gepubliceerd op 19 juni 1999
Ministerieel besluit betreffende de afmaking van dieren in het kader van de tijdelijke maatregelen ter bestrijding van de dioxineverspreiding en -besmetting
18 JUNI 1999. - Ministerieel besluit betreffende de afmaking van dieren in het kader van de tijdelijke maatregelen ter bestrijding van de dioxineverspreiding en -besmetting
De Vice-Eerste Minister en Minister van Begroting, belast met Landbouw en de Kleine en Middelgrote Ondernemingen, Gelet op de wet van 28 maart 1975 betreffende de handel in landbouw-, tuinbouw-, en zeevisserijproducten, gewijzigd bij de wetten van 11 april 1983 en 29 december 1990, het koninklijk besluit van 25 oktober 1995 en de wetten van 5 februari 1999;
Gelet op het koninklijk besluit van 3 juni 1999 betreffende tijdelijke maatregelen inzake de handel in landbouwproducten ingevolge de dioxinecontaminatie, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 16 juni 1999;
Gelet op het ministerieel besluit van 12 juni 1999 tot vaststelling van de modaliteiten van monsterneming en de technische competentie van de laboratoria voor het opsporen van residuen van PCB's / dioxines in sommige producten van dierlijke oorsprong;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat onverwijld maatregelen moeten worden genomen om elk risico op dioxineverspreiding en -besmetting bij de consument te vermijden en om onverwijld de reglementering aan te passen aan de toestand op het terrein.
Besluit :
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder: - grenswaarden: de grenswaarden voor de aanwezigheid van residuen van PCB's / dioxines, voorzien in bijlage I bij het ministerieel besluit van 12 juni 1999 tot vaststelling van de modaliteiten van monsterneming en de technische competentie voor de laboratoria voor het opsporen van residuen van PCB's / dioxines in sommige producten van dierlijke oorsprong; - dieren: de dieren, bedoeld in artikel 1 van het ministerieel besluit van 3 juni 1999 houdende tijdelijke maatregelen ter bestrijding van de dioxineverspreiding en -besmetting.
Art. 2.Bij ontvangst van het resultaat van een analyse afkomstig van een erkend laboratorium die de overschrijding van de grenswaarden aantoont, bezoekt de inspecteur-dierenarts het bedrijf van herkomst van het dier waarvan het monster werd onderzocht.
Na officiële kennisgeving van het resultaat van de analyse aan de verantwoordelijke van het bedrijf, stelt de inspecteur-dierenarts, rekening houdende met de bedrijfsomstandigheden een bevel tot afmaking op, waarin het aantal, de leeftijd, de eventuele identificatiegegevens, de modaliteiten en de termijn voor de afmaking worden vermeld. Hij geeft het bevel tot afmaking aan de verantwoordelijke.
Een kopie van het bevel tot afmaking deelt hij mede aan de burgemeester.
Art. 3.De bedrijven die het voorwerp uitmaken van een bewarend beslag wegens de verdenking van besmetting door dioxines moeten overgaan tot een monsterneming overeenkomstig de richtlijnen van de inspecteur-dierenarts voor het verstrijken van het bewarend beslag.
Die bedrijven blijven onder beslag tot de opheffing daarvan door de inspecteur-dierenarts, na advies van de Opvolgingscommissie, voorzien bij het ministerieel besluit van 16 juni 1999 tot oprichting van een Opvolgingscommissie voor de opheffing van de bewarende maatregelen inzake dioxinecontaminatie.
Art. 4.De bedrijven die het voorwerp uitmaken van een bewarend beslag wegens de verdenking van besmetting door dioxines die niet zijn overgegaan tot een monsterneming, bedoeld in artikel 3, blijven onder beslag en worden onderworpen : - hetzij aan een monsterneming door de inspecteur-dierenarts op kosten van de verantwoordelijke; - hetzij aan een bevel tot afmaking overeenkomstig de bepalingen van artikel 2.
Brussel, 18 juni 1999.
H. VAN ROMPUY