Etaamb.openjustice.be
Ministerieel Besluit van 16 juni 2003
gepubliceerd op 11 juli 2003

Ministerieel besluit ter uitvoering van het artikel 59, §§ 1, 1°, b) en 2, 1°, b), van het koninklijk besluit van 22 mei 2003 betreffende het op de markt brengen en het gebruiken van biociden

bron
federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu
numac
2003022719
pub.
11/07/2003
prom.
16/06/2003
ELI
eli/besluit/2003/06/16/2003022719/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

16 JUNI 2003. - Ministerieel besluit ter uitvoering van het artikel 59, §§ 1, 1°, b) en 2, 1°, b), van het koninklijk besluit van 22 mei 2003 betreffende het op de markt brengen en het gebruiken van biociden


De Minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu, Gelet op de wet van 21 december 1998 betreffende de productnormen ter bevordering van duurzame productie- en consumptiepatronen en ter bescherming van het leefmilieu en de volksgezondheid, inzonderheid op artikel 9, gewijzigd bij de wet van 18 maart 2003;

Gelet op de richtlijn van de Raad 74/556/EEG van 4 juni 1974 betreffende de overgangsmaatregelen op het gebied van de werkzaamheden welke ressorteren onder de handel in en de distributie van giftige produkten en de werkzaamheden die het beroepsmatig gebruik van die produkten meebrengen met inbegrip van werkzaamheden van tussenpersonen;

Gelet op het koninklijk besluit van 22 mei 2003 betreffende het op de markt brengen en het gebruiken van biociden, inzonderheid op het artikel 59, §§ 1, 1°, b) en 2, 1°, b) ;

Gelet op het ministerieel besluit van 9 november 1990 waarbij de aangepaste kennisvereisten voor het bekomen van de erkenning van « erkend gebruiker » die beperkt is tot de toepassing van bestrijdingsmiddelen voor niet-landbouwkundig gebruik worden opgelegd;

Gelet op het verzoek om spoedbehandeling, gemotiveerd door de omstandigheid dat het nodig is, tegelijk met het in voege treden van het koninklijk besluit van 22 mei 2003 betreffende het op de markt brengen en het gebruiken van biociden, de vereisten en modaliteiten inzake de te bewijzen kennis vast te stellen voor de personen die geen houder zijn van een in artikel 59, §§ 1,1°, a) en 2, 1°, a) van genoemd besluit voorzien diploma, wat hen in staat zal stellen de registratie als verkoper of de erkenning als gebruiker van biociden aan te vragen;

Gelet op advies nr. 35.559/3 van de Raad van State, gegeven op 4 juni 2003, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, Besluit :

Artikel 1.Voldoen aan de vereisten inzake kennis, in de zin van artikel 59, § 1, 1°, b , van het koninklijk besluit van 22 mei 2003 betreffende het op de markt brengen en het gebruiken van biociden, met het oog op het bekomen van de hoedanigheid van « geregistreerd verkoper » van biociden van de klasse A voorzien in art. 51 van het koninklijk besluit van 22 mei 2003 betreffende het op de markt brengen en het gebruiken van biociden, voor een of meerdere groepen van productsoorten, de in artikel 2 bedoelde kandidaten die bij een mondelinge proef aantonen dat zij voldoen aan de eindtermen opgenomen in bijlage bij dit besluit voor een examencommissie waarvan deel uitmaken : een ambtenaar afgevaardigd door de Minister tot wiens bevoegdheid het Leefmilieu behoort, een ambtenaar afgevaardigd door de Minister die de Volksgezondheid onder zijn bevoegdheid heeft en een ambtenaar afgevaardigd door de Minister die de Tewerkstelling en Arbeid onder zijn bevoegdheid heeft. De examencommissie kan bijgestaan worden door andere bevoegde personen.

