1979 betreffende de private radioverbindingen. 1. Minimum vereisten in verband met het efficiënt gebruik van het spectrum. 1.A. Band 5795-5815 MHz. 1.A.1. Kanaalafstand van 5 MHz.
De volgende collectieve frequenties worden toegewezen : 5797,5 MHz 5802,5 MHz 5807,5 MHz 5812,5 MHz 1.A.2. Kanaalafstand van 10 MHz De volgende collectieve frequenties worden toegewezen : 5800 MHz 5810 MHz 1.A.3.
Het maximaal toegelaten vermogen bedraagt 2W e.i.u.v. 1.A.4.
Deze band wordt voorbehouden voor tolsystemen en radiosystemen tussen voertuig en infrastructuur. 1.B. Banden 63-64 GHz en 76-77 GHz. 1.B.1. De draaggolf frequentie wordt gekozen uit de frequentiebanden in de hieronder opgenomen tabel van collectieve frequenties. Het maximaal toegestane vermogen is afhankelijk van de frequentieband en mag de hieronder aangegeven waarde niet overschrijden.
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld 1.B.2. De band 63-64 GHz wordt voorbehouden voor radiosystemen tussen voertuigen en radiosystemen tussen voertuig en infrastructuur. 1.B.3. De band 76-77 GHz wordt voorbehouden voor radarsystemen voor voertuigen en voor de infrastructuur. 2. Vergunningsregime (informatief). Vrijstelling van individuele vergunning. (koninklijk besluit van 13 februari 2003, Belgisch Staatsblad van 14 april 2003) 3. Statuut van de radiodienst (informatief). De toegewezen frequenties mogen geen storing veroorzaken noch bescherming eisen tegen storing. Sommige toegewezen frequenties behoren tot de zogenaamde ISM-band. (art. S5.150 van het RR van de ITU). 4. Norm. Het respecteren van de volgende NBN-norm geeft een vermoeden van overeenstemming met de basisvereisten vermeld in artikel 93, §§ 1 en 2, van de wet van 21 maart 1991 op de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven.
NBN EN 301 091 : Geharmoniseerde norm die de essentiële vereisten bevat onder artikel 3.2 van de R & TTE richtlijn voor toestellen voor radioverbinding bedoeld voor radars in de band 76-77 GHz.
NBN EN 300 674-2 : Geharmoniseerde norm die de essentièle vereisten bevat onder artikel 3.2 van de R & TTE richtlijn voor toestellen voor radioverbinding bedoeld voor telematicatoepassingen voor datacommunicatie op lage snelheid in de 5,8 GHz ISM band voor wegtransport (RTTT : Road Transport and Traffic Telematics). 5. Bijkomende informatie. Vragen in verband met deze radio-interface kunnen gericht worden aan het volgend adres : freqadmin@bipt.be 6. Versie van de huidige interface. Versie 1.1 a) Bij elke wijziging van de minimale vereisten van deze radiointerface, wordt het eerste cijfer vermeerderd met één eenheid.b) Bij elke wijziging van andere punten van de interface wordt het laatste cijfer vermeerderd met één eenheid.Deze wijzigingen zullen geen aanleiding tot een notificatie zoals voorzien in de richtlijn 98/34/EG. Gezien om te worden gevoegd bij het ministerieel besluit van 22 december 2004 tot wijziging van het ministerieel besluit van 19 oktober 1979 betreffende de private radioverbindingen.
De Minister van Economie, Energie, Buitenlandse Handel en Wetenschapsbeleid, M. VERWILGHEN De Minister van Werk, Mevr. F. VAN DEN BOSSCHE
Radio-interface B5 (V1.1) voor toestellen voor radioverbinding bedoeld met beperkt bereik bedoeld voor de afstandsbediening van kleine modellen VOORWOORD - De Belgische beschrijving legt de minimum vereisten van de toestellen vast in verband met het efficiènt gebruik van het spectrum (essentiële eis 3.2). - De radio-interface bevat ook een aantal informatieve elementen, zoals het toe te passen vergunningsregime, de radiodienst waartoe het toestel behoort en de geharmoniseerde norm die het vermoeden van conformiteit geeft met de essentiële eis 3.2. - Wat de definitie van collectieve frequenties betreft wordt verwezen naar art. 1, 13° van het koninklijk besluit van 15 oktober 1979 betreffende de private radioverbindingen. 1. Minimum vereisten in verband met het efficiënt gebruik van het spectrum. 1.A. Toegewezen frequenties : De volgende collectieve frequenties worden voorbehouden : - 26,995 MHz / 27,045 MHz / 27,095 MHz / 27,145 MHz / 27,195 MHz. - In de band 40,570 tot 40,700 MHz : 40,575 MHz+n x 10 kHz voor n = 0, 1, 2,..., 11, 12. - De volgende collectieve frequenties worden voorbehouden voor de modelvliegtuigen : 35,00 MHz+n x 10 kHz voor n = 0, 1, 2, 3, 4,..., 32, 33. - 72,025 MHz / 72,050 MHz / 72,075 MHz / 72,100 MHz / 72,125 MHz / 72,150 MHz / 72,175 MHz / 72,200 MHz / 72,225 MHz / 72,250 MHz. 1.B. De kanaalafstand moet 10 kHz bedragen, behalve in de band 72,000-72,275 MHz waar de kanaalafstand 25 kHz mag bedragen. 1.C. Het maximaal toegelaten vermogen bedraagt 0,1 W effectief uitgestraald vermogen. 2. Vergunningsregime (informatief). Vrijstelling van individuele vergunning. (Koninklijk besluit van 13 februari 2003, Belgisch Staatsblad van 14 april 2003) 3. Statuut van de radiodienst (informatief). De toegewezen frequenties mogen geen storing veroorzaken noch bescherming eisen tegen storing. Sommige toegewezen frequenties behoren tot de zogenaamde ISM-band. (art. S5.150 van het RR van de UIT). 4. Norm. Het respecteren van de volgende NBN-norm geeft een vermoeden van overeenstemming met de basisvereisten vermeld in artikel 93, §§ 1 en 2, van de wet van 21 maart 1991 op de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven. - NBN EN 300 220-3 : Geharmoniseerde norm die de essentiële vereisten bevat onder artikel 3.2 van de R&TTE richtlijn voor toestellen voor radioverbinding voor beperkt bereik te gebruiken tussen 25 MHz en 1000 MHz met een vermogen tot maximaal 500 mW. 5. Bijkomende informatie. Vragen in verband met deze radio-interface kunnen gericht worden aan het volgend adres : freqadmin@bipt.be 6. Versie van de huidige interface. Versie 1.1 a) Bij elke wijziging van de minimale vereisten van deze radiointerface, wordt het eerste cijfer vermeerderd met één eenheid.b) Bij elke wijziging van andere punten van de interface wordt het laatste cijfer vermeerderd met één eenheid.Deze wijzigingen zullen geen aanleiding tot een notificatie zoals voorzien in de richtlijn 98/34/EG. Gezien om te worden gevoegd bij het ministerieel besluit van 22 december 2004 tot wijziging van het ministerieel besluit van 19 oktober 1979 betreffende de private radioverbindingen.
