gepubliceerd op 21 juni 2001
Ministerieel besluit tot uitvoering van artikel 3 van het koninklijk besluit van 16 mei 2001 houdende vrijstelling van bepaalde werknemersbijdragen ten behoeve van de ondernemingen behorende tot de baggersector
16 MEI 2001. - Ministerieel besluit tot uitvoering van artikel 3 van het koninklijk besluit van 16 mei 2001 houdende vrijstelling van bepaalde werknemersbijdragen ten behoeve van de ondernemingen behorende tot de baggersector
De Minister van Werkgelegenheid en de Minister van Sociale Zaken, Gelet op het koninklijk besluit van 25 april 1997 houdende de vrijstelling van bepaalde werkgeversbijdragen ten behoeve van de ondernemingen die behoren tot de baggersector met toepassing van artikel 7, § 2, van de wet van 26 juli 1996 tot bevordering van de werkgelegenheid en tot preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen, inzonderheid op artikel 2, § 1, gewijzigd bij de wet van 24 december 1999;
Gelet op het koninklijk besluit van 16 mei 2001 houdende vrijstelling van bepaalde werknemersbijdragen ten behoeve van de ondernemingen behorende tot de baggersector, inzonderheid op artikel 3;
Gelet op de wet van 25 april 1963 betreffende het beheer van de instellingen van openbaar nut voor sociale zekerheid en sociale voorzorg, inzonderheid op artikel 15, derde lid;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Gelet op het besluit van de Ministerraad over het verzoek om advies door de Raad van State binnen een termijn van één maand;
Gelet op het advies 31.037/1 van de Raad van State, gegeven op 11 januari 2001, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, Besluiten :
Artikel 1.§ 1. 1° Voor de berekening van het arbeidsvolume gedurende een kwartaal van de werknemers, die tewerkgesteld zijn aan boord van schepen waarvoor een zeebrief kan worden voorgelegd en die onderworpen zijn aan de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders of die tijdelijk onderworpen zijn aan de wet van 17 juli 1963 betreffende de overzeese sociale zekerheid, wordt verstaan onder : d : de dagen bedoeld in artikel 24, 1°, a), b), c) en e) van het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, met uitzondering van de dagen gedekt door de vergoedingen, bedoeld in artikel 19, § 2, 2°, a), b), d) en e) van dit koninklijk besluit; v : de dagen bedoeld in artikel 24, d) van voormeld koninklijk besluit van 28 november 1969; g : de bij de Rijksdienst voor sociale zekerheid als gelijkgestelde dagen aangegeven dagen, met uitzondering van de dagen tijdelijke werkloosheid te wijten aan economische oorzaken bedoeld in artikel 51 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten; b : de arbeidsdagen waarvoor bijdragen worden gestort, bedoeld in de artikelen 1 tot en met 5 van het koninklijk besluit van 15 september 1965 met betrekking tot de inning van de bijdragen in de regeling voor overzeese sociale zekerheid; w : het aantal kalenderdagen van het kwartaal van de aangifte bij de Rijksdienst voor sociale zekerheid. 2° Het arbeidsvolume van de werknemers, bedoeld in 1° is gelijk aan : (d+v+g+b)/w. § 2. Indien de werkgevers voor een bepaald kwartaal niet bewijzen dat een ten minste gelijkwaardig arbeidsvolume werd behouden en er is geen sprake van overmacht, dan zijn de vrijgestelde bijdragen voor het betrokken kwartaal verschuldigd.
Art. 2.De werkgevers stellen de Rijksdienst voor sociale zekerheid onverwijld in kennis van de in artikel 1, § 1, 1°, bedoelde dagen d, v, g en b. Deze gegevens hebben betrekking op de voormelde werknemers per schip met zeebrief en dit voor elk kwartaal vanaf 1999.
Art. 3.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2000.
Brussel, 16 mei 2001.
Mevr. L. ONKELINX F. VANDENBROUCKE