Etaamb.openjustice.be
Ministerieel Besluit van 18 februari 2004
gepubliceerd op 27 februari 2004

Ministerieel besluit betreffende de vormingstoelage voor de adjudanten en hoofdonderofficieren van het actief kader, behorend tot het niveau C

bron
ministerie van landsverdediging
numac
2004007039
pub.
27/02/2004
prom.
18/02/2004
ELI
eli/besluit/2004/02/18/2004007039/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

18 FEBRUARI 2004. - Ministerieel besluit betreffende de vormingstoelage voor de adjudanten en hoofdonderofficieren van het actief kader, behorend tot het niveau C


De Minister van Landsverdediging, Gelet op de wet van 20 mei 1994 betreffende de geldelijke rechten van de militairen, inzonderheid op artikel 9bis, ingevoegd bij de wet van 27 maart 2003;

Gelet op het koninklijk besluit van 18 maart 2003 houdende bezoldigingsregeling van de militairen van alle rangen en betreffende het stelsel van de dienstprestaties van de militairen van het actief kader beneden de rang van officier, inzonderheid op artikel 32, § 2;

Gelet op het protocol van het Onderhandelingscomité van het militair personeel van de krijgsmacht, afgesloten op 18 december 2003;

Gelet op het advies Nr 36.387/4 van de Raad van State, gegeven op 2 februari 2004, Besluit :

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt, telkens als een graad wordt vermeld, ook de gelijkwaardige graad in aanmerking genomen.

Dit besluit is toepasselijk op de onderofficier bedoeld in artikel 32, § 1, van het koninklijk besluit van 18 maart 2003 houdende bezoldigingsregeling van de militairen van alle rangen en betreffende het stelsel van de dienstprestaties van de militairen van het actief kader beneden de rang van officier hierna genoemd "kandidaat voor de toelage".

Art. 2.Het nazicht van de verworven kennis bedoeld in artikel 32, § 2, eerste lid, van het voornoemde koninklijk besluit van 18 maart 2003 wordt georganiseerd onder de vorm van een examen hierna genoemd "het examen".

De beoordeling "voldoende" wordt toegekend aan de kandidaat voor de toelage die de helft van de punten behaalt op het examen.

Art. 3.Het examen wordt voorafgegaan door een cursus per briefwisseling bestaande uit één enige zending. Die zending zal ten laatste één maand voor de datum van het examen in het bezit van de kandidaat voor de toelage zijn.

Het examen heeft betrekking op de organisatie van het departement van Landsverdediging en op de bevoegdheden uitgeoefend binnen dit departement. Het detail van de leerstof waarop het examen betrekking heeft wordt vastgelegd door de directeur-generaal human resources.

Het examen, dat georganiseerd wordt door de algemene directie vorming, is een schriftelijk examen bestaande uit dertig meerkeuzevragen zonder zekerheidscoëfficiënt.

De kandidaat voor de toelage die zijn ambt in het buitenland uitoefent kan, op het voorstel van zijn korpscommandant, de toelating van de directeur-generaal human resources bekomen om dit examen in het buitenland af te leggen, onder de voorwaarden vastgelegd door de algemene directie vorming. In dat geval, wordt het examen afgelegd onder het toezicht van deze korpscommandant, of van de door hem aangewezen autoriteit.

Art. 4.Een examencommissie wordt ingericht voor het examen. Zij kent de punten toe aan de kandidaten voor de toelage. Zij is eveneens bevoegd voor de kandidaten voor de toelage bedoeld in artikel 3, vierde lid.

Deze examencommissie is samengesteld uit een voorzitter en twee andere leden aangewezen door de directeur-generaal human resources.

De voorzitter is een hoofdofficier, de andere leden zijn ten minste bekleed met de graad van kapitein.

Dient zich te verschonen de officier die de echtgenoot of een bloed- of aanverwant tot de vierde graad is van een kandidaat voor de toelage.

Kan zich verschonen de officier die, om redenen waarover hij alleen oordeelt, de mening is toegedaan dat het hem niet mogelijk is de kandidaat voor de toelage volkomen onpartijdig te beoordelen.

Art. 5.§ 1. De overheid aangewezen door de directeur-generaal human resources schrijft de kandidaat voor de toelage van ambtswege in voor het examen, waaraan hij slechts één maal mag deelnemen. Deze deelname omvat een eerste beurt, evenals een herkansing.

De kandidaat voor de toelage die een eerste beurt of een herkansing niet aflegt wordt geacht niet geslaagd te zijn voor die eerste beurt of die herkansing.

Evenwel, wanneer betrokkene zijn afwezigheid rechtvaardigt en de examencommissie oordeelt dat die afwezigheid gewettigd is, laat zij de kandidaat voor de toelage toe om zijn eerste beurt of herkansing op een later tijdstip af te leggen. § 2. De kandidaat voor de toelage waarvan de afwezigheid als ongegrond werd beoordeeld door de examencommissie kan een gemotiveerd beroep indienen bij de beroepscommissie.

Deze beroepscommissie is samengesteld uit een voorzitter en twee andere leden, van respectievelijk hogere graad dan die van de voorzitter en de leden van de examencommisie, aangewezen door de directeur-generaal human resources.

De verschoningsregels hernomen in artikel 4 zijn van toepassing voor de beroepscommissie.

Deze beroepscommissie oordeelt in laatste aanleg of de afwezigheid van een kandidaat voor de toelage bij een eerste beurt of een herkansing gegrond is. Wanneer zij oordeelt dat de afwezigheid gegrond is, laat zij de kandidaat voor de toelage toe om zijn eerste beurt of herkansing op een later tijdstip af te leggen. § 3. Wordt toegelaten tot de herkansing, de kandidaat voor de toelage die : 1° deelgenomen heeft aan de eerste beurt maar aan wie de examencommissie minder dan de helft van de punten heeft toegekend;2° zijn afwezigheid op de eerste beurt niet heeft gerechtvaardigd;3° zijn afwezigheid op de eerste beurt heeft gerechtvaardigd maar waarvan de afwezigheid als ongegrond werd beoordeeld door de examencommissie of de beroepscommissie. Het herkansingsexamen moet plaatsvinden ten vroegste twee weken en ten laatste twee maanden na de datum van de eerste beurt waarop het betrekking heeft.

Art. 6.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 15 januari 2004.

Brussel, 18 februari 2004.

A. FLAHAUT

^