De Minister van Economie, Energie, Buitenlandse Handel en Wetenschapsbeleid, M. VERWILGHEN De Minister van Werk, Mevr. F. VAN DEN BOSSCHE
Radio-interface B6 (V.1.1) voor toestellen voor radioverbinding met beperkt bereik voor inductieve toepassingen VOORWOORD - De Belgische beschrijving legt de minimum vereisten van de toestellen vast in verband met het efficiènt gebruik van het spectrum (essentiële eis 3.2). - De radio-interface bevat ook een aantal informatieve elementen, zoals het toe te passen vergunningsregime, de radiodienst waartoe het toestel behoort en de geharmoniseerde norm die het vermoeden van conformiteit geeft met de essentiële eis 3.2. - Wat de definitie van collectieve frequenties betreft wordt verwezen naar artikel 1, 13°, van het koninklijk besluit van 15 oktober 1979 betreffende de private radioverbindingen. 1. Minimum vereisten in verband met het efficiënt gebruik van het spectrum. 1.A. De draaggolf frequentie wordt gekozen uit de frequentiebanden in de hieronder opgenomen tabel van collectieve frequenties. Het maximaal toegestane veld is afhankelijk van de frequentieband en mag de hieronder aangegeven waarde niet overschrijden.
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld (1) In het geval van ingebouwde of toegewijde lusantennes met een oppervlakte tussen 0,05 en 0,16 m2 wordt het toegelaten veld verminderd met 10xlog (oppervlakte/0,16 m2).Indien de oppervlakte kleiner is dan 0,05 m2 wordt het toegelaten veld verminderd met 10 dB. 1.B. In het geval van externe antennes mogen enkel lusantennes met « spoelwerking » gebruikt worden. 2. Vergunningsregime (informatief). Vrijstelling van individuele vergunning. (Koninklijk besluit van 13 februari 2003, Belgisch Staatsblad van 14 april 2003) 3. Statuut van de radiodienst (informatief). De toegewezen frequenties mogen geen storing veroorzaken noch bescherming eisen tegen storing. Sommige toegewezen frequenties behoren tot een zogenaamde ISM-band. (art. S5.150 van het RR van de ITU). 4. Norm. Het respecteren van de volgende NBN-norm geeft een vermoeden van overeenstemming met de basisvereisten vermeld in artikel 93, §§ 1 en 2, van de wet van 21 maart 1991 op de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven. - NBN EN 300 330-2 : Geharmoniseerde norm die de essentiële vereisten bevat onder artikel 3.2 van de R&TTE richtlijn voor toestellen voor radioverbinding voor beperkt bereik te gebruiken tussen 9 kHz en 25 MHz en inductieve systemen tussen 9 kHz en 30 MHz. 5. Bijkomende informatie. Vragen in verband met deze radio-interface kunnen gericht worden aan het volgend adres : freqadmin@bipt.be 6. Versie van de huidige interface. Versie 1.1 a) Bij elke wijziging van de minimale vereisten van deze radiointerface, wordt het eerste cijfer vermeerderd met één eenheid.b) Bij elke wijziging van andere punten van de interface wordt het laatste cijfer vermeerderd met één eenheid.Deze wijzigingen zullen geen aanleiding tot een notificatie zoals voorzien in de richtlijn 98/34/EG. Gezien om te worden gevoegd bij het ministerieel besluit van 22 december 2004 tot wijziging van het ministerieel besluit van 19 oktober 1979 betreffende de private radioverbindingen.
De Minister van Economie, Energie, Buitenlandse Handel en Wetenschapsbeleid, M. VERWILGHEN De Minister van Werk, Mevr. F. VAN DEN BOSSCHE
Radio-interface B.7 (V.1.1) voor toestellen voor radioverbinding met beperkt bereik voor toepassingen voor identificatie door middel van radiofrequenties (RFID, radio frequency identification) VOORWOORD - De Belgische beschrijving legt de minimum vereisten van de toestellen vast in verband met het efficiènt gebruik van het spectrum (essentièle eis 3.2). - De radio-interface bevat ook een aantal informatieve elementen, zoals het toe te passen vergunningsregime, de radiodienst waartoe het toestel behoort en de geharmoniseerde norm die het vermoeden van conformiteit geeft met de essentiële eis 3.2. - Wat de definitie van collectieve frequenties betreft wordt verwezen naar art. 1,13° van het koninklijk besluit van 15 oktober 1979 betreffende de private radioverbindingen. 1. Minimum vereisten in verband met het efficiënt gebruik van het spectrum. 1.A. De draaggolf frequentie wordt gekozen uit de frequentiebanden in de hieronder opgenomen tabel van collectieve frequenties. Het maximaal toegestane vermogen is afhankelijk van de frequentieband en de gebruiksvoorwaarden en mag de hieronder aangegeven waarde niet overschrijden.
