gepubliceerd op 20 februari 2003
Ministerieel besluit tot vaststelling van de bijzondere criteria voor de erkenning van geneesheren-specialisten, stagemeesters en stagediensten voor de specialiteit heelkunde
12 DECEMBER 2002. - Ministerieel besluit tot vaststelling van de bijzondere criteria voor de erkenning van geneesheren-specialisten, stagemeesters en stagediensten voor de specialiteit heelkunde
De Minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu, Gelet op het koninklijk besluit nr. 78 van 10 november 1967 betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen, inzonderheid op artikel 35sexies ;
Gelet op het koninklijk besluit van 21 april 1983 tot vaststelling van de nadere regelen voor de erkenning van geneesheren-specialisten en van huisartsen, inzonderheid op artikel 3;
Gelet op het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de lijst van bijzondere beroepstitels voorbehouden aan de beoefenaars van de geneeskunde, met inbegrip van de tandheelkunde, inzonderheid op artikel 1, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 22 juni 1993 en 8 november 1995;
Gelet op het advies van de Hoge Raad van geneesheren-specialisten en van huisartsen, gegeven op 24 februari 1995;
Gelet op het advies 25.183/8 van de Raad van State, gegeven op 5 november 1996, Besluit :
Artikel 1.In dit besluit worden de bijzondere criteria vastgelegd voor de erkenning van geneesheren-specialisten, stagemeesters en stagediensten voor de specialiteit heelkunde. HOOFDSTUK I Criteria voor de opleiding, de erkenning en het behoud van de erkenning van de geneesheren-specialisten in de heelkunde
Art. 2.De kandidaat-specialist die wenst erkend te worden om de bijzondere beroepstitel van geneesheer-specialist in de heelkunde te mogen voeren, moet aan de volgende criteria voor de opleiding, de erkenning en het behoud van de erkenning van de geneesheren-specialisten in de heelkunde beantwoorden : 1° aan de algemene criteria voor de opleiding en de erkenning van de geneesheren-specialisten beantwoorden;2° de duur van de opleiding omvat minstens zes jaar;3° de stages gedurende de jaren van de basisopleiding moeten de kandidaat-specialist vertrouwd maken met de belangrijkste gebieden van de heelkunde, zoals : de heelkunde op het abdomen en de weke weefsels, de traumatologie, de urologie, de orthopedie, de thoraxchirurgie, eventueel buiten het hart, de dringende neurochirurgie, de kinderchirurgie, de vasculaire, plastische, gynaecologische en oncologische chirurgie;4° de toekomstige chirurg moet door zijn basisopleiding een globale kennis verwerven in de klinische en technische aspecten zowel op het vlak van de diagnose als van de therapie, van de heelkundige aandoeningen, met inbegrip van de intensieve zorg, de oncologie, de spoedgevallengeneeskunde, de werking en organisatie van deze diensten, alsmede de toepassingen van de endoscopie.In de mate waarin bepaalde gebieden van de heelkunde onvoldoende zouden worden beoefend in de voor heelkunde erkende stagedienst, zal de kandidaat-specialist, met instemming van zijn stagemeester en van de bevoegde kamer van de erkenningscommissie, zijn vorming in die gebieden aanvullen met stages van drie tot zes maanden, bij voorkeur tijdens de laatste drie jaar van de basisopleiding, in daartoe door de Hoge Raad voor geneesheren-specialisten en huisartsen erkende rotatiediensten, zonder dat de totale duur van deze stages één jaar mag overtreffen; 5° tijdens zijn basisopleiding moet de kandidaat-specialist een degelijke kennis, zowel theoretische als klinische, verwerven in de ontleedkunde toegepast op de heelkunde, in de fysiologie, biochemie, bacteriologie, pathologische anatomie en immunologie in hun verband met de chirurgie, alsmede een grondige kennis in de heelkundige pathologie, vooral der gezwellen, de therapie en de heelkundige therapie m.b.t. shock en reanimatie. Bovendien moet hij de locoregionale verdoving aanleren en een voldoende