gepubliceerd op 06 december 2005
Ministerieel besluit tot wijziging van het ministerieel besluit van 3 november 1958 houdende ambtelijke erkenning en indeling van de springstoffen
14 NOVEMBER 2005. - Ministerieel besluit tot wijziging van het ministerieel besluit van 3 november 1958 houdende ambtelijke erkenning en indeling van de springstoffen
De Minister van Economie, Gelet op de wet van 28 mei 1956 betreffende ontplofbare en voor de deflagratie vatbare stoffen en mengsels en daarmede geladen tuigen, inzonderheid op artikel 1, eerste lid;
Gelet op het koninklijk besluit van 23 september 1958 houdende algemeen reglement betreffende het fabriceren, opslaan, onder zich houden, verkopen, vervoeren en gebruiken van springstoffen, inzonderheid op de artikelen 2 tot en met 4, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 1 februari 2000;
Gelet op de lijst gevoegd bij het ministerieel besluit van 3 november 1958 houdende ambtelijke erkenning en indeling van de springstoffen, inzonderheid op de randnummers C-11, C-12, C-19 en C-20 die de bepalingen betreffende het vuurwerk omvatten;
Gelet op de bijlage II van het ministerieel besluit van 3 februari 2000 tot vaststelling van de bijzondere veiligheidsvoorschriften inzake feestvuurwerk bestemd voor particulieren, tot wijziging van voornoemde lijst;
Gelet op de nota van de Dienst der Springstoffen nr. E6/EX/05/7414/016 van 25 oktober 2005, Besluit :
Artikel 1.Het punt 7 van het randnummer C-11-b van de lijst gevoegd bij het ministerieel besluit van 3 november 1958 houdende ambtelijke erkenning en indeling van de springstoffen, wordt vervangen als volgt : « 7. De handelaars die geen kleinhandelaars van feestvuurwerk zijn maar die bij een ander product gekocht door een particulier, wonderkaarsen bijkomstig leveren, mogen deze in een kast onder zich houden, onder dezelfde voorwaarden als die voor het onder zich houden van feestvuurwerk door particulieren. ».
Art. 2.Het punt 7 van het randnummer C-12 b van dezelfde lijst wordt aangevuld als volgt : « C. De handelaars die geen kleinhandelaars van feestvuurwerk zijn maar die als accessoires van een ander product gekocht door een particulier, klappertjes en knalstroken of knalringen van klappertjes voor kinderspeelgoed leveren, mogen deze in een kast onder zich houden, onder dezelfde voorwaarden als die voor het onder zich houden van feestvuurwerk door particulieren. ».
Art. 3.Het punt 7 van het randnummer C-19 b van dezelfde lijst wordt vervangen als volgt : « 7. De handelaars die geen kleinhandelaars van feestvuurwerk zijn maar die bij een ander product gekocht door een particulier, fonteinen bijkomstig leveren, mogen deze in een kast onder zich houden, onder dezelfde voorwaarden als die voor het onder zich houden van feestvuurwerk door particulieren, op voorwaarde dat het gewicht aan pyrotechnische sas per fontein niet meer dan 10 g bedraagt. ».
Art. 4.In het randnummer C-20-b van dezelfde lijst worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° Het laatste lid van punt 6 wordt vervangen als volgt : « De aanstekingslont moet fatsoenlijk vastgemaakt zijn en een vertraging van 3 à 6 seconden vertonen.Deze lont mag vervangen worden door een wrijvingsinrichting die dezelfde vertraging vertoont, of door een elektrisch ontstekingsmiddel voor de aansteking op afstand. »; 2° Het punt 7 wordt aangevuld als volgt : « De handelaars die geen kleinhandelaars van feestvuurwerk zijn maar die als accessoires van een ander product gekocht door een particulier, petarden met een ingebouwd elektrische ontstekingsmiddel leveren, mogen deze in een kast onder zich houden, onder dezelfde voorwaarden als die voor het onder zich houden van feestvuurwerk door particulieren.».
Brussel, 14 november 2005.
M. VERWILGHEN.