18 JANUARI 2007. - Ministerieel besluit houdende de toekenning van een forfaitaire vergoeding wegens verblijfkosten aan sommige personeelsleden van de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer

De Minister van Mobiliteit, Gelet op het koninklijk besluit van 24 december 1964 tot vaststelling van de vergoedingen wegens verblijfkosten toegekend aan de leden van het personeel der federale overheidsdiensten, inzonderheid op het artikel 5, tweede lid, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 14 december 1970;

Gelet op het koninklijk besluit van 26 maart 1965 houdende de algemene regeling van de vergoedingen, toelagen en premies van alle aard toegekend aan het personeel van de federale overheidsdiensten, inzonderheid op het artikel 2 en artikel 7, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 5 september 2002;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 9 juni 2006;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting van 12 oktober 2006;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Ambtenarenzaken van 19 september 2006;

Gelet op het protocol nr. 2006/5 van 15 december 2006 waarin de conclusies van de onderhandeling binnen het Sectorcomité VI worden vermeld;

Gelet op de wetten op de raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij wet van 4 augustus 1996;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende het repetitieve karakter van de toekenning van de verblijfkosten aan de personeelsleden van de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer die belast zijn met toezicht en controletaken;

Overwegende dat de forfaitisering van de verblijfkosten voor deze personeelsleden het beheer van dit activiteitsgebied zal vergemakkelijken, zowel op operationeel als logistiek vlak;

Overwegende dus dat er onverwijld voorwaarden moeten worden bepaald voor de toekenning van de forfaitaire vergoeding voor verblijfkosten, Besluit :

Artikel 1.Er wordt maandelijks een forfaitaire vergoeding toegekend aan de statutaire en contractuele personeelsleden van de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer die ermee belast zijn om buiten de lokalen van hun administratieve standplaats, controle-, inspectie- of toezichttaken uit te voeren.

De forfaitaire vergoeding voor verblijfkosten bedoeld in het eerste lid mag niet worden gecumuleerd met deze voorzien in artikel 2 van het koninklijk besluit van 24 december 1964 tot vaststelling van de vergoedingen wegens verblijfkosten toegekend aan de leden van het personeel der federale overheidsdiensten.

De lijst van de personeelsleden bedoeld in het eerste lid wordt per directoraat-generaal door de stafdienst Personeel en Organisatie vastgesteld, op voorstel van elke directeur-generaal.

Art. 2.De forfaitaire vergoeding voor verblijfkosten bedoeld in artikel 1 wordt uitsluitend toegekend aan de personeelsleden die gedurende meer dan de helft van hun prestaties dienstverplaatsingen uitvoeren van meer dan 8 uur of dienstverplaatsingen die hiermee worden gelijkgesteld, overeenkomstig artikel 2, laatste lid, van het koninklijk besluit van 24 december 1964 tot vaststelling van de vergoedingen wegens verblijfkosten toegekend aan de leden van het personeel van de federale overheidsdiensten.

Voor de toekenning van deze forfaitaire vergoeding worden de verplaatsingen in de agglomeratie ook in aanmerking genomen en is geen enkele minimumafstand vereist.

Art. 3.De forfaitaire vergoeding voor verblijfkosten is gelijk aan 16 maal het toegekende bedrag, overeenkomstig artikelen 2 en 3 van het koninklijk besluit van 24 december 1964 tot vaststelling van de vergoedingen wegens verblijfkosten toegekend aan de leden van het personeel van de federale overheidsdiensten, rekening houdend met hun graad, voor verplaatsingen van meer dan 8 uur.

Art. 4.De forfaitaire vergoeding voor verblijfkosten wordt in dezelfde mate en gelijktijdig met het loon uitbetaald.

Ze is niet verschuldigd voor elke werkdag afwezigheid.

Worden niet als afwezigheden beschouwd : vakantiedagen, compensatieverlof, dienstvrijstelling of afwezigheid omwille van een arbeidsongeval of een ongeval in het kader van het woon-werkverkeer.

Art. 5.Dit besluit treedt in werking op de eerste dag van de maand na die waarin het is bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.

Brussel, 18 januari 2007.

R. LANDUYT