Art. 2.Het betreft de kandidaten die, aan de hand van een getuigschrift afgeleverd door de lesgevende instantie, kunnen bewijzen dat zij met voldoening een leergang gevolgd hebben waarvan het programma omvat : - 4 uren gewijd aan de studie van de toxicologie van de biociden in het algemeen; - 3 uren gewijd aan de eerste hulp bij ongevallen de beschermingsuitrusting, de veiligheids- en meetapparatuur; - 8 uren gewijd aan de studie van de reglementering betreffende de biociden, inzonderheid de regels inzake het op de markt brengen, het bewaren, de verkoop en het gebruik van de biociden, van de noties van de reglementering inzake het transport en de brandbeveiliging bij de bewaring van die producten en inzake de reglementering in de afval- en recyclagefase, en daarnaast : A) voor de activiteit als verkoper van ontsmettingsmiddelen en algemene biociden : - 7 uren gewijd aan de problematiek van de desinfectie in de verzorgingsinstellingen in de zwembaden, in de voedingsector, in de diervoedersector en van desinfectie van oppervlakken in en rond dierenverblijfplaatsen en van transportmiddelen voor dieren; - 2 uren gewijd aan de kennis van de giftigheid van de ontsmettingsmiddelen; - 5 uren gewijd aan de microbiologie toegepast op de schadelijke micro-organismen en aan de algemene beginselen van hun bestrijding; - 3 uren gewijd aan de kennis van de biociden voor gebruik als ontsmettingsmiddel.

B) voor de activiteit als verkoper van conserveringsmiddelen : - 3,5 uren gewijd aan de problematiek van de bescherming van hout, van metselwerk in contact met hout, van koelvloeistoffen en van andere materialen en producten tegen aantasting door schadelijke organismen; - 2 uren gewijd aan de studie van de toxicologie van de van de conserveringsmiddelen voor hout, koelvloeistoffen en andere producten toegelaten als conserveringsmiddel; - 2,5 uren gewijd aan de microbiologie en biologie toegepast op de schadelijke micro-organismen en aan de algemene beginselen van hun bestrijding; - 1 uur gewijd aan de kennis van de conserveringsmiddelen, voor hout, koelvloeistoffen en middelen tegen aantasting van materialen.

C) voor de activiteit als verkoper van biociden voor plaagbestrijding : - 4 uren gewijd aan de problematiek van de bestrijding van knaagdieren, en andere zoogdieren, vogels, weekdieren, vissen, geleedpotigen buiten het domein van de gewasbescherming; - 3 uren gewijd aan de studie van de toxicologie van de plaagbestrijdingsmiddelen; - 5 uren gewijd aan de biologie toegepast op de schadelijke plaagorganismen en de schadelijke gewervelde dieren en aan de algemene beginselen van hun bestrijding; - 4 uren gewijd aan de kennis van de biociden toegelaten voor de plaagbestrijding met inbegrip van de notie van hun toepassing.

D) voor de activiteit als verkoper van aangroeiweringsmiddelen : - 3 uren gewijd aan de problematiek van de aangroeiwering en van het bewaren van dierlijk materiaal; - 2 uren gewijd aan de studie van de toxicologie van de biociden gebruikt als aangroeiweringsmiddel of als middel voor de bewaring van dierlijk materiaal; - 5 uren gewijd aan de microbiologie toegepast op de schadelijke micro-organismen en aan de algemene beginselen van hun bestrijding; - 2 uren gewijd aan de kennis van de biociden toegelaten als aangroeiweringsmiddel of als middel voor de bewaring van dierlijk materiaal.