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld (1) Deze band is enkel toegelaten voor FHSS systemen (Frequency hopping spread spectrum) In het geval van een vermogen groter dan 500 mW geldt de volgende beperking : De maximum veldsterkte gegenereerd door RFID's gemeten op een afstand van 10 meter buiten het gebouw mag de equivalente veldsterkte niet overschrijden van een RFID met een maximaal vermogen van 500 mW die aan de buitenzijde van het gebouw is bevestigd. 1.B. Externe antennes mogen niet gebruikt worden. 1.C. In het geval van een vermogen groter dan 500 mW, dient de duty cycle beperkt te zijn tot 15 % in elke periode van 200 ms (30 ms aan/170 ms af). 1.D. Het vermogen boven de 500mW mag enkel gebruikt worden binnen permanente gebouwen. 2. Vergunningsregime (informatief). Vrijstelling van individuele vergunning. (Koninklijk besluit van 13 februari 2003, Belgisch Staatsblad van 14 april 2003) 3. Statuut van de radiodienst (informatief). De toegewezen frequenties mogen geen storing veroorzaken noch bescherming eisen tegen storing. De toegewezen frequenties behoren tot de zogenaamde ISM-band. (art. S5.150 van het RR van de ITU). 4. Automatische controle van het vermogen (informatief). Toestellen, waarvan het vermogen de waarde van 500 mW kunnen overschrijden, moeten uitgerust zijn met een automatische controle van het vermogen die garandeert dat het vermogen gereduceerd wordt tot 500 mW in het geval het toestel in beweging is buiten een gebouw. of in geval het toestel gebruikt wordt buiten gebouwen. 5. De antennes (informatief) Het toestel moet gebruikt worden met de door de fabrikant voorgeschreven antenne.6. Norm. Het respecteren van de volgende NBN-norm geeft een vermoeden van overeenstemming met de basisvereisten vermeld in artikel 93, §§ 1 en 2, van de wet van 21 maart 1991 op de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven. - NBN EN 300 440-2 : Geharmoniseerde norm die de essentiële vereisten bevat onder artikel 3.2 van de R&TTE richtlijn voor toestellen voor radioverbinding voor beperkt bereik te gebruiken tussen 1 GHz en 25 GHz. 7. Bijkomende informatie. Vragen in verband met deze radio-interface kunnen gericht worden aan het volgend adres : freqadmin@ibpt.be 8. Versie van de huidige interface. Versie 1.1 a) Bij elke wijziging van de minimale vereisten van deze radiointerface, wordt het eerste cijfer vermeerderd met één eenheid.b) Bij elke wijziging van andere punten van de interface wordt het laatste cijfer vermeerderd met één eenheid.Deze wijzigingen zullen geen aanleiding tot een notificatie zoals voorzien in de richtlijn 98/34/EG. Gezien om te worden gevoegd bij het ministerieel besluit van 22 december 2004 tot wijziging van het ministerieel besluit van 19 oktober 1979 betreffende de private radioverbindingen.
De Minister van Economie, Energie, Buitenlandse Handel en Wetenschapsbeleid, M. VERWILGHEN De Minister van Werk, Mevr. F. VAN DEN BOSSCHE
Radio-interface B8 (V1.1) voor toestellen voor radioverbinding met beperkt bereik voor antidiefstaltoepassingen en alarmen door middel van bewegingsdetectoren VOORWOORD - De Belgische beschrijving legt de minimum vereisten van de toestellen vast in verband met het efficiënt gebruik van het spectrum (essentiële eis 3.2). - De radio-interface bevat ook een aantal informatieve elementen, zoals het toe te passen vergunningsregime, de radiodienst waartoe het toestel behoort en de geharmoniseerde norm die het vermoeden van conformiteit geeft met de essentiële eis 3.2. - Wat de definitie van collectieve frequenties betreft wordt verwezen naar artikel 1, 13°, van het koninklijk besluit van 15 oktober 1979 betreffende de private radioverbindingen. 1. Minimum vereisten in verband met het efficiënt gebruik van het spectrum. 1A. De draaggolf frequentie wordt gekozen uit de frequentiebanden in de hieronder opgenomen tabel van collectieve frequenties. Het maximaal toegestane vermogen is afhankelijk van de frequentieband en mag de hieronder aangegeven waarde niet overschrijden.
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld 2. Vergunningsregime (informatief). Vrijstelling van individuele vergunning. (Koninklijk besluit van 13 februari 2003, Belgisch Staatsblad van 14 april 2003) 3. Statuut van de radiodienst (informatief). De toegewezen frequenties mogen geen storing veroorzaken noch bescherming eisen tegen storing. Sommige toegewezen frequenties behoren tot een zogenaamde ISM-band. (art. S5.150 van het RR van de ITU). 4. Norm. Het respecteren van de volgende NBN-norm geeft een vermoeden van overeenstemming met de basisvereisten vermeld in artikel 93, §§ 1 en 2, van de wet van 21 maart 1991 op de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven. - NBN EN 300 440-2: Geharmoniseerde norm die de essentiële vereisten bevat onder artikel 3.2 van de R & TTE richtlijn voor toestellen voor radioverbinding voor beperkt bereik te gebruiken tussen 1 GHz en 25 GHz. 5. Bijkomende informatie. Vragen in verband met deze radiointerface kunnen gericht worden aan het volgend adres : freqadmin@bipt.be 6. Versie van de huidige interface. Versie 1.1 a) Bij elke wijziging van de minimale vereisten van deze radiointerface, wordt het eerste cijfer vermeerderd met één eenheid.b) Bij elke wijziging van andere punten van de interface wordt het laatste cijfer vermeerderd met één eenheid.Deze wijzigingen zullen geen aanleiding tot een notificatie zoals voorzien in de richtlijn 98/34/EG. Gezien om te worden gevoegd bij het ministerieel besluit van 22 december 2004 tot wijziging van het ministerieel besluit van 19 oktober 1979 betreffende de private radioverbindingen.
