Etaamb.openjustice.be
Ministerieel Besluit van 19 mei 2003
gepubliceerd op 02 juni 2003

Ministerieel besluit tot bepaling van de bewijsmodaliteiten van de beroepsbekwaamheid van de erkende ondernemingsloketten

bron
federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie
numac
2003011336
pub.
02/06/2003
prom.
19/05/2003
ELI
eli/besluit/2003/05/19/2003011336/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

19 MEI 2003. - Ministerieel besluit tot bepaling van de bewijsmodaliteiten van de beroepsbekwaamheid van de erkende ondernemingsloketten


De Minister belast met Middenstand en de Minister van Economie, Gelet op de wet van 16 januari 2003 tot oprichting van een Kruispuntbank van Ondernemingen, tot modernisering van het handelsregister, tot oprichting van erkende ondernemingsloketten en houdende diverse bepalingen, inzonderheid op artikel 45, 8°;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid, gemotiveerd door het feit dat krachtens het koninklijk besluit van 15 mei 2003 tot bepaling van de inwerkingtreding van de wet van 16 juli 2003, de ondernemingsloketten operationeel moeten zijn op 1 juli 2003, hetgeen de directe bepaling vereist van de bewijsmiddelen voor hun beroepsbekwaamheid, Besluiten :

Artikel 1.De ondernemingsloketten worden geacht over voldoende beroepsbekwaamheid te beschikken, wanneer ze bewijzen dat hun medewerkers voldoen aan de bepalingen van dit besluit.

Art. 2.§ 1. De medewerker die hoofd is van de centrale zetel of een exploitatiezetel van het ondernemingsloket, moet één van de volgende diploma's bezitten, uitgereikt in het hoger onderwijs met volledig leerplan : a) uitgereikt in de Vlaamse Gemeenschap door : 1° het hoger onderwijs van één cyclus, van het studiegebied « onderwijs », « sociaal-agogisch werk » of « handelswetenschappen en bedrijfskunde »;2° het hoger onderwijs van twee cycli;3° het universitair onderwijs.b) uitgereikt in de Franstalige of de Duitstalige Gemeenschap door : 1° het economisch, sociaal of pedagogisch hoger onderwijs van het korte type;2° het hoger onderwijs van het lange type;3° het universitair onderwijs. De in het eerste lid bedoelde medewerker moet bovendien aantonen dat hij minstens twee jaar ervaring heeft in dienstverlening aan bedrijven. § 2. De niet in § 1 bedoelde medewerker moet een diploma bezitten van het hoger onderwijs met volledig leerplan of blijk geven van minstens twee jaar ervaring in dienstverlening aan ondernemingen.

Art. 3.§ 1. De ervaring verworven als werknemer moet worden bevestigd met een verklaring op eer vanwege de werkgever, bij wie de vereiste ervaring is opgedaan. § 2. De ervaring verworven als niet-werknemer moet worden bevestigd met een verklaring uitgaande van de instantie die wettelijk is belast met de registratie van de beoefenaars van een vrij en intellectueel beroep dat hoofdzakelijk verband houdt met dienstverlening aan bedrijven, of zo dergelijke instantie niet bestaat voor het betrokken beroep, met de inschrijving in het handelsregister.

Art. 4.Voor de toepassing van dit besluit kan de Minister die bevoegd is voor de Middenstand : 1° op eensluidend advies van een Gemeenschap, een niet-aangewezen diploma gelijkwaardig verklaren met één van de diploma's aangewezen in artikel 2 van dit besluit;2° de in artikel 2, § 1, bedoelde medewerker vrijstelling van diploma verlenen, wanneer deze als titularis van een graad van niveau A of gelijkwaardig niveau van een openbare dienst hoofdzakelijk belast is geweest met diensten aan bedrijven, gedurende minstens vijf jaar. De in 2° bedoelde praktijkervaring mag niet langer dan twee jaar beëindigd zijn.

Art. 5.Op basis van vastgestelde feiten, kan de Minister die bevoegd is voor de Middenstand, na het bestuur van het betrokken ondernemingsloket gehoord te hebben, verklaren dat een medewerker kennelijk niet over de vereiste vaardigheden beschikt.

Brussel, 19 mei 2003.

De Minister van Telecommunicatie en Overheidsbedrijven en Participaties, belast met Middenstand, R. DAEMS De Minister van Economie en Wetenschappelijk Onderzoek, belast met het Grootstedenbeleid, Ch. PICQUE

^