Art. 3.Voldoen eveneens aan de vereisten inzake kennis, in de zin van artikel 59, § 1, 1°, b , van het koninklijk besluit van 22 mei 2003 betreffende het op de markt brengen en het gebruiken van biociden, met het oog op het bekomen van de hoedanigheid van « geregistreerd verkoper », de hierna bedoelde kandidaten die, enkel op de wijze voorzien in artikel 6 van dit besluit, aantonen dat zij in een andere lidstaat van de Europese Unie, de bedrijvigheid van verkoper van de producten behorend tot de klasse A van artikel 51 van voornoemd koninklijk besluit, daadwerkelijk hebben uitgeoefend. Die bedrijvigheid moet zijn uitgeoefend : a) als zelfstandige of als bedrijfsleider gedurende vijf achtereenvolgende jaren, waarbij op de datum van indiening van de aanvraag niet meer dan twee jaar mag zijn verstreken sedert de beëindiging van die werkzaamheid;b) als zelfstandige of als bedrijfsleider gedurende twee achtereenvolgende jaren, indien de begunstigde voor de desbetreffende werkzaamheid houder is van een bewijs van geschiktheid en bekwaamheid waardoor hij gerechtigd is in de lidstaat van oorsprong of herkomst de werkzaamheden uit te oefenen die ressorteren onder de handel in en de distributie van giftige producten;c) als zelfstandige of als bedrijfsleider gedurende drie achtereenvolgende jaren, indien de begunstigde bewijst dat hij voor de desbetreffende werkzaamheid een voorafgaande opleiding heeft ontvangen, die wordt bevestigd door een door de Staat erkend getuigschrift of als volwaardig wordt aangemerkt door een bevoegde beroeps- of bedrijfsorganisatie;d) als niet-zelfstandige gedurende drie achtereenvolgende jaren, indien de begunstigde voor de desbetreffende werkzaamheid houder is van een bewijs van geschiktheid en bekwaamheid waardoor hij gerechtigd is in de lidstaat van oorsprong of herkomst de werkzaamheden uit te oefenen die ressorteren onder de handel in en de distributie van giftige producten;e) als niet-zelfstandige gedurende vier achtereenvolgende jaren, indien de begunstigde bewijst dat hij voor de desbetreffende een voorafgaande opleiding heeft ontvangen, die wordt bevestigd door een door de Staat erkend getuigschrift of als volwaardig wordt aangemerkt door een bevoegde beroeps- of bedrijfsorganisatie.

Art. 4.Voldoen aan de vereisten inzake kennis, in de zin van artikel 59, § 2, 1°, b , van het koninklijk besluit van 22 mei 2003 betreffende het op de markt brengen en het gebruiken van biociden, met het oog op het bekomen van de hoedanigheid van « erkend gebruiker van biociden » die behoren tot de klasse A voorzien in art. 51 van het voornoemde koninklijk besluit van 22 mei 2003, voor een of meerdere groepen van productsoorten de hierna bedoelde kandidaten die aantonen dat zij voldoen aan de eindtermen opgenomen in bijlage bij dit besluit bij een mondelinge proef voor een examencommissie waarvan deel uitmaken : een ambtenaar afgevaardigd door de Minister tot wiens bevoegdheid het Leefmilieu behoort, een ambtenaar afgevaardigd door de minister die de Volksgezondheid onder zijn bevoegdheid heeft en een ambtenaar afgevaardigd door de Minister die de Tewerkstelling en Arbeid onder zijn bevoegdheid heeft. De examencommissie kan bijgestaan worden door andere bevoegde personen.

Het betreft de kandidaten die, aan de hand van een getuigschrift afgeleverd door de lesgevende instantie, kunnen bewijzen dat zij, aanvullend aan de in artikel 2 voor de overeenstemmende erkenning als « geregistreerd verkoper » vereiste vakken, een leergang met voldoening hebben gevolgd waarvan 2 uren gewijd aan de reglementering van de veiligheids- en gezondheidssignalisatie op het werk, het werken met derden, de wetgeving inzake het welzijn op het werk en de regels inzake registratie van aannemers en, naargelang van het geval : A) voor de activiteit als gebruiker van ontsmettingsmiddelen en algemene biociden : - 2 uren gewijd aan het voorkomen van besmetting door micro-organismen; - 7 uren gewijd aan de grondige studie van de toepassing van ontsmettingsmiddelen, de mogelijkheden van de beperking van hun gebruik door preventieve maatregelen, de HACCP en IPM methoden; - 2 uren gewijd aan de grondige kennis van de technische hulpmiddelen voor de toepassing van ontsmettingsmiddelen.