De Minister van Economie, Energie, Buitenlandse Handel en Wetenschapsbeleid, M. VERWILGHEN De Minister van Werk, Mevr. F. VAN DEN BOSSCHE
Radio-interface B9 (V1.1) voor toestellen voor radioverbinding met beperkt bereik voor medische telemetrie VOORWOORD - De Belgische beschrijving legt de minimum vereisten van de toestellen vast in verband met het efficiènt gebruik van het spectrum (essentiële eis 3.2). - De radio-interface bevat ook een aantal informatieve elementen, zoals het toe te passen vergunningsregime, de radiodienst waartoe het toestel behoort en de geharmoniseerde norm die het vermoeden van conformiteit geeft met de essentièle eis 3.2. - Wat de definitie van collectieve frequenties betreft wordt verwezen naar artikel 1, 13°, van het koninklijk besluit van 15 oktober 1979 betreffende de private radioverbindingen. 1. Minimum vereisten in verband met het efficiënt gebruik van het spectrum. 1A. De volgende frequenties worden toegewezen aan medische telemetrie : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld 1B. Het maximaal uitgestraald vermogen mag de waarde van 10 mW e.u.v. niet overschrijden. 2. Vergunningsregime (informatief). Vrijstelling van individuele vergunning. (Koninklijk besluit van 13 februari 2003, Belgisch Staatsblad van14 april 2003) 3. Statuut van de radiodienst (informatief). De toegewezen frequenties mogen geen storing veroorzaken noch bescherming eisen tegen storing. 4. Norm. Het respecteren van de volgende NBN-norm geeft een vermoeden van overeenstemming met de basisvereisten vermeld in artikel 93, §§ 1 en 2, van de wet van 21 maart 1991 op de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven. - NBN EN 300 220-3 : Geharmoniseerde norm die de essentiële vereisten bevat onder artikel 3.2 van de R & TTE richtlijn voor toestellen voor radioverbinding voor beperkt bereik te gebruiken tussen 25 MHz en 1000 MHz met een vermogen tot maximaal 500 mW. 5. De antennes (informatief). Het toestel moet gebruikt worden met de door de fabrikant voorgeschreven antenne. 6. Bijkomende informatie. Vragen in verband met deze radiointerface kunnen gericht worden aan het volgend adres : freqadmin@bipt.be 7. Versie van de huidige interface. Versie 1.1 a) Bij elke wijziging van de minimale vereisten van deze radiointerface, wordt het eerste cijfer vermeerderd met één eenheid.b) Bij elke wijziging van andere punten van de interface wordt het laatste cijfer vermeerderd met één eenheid.Deze wijzigingen zullen geen aanleiding tot een notificatie zoals voorzien in de richtlijn 98/34/EG. Gezien om te worden gevoegd bij het ministerieel besluit van 22 december 2004 tot wijziging van het ministerieel besluit van 19 oktober 1979 betreffende de private radioverbindingen.
De Minister van Economie, Energie, Buitenlandse Handel en Wetenschapsbeleid, M. VERWILGHEN De Minister van Werk, Mevr. F. VAN DEN BOSSCHE
Radio-interface B10 (V1.1) voor toestellen voor radioverbinding bedoeld met beperkt bereik bedoeld voor draadloze microfoons VOORWOORD - De Belgische beschrijving legt de minimum vereisten van de toestellen vast in verband met het efficiènt gebruik van het spectrum (essentièle eis 3.2). - De radio-interface bevat ook een aantal informatieve elementen, zoals het toe te passen vergunningsregime, de radiodienst waartoe het toestel behoort en de geharmoniseerde norm die het vermoeden van conformiteit geeft met de essentiële eis 3.2. - Wat de definitie van collectieve frequenties betreft wordt verwezen naar artikel 1, 13°, van het koninklijk besluit van 15 oktober 1979 betreffende de private radioverbindingen. 1. Minimum vereisten in verband met het efficiënt gebruik van het spectrum. 1A. De draaggolf frequentie wordt gekozen uit de frequentiebanden in de hieronder opgenomen tabel van collectieve frequenties. Het maximaal toegestane vermogen evenals de maximaal toegestane duty cyle zijn afhankelijk van de frequentieband en mogen de hieronder aangegeven waarden niet overschrijden.
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld 1B. Band 863-865MHz.
In het geval van analoge systemen in de band 863-865 MHz mag de maximaal bandbreedte de 300 kHz niet overschrijden. 1C. Vermogen van 50 mW e.u.v.
Het effectief uitgestraald vermogen tussen 10 mW en 50 mW is enkel toegelaten in het geval een microfoon die op het lichaam gedragen wordt. 2. Vergunningsregime (informatief). Vrijstelling van individuele vergunning (enkel voor die banden die vermeld staan in het KB van 13 februari 2003, Belgisch Staatsblad van 14 april 2003).
Onder andere de volgende banden zijn toegelaten zonder vergunning : -181,4-184,2 MHz, -202,4-205,2MHz, -kanaal 27(518-526 MHz), -kanaal 29(534-542 MHz), -kanaal 69(854-862 MHz), -863-865 MHz, -1785-1800 MHz.
