gepubliceerd op 25 februari 2000
Ministerieel besluit houdende bepalingen wat betreft satellietvolgapparatuur voor Belgische vissersvaartuigen
15 FEBRUARI 2000. - Ministerieel besluit houdende bepalingen wat betreft satellietvolgapparatuur voor Belgische vissersvaartuigen
De Minister van Landbouw en Middenstand, Gelet op de wet van 12 april 1957 waarbij de Koning wordt gemachtigd maatregelen voor te schrijven ter bescherming van de biologische hulpbronnen van de zee, gewijzigd bij de wetten van 23 februari 1971, 18 juli 1973, 22 april 1999 en 3 mei 1999;
Gelet op de wet van 28 maart 1975 betreffende de handel in landbouw-, tuinbouw- en zeevisserijprodukten, gewijzigd bij de wetten van 11 april 1983, 29 december 1990 en 5 februari 1999;
Gelet op het koninklijk besluit van 21 juni 1994 tot het instellen van een visvergunning en houdende tijdelijke maatregelen voor de uitvoering van de communautaire regeling voor de instandhouding en het beheer van de visbestanden, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 15 december 1994, 4 mei 1995, 4 augustus 1996, 2 december 1996, 13 september 1998, 3 februari 1999, 13 mei 1999 en 20 december 1999, inzonderheid op artikel 8;
Gelet op de verordening (EEG) nr. 2847/93 van de Raad van 12 oktober 1993 tot invoering van een controleregeling voor het gemeenschappelijk visserijbeleid, gewijzigd bij verordening (EG) nr. 2870/95 van de Raad van 8 december 1995, bij verordening (EG) nr. 2489/96 van de Raad van 20 december 1996, bij verordening (EG) nr. 686/97 van de Raad van 14 april 1997, bij verordening (EG) nr. 2205/97 van de Raad van 30 oktober 1997, bij verordening (EG) nr. 2635/97 van de Raad van 18 december 1997 en bij verordening (EG) nr. 2846/98 van de Raad van 17 december 1998;
Gelet op de verordening (EG) nr. 1489/97 van de Commisie van 29 juli 1997 houdende bepalingen ter uitvoering van verordening (EEG) nr. 2847/93 van de Raad wat betreft satellietvolgsystemen voor vissersvaartuigen;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat de noodzaak om onverwijld maatregelen te nemen voortvloeit uit de verplichting voorzien in artikel 3 van verordening (EEG) nr. 2847/93 van de Raad van 12 oktober 1993, gewijzigd bij verordening (EG) nr. 686/97 van de Raad van 14 april 1997, om elk communautair vissersvaartuig met een lengte tussen de loodlijnen van meer dan 20 meter (of 24 meter over alles) binnen de voorgeschreven termijn uit te rusten met satellietvolgapparatuur voor positiebepaling;
Overwegende dat om redenen van gelijke behandeling zeven Belgische vissersvaartuigen die niet onder de communautaire verplichting vallen doch dezelfde visserijactiviteiten uitoefenen eveneens moeten uitgerust worden met satellietvolgapparatuur voor positiebepaling;
Overwegende dat de nodige bepalingen moeten vastgelegd worden waaraan de satellietvolgapparatuur moet voldoen om een doeltreffende controle mogelijk te maken, Besluit :
Artikel 1.De Belgische vissersvaartuigen met een lengte tussen de loodlijnen van meer dan 20 meter (of 24 meter over alles) alsook de Belgische vissersvaartuigen N.34 - Northern Sky, N.58 - Pascin, N.93 - Aalscholver, Z.55 - Goede Hoop, Z.63 - Thalassa, Z.87 - Nele en Z.519 - Rachel-Sarah moeten uitgerust zijn met satellietvolgapparatuur.
Art. 2.§ 1. De aan boord van vissersvaartuigen geïnstalleerde satellietvolgapparatuur moet zo zijn ontworpen dat deze permanent en automatisch ten minste om de 2 uur de volgende gegevens naar het Belgische visserijcontrolecentrum doorseint in een voor de software-programmatuur van het Belgische visserijcontrolecentrum leesbaar formaat voor electronische gegevensuitwisseling: - de identificatie van het betrokken vissersvaartuig, - de laatste geografische positie van het vissersvaartuig, uitgedrukt in breedte- en lengtegraden en minuten, met een foutenmarge van ten hoogste 500 m en een betrouwbaarheidsinterval van 99 % en - de datum en het tijdstip waarop die positie van het vissersvaartuig is bepaald. § 2. Wanneer het vissersvaartuig in de haven ligt is het maximuminterval tussen de ontvangst van twee positiemeldingen bepaald op 24 uur.