B) voor de activiteit als gebruiker van conserveringsmiddelen : - 2 uur gewijd aan de kennis van de aantasting van materialen, aan de studie van de toepassing van de conserveringsmiddelen en de mogelijke maatregelen van de beperking van het gebruik van conserveringsmiddelen door preventieve maatregelen; - 1 uur gewijd aan de grondige kennis van de technische hulpmiddelen voor de toepassing van conserveringsmiddelen.

C) voor de activiteit als gebruiker van biociden voor plaagbestrijding : - 32 uren gewijd aan de biologie en determinatie van de knaagdieren en aan de systematiek en determinatie van de geleedpotigen; - 2 uren gewijd aan het voorkomen van de infestatie door schadelijke dieren; - 12 uren gewijd aan de bestrijden van ongedierte in de praktijk en aan de HACCP en IPM methoden; - 2 uren gewijd aan de kennis van de bestrijding van schadelijke dieren in en rond gebouwen; - 4 uren gewijd aan de grondige kennis van de technische hulpmiddelen voor de toepassing van bestrijdingsmiddelen en hun gebruik; - 6 uren gewijd aan de uitgebreide kennis van de biociden; - 4 uren gewijd aan de kennis van de hinder, schade en volksgezondheidaspect van de aanwezigheid van verwilderde dieren in en rond gebouwen en van « zoönosen ».

D) voor de activiteit als gebruiker van aangroeiweringsmiddelen : - 2 uren gewijd aan de kennis van het veilig gebruik van aangroeiweringsmiddelen; - 2 uren gewijd aan de methoden voor het tegengaan van de aangroeiing zonder beroep te doen op biociden.

Art. 5.Voldoen eveneens aan de vereisten inzake kennis, in de zin van artikel 59, § 2, 1°, b , van het koninklijk besluit van 22 mei 2003 betreffende het op de markt brengen en het gebruiken van biociden, met het oog op het bekomen van de hoedanigheid van « erkend gebruiker van biociden » de hierna bedoelde kandidaten die, enkel op de wijze voorzien in artikel 6 van dit besluit, aantonen dat zij in een andere lidstaat van de Europese Unie, de bedrijvigheid van gebruiker van de producten behorend tot de klasse A van artikel 51 van voornoemd koninklijk besluit, daadwerkelijk hebben uitgeoefend. Die bedrijvigheid moet zijn uitgeoefend : a) als zelfstandige of als bedrijfsleider gedurende zes achtereenvolgende jaren, waarbij op de datum van indiening van de aanvraag tot het bekomen van de erkenning van « erkend gebruiker van biociden » niet meer dan twee jaar mag zijn verstreken sedert de beëindiging van die werkzaamheid;b) als zelfstandige of als bedrijfsleider gedurende drie achtereenvolgende jaren, indien de begunstigde voor de desbetreffende werkzaamheid houder is van een bewijs van geschiktheid en bekwaamheid waardoor hij gerechtigd is in de lidstaat van oorsprong of herkomst de werkzaamheden uit te oefenen die het beroepsmatig gebruik van giftige producten omvatten;c) als zelfstandige of als bedrijfsleider gedurende vier achtereenvolgende jaren, indien de begunstigde bewijst dat hij voor de desbetreffende werkzaamheid een voorafgaande opleiding heeft ontvangen, die wordt bevestigd door een door de Staat erkend getuigschrift of als volwaardig wordt aangemerkt door een bevoegde beroeps- of bedrijfsorganisatie;d) als niet-zelfstandige gedurende vier achtereenvolgende jaren, indien de begunstigde voor de desbetreffende werkzaamheid houder is van een bewijs van geschiktheid en bekwaamheid waardoor hij gerechtigd is in de lidstaat van oorsprong of herkomst de werkzaamheden uit te oefenen die het beroepsmatig gebruik van giftige producten omvatten;e) als niet-zelfstandige gedurende vijf achtereenvolgende jaren, indien de begunstigde bewijst dat hij voor de desbetreffende een voorafgaande opleiding heeft ontvangen, die wordt bevestigd door een door de Staat erkend getuigschrift of als volwaardig wordt aangemerkt door een bevoegde beroeps- of bedrijfsorganisatie.