Volgende kanalen worden gebruikt door de omroepinstellingen : -24 (494-502 MHz): VTM/RTL-TVI -31(550-558 MHz): RTB-F -32(558-566 MHz): BRF/CANAL+ -33(566-574 MHz): RTB-F -35(582-590 MHz): RTL-TVI/VTM -51(710-718 MHz): VRT -54(734-742 MHz): VRT 3. Statuut van de radiodienst (informatief). De toegewezen frequenties mogen geen storing veroorzaken noch bescherming eisen tegen storing. 4. Norm. Het respecteren van de volgende NBN-norm geeft een vermoeden van overeenstemming met de basisvereisten vermeld in artikel 93, §§ 1 en 2, van de wet van 21 maart 1991 op de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven. - NBN EN 300 422-2 Geharmoniseerde norm die de essentiële vereisten bevat onder artikel 3.2 van de R&TTE richtlijn voor toestellen voor radioverbinding met beperkt bereik voor draadloze microfoons te gebruiken tussen 25 MHz en 3000 MHz. - NBN EN 301 357-2: Geharmoniseerde norm die de essentiële vereisten bevat onder artikel 3.2 van de R & TTE richtlijn voor toestellen voor radioverbinding voor beperkt bereik bedoeld voor draadloze audioverbindingen. - NBN EN 301 840-2 Geharmoniseerde norm die de essentiële vereisten bevat onder artikel 3.2 van de R & TTE richtlijn voor digitale draadloze microfoons in de frequentieband 25 MHz tot 3000 MHz. 5. De antennes (informatief). Het toestel moet gebruikt worden met de door de fabrikant voorgeschreven antenne. 6. Bijkomende informatie. Vragen in verband met deze radiointerface kunnen gericht worden aan het volgend adres : freqadmin@bipt.be 7. TV-zender te Bouillon. De collectieve frequenties in de band 202,4-205,2 MHz mogen niet gebruikt worden in de gemeente Bouillon, noch in een straal van 50 km rond die gemeente. Bij het toestel dient een bijsluiter geleverd te worden waarop deze voorwaarde vermeld staat. 8. Versie van de huidige interface. Versie 1.1 a) Bij elke wijziging van de minimale vereisten van deze radiointerface, wordt het eerste cijfer vermeerderd met één eenheid.b) Bij elke wijziging van andere punten van de interface wordt het laatste cijfer vermeerderd met één eenheid.Deze wijzigingen zullen geen aanleiding tot een notificatie zoals voorzien in de richtlijn 98/34/EG. Gezien om te worden gevoegd bij het ministerieel besluit van 22 december 2004 tot wijziging van het ministerieel besluit van 19 oktober 1979 betreffende de private radioverbindingen.
De Minister van Economie, Energie, Buitenlandse Handel en Wetenschapsbeleid, M. VERWILGHEN De Minister van Werk, Mevr. F. VAN DEN BOSSCHE
Radio-interface B11 (V1.1) voor toestellen voor radioverbinding bedoeld met beperkt bereik bedoeld voor alarmen en sociale alarmen VOORWOORD - De Belgische beschrijving legt de minimum vereisten van de toestellen vast in verband met het efficiënt gebruik van het spectrum (essentièle eis 3.2). - De radio-interface bevat ook een aantal informatieve elementen, zoals het toe te passen vergunningsregime, de radiodienst waartoe het toestel behoort en de geharmoniseerde norm die het vermoeden van conformiteit geeft met de essentièle eis 3.2. - Wat de definitie van collectieve frequenties betreft wordt verwezen naar art. 1, 13° van het koninklijk besluit van 15 oktober 1979 betreffende de private radioverbindingen. 1. Minimum vereisten in verband met het efficiënt gebruik van het spectrum. 1A. De draaggolf frequentie wordt gekozen uit de frequentiebanden in de hieronder opgenomen tabel van collectieve frequenties. Het maximaal toegestane vermogen evenals de maximaal toegestane dutycyle zijn afhankelijk van de frequentieband en mogen de hieronder aangegeven waarden niet overschrijden.
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld 1B. De maximale bandbreedte is 25 kHz, behalve voor de band 868,600-868,700 MHz waar de volledige band ook als 1 kanaal voor data transmissie op hoge snelheid gebruikt mag worden. 1C. De frequentieband 869,200-869,250 MHz is voorbehouden voor sociale alarmen. 2. Vergunningsregime (informatief). Vrijstelling van individuele vergunning. (KB van 13 februari 2003, Belgisch Staatsblad 14 april 2003) 3. Statuut van de radiodienst (informatief). De toegewezen frequenties mogen geen storing veroorzaken noch bescherming eisen tegen storing. 4. Norm. Het respecteren van de volgende NBN-norm geeft een vermoeden van overeenstemming met de basisvereisten vermeld in artikel 93, §§ 1 en 2, van de wet van 21 maart 1991 op de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven. - NBN EN 300 220-3: Geharmoniseerde norm die de essentiële vereisten bevat onder artikel 3.2 van de R & TTE richtlijn voor toestellen voor radioverbinding voor beperkt bereik te gebruiken tussen 25 MHz en 1000 MHz met een vermogen tot maximaal 500 mW. 5. De antennes (informatief). Het toestel moet gebruikt worden met de door de fabrikant voorgeschreven antenne. 6. Opmerking. Voor de duty cycle worden volgende beperkingen gehanteerd : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld 7. Bijkomende informatie. Vragen in verband met deze radio-interface kunnen gericht worden aan het volgend adres : freqadmin@bipt.be 8. Versie van de huidige interface. Versie 1.1 a) Bij elke wijziging van de minimale vereisten van deze radiointerface, wordt het eerste cijfer vermeerderd met één eenheid.b) Bij elke wijziging van andere punten van de interface wordt het laatste cijfer vermeerderd met één eenheid.Deze wijzigingen zullen geen aanleiding tot een notificatie zoals voorzien in de richtlijn 98/34/EG. Gezien om te worden gevoegd bij het ministerieel besluit van 22 december 2004 tot wijziging van het ministerieel besluit van 19 oktober 1979 betreffende de private radioverbindingen.
De Minister van Economie, Energie, Buitenlandse Handel en Wetenschapsbeleid, M. VERWILGHEN De Minister van Werk, Mevr. F. VAN DEN BOSSCHE
Radio-interface B12 (V1.1) voor toestellen voor radioverbinding bedoeld met beperkt bereik bedoeld voor draadloze audioverbindingen VOORWOORD - De Belgische beschrijving legt de minimum vereisten van de toestellen vast in verband met het efficiënt gebruik van het spectrum (essentièle eis 3.2). - De radio-interface bevat ook een aantal informatieve elementen, zoals het toe te passen vergunningsregime, de radiodienst waartoe het toestel behoort en de geharmoniseerde norm die het vermoeden van conformiteit geeft met de essentiële eis 3.2. - Wat de definitie van collectieve frequenties betreft wordt verwezen naar artikel 1, 13°, van het koninklijk besluit van 15 oktober 1979 betreffende de private radioverbindingen. 1. Minimum vereisten in verband met het efficiënt gebruik van het spectrum. 1A. De draaggolf frequentie wordt gekozen uit de frequentiebanden in de hieronder opgenomen tabel van collectieve frequenties. Het maximaal toegestane vermogen evenals de maximaal toegestane duty cycle zijn afhankelijk van de frequentieband en mogen de hieronder aangegeven waarden niet overschrijden.
