gepubliceerd op 20 november 2020
Ministerieel besluit betreffende de verplichte en aanbevolen uitrusting in het kader van pleziervaart
12 NOVEMBER 2020. - Ministerieel besluit betreffende de verplichte en aanbevolen uitrusting in het kader van pleziervaart
DE MINISTER VAN MOBILITEIT EN DE MINISTER VOOR NOORDZEE, Gelet op de
wet van 5 juli 2018Relevante gevonden documenten
type
wet
prom.
05/07/2018
pub.
17/07/2018
numac
2018031463
bron
federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer
Wet betreffende de pleziervaart
sluiten betreffende de pleziervaart, artikel 10;
Gelet op het koninklijk besluit van 28 juni 2019Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 28/06/2019 pub. 04/07/2019 numac 2019041207 bron federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer Koninklijk besluit betreffende de pleziervaart sluiten betreffende de pleziervaart, de artikelen 3.76 en 7.4, § 2;
Gelet op de betrokkenheid van de gewestregeringen;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 14 juli 2020;
Gelet op de adviezen van het Federaal Overlegplatform voor de Pleziervaart dd 15 juli 2019 en 28 februari 2020;
Gelet op het advies 68.087/4 van de Raad van State gegeven op 21 oktober 2020 met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, Besluiten :
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° pleziervaartuig voor het beoefenen van kleinzeilerij : een pleziervaartuig zonder motor, zonder kajuit, met zeil, met een romplengte van 6,5 meter of minder;2° sportkieljacht : een pleziervaartuig met zeil, met een romplengte van minder dan 9 meter, zonder kajuit, geen sanitair of kookgelegenheid of elektriciteit aan boord, eventueel met lichte afneembare buitenboordmotor en laagste vrijboord kleiner dan 50 centimeter;3° klein reddingsvaartuig : een gemotoriseerd pleziervaartuig zonder kajuit dat wordt gebruikt om activiteiten tot een afstand van 2 zeemijl uit de kust vanaf de laagwaterlijn met als doel het verlenen van bijstand aan pleziervaartuigen of personen die pleziervaart beoefenen en in nood verkeren;uit te voeren en dat een romplengte van 6,5 meter of minder heeft.
Art. 2.§ 1. Pleziervaartuigen met een romplengte tot en met 24 meter moeten worden uitgerust overeenkomstig bijlage 1 bij dit besluit.
In afwijking van het eerste lid, moet een waterscooter worden uitgerust overeenkomstig bijlage 2 bij dit besluit.
In afwijking van het eerste lid, moet een pleziervaartuig dat wordt gebruikt voor het beoefenen van kleinzeilerij, worden uitgerust overeenkomstig bijlage 3 bij dit besluit.
In afwijking van het eerste lid, moet een sportkieljacht worden uitgerust overeenkomstig bijlage 4 bij dit besluit.
In afwijking van het eerste lid, moet een klein reddingsvaartuig worden uitgerust overeenkomstig bijlage 5 bij dit besluit. § 2. Een beoefenaar van brandingsporten moet afdoende en passende veiligheidsuitrusting bij zich hebben overeenkomstig bijlage 6 bij dit besluit.
Art. 3.De uitrusting zoals omschreven in artikel 2 moet voldoen aan de normen, specificaties en maximum keuringsintervallen overeenkomstig bijlage 7 bij dit besluit.
Art. 4.Dit besluit treedt in werking op 1 december 2020.
Gegeven te Brussel, 12 november 2020.
G. GILKINET V. VAN QUICKENBORNE
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld