gepubliceerd op 01 augustus 2000
Ministerieel besluit tot bepaling van de wapens die tot de voorgeschreven uitrusting van de gerechtelijke politie bij de parketten behoren en tot vastlegging van de bijzondere regels betreffende het voorhanden hebben, het bewaren en het dragen van die wapens
14 JULI 2000. - Ministerieel besluit tot bepaling van de wapens die tot de voorgeschreven uitrusting van de gerechtelijke politie bij de parketten behoren en tot vastlegging van de bijzondere regels betreffende het voorhanden hebben, het bewaren en het dragen van die wapens
De Minister van Justitie, Gelet op de wet van 3 januari 1933 op de vervaardiging van, de handel in en het dragen van wapens en op de handel in munitie, inzonderheid op artikel 22, derde lid, gewijzigd bij de wet van 30 januari 1991;
Gelet op het koninklijk besluit van 12 augustus 1991 betreffende het voorhanden hebben en het dragen van wapens door de diensten van het openbaar gezag of van de openbare macht, inzonderheid op artikel 2, eerste lid;
Gelet op het koninklijk besluit van 17 februari 1998 betreffende het commissariaat-generaal, de raad van bestuur en de raad van overleg van de gerechtelijke politie bij de parketten;
Gelet op het advies van de raad van overleg, gegeven op 10 en 17 december 1997;
Gelet op het advies van de inspecteur van Financiën, gegeven op 3 augustus 1998;
Gelet op het akkoord van de Minister van Begroting van 22 oktober 1998;
Gelet op het advies van de Raad van State, Besluit :
Artikel 1.Dit besluit is van toepassing op de personeelsleden van de gerechtelijke politie zoals bedoeld in artikel 1 van de wet van 7 april 1919 tot instelling van rechterlijke officieren en agenten bij de parketten. Zij worden hierna « personeelsleden » genoemd.
Art. 2.Tot de voorgeschreven uitrusting van de personeelsleden behoren individuele, collectieve en specifieke wapens.
Art. 3.§ 1. De individuele wapens zijn die welke nodig zijn om opdrachten van individuele aard uit te voeren.
Deze categorie van wapens omvat : 1° het half-automatisch pistool kaliber 9 x 19 mm;2° de spuitbus van klein vermogen met traangas of enig ander neutraliserend product;3° de korte wapenstok met een lengte van maximum 65 cm. § 2. De individuele wapens of sommige ervan worden toegekend aan alle personeelsleden. De hulpagenten van de gerechtelijke politie kunnen enkel over de bewapening beschikken vermeld in artikel 3, § 1, 2°. De personeelsleden hebben de wapens, behoudens andersluidende onderrichting van de commissaris-generaal, steeds voorhanden en mogen ze steeds dragen met het oog op de behoeften van de dienst, met inbegrip van redenen die verband houden met veiligheid en training.
Een door de commissaris-generaal behoorlijk gemachtigde deelname aan een schietwedstrijd wordt gelijkgesteld met training. § 3. De personeelsleden hebben deze individuele wapens in bewaring overeenkomstig de algemene onderrichtingen zoals bedoeld in artikel 5 van het koninklijk besluit van 17 februari 1998 betreffende het commissariaat-generaal, de raad van bestuur en de raad van overleg van de gerechtelijke politie bij de parketten. § 4. De individuele wapens die niet of niet meer zijn toegekend aan personeelsleden, worden opgeborgen in een dienstgebouw overeenkomstig de algemene onderrichtingen zoals voorzien in § 3.
Art. 4.§ 1. De collectieve wapens zijn die welke nodig zijn om opdrachten van collectieve of bijzondere aard uit te voeren.
Deze categorie wapens omvat : 1° de revolver of het pistool van het kaliber 22 long rifle;2° het half-automatisch karabijn van het kaliber 9 x 19 mm of 7,62 x 51 mm;3° het seinpistool;4° het gladloopgeweer met repeterende werking van het kaliber 12;5° de telescoopmatrak;6° de doorborende patronen met traangas of enig ander neutraliserend product voor geweren van het kaliber 12;7° de onontvlambare werp- of afvuurgranaten;8° de patronen voor seinpistolen;9° de elektrische afweerstok;10° patronen voor bijzonder gebruik met verblindende, oorverdovende of neutraliserende gevolgen. § 2. Deze wapens worden tijdelijk toevertrouwd aan de personeelsleden voor de uitvoering van collectieve of bijzondere opdrachten en mogen enkel naar aanleiding hiervan worden gedragen. Wanneer zij niet worden gedragen, worden zij opgeborgen in een dienstgebouw volgens de algemene onderrichtingen zoals voorzien in artikel 3, § 3.
Art. 5.§ 1. De specifieke wapens zijn die welke nodig zijn om zeer bijzondere opdrachten uit te voeren en waarvan de aanschaf wordt goedgekeurd door de minister van Justitie. § 2. Deze wapens worden tijdelijk toevertrouwd aan de personeelsleden van de bijzondere eenheden belast met de operationele bijstand inzake bijzondere interventies en de toepassing van bijzondere opsporingstechnieken zoals bedoeld in artikel 9, § 1, 2°, van het koninklijk besluit van 17 februari 1998 betreffende het commissariaat-generaal, de raad van bestuur en de raad van overleg van de gerechtelijke politie, voor de uitvoering van hun opdrachten en mogen enkel naar aanleiding hiervan gedragen worden.
Wanneer zij niet worden gedragen, worden zij veilig opgeborgen in een dienstgebouw volgens de algemene onderrichtingen waarvan sprake in artikel 3, § 3.
Art. 6.De personeelsleden zijn verantwoordelijk voor de wapens die hen toegekend of tijdelijk toevertrouwd worden.
In geval een personeelslid zich in non-activiteit bevindt of langdurig ziek is, levert hij zijn dienstbewapening in bij de leidend officier van de brigade of van de centrale dienst.
Art. 7.De commissaris-generaal bepaalt de nadere regels inzake het veilig opbergen van de individuele, collectieve en specifieke wapens en inzake de registratie daarvan. Hij regelt tevens de rapportering van elk schietincident.
Art. 8.De brigades waaraan een erkenning is afgegeven om voor didactische doeleinden een wapencollectie te bezitten, nemen alle noodzakelijke veiligheidsmaatregelen met het oog op de bewaring ervan.
Deze wapens mogen geenszins tijdens de dienst worden gedragen.
Art. 9.§ 1. De individuele wapens worden van gemantelde veiligheidspatronen van het kaliber 9 x 19 mm met ronde neus of hollepunt-projectielen, al dan niet met harde kern voorzien. § 2. De collectieve wapens worden van gemantelde veiligheidsmunitie, al naargelang van het kaliber 22 LR, kaliber 9 x 19 mm, kaliber 7,62 x 58 mm, kaliber 12 met diverse hagelprojektiel, zelfs groter dan 4 mm of pyrotechnische lading voorzien. Doorborende patronen met traangas of enig ander neutraliserend produkt voor de geweren van het kaliber 12 worden eveneens voorzien. § 3. De specifieke wapens worden met specifieke munitie uitgerust, waarvan de aanschaf goedgekeurd wordt door de minister van Justitie.
Brussel, 14 juli 2000.
M. VERWILGHEN