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld 1B. Smalbandsystemen.
Smal band systemen (50 kHz) mogen enkel de band 864,8 - 865 MHz gebruiken. 1C. Breedbandsystemen.
In het geval van analoge systemen in de band 863-865 MHz mag de maximaal bandbreedte de 300 kHz niet overschrijden. 2. Vergunningsregime (informatief). Vrijstelling van individuele vergunning (KB van 13 februari 2003, Belgisch Staatsblad van 14 april 2003) 3. Statuut van de radiodienst (informatief). De toegewezen frequenties mogen geen storing veroorzaken noch bescherming eisen tegen storing. 4. Norm. Het respecteren van de volgende NBN-norm geeft een vermoeden van overeenstemming met de basisvereisten vermeld in artikel 93, §§ 1 en 2, van de wet van 21 maart 1991 op de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven. - NBN EN 301 357-2 : Geharmoniseerde norm die de essentiële vereisten bevat onder artikel 3.2 van de R & TTE richtlijn voor toestellen voor radioverbinding voor beperkt bereik bedoeld voor draadloze audioverbindingen. - NBN EN 300 220-3 : Geharmoniseerde norm die de essentiële vereisten bevat onder artikel 3.2 van de R&TTE richtlijn voor toestellen voor radioverbinding voor beperkt bereik te gebruiken tussen 25 MHz en 1000 MHz met een vermogen tot maximaal 500 mW. 5. De antennes (informatief). Het toestel moet gebruikt worden met de door de fabrikant voorgeschreven antenne. 6. Technische parameter van de geharmoniseerde norm (informatief). Systemen moeten zodanig ontworpen worden dat er geen draaggolf uitgezonden wordt wanneer het systeem niet actief is. 7. Bijkomende informatie. Vragen in verband met deze radiointerface kunnen gericht worden aan het volgend adres : freqadmin@bipt.be 8. Versie van de huidige interface. Versie 1.1 a) Bij elke wijziging van de minimale vereisten van deze radiointerface, wordt het eerste cijfer vermeerderd met één eenheid.b) Bij elke wijziging van andere punten van de interface wordt het laatste cijfer vermeerderd met één eenheid.Deze wijzigingen zullen geen aanleiding tot een notificatie zoals voorzien in de richtlijn 98/34/EG. Gezien om te worden gevoegd bij het ministerieel besluit van 22 december 2004 tot wijziging van het ministerieel besluit van 19 oktober 1979 betreffende de private radioverbindingen.
De Minister van Economie, Energie, Buitenlandse Handel en Wetenschapsbeleid, M. VERWILGHEN De Minister van Werk, Mevr. F. VAN DEN BOSSCHE
Radio-interface B13 (V1.1) voor toestellen voor radioverbinding bedoeld voor de identificatie van spoorwegwagons VOORWOORD - De Belgische beschrijving legt de minimum vereisten van de toestellen vast in verband met het efficiènt gebruik van het spectrum (essentièle eis 3.2). - De radio-interface bevat ook een aantal informatieve elementen, zoals het toe te passen vergunningsregime, de radiodienst waartoe het toestel behoort en de geharmoniseerde norm die het vermoeden van conformiteit geeft met de essentièle eis 3.2. - Wat de definitie van collectieve frequenties betreft wordt verwezen naar artikel 1, 13°, van het koninklijk besluit van 15 oktober 1979 betreffende de private radioverbindingen. 1. Minimumvereisten in verband met het efficiènt gebruik van het spectrum. 1.A. De volgende collectieve frequenties worden toegewezen : 2447 MHz 2448,5 MHz 2450 MHz 2451,5 MHz 2453 MHz. 1.B. Vermogen.
Het vermogen is beperkt tot 500mW e.i.r.p. 1.C. De bandbreedte is 1,5 MHz. 2. Vergunningsregime(informatief). Vrijstelling van individuele vergunning. (Koninklijk besluit van 13 februari 2003, Belgisch Staatsblad van 14 april 2003) 3. Statuut van de radiodienst (informatief). De toegewezen frequenties mogen geen storing veroorzaken noch bescherming eisen tegen storing. De toegewezen frequenties behoren tot de zogenaamde ISM-band. (art. S5.150 van het RR van de ITU). 4. Norm. Het respecteren van de volgende NBN-norm geeft een vermoeden van overeenstemming met de basisvereisten vermeld in artikel 93, §§ 1 en 2, van de wet van 21 maart 1991 op de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven.
NBN EN 300 761-2 : Geharmoniseerde norm die de essentièle vereisten bevat onder artikel 3.2 van de R & TTE richtlijn voor toestellen voor radioverbinding voor beperkt bereik bedoeld voor de identificatie van spoorwegwagons. 5. Bijkomende informatie. Vragen in verband met deze radio-interface kunnen gericht worden aan het volgend adres : freqadmin@bipt.be 6. Versie van de huidige interface. Versie 1.1 a) Bij elke wijziging van de minimale vereisten van deze radiointerface, wordt het eerste cijfer vermeerderd met één eenheid.b) Bij elke wijziging van andere punten van de interface wordt het laatste cijfer vermeerderd met één eenheid.Deze wijzigingen zullen geen aanleiding tot een notificatie zoals voorzien in de richtlijn 98/34/EG. Gezien om te worden gevoegd bij het ministerieel besluit van 22 december 2004 tot wijziging van het ministerieel besluit van 19 oktober 1979 betreffende de private radioverbindingen.
