gepubliceerd op 16 september 2009
Ministerieel besluit betreffende de vaststelling van de modaliteiten tot instelling van een bedrijfstoeslagregeling en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers en tot toepassing van de randvoorwaarden
VLAAMSE OVERHEID
Landbouw en Visserij
13 AUGUSTUS 2009. - Ministerieel besluit betreffende de vaststelling van de modaliteiten tot instelling van een bedrijfstoeslagregeling en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers en tot toepassing van de randvoorwaarden
De Vlaamse minister van Economie, Buitenlands Beleid, Landbouw en Plattelandsbeleid, Gelet op de wet van 28 maart 1975 betreffende de handel in landbouw-, tuinbouw- en zeevisserijproducten, artikel 3, § 1, 1°, gewijzigd bij de wet van 29 december 1990;
Gelet op decreet van 22 december 2006 houdende inrichting van een gemeenschappelijke identificatie van landbouwers, exploitaties en landbouwgrond in het kader van het meststoffenbeleid en van het landbouwbeleid, inzonderheid op artikel 3, § 3;
Gelet op besluit van de Vlaamse Regering van 9 februari 2007 houdende bepalingen tot inrichting van een gemeenschappelijke identificatie van landbouwers, exploitaties en landbouwgrond in het kader van het meststoffenbeleid en van het landbouwbeleid, artikel 4, § 3;
Gelet op Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad van 19 januari 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening aan landbouwers in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1290/2005, (EG) nr. 247/2006, (EG) nr. 378/2007 en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1782/2003;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 27 juli 2004 tot bepaling van de bevoegdheden van de leden van de Vlaamse Regering, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 15 oktober 2004, 23 december 2005, 19 mei 2006, 30 juni 2006, 1 september 2006, 15 juni 2007, 28 juni 2007, 10 oktober 2007, 14 november 2007, 5 september 2008, 22 september 2008, 6 januari 2009, 30 januari 2009 en 13 juli 2009;
Gelet op het ministerieel besluit van 25 november 2005 betreffende de vaststelling van de modaliteiten van het besluit van de Vlaamse regering tot instelling van de bedrijfstoeslagregeling en tot de vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers en tot toepassing van de randvoorwaarden, gewijzigd bij het ministerieel besluit van 19 mei 2006, 19 juni 2006, 2 april 2007, en 4 april 2008;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 11 mei 2009.;
Gelet op het advies 46.752/3 van de Raad van State, gegeven op 16 juni 2009, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, Besluit :
Artikel 1.§ 1. De gewone toeslagrechten worden geactiveerd samen met de aangifte van een gelijkwaardig aantal hectaren subsidiabele landbouwgrond, die de landbouwer in gebruik heeft op de uiterste indieningsdatum van de verzamelaanvraag. § 2. Subsidiabele landbouwgronden zijn de gronden, vermeld in artikel 34, tweede lid, van Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad van 19 januari 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening aan landbouwers in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1290/2005, (EG) nr. 247/2006, (EG) nr. 378/2007 en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1782/2003.