inzicht verwerven in de narcose, alsmede in de methodes aangewend in de diagnosestelling van de heelkundige aandoeningen en in de middelen ter bescherming tegen ioniserende stralingen; 6° de hogere opleiding van de kandidaat-specialist zal vooral bestaan in de persoonlijke beoefening van gediversifieerde heelkundige handelingen;7° tijdens zijn hogere opleiding zal de kandidaat-specialist geleidelijk aan een grotere persoonlijke verantwoordelijkheid op zich nemen door een klinische en operatieve activiteit die nog onder toezicht staat doch reeds half-zelfstandig is;8° op het einde van zijn opleiding zal de kandidaat een persoonlijke operatieve ervaring hebben verworven van ten minste 750 ingrepen, voldoende gespreid over de verschillende gebieden van de chirurgie en met verschillende moeilijkheidsgraden;9° de kandidaat-specialist zal, voor elk stagejaar, een stageboekje bijhouden waarin hij enerzijds de heelkundige ingrepen die hij zelf volledig heeft uitgevoerd en anderzijds de heelkundige ingrepen waaraan hij heeft deelgenomen, op onderscheiden wijze noteert.Hij zal er eveneens de seminaries, de cursussen of ieder ander middel in noteren, die hem in staat hebben gesteld de kennis bedoeld in 3° en 4°, te verwerven; 10° de kandidaat-specialist moet ten minste eenmaal in de loop van zijn opleiding een mededeling doen in een wetenschappelijke vergadering of een artikel publiceren als eerste auteur over een klinisch of wetenschappelijk heelkundig onderwerp. HOOFDSTUK II. - Criteria voor erkenning van stagemeesters
Art. 3.§ 1. De stagemeester moet aan de algemene criteria voor erkenning van de stagemeesters beantwoorden. § 2. De stagemeester moet uitsluitend in één dienst voor heelkunde en met een volle dagtaak (ten minste acht tienden van de normale beroepsactiviteit) werkzaam zijn en er het grootste deel van zijn activiteit besteden aan klinisch werk in zijn specialiteit.
Onder dienst voor heelkunde wordt verstaan een dienst voor heelkunde van één zienkenhuis of van verscheidene gefusioneerde of gegroepeerde ziekenhuizen, zoals bepaald in het koninklijk besluit van 30 januari 1989 betreffende de groeperingen en van 31 mei 1989 i.v.m. de fusies. § 3. Per verpleegeenheid van 25 à 30 bedden moet de stagemeester instaan voor de opleiding van kandidaat-specialisten a rato van ten minste één en ten hoogste twee, indien dit laatste getal verantwoord is door de werkzaamheden van de polikliniek en van de functie « gespecialiseerde spoedgevallenzorg ».
Onverminderd het hierboven vereiste aantal bedden moet het aantal kandidaten dat simultaan opgeleid kan worden door een stagemeester, in verhouding staan tot de activiteit van de stagedienst. Deze activiteit moet het mogelijk maken dat elke kandidaat-specialist kan beantwoorden aan het criterium bedoeld in punt 8° en dat de stagemeester en al zijn medewerkers hun eigen operatieve ervaring kunnen onderhouden. § 4. De stagemeester, zelf erkend als geneesheer-specialist in de heelkunde, moet over erkende specialisten als voltijdse (ten minste acht tienden van de normale beroepsactiviteit) medewerkers beschikken, naar rato van ten minste één per vijftig bedden. Een groter aantal voltijdse of halftijdse medewerkers dient verantwoord te zijn door het belang van de medische activiteit in de voor heelkunde erkende stagedienst, in de polikliniek en de functie « gespecialiseerde spoedgevallenzorg », of door de verscheidenheid van de pathologie, zonder niettemin de persoonlijke deelname van de kandidaat-specialisten aan de medische activiteit van de dienst in het gedrang te brengen.
Onverminderd het in artikel 3, § 3 vereiste aantal bedden moet het aantal medewerkers in verhouding staan tot de activiteit van de stagedienst. Deze activiteit moet het mogelijk maken dat elke kandidaat-specialist kan beantwoorden aan het criterium bedoeld in artikel 2, 8°, en dat de stagemeester en al zijn medewerkers hun eigen operatieve ervaring kunnen onderhouden.
