Etaamb.openjustice.be
Ministerieel Besluit van 19 oktober 2006
gepubliceerd op 27 oktober 2006

Ministerieel besluit tot bepaling van de wijze van aanduiding van het begin en het einde van de zone onder toezicht, bedoeld in artikel 11, § 3, van de wet van 10 april 1990 tot regeling van de private en bijzondere veiligheid

bron
federale overheidsdienst binnenlandse zaken
numac
2006000852
pub.
27/10/2006
prom.
19/10/2006
ELI
eli/besluit/2006/10/19/2006000852/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

19 OKTOBER 2006. - Ministerieel besluit tot bepaling van de wijze van aanduiding van het begin en het einde van de zone onder toezicht, bedoeld in artikel 11, § 3, van de wet van 10 april 1990 tot regeling van de private en bijzondere veiligheid


De Minister van Binnenlandse Zaken, Gelet op de wet van 10 april 1990 tot regeling van de private en bijzondere veiligheid, inzonderheid op artikel 11, § 3, vierde lid, ingevoegd door de wet van 7 mei 2004;

Gelet op advies 39.831/2 van de Raad van State, gegeven op 20 februari 2006;

Gelet op de opmerkingen die door de Europese Commissie zijn gemaakt met toepassing van Richtlijn 98/34/EEG van het Europees Parlement en de Raad van 22 juni 198 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij, gewijzigd bij Richtlijn 98/48/EEG van het Europees Parlement en de Raad van Europese Gemeenschappen van 20 juli 1998, inzonderheid op het artikel 9, 7°, Besluit :

Artikel 1.§ 1. In de gevallen, bepaald in artikel 11, § 3, vierde lid, van de wet van 10 april 1990 tot regeling van de private en bijzondere veiligheid, moet iedere toegang tot de zone waar de bewakingsactiviteiten wordt uitgeoefend altijd aangeduid worden met een zichtbaar en leesbaar aanwijzingsbord, waarvan het model opgenomen is in bijlage 1, en moet iedere uitgang van deze zone altijd aangeduid worden met een zichtbaar en leesbaar aanwijzingsbord, waarvan het model opgenomen is in bijlage 2. § 2. De zone, bedoeld in § 1, mag bovendien worden afgebakend door een lint.

Art. 2.§ 1. De aanwijzingsborden, bedoeld in artikel 2, eerste lid, voldoen aan de volgende voorschriften : 1° ze hebben als afmetingen 0,60 x 0,40 m;2. ze voldoen aan het model en de kleuren van de modellen opgenomen in bijlage 1 en bijlage 2;3° ze bestaan uit één enkele aluminiumplaat van minstens 1,5 mm dikte;4° ze zijn voorzien van bevestigingspunten, geplaatst op hn achterzijde. § 2. Het afbakeninglint, bedoeld in artikel 2, § 2, is vervaardigd uit polyethyleen van een dikte van minimaal 0,1 mm en heeft een breedte van 75 mm.

Het is rood-wit gestreept.

Art. 3.De bewakingsonderneming of de interne bewakingsdienst die de bewakingsactiviteit, bedoeld in artikel 1, § 1, 5°, van de wet uitoefent op de plaatsen uitoefent op de plaatsen bedoeld in artikel 11, § 3, van de wet is verantwoordelijk voor de aanduiding, zoals bepaald in dit besluit.

Art. 4.Dit besluit treedt in werking tien dagen nadat het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt, met uitzondering van artikel 2, § 1, dat in werking treedt zes maanden na de publicatie in het Belgisch Staatsblad.

Brussel, 19 oktober 2006.

P. DEWAEL

Bijlage 1

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

Bijlage 1 aan het ministrieel besluit tot bepaling van de wijze van aanduiding van het begin en het einde van de zone onder toezicht, bedoeld in artkel 11, § 3, van de wet van 10 april 1990 tot regeling van de private en bijzondere veiligheid.

Brussel, 19 oktober 2006.

De Minister van Binnenlandse Zaken, P. DEWAEL

Bijlage 2

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

Bijlage 2 aan het ministrieel besluit tot bepaling van de wijze van aanduiding van het begin en het einde van de zone onder toezicht, bedoeld in artkel 11, § 3, van de wet van 10 april 1990 tot regeling van de private en bijzondere veiligheid.

Brussel, 19 oktober 2006.

De Minister van Binnenlandse Zaken, P. DEWAEL

^