De Minister van Economie, Energie, Buitenlandse Handel en Wetenschapsbeleid, M. VERWILGHEN De Minister van Werk, Mevr. F. VAN DEN BOSSCHE
Radio-interface B14 (V1.1) actieve medische implantaten Details van het frequentieplan en technische specificaties voor de toestellen voor radioverbinding bedoeld voor de actieve medische implantaten met zeer laag vermogen.
VOORWOORD - De Belgische beschrijving legt de minimum vereisten van de toestellen vast in verband met het efficiènt gebruik van het spectrum (essentiële eis 3.2). - De radio-interface bevat ook een aantal informatieve elementen, zoals het toe te passen vergunningsregime, de radiodienst waartoe het toestel behoort en de geharmoniseerde norm die het vermoeden van conformiteit geeft met de essentiële eis 3.2. - Wat de definitie van collectieve frequenties betreft wordt verwezen naar art. 1,13° van het koninklijk besluit van 15 oktober 1979 betreffende de private radioverbindingen. 1. Minimum vereisten in verband met het efficiënt gebruik van het spectrum. 1A. De volgende collectieve frequentieband worden toegewezen : 402-405 MHz Het effectief uitgestraald vermogen is beperkt tot 25µW 1B. De volgende collectieve frequentieband wordt toegewezen : 9-315 kHz Het toegelaten magnetisch veld bedraagt 30dBµA/m op 10m. (Duty cycle <10 %) 1C. De kanaalafstand in de band 402-405 MHz bedraagt 25 kHz. Kanalen mogen gecombineerd worden tot 300 kHz 2. Vergunningsregime (informatief). Vrijstelling van individuele vergunning. (Koninklijk besluit van 13 februari 2003, Belgisch Staatsblad van 14 april 2003) 3. Statuut van de radiodienst (informatief). De toegewezen frequenties mogen geen storing veroorzaken noch bescherming eisen tegen storing. 4. Norm. Het respecteren van de volgende NBN-norm geeft een vermoeden van overeenstemming met de basisvereisten vermeld in artikel 93, §§ 1 en 2, van de wet van 21 maart 1991 op de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven. - NBN EN 301 839-2 : Geharmoniseerde norm die de essentiële vereisten bevat onder artikel 3.2 van de R & TTE richtlijn voor toestellen voor radioverbinding voor beperkt bereik voor de actieve medische implantaten met zeer laag vermogen. - NBN EN 300 330-2 : Geharmoniseerde norm die de essentiële vereisten bevat onder artikel 3.2 van de R & TTE richtlijn voor toestellen voor radioverbinding voor beperkt bereik te gebruiken tussen 9 kHz en 25 MHz en inductieve systemen tussen 9 kHz en 30 MHz 5. Bijkomende informatie. Vragen in verband met deze radio-interface kunnen gericht worden aan het volgend adres : freqadmin@bipt.be 6. Versie van de huidige interface. Versie 1.1 a) Bij elke wijziging van de minimale vereisten van deze radiointerface, wordt het eerste cijfer vermeerderd met één eenheid.b) Bij elke wijziging van andere punten van de interface wordt het laatste cijfer vermeerderd met één eenheid.Deze wijzigingen zullen geen aanleiding tot een notificatie zoals voorzien in de richtlijn 98/34/EG. Gezien om te worden gevoegd bij het ministerieel besluit van 22 december 2004 tot wijziging van het ministerieel besluit van 19 oktober 1979 betreffende de private radioverbindingen.
De Minister van Economie, Energie, Buitenlandse Handel en Wetenschapsbeleid, M. VERWILGHEN De Minister van Werk, Mevr. F. VAN DEN BOSSCHE
Radio-interface B15 (V1.1) EUROBALISE Details van het frequentieplan en technische specificaties voor toestellen voor radioverbinding bedoeld voor EUROBALISE. VOORWOORD - De Belgische beschrijving legt de minimum vereisten van de toestellen vast in verband met het efficiènt gebruik van het spectrum (essentièle eis 3.2). - De radio-interface bevat ook een aantal informatieve elementen, zoals het toe te passen vergunningsregime, de radiodienst waartoe het toestel behoort en de geharmoniseerde norm die het vermoeden van conformiteit geeft met de essentiële eis 3.2. - Wat de definitie van collectieve frequenties betreft wordt verwezen naar artikel 1, 13°, van het koninklijk besluit van 15 oktober 1979 betreffende de private radioverbindingen. 1. Minimum vereisten in verband met het efficiënt gebruik van het spectrum. 1A. De volgende collectieve frequentie wordt toegewezen : 27,095 MHz 1.D. Magnetisch veld. < 42dBµA/m op 10m 2. Vergunningsregime (informatief). Vrijstelling van individuele vergunning (KB van 13 februari 2003, Belgisch Staatsblad van 14 april 2003). 3. Statuut van de radiodienst (informatief). De toegewezen frequenties mogen geen storing veroorzaken noch bescherming eisen tegen storing. De toegewezen frequenties behoren tot de zogenaamde ISM-band. (art. S5.150 van het RR van de ITU). 4. Norm. Het respecteren van de volgende NBN-norm geeft een vermoeden van overeenstemming met de basisvereisten vermeld in artikel 93, §§ 1 en 2, van de wet van 21 maart 1991 op de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven. - NBN EN 300 330-2 : Geharmoniseerde norm die de essentiële vereisten bevat onder artikel 3.2 van de R & TTE richtlijn voor toestellen voor radioverbinding voor beperkt bereik te gebruiken tussen 9 kHz en 25 MHz en inductieve systemen tussen 9 kHz en 30 MHz. 5. Spectrummasker (informatief). Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld 6. Bijkomende informatie. Vragen in verband met deze radiointerface kunnen gericht worden aan het volgend adres : freqadmin@bipt.be 7. Versie van de huidige interface. Versie 1.1 a) Bij elke wijziging van de minimale vereisten van deze radiointerface, wordt het eerste cijfer vermeerderd met één eenheid.b) Bij elke wijziging van andere punten van de interface wordt het laatste cijfer vermeerderd met één eenheid.Deze wijzigingen zullen geen aanleiding tot een notificatie zoals voorzien in de richtlijn 98/34/EG. Gezien om te worden gevoegd bij het ministerieel besluit van 22 december 2004 tot wijziging van het ministerieel besluit van 19 oktober 1979 betreffende de private radioverbindingen.