Art. 6.Het bewijs dat aan de in de artikels 3 of 5 gestelde voorwaarden is voldaan, blijkt uit een door de bevoegde instantie of organisatie van de lidstaat van oorsprong of van herkomst afgegeven verklaring die de betrokkenen moet indienen bij zijn aanvraag tot registratie. Deze verklaring vermeldt in voorkomend geval of in de lidstaat van oorsprong of van herkomst de toegang beperkt is tot de werkzaamheden op het gebied van de distributie of tot de werkzaamheden die het beroepsmatig gebruik van deze producten meebrengen dan wel of bepaalde giftige producten van deze laatste werkzaamheden zijn uitgesloten.

De werkzaamheden als bedrijfsleider worden geacht te zijn uitgeoefend door ieder die in een industriële of handelsonderneming van de overeenkomstige bedrijfstak werkzaam is geweest : a) hetzij als leider van het bedrijf of als leider van een filiaal;b) hetzij als plaatsvervanger van de ondernemer of de bedrijfsleider, indien deze laatste functie, wat de verantwoordelijkheid betreft, overeenkomt met die van vertegenwoordigde ondernemer of bedrijfsleider;c) hetzij als lid van het leidinggevend personeel belast met taken inzake de handel en distributie van giftige producten en verantwoordelijk voor ten minste één afdeling van de onderneming, hetzij als lid van het leidinggevend personeel belast met het beroepsmatig gebruik van bedoelde producten.

Art. 7.De kandidaten voor de in de artikelen 1 en 4 bedoelde examens kunnen zich inschrijven bij de Afdeling Risicobeheersing van de DG Bescherming Volksgezondheid : leefmilieu, FOD, Volksgezondheid, Veiligheid Voedselketen en Leefmilieu, Pachecolaan, 19 bus 5, 1010 Brussel, waarbij zij aanduiden welk type activiteit en welke productgroep zij beogen.

De hiervoor vermelde dienst organiseert een examenzitting van zodra minstens 12 kandidaten voor de zitting zijn ingeschreven en ten minste éénmaal in elke periode van een jaar te rekenen vanaf het in voege treden van dit besluit.

Art. 8.De erkenningen van respectievelijk van « erkend verkoper » en « erkend gebruiker » afgeleverd met toepassing van het koninklijk besluit van 5 juni 1975 betreffende het bewaren, het verkopen en het gebruiken van bestrijdingsmiddelen voor niet-landbouwkundig gebruik zijn geldig als kennisbewijs voor het bekomen van de overeenkomende registratie als « geregistreerd verkoper » of van « erkend gebruiker van biociden », mits de houders van die erkenningen kunnen aantonen dat zij gedurende twee achtereenvolgende jaren, als zelfstandige of als bedrijfsleider of gedurende drie achtereenvolgende jaren als niet-zelfstandige, naargelang het geval, de bedrijvigheid van erkend verkoper of van erkend gebruiker van biociden hebben uitgeoefend.

Art. 9.Het ministerieel besluit van 9 november 1990 waarbij de aangepaste kennisvereisten voor het bekomen van de erkenning van « erkend gebruiker » die beperkt is tot de toepassing van bestrijdingsmiddelen voor niet-landbouwkundig gebruik worden opgelegd wordt opgeheven. De certificaten die met toepassing van genoemd ministerieel besluit zijn afgeleverd zijn geldig voor de registratie als « geregistreerd verkoper » en voor de erkenning als « erkend gebruiker van biociden ».

Art. 10.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad is bekendgemaakt.

Brussel, 16 juni 2003.

De Minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu, J. TAVERNIER

Bijlage A. Eindtermen zoals bedoeld in artikel 1.

De kandidaat « geregistreerd verkoper » kan : 1. de gevaarlijke eigenschappen van de biociden begrijpen en duiden op grond van de basisbeginselen van de toxicologie en de ecotoxicologie in het algemeen en deze van bepaalde groepen biociden in het bijzonder;2. de risico's voor milieu.veiligheid en gezondheid van specifieke biociden en bestrijdingsmethoden herkennen, beoordelen en beheersen en de maatregelen ter voorkoming van risico voor milieu, veiligheid en gezondheid zowe1 tijdens vervoer, bewaring, gebruik als na het toepassen van het biocide aan anderen kunnen uiteen zetten en deze bij behandeling en bewaring zelf in acht nemen en ze aan zijn helpers meedelen; 3. in afwachting van medische interventie, instaan voor de eerste hulpmaatregelen bij een ongeval met een gevaarlijk biocide;4. de voorgeschreven beschermingsmiddelen zoals, adembescherming en beschermende kleding herkennen en evalueren, teneinde op een verantwoorde wijze de beroepsgebruiker bij te staan bij de aanschaf van deze beschermingsuitrusting;5. de reglementering inzake het op de markt brengen, bewaren en gebruiken van biociden kunnen toepassen en duiden aan zijn cliënt beroepsgebruiker;6. de biologie van de schadelijke organismen verklaren, de schadelijke organismen identificeren, de schade verwekt door die organismen herkennen en de meest geschikte bestrijdingsmethode met de minst nadelige invloed op mens en milieu aanduiden;7. de bijdrage van het biocidegebruik in de problematiek van het voorkomen van de schade door de inwerking van levende organismen in zijn activiteitsdomein correct inschatten;8. aangeven welke apparatuur nodig is voor de correcte en veilige toepassing van het biocide;9. wijzen op de resistentiefenomenen;10. de mogelijke invloed van de biociden op de behandelde materialen aangeven;11. uitleggen hoe moet worden omgegaan met lege verpakkingen en resten van biociden. B. Eindtermen zoals bedoeld in artikel 4.

De kandidaat « erkend gebruiker van biociden » kan : 1. de gevaarlijke eigenschappen van de biociden verklaren op grond van de basisbeginselen van de toxicologie en ecotoxicologie in het algemeen en deze van bepaalde groepen biociden in het bijzonder;2. de risico's voor milieu.veiligheid en gezondheid van specifieke biociden en bestrijdingsmethoden herkennen, beoordelen en beheersen en de maatregelen ter voorkoming van risico, voor milieu, veiligheid en gezondheid meedelen aan anderen en zelf in acht nemen, zowel tijdens vervoer, bewaring, gebruik als na het toepassen van het biocide; 3. in afwachting van medische interventie, instaan voor de eerste hulpmaatregelen bij een ongeval met een gevaarlijk biocide;4. de voorgeschreven beschermingsmiddelen zoals, adembescherming en beschermende kleding herkennen en evalueren, teneinde op een verantwoorde wijze over de aanschaf van deze beschermingsuitrusting te beslissen;5. de reglementering in zake het op de markt brengen, bewaren en gebruiken van biociden toepassen;6. de biologie van de schadelijke organismen verklaren, de schadelijke organismen identificeren, de schade verwekt door die organismen herkennen en de meest geschikte bestrijdingsmethode met het minst nadelige invloed op mens en milieu aanduiden;7. overgaan tot een juist gebruik van de biociden door een rationele toepassing van fysische, biologische chemische of eventueel andere maatregelen en daardoor het gebruik van biociden tot het strikt noodzakelijke beperken;8. voor wat het gebruik van ontsmettingsmiddelen en/of plaagdierbestrijdingsmiddelen betreft, de toepassing van de biociden situeren in de context van de IPM en HACCP methodiek;9. aangeven welke apparatuur nodig is voor de correcte en veilige toepassing van het biocide;10. de resistentiefenomenen herkennen en de nodige maatregelen ter voorkoming van resistentie nemen;11. de mogelijke invloed van de biociden op de behandelde materialen inschatten;12. een bestrijding van knaagdieren of insecten in en om gebouwen uitvoeren met hulp van de daarvoor geschikte apparatuur en hulpmiddelen;13. omgaan met lege verpakkingen en resten van biociden;14. voorlichting geven omtrent de bestrijdingsactie aan derden;15. een projectmatige aanpak van grootschalige bestrijdingsprojecten doorvoeren. Gezien om gevoegd te worden bij het ministerieel besluit van 16 juni 2003.

J. TAVERNIER

^