De volgende gronden worden niet als subsidiabel beschouwd : 1° gronden die beplant zijn met grassen in natuurbeheer, heide in natuurbeheer, houtkanten en houtwallen;2° gronden die in gebruik zijn voor substraatteelt en containerteelt;3° grondstroken gelegen langs waterlopen, wegen, bossen, serres en gebouwen die niet geschikt zijn voor landbouwactiviteiten, omwille van de onverenigbaarheid met de gangbare landbouw op basis van de historiek, de ligging of het gebruik ervan;4° gronden met meer dan 50 bomen per hectare, behalve in de volgende gevallen : a) bij bomenrijen met een afstand van minstens 12 meter tussen de rijen onderling;b) bij hoogstamfruitbomen in weiden die aanvullend worden gebruikt als blijvend of tijdelijk grasland;c) bij bomen waarvoor door de indiener van de steunaanvraag een aantoonbare overeenkomst werd gesloten met lokale of hogere overheden in het kader van het behoud of onderhoud van die bomen voor milieudoelstellingen;d) bij bomen op weilanden langs stromen, rivieren of kanalen die met toelating van de beheerder van de percelen gebruikt worden voor begrazing en die door de bebossing de landschappelijke waarde van die waterlopen onmiskenbaar bewaren of verhogen;e) de aanplant van bomenrijen op gras- of akkerland in het kader van agroforestry;5° gronden die kleiner zijn dan 10 are of die op een bepaalde plaats van het perceel minder dan 10 meter breed zijn;6° percelen die vallen onder agromilieumaatregelen als vermeld in artikel 22 tot en met 24 van Verordening (EG) nr.1257/99 van de Raad van 17 mei 1999 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL) en tot instelling en wijziging van een aantal verordeningen en in artikel 36, punten a), ii), iii), iv) en b) , i), van Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad van 20 september 2005 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO), die aan één van de volgende voorwaarden voldoen : a) ze zijn kleiner dan vijf are of zijn op een bepaalde plaats van het perceel minder dan vijf meter breed;b) ze zijn niet werkelijk ingezaaid of beteeld.
Art. 2.Bij de teelt van vezelhennep : 1° betreft het enkel vezelhenneprassen die zijn opgenomen in de rassenlijst, vermeld in het Besluit van de Vlaamse Regering van 3 oktober 2003 houdende reglementering van de handel in en de keuring van zaaizaad van oliehoudende planten en vezelgewassen, artikel 1, paragraaf 1, eerste lid, 11°;2° vraagt en verkrijgt de landbouwer voorafgaand aan de inzaai de toestemming tot inzaai van de bevoegde instantie;3° is het zaaizaad van vezelhennep gecertificeerd conform het Besluit van de Vlaamse Regering van 3 oktober 2003 houdende reglementering van de handel in en de keuring van zaaizaad van oliehoudende planten en vezelgewassen, hoofdstuk III;4° deelt de landbouwer de gebruikte dosissen zaaizaden, uitgedrukt in kg/ha, mee aan de bevoegde instantie.De minimale dosis zaaizaad bedraagt 30 kg/ha per variëteit. Als verschillende variëteiten per perceel worden ingezaaid, voegt de landbouwer bij de verzamelaanvraag een schets met de ligging van iedere variëteit.
Art. 3.Voor de toepassing van artikel 44, lid 2, van Verordening (EG) nr. 73/2009, behoudt de landbouwer die zijn speciale toeslagrechten wil activeren, in het kalenderjaar waarin hij de aanvraag indient, minstens 50 % van zijn landbouwactiviteit uit de referentieperiode 2000-2002, uitgedrukt in grootvee-eenheden.
Art. 4.Met behoud van de toepassing van de sancties, vermeld in het besluit van de Vlaamse Regering van 9 februari 2007 houdende bepalingen tot inrichting van een gemeenschappelijke identificatie van landbouwers, exploitaties en landbouwgrond in het kader van het meststoffenbeleid en het landbouwbeleid, worden de overtredingen van de bepalingen van dit besluit opgespoord, vastgesteld en bestraft overeenkomstig de bepalingen van de wet van 28 maart 1975 betreffende de handel in landbouw-, tuinbouw- en zeevisserijproducten en van het koninklijk besluit van 15 mei 2001 betreffende de administratieve geldboeten, vermeld in artikel 8 van de wet van 28 maart 1975 betreffende de handel in landbouw-, tuinbouw- en zeevisserijproducten.
Art. 5.Het ministerieel besluit van 25 november 2005 betreffende de vaststelling van de modaliteiten van het besluit van de Vlaamse Regering tot instelling van de bedrijfstoeslagregeling en tot de vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers en tot toepassing van de randvoorwaarden, gewijzigd bij het ministerieel besluit van 19 mei 2006, 19 juni 2006, 2 april 2007, en 4 april 2008 wordt opgeheven.
Art. 6.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2009.
Brussel, 13 augustus 2009.
De Vlaamse minister van Economie, Buitenlands Beleid, Landbouw en Plattelandsbeleid, K. PEETERS