De Minister van Economie, Energie, Buitenlandse Handel en Wetenschapsbeleid, M. VERWILGHEN De Minister van Werk, Mevr. F. VAN DEN BOSSCHE
Radio-interface B16 (V1.1) EUROLOOP Details van het frequentieplan en technische specificaties voor toestellen voor radioverbinding bedoeld voor EUROLOOP. VOORWOORD - De Belgische beschrijving legt de minimum vereisten van de toestellen vast in verband met het efficiënt gebruik van het spectrum (essentièle eis 3.2). - De radio-interface bevat ook een aantal informatieve elementen, zoals het toe te passen vergunningsregime, de radiodienst waartoe het toestel behoort en de geharmoniseerde norm die het vermoeden van conformiteit geeft met de essentièle eis 3.2. - Wat de definitie van collectieve frequenties betreft wordt verwezen naar art. 1,13° van het koninklijk besluit van 15 oktober 1979 betreffende de private radioverbindingen. 1. Minimum vereisten in verband met het efficiènt gebruik van het spectrum. 1A. De volgende collectieve frequentie wordt toegewezen : 4,515 MHz 1B. Uitzending is enkel toegelaten na ontvangst van een EUROBALISE-signaal. 1C. Magnetisch veld Het maximaal magnetische veld, gemeten 10m/10kHz mag de 7dBµA/m niet overschrijden. 2. Vergunningsregime (informatief). Vrijstelling van individuele vergunning. (KB van 13 februari 2003, Belgisch Staatsblad 14 april 2003) 3. Statuut van de radiodienst (informatief). De toegewezen frequenties mogen geen storing veroorzaken noch bescherming eisen tegen storing. 4. Norm. Het respecteren van de volgende NBN-norm geeft een vermoeden van overeenstemming met de basisvereisten vermeld in artikel 93, §§ 1 en 2, van de wet van 21 maart 1991 op de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven. - NBN EN 300 330-2 : Geharmoniseerde norm die de essentièle vereisten bevat onder artikel 3.2 van de R & TTE richtlijn voor toestellen voor radioverbinding voor beperkt bereik te gebruiken tussen 9 kHz en 25 MHz en inductieve systemen tussen 9 kHz en 30 MHz. 5. Spectrummasker (informatief). Volgende figuur met waarden voor de grensen voor het magnetisch veld op 10 meter afstand in een meetband van 10 kHz wordt aanbevolen.
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld 6. Bijkomende informatie. Vragen in verband met deze radio-interface kunnen gericht worden aan het volgend adres : freqadmin@bipt.be 7. Versie van de huidige interface. Versie 1.1 a) Bij elke wijziging van de minimale vereisten van deze radiointerface, wordt het eerste cijfer vermeerderd met één eenheid.b) Bij elke wijziging van andere punten van de interface wordt het laatste cijfer vermeerderd met één eenheid.Deze wijzigingen zullen geen aanleiding tot een notificatie zoals voorzien in de richtlijn 98/34/EG. Gezien om te worden gevoegd bij het ministerieel besluit van 22 december 2004 tot wijziging van het ministerieel besluit van 19 oktober 1979 betreffende de private radioverbindingen.
De Minister van Economie, Energie, Buitenlandse Handel en Wetenschapsbeleid, M. VERWILGHEN De Minister van Werk, Mevr. F. VAN DEN BOSSCHE
Radio-interface B17 (V.1.1) voor toestellen voor radioverbinding bedoeld voor slachtoffers van lawines VOORWOORD - De Belgische beschrijving legt de minimum vereisten van de toestellen vast in verband met het efficiènt gebruik van het spectrum (essentièle eis 3.2). - De radio-interface bevat ook een aantal informatieve elementen, zoals het toe te passen vergunningsregime, de radiodienst waartoe het toestel behoort en de geharmoniseerde norm die het vermoeden van conformiteit geeft met de essentiële eis 3.2. - Wat de definitie van collectieve frequenties betreft wordt verwezen naar artikel 1, 13°, van het koninklijk besluit van 15 oktober 1979 betreffende de private radioverbindingen. 1. Minimum vereisten in verband met het efficiënt gebruik van het spectrum. 1.A. De frequentie 457 kHz wordt toegewezen. Het magnetisch veld wordt beperkt tot 7 dBµA/m op 10m. 1.B. Modulatie van de draaggolf is niet toegelaten. 2. Statuut van de radiodienst (informatief). De toegewezen frequentie mag geen storing veroorzaken noch bescherming eisen tegen storing. 3. Norm Het respecteren van de volgende NBN-norm geeft een vermoeden van overeenstemming met de basisvereisten vermeld in artikel 93, §§ 1 en 2, van de wet van 21 maart 1991 op de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven. NBN EN 300 718-3 : Geharmoniseerde norm die de essentiële vereisten bevat onder artikel 3.2 van de R & TTE richtlijn voor toestellen voor radioverbinding voor slachtoffers van lawines. 4. Bijkomende informatie. Vragen in verband met deze radio-interface kunnen gericht worden aan het volgend adres : freqadmin@bipt.be 5. Versie van de huidige interface. Versie 1.1 a) Bij elke wijziging van de minimale vereisten van deze radiointerface, wordt het eerste cijfer vermeerderd met één eenheid.b) Bij elke wijziging van andere punten van de interface wordt het laatste cijfer vermeerderd met één eenheid.Deze wijzigingen zullen geen aanleiding tot een notificatie zoals voorzien in de richtlijn 98/34/EC. Gezien om te worden gevoegd bij het ministerieel besluit van 22 december 2004 tot wijziging van het ministerieel besluit van 19 oktober 1979 betreffende de private radioverbindingen.
De Minister van Economie, Energie, Buitenlandse Handel en Wetenschapsbeleid, M. VERWILGHEN De Minister van Werk, Mevr. F. VAN DEN BOSSCHE