De medewerkers die aan het opgelegd minimumaantal beantwoorden moeten blijk geven van een volgehouden wetenschapelijke belangstelling en sedert ten minste vijf jaar erkend zijn als specialist in de neurochirurgie, de plastische, reconstructieve en esthetische heelkunde, de urologie en de orhopedische heelkunde. Ten minste één onder hen moet als specialist in de heelkunde erkend zijn. § 5. In elke geval moet de opleiding van de kandidaat-specialist voltijds verzekerd worden. § 6. De stagemeester mag de kandidaat-specialisten die hij opleidt toelaten deel te nemen aan de andere gebieden van de heelkunde in dezelfde inrichting. § 7. De stagemeester moet in dezelfde inrichting beschikken over een polikliniek en een functie « gespecialiseerde spoedgevallenzorg » waaraan de kandidaat-specialisten moeten deelnemen. HOOFDSTUK III. - Criteria voor erkenning van stagediensten
Art. 4.§ 1. De dienst moet aan de algemene criteria voor erkenning van de stagediensten beantwoorden. De stagedienst mag gespreid zijn over verscheidene ziekenhuizen van een groepering of over verscheidene vestigingsplaatsen van een fusieziekenhuis indien de stagemeester in elke vestigingsplaats of ziekenhuis een reële medische activiteit uitoefent en indien hij in elke vestigingsplaats of ziekenhuis beschikt over ten minste één voltijdse medewerker die aan de vastgelegde criteria beantwoordt. § 2. Om gerechtigd te zijn tot het geven van een volledige opleiding moet de stagedienst een belangrijke bedrijvigheid hebben in diverse gebieden van de heelkunde met een voldoende gevarieerde pathologie, zowel bij volwassenen als bij de kinderen, van beide geslachten. De kandidaat-specialisten zullen opgeleid moeten worden in de diverse gespecialiseerde heelkundige afdelingen, georganiseerd in de stagedienst. Wanneer een gebied van de heelkunde dat voor een opleiding belangrijk is, onvoldoende beoefend wordt in de dienst, moet de kandidaat-specialist er zich mee kunnen vertrouwd maken in een rotatiedienst. § 3. De stagedienst, gerechtigd tot het geven van een volledige opleiding : 1° moet beschikken over minstens honderd bedden (inclusief kinderbedden en waarvan ten minste twintig bedden voor fracturen), met een minimumaantal van tweeduizend ingrepen per jaar, alsmede over een polikliniek met een minimumaantal van tweeduizend nieuwe consultanten per jaar.De inrichting waar deze stagedienst gevestigd is moet beschikken over een spoedgevallendienst verbonden aan het eenvormig oproepstelsel 100, alsmede over een functie voor intensieve zorg met aangepaste uitrusting en permanente medische aanwezigheid. 2° moet een aangepaste infrastructuur bezitten alsook een voldoende aantal bevoegde medewerkers om een wetenschappelijk gefundeerde geneeskunde te waarborgen.De mogelijkheid moet bestaan om onmiddellijke biopsieën en preoperatief radiologisch onderzoek te verrichten. 3° In hetzelfde zienkenhuis moet de dienst voor inwendige geneeskunde, evenals de dienst voor anesthesiologie, erkend worden als stagediensten voor een volledige opleiding.4° Een stagedienst met beperkte opleidingsmogelijkheden mag een gedeelte van de opleidingsduur verzekeren.De toegestane duur wordt bepaald in het erkenningsbesluit van de dienst volgens het belang van zijn activiteit. Deze dienst moet beschikken over ten minste vijftig bedden met een minimumaantal van duizend ingrepen per jaar, alsmede over een polikliniek met minstens duizend nieuwe consultanten per jaar. Het hoofd van de dienst voor anesthesiologie moet een erkende anesthesist zijn. De inrichting waar deze stagedienst gevestigd is, moet beschikken over een functie « gespecialiseerde spoedgevallenzorg », alsmede over een dienst voor intensieve zorg. 5° De voor heelkunde erkende stagedienst moet de registratie van de patiënten en hun medische dossiers bijhouden alsook een tweede classificatie volgens diagnose.Voor elke ingreep moet een operatieverslag opgesteld worden met de gedetailleerde beschrijving van de operatiestukken. HOOFDSTUK IV
Art. 5.Voor de kandidaat wiens opleiding in de heelkunde begonnen is vóór de inwerkingtreding van dit besluit, blijft het koninklijk besluit van 18 juli 1979 van toepassing zoals het van kracht was vóór de inwerkingtreding van dit besluit.
De stagemeesters en de stagediensten die vóór de inwerkingtreding van dit besluit waren erkend als stagemeester of stagedienst voor het geven van een opleiding tot geneesheer-specialist in de heelkunde blijven, tot het verstrijken van hun erkenning, onderworpen aan het voornoemde ministerieel besluit van 18 juli 1979 zoals het van kracht was vóór de inwerkingtreding van dit besluit.
Art. 6.Hoofdstuk 1 van de bijlage bij het ministerieel besluit van 18 juli 1979 tot vaststelling van de bijzondere criteria voor de erkenning van geneesheren-specialisten, stagemeesters en stagediensten voor de specialiteiten van heelkunde, neurochirurgie, plastische heelkunde, urologie en orthopedie, wordt opgeheven.
Brussel, 12 december 2002.
De Minister van Volksgezondheid, J. TAVERNIER