Indien het vissersvaartuig langer dan 48 uur aan wal blijft, mag de satellietvolgapparatuur voor de duur van het aan wal blijven worden afgezet, op voorwaarde dat de eerstvolgende melding vanaf dezelfde positie geschiedt als die waar de laatste melding geschiedde.
Art. 3.De eigenaar van het vissersvaartuig dient aan de Dienst Zeevisserij Oostende volgende documenten over te maken: - het certificaat van deugdelijkheid van de geïnstalleerde satellietvolgapparatuur, af te leveren door de fabricant, en - het certificaat van inwerkstelling van de geïnstalleerde satellietvolgapparatuur, af te leveren door de installateur.
Art. 4.De geïnstalleerde satellietvolgapparatuur mag uitsluitend dienen voor het doorseinen van de gegevens vermeld in artikel 2, § 1.
Geen enkele apparatuur, van welke aard ook mag verbonden of aangesloten worden op de geïnstalleerde satellietvolgapparatuur.
De "Global Positioning System" apparatuur dient geïntegreerd te zijn in de geïnstalleerde satellietvolgapparatuur.
Art. 5.Wanneer de aan boord van een vissersvaartuig geïn-stalleerde satellietvolgapparatuur defect is of anderszins niet functioneert, deelt de kapitein of de eigenaar van het vissersvaartuig of hun vertegenwoordiger ten minste om de 24 uur vanaf het tijdstip waarop dit feit is ontdekt, de in artikel 2, § 1 genoemde gegevens per telex, fax, telefoon of radio, via een voor de ontvangst van dergelijke berichten op grond van de communautaire wetgeving erkend radiostation, mede aan het Belgische visserijcontrolecentrum, respectievelijk aan dat van de kustlidstaat.
Art. 6.Wanneer de aan boord van een vissersvaartuig geïn-stalleerde satellietvolgapparatuur defect is of anderszins niet functioneert, moet de eigenaar van het vissersvaartuig of diens vertegenwoordiger die apparatuur binnen een maand laten herstellen of vervangen. Na afloop van die periode is het de kapitein van een vissersvaartuig niet toegestaan met defecte satellietvolgapparatuur een visreis te ondernemen. Indien evenwel die apparatuur niet meer functioneert of defect raakt tijdens een visreis die meer dan één maand duurt, moet de herstelling of de vervanging ervan gebeuren zodra het vissersvaartuig een haven aanloopt en mag de kapitein van het vissersvaartuig geen nieuwe visreis ondernemen wanneer de satellietvolgapparatuur niet is hersteld of vervangen.
Bij iedere herstelling of vervanging dienen opnieuw door de eigenaar van het vissersvaartuig voor de herstelde of vervangen satellietvolgapparatuur, de documenten vermeld in artikel 3 aan de Dienst Zeevisserij Oostende te worden overgemaakt.
De kosten voor herstellingen of vervanging zijn ten laste van de eigenaar van het vissersvaartuig.
Art. 7.Vissersvaartuigen zoals bedoeld in artikel 1, waarvoor uiterlijk op 30 april 2000 de documenten vermeld in artikel 3, niet werden overgemaakt aan de Dienst Zeevisserij Oostende, mogen na die datum geen visreizen meer ondernemen zolang deze documenten niet zijn overgemaakt.
Art. 8.De kosten voor het doorseinen van de gegevens vermeld in de artikelen 2, § 1 en 5 tussen het vissersvaartuig en het Belgische visserijcontrolecentrum zijn ten laste van de eigenaar van het vissersvaartuig.
Art. 9.Onverminderd de bepalingen van artikel 8 van het koninklijk besluit van 21 juni 1994 tot het instellen van een visvergunning en houdende tijdelijke maatregelen voor de uitvoering van de communautaire regeling voor de instandhouding en het beheer van de visbestanden, worden overtredingen van de bepalingen van dit besluit opgespoord, vastgesteld en gestraft overeenkomstig de bepalingen van de wet van 12 april 1957, waarbij de Koning wordt gemachtigd maatregelen voor te schrijven ter bescherming van de biologische hulpbronnen van de zee en van de wet van 28 maart 1975 betreffende de handel in landbouw-, tuinbouw- en zeevisserijproducten.
Art. 10.Het ministerieel besluit van 19 augustus 1994 houdende bepalingen met betrekking tot de proefprojecten inzake permanente positiebepaling van Belgische vissersvaartuigen, gewijzigd bij het ministerieel besluit van 16 december 1994 wordt opgeheven.
Art. 11.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Brussel, 15 februari 2000.
J. GABRIELS