gepubliceerd op 19 augustus 1997
Ministerieel besluit waarbij, in toepassing van de bepalingen van het koninklijk besluit van 3 september 1958 houdende reglementering van het vervoer, de berging en de verkoop van ammoniumnitraat en van mengsels daarvan, vergunning wordt verleend voor het vervoer over de weg, door middel van tankwagens, afneembare tanks en tankcontainers, van warme geconcentreerde oplossingen van ammoniumnitraat
13 MEI 1997. Ministerieel besluit waarbij, in toepassing van de bepalingen van het koninklijk besluit van 3 september 1958 houdende reglementering van het vervoer, de berging en de verkoop van ammoniumnitraat en van mengsels daarvan, vergunning wordt verleend voor het vervoer over de weg, door middel van tankwagens, afneembare tanks en tankcontainers, van warme geconcentreerde oplossingen van ammoniumnitraat
De Minister van Economie, Gelet op de wet van 28 mei 1956 betreffende ontplofbare en voor de deflagratie vatbare stoffen en mengsels en daarmede geladen tuigen;
Gelet op de wet van 10 augustus 1960 houdende goedkeuring van het Europees Verdrag betreffende het internationaal vervoer van gevaarlijke goederen over de weg (ADR) en van de bijlagen, ondertekend op 30 september 1957, te Genève;
Gelet op de richtlijn 94/55/EG van de Raad van 21 november 1994 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten inzake het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg;
Gelet op het koninklijk besluit van 3 september 1958 houdende reglementering van het vervoer, de berging en de verkoop van ammoniumnitraat en van mengsels daarvan, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 12 januari 1960;
Gelet op het koninklijk besluit van 14 januari 1969 houdende uitvoering van het Europees Verdrag betreffende het internationaal vervoer van gevaarlijke goederen over de weg (ADR) en van de bijlagen, ondertekend op 30 september 1957, te Genève.
Gelet op het koninklijk besluit van 16 september 1991 betreffende het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg, met uitzondering van ontplofbare en radioactieve stoffen, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 1 december 1994;
Gelet op het ministerieel besluit van 21 december 1979 waarbij, in afwijking van de bepalingen van het voornoemde koninklijk besluit van 3 september 1958, vergunning wordt verleend voor het vervoer over de weg, door middel van tankwagens en afneembare tanks, van warme geconcentreerde oplossingen van ammoniumnitraat;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, 1, gewijzigd bij de wetten van 9 augustus 1980, 16 juni 1989, 4 juli 1989 en 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat de Lid-Staten van de Europese Unie zich uiterlijk op 1 januari 1997 moeten richten naar de richtlijn 94/55/CE van 21 november 1994, zoals verschenen in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen van 12 december 1994;
Overwegende dat sommige warme waterige ammoniumnitraatoplossingen (brandonderhoudende stof van de klasse 5.1, cijfer 20°) thans in de zin van het ADR gevaarlijke goederen zijn die onder bepaalde voorwaarden tot het vervoer zijn toegelaten;
Overwegende dat een herziening van de nationale reglementering bijgevolg nodig is, gelet op de huidige stand van bijlage B van het ADR;
Overwegende dat de voornoemde richtlijn 94/55/EG de toepassing op nationaal niveau oplegt van de regels voorgeschreven voor het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg op internationaal niveau;
Gelet op het advies van de Dienst der Springstoffen nr.
E6/EX/97/3964/03 van 21 maart 1997, Besluit
Artikel 1.In toepassing van de bepalingen van het koninklijk besluit van 3 september 1958 houdende reglementering van het vervoer, de berging en de verkoop van ammoniumnitraten van mengsels daarvan, worden in tankwagens, afneembare tanks en tankcontainers tot het wegvervoer toegelaten waterige oplossingen met meer dan 80 % maar ten hoogste 93 % nitraat die niet meer dan 0,2 % brandbare stoffen bevatten, noch een dergelijke hoeveelheid chloorverbindingen zodat het chloorgehalte meer dan 0,02 % bedraagt, en waarvan de pH, in een waterige oplossing van 10 % van de vervoerde stof gemeten, begrepen is tussen 5 en 7.
Het teken % stelt een gewichtspercentage voor berekend op het totale gewicht van de oplossing.
Art. 2.Onder voorbehoud van de afwijkingen genomen in toepassing van het artikel 6 van de richtlijn 94/55/EG van de Raad van 21 november 1994 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten inzake het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg en onverminderd de speciale voorschriften die in de hierna volgende artikelen zijn opgenomen, wordt het vervoer onderworpen aan de bepalingen van het Europees Verdrag betreffende het internationaal vervoer van gevaarlijke goederen over de weg (ADR) en de bijlagen, ondertekend op 30 september 1957, te Genève, ADR-Verdrag en bijlagen ervan geamendeerd overeenkomstig artikel 14 van het Verdrag.
Het gaat in het bijzonder om de volgende randnummers van bijlage B : 10014 (definities van de benamingen : bevoegde overheid, gevaarlijke stoffen, tankcontainer, afneembare tank, vaste tank, tank, transporteenheid, tankwagen), 10220 (bescherming achteraan), 10221 (het remmen, anti-blokkeerinrichting, uithoudingssysteem), 10240 (brandblusmiddelen), 10260 (overige uitrusting), 10261 (inrichting voor snelheidsbeperking), 10282 (erkenning voertuig), 10315 (speciale opleiding voor bestuurders), 10321 (bewaking van het voertuig), 10325 (vervoer van passagiers verboden), 10340 (gebruik van brandblusmiddelen), 10353 (draagbare verlichtingsapparaten), 10381 (documenten die het vervoer moeten begeleiden), 10385 (schriftelijke instructies met het oog op een ongeval of incident), 10415 (2) (reiniging na het lossen), 10416 (rookverbod), 10431 (afzetten van de motor tijdens laden of lossen), 10500 (waarschuwingstekens en etiketten op de voertuigen), 10503 (oponthoud), 10505 (oponthoud 's nachts of bij slecht zicht), 10507 (oponthoud van een voertuig dat bijzonder gevaar oplevert), 51105 (verzendingsbeperking in tankwagens, afneembare tanks en tankcontainers), 51500 (etikettering), 211100 tot 211102 (algemeenheden, toepassingsgebied, aanvullende technische definities), 211120 tot 211122 - 211125 - 211127 tot 211129 (constructie van de tanks), 211130 en 211131 (uitrusting van de tanks), 211150 tot 211154 (beproeving van de tanks), 211160 en 211161 (het merken van tanks en voertuigen), 211170 - 211171 - 211172 (4) -211173 tot 211177 (dienstvoorschriften), 211510 (gebruik van de tanks), 211522 (constructie van de tanks), 211532 en 211533 (uitrusting van de tanks, warmte-isolerend), 211550 (beproeving van de tanks), 211571 (vullingspercentage van de tanks), 212100 tot 212102 (algemeenheden, toepassingsgebied, aanvullende technische definities), 212120 tot 212122 - 212125 - 212127 tot 212129 (constructie van de tankcontainers), 212130 en 212131 (uitrusting van de tankcontainers), 212150 tot 212154 (beproeving van de tankcontainers), 212160 en 212161 (het merken van de tankcontainers), 212170 - 212171 - 212172 (4) -212173 tot 212177 (dienstvoorschriften), 212510 (gebruik van de tankcontainers), 212522 (constructie van de tankcontainers), 212532 en 212533 (uitrusting van de tankcontainers, warmte-isolerend), 212550 (beproeving van de tankcontainers), 212571 (vullingspercentage van de tankcontainers), 220511 (elektrische uitrusting), 220520 tot 220522 (remuitrusting), 220535 (uithoudingsrem), 220540 (inrichting voor snelheidsbeperking), 230000 (erkenningscertificaat).
Art. 3.Voor de toepassing van de randnummers 10014 en 10507 wordt verstaan onder "bevoegde overheid" eensdeels de Dienst der Springstoffen en anderdeels het personeel van het rijkswachtkorps en de ambtenaren en agenten van de plaatselijke politie.
Art. 4.Voor de toepassing van de bepalingen van randnummer 10321 is de gewichtsgrens vastgelegd op 10.000 kg. Indien er geen bijrijder aanwezig is om het toezicht in alle omstandigheden te verzekeren, moet de bestuurder in zijn voertuig over een zend- en ontvangstpost beschikken waarmee hij radiogesprekken kan voeren met een "dispatching" centrum dat het verloop van het vervoer volgt.
Art. 5.Voor de toepassing van de bepalingen van randnummer 10385, dient rekening te worden gehouden met de volgende gevaren die elke vervoerde oplossing oplevert : - Deze oplossing kan werken met brandbare bestanddelen en dan brandgevaar opleveren en roodachtige giftige rookgassen voortbrengen; - Aanraking met de vloeistof verwekt brandwonden op de huid; het produkt tast kleren aan; - In geval van uitstorting maakt het de grond zeer glibberig.
In geval van lekken of uitstorting is de vervoerder verplicht : - de autoriteiten en de verzender te verwittigen of te doen verwittigen; - de motor stil te leggen, open vuren te vermijden, het rookverbod aan te brengen, signalen op de weg te plaatsen en de andere weggebruikers te verwittigen; - het publiek buiten de gevaarszone te houden; - voor iedere ingreep beschermingskledij, een bril, handschoenen en laarzen aan te trekken; - met water te besproeien en indien de stof in een waterloop of een riolering is terechtgekomen, de plaatselijke politie te verwittigen.
Als de tank brandt, dient men zich boven de wind op te stellen, met water te blussen en, zo mogelijk, de bovenste openingen van de tank te openen opdat de gassen zouden kunnen ontsnappen.
Als een persoon geraakt is, dient men : - indien de stof in de ogen is terecht gekomen, onmiddellijk gedurende verscheidene minuten met veel water te wassen; - de besmette kledingstukken uit te trekken en de getroffen huid met veel water te wassen; - allen die het produkt in de ogen of op de huid gekregen hebben, door een geneesheer te laten behandelen; - wegens de vertraagde uitwerking van de vergiftiging, alle personen die dampen hebben ingeademd te doen blijven liggen en volledig te doen rusten; de getroffen personen moeten ten minste achtenveertig uren onder toezicht van een dokter blijven; - geen kunstmatige ademhaling toe te passen indien de zieke nog ademt; - de zieke warm te houden.
Art. 6.Ledige vaste tanks, ledige afneembare tanks en ledige tankcontainers die een in artikel 1 vermelde oplossing hebben bevat en waaraan van buiten resten van de vorige inhoud kleven, worden niet tot het vervoer toegelaten.
Een voor het vervoer van de in artikel 1 vermelde oplossingen gebruikte tank mag niet worden gebruikt voor het vervoer van andere produkten voor zover de tanks en de uitrustingen de resten, eerst en achteraf, zorgvuldig verwijderd zijn.
Art. 7.Op iedere tank die voor het vervoer van de in artikel 1 vermelde oplossingen wordt gebruikt, moeten op de zijkanten en aan de achterzijde etiketten volgens model nr. 5.1 aangebracht zijn, beschreven in de randnummers 3900 en 3902.
De oranje schilden volgens de voorschriften van randnummer 10500 moeten het gevaarsnummer 59 en het identificeringsnummer van de stof 2426 bevatten.
Art. 8.Voor de toepassing van randnummer 211102 (3) en 212102 (3) bestaat de door de bevoegde overheid erkende methode in het onder druk zetten van de met water gevulde tank.
Tanks en tankcontainers bestemd voor het vervoer van de in artikel 1 vermelde oplossingen moeten berekend zijn voor een druk van ten minste 4 bar (manometrische druk). Ze moeten vervaardigd zijn uit austenietisch staal volgens een internationaal aanvaarde norm.
Voor de toepassing van randnummer 211127 (8) en 212127 (6) moeten de werkwijzen voor het lassen van tanks en tankcontainers het voorwerp uitgemaakt hebben van een proceduregoedkeuring. De lassingen moeten uitgevoerd zijn door lassers die vooraf bekwaam werden verklaard voor deze laswerken.
Het erkende organisme doet proeven met het oog op de aanvaarding van de lasmethode en van de bekwaamheid van de lassers, tenzij door documenten onomstootbaar kan bewezen worden dat deze goedkeuringen en bekwaamheidsverklaringen reeds zijn gebeurd.
Het erkende organisme oordeelt of deze goedkeuringen en bekwaamheidsverklaringen geldig zijn.
Art. 9.De verwijzing 6) van randnummers 211131 en 212131 wordt vervangen door de volgende bepaling : "Bij wijze van afwijking mogen de houders uitgerust zijn met een sluitinrichting die zich zo dicht mogelijk bij de buitenwand bevindt".
De sluitinrichtingen van de houders moeten derwijze vervaardigd zijn zodat verstopping van de inrichtingen door vast geworden ammoniumnitraat tijdens het vervoer onmogelijk wordt.
Art. 10.Het keuringsdocument opgenomen in het aanhangsel B3 van bijlage B van het A.D.R. wordt afgeleverd door de instanties die bevoegd zijn voor het afleveren van de documenten voor de tanks en tankcontainers vermeld in het koninklijk besluit van 16 september 1991 betreffende het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg, met uitzondering van ontplofbare en radioactieve stoffen, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 1 december 1994.
Art. 11.Tanks en tankcontainers bestemd voor het vervoer van de in artikel 1 vermelde oplossingen moeten een hydraulische proef ondergaan op 4 bar.
De tanks en tankcontainers moeten periodiek gecontroleerd worden door organismen die volgens hetzelfde koninklijk besluit van 16 september 1991 erkend zijn en wel als volgt : 1° een periodieke controle na een tussenpoos van ten hoogste zes jaar voor de tanks en vijf jaar voor de tankcontainers;deze controle omvat een onderzoek van de uitwendige en de inwendige staat, en een hydraulische proef op 4 bar; 2° een periodieke controle na een tussenpoos van drie jaar voor de tanks en twee jaar en half voor de tankcontainers;deze controle omvat een dichtheidsproef en het nazien van de goede werking van de gehele uitrusting.
Wanneer de veiligheid van de tank of van de uitrusting ingevolge een herstelling, een verandering of een ongeval in het gedrang kan komen, moet een uitzonderlijke controle verricht worden door een organisme dat volgens hetzelde koninklijk besluit van 16 september 1991 erkend is.
Art. 12.De temperatuur van de buitenkant van de mantel van de tank mag tijdens het vervoer niet meer dan 70° C bedragen.
De temperatuur van de vervoerde oplossingen mag niet hoger zijn dan 140° C. Geen enkele tank mag tot meer dan 97 % van haar inhoud worden gevuld.
De buitenkant en alle delen van de tankwagen die met de vervoerde stof in aanraking kunnen komen, moeten volkomen rein gehouden worden.
Behalve wanneer een nieuwe lading wordt ingenomen, zoals voorzien in (2) van randnummer 10415, mag zich bij het laden geen enkele vreemde stof in de tank bevinden.
Art. 13.Elk vervoer moet de meest directe weg volgen en zoveel mogelijk over de autosnelwegen, hetzij tussen twee grenspunten, hetzij tussen een grenspunt en een punt dat hierna wordt bepaald, ofwel tussen twee punten waar als gevaarlijk ingedeelde inrichtingen met tanks voor de in artikel 1 vermelde oplossingen bestaan, waarvoor de bestendige deputatie van de provincieraad vergunning heeft verleend, met dien verstande dat voor tanks met een inhoud van meer dan 50 ton een ministeriële afwijking vereist is.
Art. 14.Ieder vervoer verloopt zonder stilstand onderweg, behalve in geval van overmacht. In dat geval moet de bestuurder of bij diens ontstentenis het "dispatching" centrum, onverminderd de bepalingen van randnummer 10507, het personeel van het rijkswachtkorps of de ambtenaren en agenten van de plaatselijke politie verwittigen en ze inlichten over de noodzaak het publiek op een afstand te houden.
Art. 15.Het ministerieel besluit van 21 december 1979 waarbij, in afwijking van de bepalingen van het koninklijk besluit van 3 september 1958 houdende reglementering van het vervoer, de berging en de verkoop van ammoniumnitraat en van mengsels daarvan, vergunning wordt verleend voor het vervoer over de weg, door middel van tankwagens en afneembare tanks, van warme geconcentreerde oplossingen van ammoniumnitraat, wordt opgeheven.
Art. 16.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Brussel, 13 mei 1997.
E. DI RUPO